Schriftelijke vraag betreffende de gevolgen van de beslissingen van de Brusselse regering voor de toekomst van Brussels Expo.
- Indiener(s)
- David Weytsman
- aan
- Rudi Vervoort, Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke regering, belast met Territoriale Ontwikkeling en Stadsvernieuwing, Toerisme, de Promotie van het Imago van Brussel en Biculturele Zaken van gewestelijk Belang (Vragen nr 1030)
| Datum ontvangst: 06/02/2023 | Datum publicatie: 23/05/2023 | ||
| Zittingsperiode: 19/24 | Zitting: 22/23 | Datum antwoord: 02/05/2023 | |
| Datum | behandeling van het stuk | Indiener(s) | Referentie | Blz. |
| 24/03/2023 | Ontvankelijk | p.m. |
| Vraag | Brussels Expo zit sinds de covidcrisis met de handen in het haar. De Raad van Bestuur en haar voorzitter betreuren duidelijk het gebrek aan steun van het Brussels Gewest.
In een recent artikel uit La Libre stond te lezen dat er vorige week drie topmanagers dreigden met ontslag in de raad van bestuur van de in Heizel gevestigde beurs- en evenementenorganisator met ontslag. Onder hen niet minder dan de CEO van de entiteit en de COO (operationeel directeur). De 3 medeondertekenaars van de brief leggen uit dat ze "vier voorwaarden stellen voor een herziening van hun positie: "De vaste en definitieve beslissing om een toekomst voor Brussels Expo te verzekeren, de stabiliteit van het personeel te garanderen, de werkgelegenheid te behouden" en om "betere samenwerkingspraktijken tussen de Stad Brussel en het Brussels Gewest" in te voeren". "Het is dit laatste punt dat het ultimatum van de directie van Brussels Expo zou hebben bespoedigd. Onlangs kondigde het Brussels Gewest - via zijn minister-president Rudi Vervoort (PS) - aan dat het de 8 miljoen euro aan cvba Neo in 2022 niet zou betalen, in afwachting van garanties voor de ontwikkeling van Neo 3, namelijk de renovatie van de Heizelpaleizen en de bouw van een congrescentrum. Het Brussels Gewest zou onder meer hebben aangekondigd dat het zijn samenwerking met de stad Brussel voor de ontwikkeling van Neo 3 zou voortzetten op voorwaarde dat onder meer het topmanagement volledig wordt vernieuwd. Mijnheer de minister-president,
|
| Antwoord | Ik heb de eer u het volgende antwoord mee te delen: Ik heb dit al eerder gezegd, ik zie het niet als mijn opdracht om commentaar te leveren op de inhoud van artikels in de pers. Ik ga mij dus toespitsen op uw drie vragen. Eerst en vooral wil ik er toch op wijzen dat er iets schort aan de chronologie van uw vragen. Misschien is dit sommige mensen ontgaan, maar Brussels Expo is een VZW van de stad Brussel die als concessiehouder een infrastructuur uitbaat die eigendom is van de Stad. Daaraan wilde ik even herinneren. Vermeldenswaard over deze infrastructuur is dat zij ingevolge een historische vraag van de Stad is uitgesloten van de interventieperimeter van NEO cvba waarvan de Stad en het Gewest gelijkwaardige aandeelhouders zijn. Maar de situatie is geëvolueerd en Brussels Expo - niettegenstaande de ernstige financiële problemen waarmee de vzw kampt - klaagt vandaag dat de infrastructuur die zij uitbaat volledig verouderd is (vervallen zelfs) en dat deze dus niet langer is aangepast aan de hedendaagse marktvoorwaarden. Als infrastructuur niet langer efficiënt kan worden uitgebaat, is de redding van een VZW van de stad Brussel die specifiek met de exploitatie van die infrastructuur belast is vanuit gewestelijk oogpunt dan ook een kwestie die volgens ons aan de orde moet worden gesteld, zo niet na een akkoord over de renovatie van de uit te baten infrastructuur, dan toch minstens parallel aan een ernstige discussie hierover. Daarom ben ik van mening dat uw tweede vraag over de renovatie van deze infrastructuur wellicht beter eerst gesteld had kunnen worden. Maar om het tweede deel van uw vraag niet uit de weg te gaan, wijs ik er nog eens op dat de oprichting van NEO cvba juist bedoeld was om de noodzakelijke evolutie van de MICE-infrastructuur op de Heizel-site mogelijk te maken en bijgevolg de transformatie van Brussels Expo te ondersteunen, zodat het kan uitgroeien tot een operator die voldoet aan de verwachtingen van de internationale beurs- en congresorganisatoren die hun