Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de uitvoering van artikel 83 van de nieuwe gemeentewet dat voorziet in de schorsing en de afzetting van schepenen

Indiener(s)
Francis Dagrin
aan
Bernard Clerfayt, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Werk en Beroepsopleiding, Digitalisering, Plaatselijke Besturen en Dierenwelzijn (Vragen nr 1147)

 
Datum ontvangst: 17/03/2023 Datum publicatie: 21/04/2023
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 22/23 Datum antwoord: 20/04/2023
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
24/03/2023 Ontvankelijk
 
Vraag    In artikel 83 van de nieuwe gemeentewet staat dat de regering de schepenen kan schorsen of afzetten wegens kennelijk wangedrag of grove nalatigheid.

Kunt u mij het volgende meedelen:

  • de lijst met gevallen waarin een dergelijke procedure eerder is toegepast sinds 2018;

  • of er een juridische analyse bestaat van deze bepaling waarin wordt gespecificeerd in welke gevallen zij kan worden toegepast;

  • welke procedure precies moet worden gevolgd om dit artikel toe te passen. Moet de regering de zaak zelf in behandeling nemen, of kan deze door de gemeente van de mogelijk betrokken schepen of door een andere persoon aan haar worden voorgelegd?

  • of de gemeente Schaarbeek in 2022 of 2023 contact met u heeft opgenomen in verband met de toepassing van dit artikel 83 van de nieuwe gemeentewet?

 
 
 
Antwoord    De gemeente Schaarbeek heeft noch in 2022 noch in 2023 enig contact met de Regering gehad over de toepassing van artikel 83 van de Nieuwe Gemeentewet.

Sinds 2018 hebben er zich geen gevallen betreffende de toepassing van dit artikel voorgedaan.

Tot op heden, sinds het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ter zake bevoegd is, hebben drie gemeentebesturen dossiers bij de toezichthoudende overheid ingediend met het verzoek een tuchtprocedure op te starten. Het onderzoek van de eerste twee dossiers heeft geen feiten aan het licht gebracht die een sanctie kunnen rechtvaardigen. In het derde geval, waarbij het gemeentebestuur gevraagd heeft een schepen af te zetten, heeft de Regering een schorsing van drie maanden opgelegd, rekening houdend met de definitieve uitspraak in de gerechtelijke procedure tegen de betrokkene.

De wet bepaalt niet welke feiten als kennelijk wangedrag of de grove nalatigheid moeten worden gekwalificeerd. De parlementaire stukken betreffende de redactie van het oude artikel 56 van de Gemeentewet geven geen criteria voor de beoordeling van kennelijk wangedrag noch grove nalatigheid. Hoewel deze begrippen bij de totstandkoming van dit artikel niet in de parlementaire stukken zijn uitgewerkt, blijkt uit de geest van de wet toch duidelijk dat de wetgever deze begrippen heeft willen beperken tot welbepaalde zwaarwichtige feiten.

Het begrip kennelijk wangedrag verwijst naar feiten binnen het privéleven. Om tot een disciplinair onderzoek en eventueel tot een sanctie te leiden, moet het kennelijk wangedrag echter een duidelijk openbaar karakter hebben zijn, gekend zijn door een groot aantal personen en moet het onverenigbaar zijn met de waardigheid van het schepenmandaat.

Grove nalatigheid daarentegen slaat op de feiten die verband houden met de ambtsuitoefening.

In dit kader heeft de tuchtoverheid een discretionaire beoordelingsbevoegdheid van de feiten. M.a.w., het is aan de tuchtoverheid om de feiten te appreciëren die naar haar oordeel het opleggen van een tuchtstraf rechtvaardigen, die in verhouding staan tot de ten laste gelegde feiten.

Zowel feiten begaan tijdens de uitoefening van het ambt, als daarbuiten, kunnen aanleiding geven tot een tuchtstraf. Het spreekt voor zich dat de feiten begaan in de uitoefening van het ambt de overheid eerder zullen nopen tot het instellen van een tuchtprocedure.


Er kunnen dus geen éénduidige criteria worden vooropgesteld; iedere zaak moet grondig worden onderzocht aan de hand van de feiten van het dossier. Indien beslist wordt om een tuchtonderzoek te openen moeten de volgende stappen worden ondernomen:
- de betrokkene moet kennis krijgen van de hem ten laste gelegde feiten;
- de betrokkene moet voldoende tijd krijgen om het dossier in te zien en zijn verdediging voor te bereiden;
- de betrokkene moet door de Regering of haar gevolmachtigde gehoord worden, eventueel bijgestaan door een raadsman van zijn keuze.

De Regering kan een zaak op eigen initiatief behandelen op optreden op basis van een klacht van de gemeente van de schepen of van elke andere persoon.


De beslissing tot het opstarten van een tuchtdossier moet binnen een redelijke termijn gebeuren; dit vanaf het moment van de kennisname van de vermeende ten laste gelegde feiten.

In geval van strafrechtelijke vervolgingen voor dezelfde feiten, zal de overheid echter wachten tot een definitieve uitspraak is gedaan of tot de strafrechtelijke procedure niet meer wordt voortgezet.