Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende het monument voor de slachtoffers van het totalitarisme in Brussel

Indiener(s)
Céline Fremault
aan
Pascal Smet, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bevoegd voor Stedenbouw en Erfgoed, Europese en Internationale Betrekkingen, Buitenlandse Handel en Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp (Vragen nr 801)

 
Datum ontvangst: 20/01/2023 Datum publicatie: 20/03/2023
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 22/23 Datum antwoord: 01/03/2023
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
25/01/2023 Ontvankelijk
 
Vraag    Ik herinner eraan dat verschillende leden van het Europees Parlement een gedenkteken voor de slachtoffers van het totalitarisme willen oprichten op het Jean Reyplein in Etterbeek.

De erkenning van genociden, en meer in het algemeen, de noodzaak om onze collectieve herinnering levend te houden, lijkt me belangrijk, vooral gezien het verdwijnen van de directe getuigen van deze dramatische gebeurtenissen.

De oprichting van een monument is een zeer interessante weg die wij als overheid moeten steunen.

Ik zou u de volgende vragen willen stellen:

  • Bent u op de hoogte van deze specifieke aanpak?

  • Zijn er al contacten gelegd tussen de projectleiders, de gemeente Etterbeek en het gewest?

  • Steunt de regering deze aanpak?

Zo niet, wat zijn dan de struikelblokken? Welke follow-up krijgt het project op gewestelijk niveau?

 
 
Antwoord    Zowel het Commissariaat voor Europa en Internationale Organisaties (CEIO) als ikzelf zijn op de hoogte van dit project sinds het in 2017 van start ging.

Ik zal voor u de voorgeschiedenis schetsen:

De vereniging "Platform of European Memory and Conscience" heeft op 26 april 2017 een wedstrijd uitgeschreven voor een gedenkteken gewijd aan de slachtoffers van totalitaire regimes. De organisatie is gevestigd in Praag (met een verbindingskantoor in Brussel) en wilde het gedenkteken op het Jean Reyplein op het grondgebied van de Stad Brussel bouwen.

Het Commissariaat voor Europa en Internationale Organisaties werd onmiddellijk op de hoogte gebracht van het project en heeft op 29 juni 2017 een vergadering gepland om alle administraties bijeen te brengen die betrokken zijn bij de mogelijkheid van een gedenkteken project op het Jean Reyplein, namelijk:
- het kabinet van de schepen voor Stedenbouw van de Stad Brussel;
- het kabinet van de minister-president van het Brussels Gewest;
- mijn kabinet als toenmalig minister van Mobiliteit en Openbare Werken van het Brussels Gewest;
- de gewestelijke administratie van mobiliteit en openbare werken;
- de gewestelijke administratie voor stedenbouw.


Uit deze eerste vergadering bleek dat de vereniging de plaats voor haar wedstrijd had gekozen zonder voorafgaand overleg met het Gewest.

Zoals u zult begrijpen, moet elk verzoek om een openbare ruimte in gebruik te nemen worden voorgelegd aan de eigenaar van die ruimte, en in het geval van het Jean Reyplein is dat de gewestelijke administratie voor mobiliteit.
In dit verband hebben we vanuit het gewest van bij het begin onze twijfels geuit wat de gekozene locatie betreft.

Ik zal de belangrijkste knelpunten, die helaas nog steeds gelden, samenvatten:
·
De locatie: gewestelijke en lokale ambtenaren waren en zijn van mening dat de locatie geen bijzonder goede keuze was. Er werden ongunstige aanwijzingen gegeven in verband met het gebruik en de configuratie van het terrein (technische beperkingen die eigen zijn aan het Jean Reyplein: toegestane gewichten, beperkingen ivm de ondergrond, aanwezigheid van glasvezelkabel en elektriciteitskabel in het midden van het plein zodat de radio- en televisiewagens er tijdens de EU-topconferenties op kunnen aansluiten, te beperkte vrije ruimte, enz.) Voorts mag het project voor het Gewest het huidige en geplande gebruik van het plein (donderdagmarkt, EU-top, foodtruck, enz.) niet verstoren.

·
Voorwaarden van de wedstrijd:
- Het Gewest was het er niet mee eens dat de wedstrijd zou worden uitgeschreven zonder definitieve beslissing over de locatie.
- Het Gewest wilde inspraak hebben in het bestek van de wedstrijd voordat deze werd gepubliceerd en wilde dat elke samenwerking tussen de Stad Brussel en het Gewest zou vastgelegd worden voor de ondersteuning van het project.
- Het Gewest wilde ook een beheersovereenkomst laten opstellen (onderhoud van de werken, enz.).


Kortom, in 2017 hebben de gewestelijke autoriteiten de verantwoordelijken van de vereniging op de hoogte gebracht van de elementen waarmee rekening moet worden gehouden voor de eventuele uitvoering van het project.

Er werd zelfs voorgesteld om de houders een ondersteuning op maat te bieden. Met name om een andere locatie te vinden dan het Jean Reyplein en om de fasen van het project (wedstrijd, enz.) beter te begeleiden.

De vereniging heeft geen gevolg gegeven aan deze elementen en voorstellen. Desondanks hebben de initiatiefnemers opnieuw het Gewest aangesproken in 2020 om steun te vragen voor dit project op het Jean Reyplein. Het antwoord hierop kon dus niet anders zijn dan dat de eerder geformuleerde opmerkingen nog steeds golden en dat er nog steeds een aanbod is om dit project mee te begeleiden.


In januari 2022 nam de vereniging opnieuw contact op met de gewestelijke autoriteiten. Er werd een vergadering gepland met het kabinet van de minister van Mobiliteit. Het kabinet herhaalde de eerder gemaakte opmerkingen over de locatiekeuze en vroeg het Commissariaat voor Europa om de projectleiders te begeleiden.
Het CEIO bracht dus de projectleider en de verschillende bevoegde administraties (stedenbouw, mobiliteit, stad Brussel, enz.) samen.
De vergadering vond plaats in het Europees Parlement en opnieuw werden de verschillende noodzakelijke stappen overlopen om dit project alsnog te doen slagen.
Sinds dan is er nog geen verdere officiële vraag gesteld door de organisatie.

Het respect voor en de nagedachtenis van de slachtoffers van totalitaire regimes blijft uitermate relevant. Net daarom bood en biedt het Gewest haar steun aan om dit project te doen slagen op een manier en op een plek die een duurzame verankering in ons stadsweefsel toelaten.