evenement in de hoofdstad van Europa willen organiseren. Maar het is nooit de bedoeling van het Gewest geweest om te interfereren in de interne aangelegenheden van Brussels Expo. Daarom heeft het Gewest zich ook nooit uitgesproken over de kwaliteit van het topmanagement van Brussels Expo, waarvan de benoeming altijd het exclusieve voorrecht van de Stad Brussel is geweest. Ik respecteer de voorrechten van de Stad en het is dan ook niet aan mij om haar politieke verantwoordelijken te vertellen wat de Stad al dan niet moet doen. Zoals gezegd, waren de tentoonstellingspaleizen op de Heizel en de uitbating hiervan altijd een voorrecht van de Stad en is de samenwerking van de Stad en het Gewest in de MICE-sector beperkt gebleven tot de nieuwe congresinfrastructuur waaraan de Heizelvlakte absoluut behoefte heeft. Het verzoek van de Stad aan het Gewest om een aandeel op te nemen in de renovatie van de MICE-infrastructuur die wordt uitgebaat door Brussels Expo op de Heizelvlakte is dus zeer recent. En hoewel het Gewest zeker niet gekant is tegen een eventuele uitbreiding van deze partnerwerking met de Stad voor de renovatie van de Paleizen of een deel ervan, moeten vooraf uiteraard een aantal elementen worden overeengekomen, zoals: · Het opzet en de programmatische hoofdlijnen van een gezamenlijk project · De aard van de zakelijke rechten op de betrokken gronden · De vraagstukken van behoorlijk bestuur in een kader dat een billijk evenwicht biedt tussen de belangen van de stad en die van het Gewest Vanuit dat oogpunt lijkt het ons dat de beleidsakkoorden die bij de oprichting van NEO cvba zijn gesloten zowel getuigen van de verwachtingen van het Gewest inzake evenwicht en bestuur als van het belang dat de Stad bij dergelijke akkoorden kan hebben. Zo zou de uitbreiding van de samenwerkingsperimeter tussen de stad en het Gewest ertoe kunnen leiden dat Brussels Expo wordt bevrijd van de zware financiële last van het onderhoud van de infrastructuur die het vandaag uitbaat. En ik verwijs naar de veiligheidsproblemen die u noemt in de Paleizen, waarvan ik - net zoals u misschien? - pas zeer recent iets van heb mogen vernemen in de pers. Op 13 september vorig jaar heb ik de Stad aangeschreven om te bevestigen dat mijn Regering overtuigd is van de noodzaak om de MICE-sector in Brussel te ontwikkelen en om haar te laten weten dat wij bereid zijn met haar over samenwerking op dit vlak te praten. Daarbij heb ik een aantal bakens uitgezet voor aspecten waaraan het Gewest belang hecht (zie hierboven). De Stad heeft eind vorig jaar geantwoord dat zij onze brief goed heeft ontvangen en stelde voor een vergadering met alle belanghebbenden te organiseren. Aangezien de analyse van de huidige toestand en de overeen te komen akkoorden een groot aantal aspecten behelzen (juridisch, technisch, projectbeheer, financieel enz.) die onderling met elkaar verbonden en onlosmakelijk verbonden zijn, worden de besprekingen hierover onvermijdelijk complex. Bij het Gewest zijn wij dan ook van mening aan deze besprekingen de oprichting van een technische stuurgroep moet voorafgaan die voorstellen moet doen op basis van analyses waarin de hogervermelde elementen aan bod komen. Deze technische stuurgroep moet zich ook toeleggen op het beantwoorden van alle technische vragen die komen kijken bij de politieke besluitvorming. Daarom willen wij het graag met de Stad eens worden over: · De samenstelling van deze technische stuurgroep voor een gezamenlijk project van de Stad en het Gewest · De opdrachtbrief van de technische stuurgroep · Het orgaan dat zal toezien op de vordering van de werkzaamheden in de technische stuurgroep Wat ten slotte het tweede deel van uw vraag betreft, geeft het Gewest de voorkeur aan oplossingen die kunnen evolueren zodat, indien nodig - of zelfs nuttig voor het project - ondernemingen uit de privésector achteraf kunnen toetreden tot de constructie die de overheden in onderling overleg hebben uitgewerkt. Daarbij moet er uiteraard een duidelijk onderscheid bewaard blijven tussen de rol van de overheid (die instaat voor het beheer van het vastgoedbestand op lange termijn in dienst van het openbaar nut) en die van de eventuele privéspeler. |