Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende het verschil tussen de gegevens van het gewest en die van de Europese Commissie in het kader van de aan het gewest toegekende Europese middelen

Indiener(s)
Latifa Aït Baala
aan
Rudi Vervoort, Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke regering, belast met Territoriale Ontwikkeling en Stadsvernieuwing, Toerisme, de Promotie van het Imago van Brussel en Biculturele Zaken van gewestelijk Belang (Vragen nr 1036)

 
Datum ontvangst: 27/03/2023 Datum publicatie: 28/04/2023
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 22/23 Datum antwoord: 25/04/2023
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
30/03/2023 Ontvankelijk
 
Vraag    Staatssecretaris Pascal Smet deelde mij in december 2021 mee dat voor de programmering 2014-2020 van het Brussels Gewest het EFRO-budget 95.777.508 euro bedroeg en het ESF 105.883.738,98 euro.

Volgens de gegevens op de website van de Europese Commissie zijn de cijfers voor dezelfde programmering en fondsen als volgt: voor het EFRO een bedrag van 197.920.030 euro en voor het ESF 108.683.739 euro.

  • Hoe kan dit verschil tussen de cijfers van de Europese en de gewestelijke instanties worden verklaard?

  • Aan welke oplossingen werkt u, gezien deze verschillen, om de toegang tot consistente gegevens voor de Brusselaars te vergemakkelijken?

  • Waarom heeft de staatssecretaris het in het geval van het EFRO niet over de Europese subsidies die via het nationale niveau aan het Brussels Gewest worden overgemaakt?

 
 
Antwoord    Ik heb de eer u het volgende antwoord mee te delen:

U vraagt mij hoe het komt dat de Europese en de gewestelijke instellingen verschillende cijfers over de EFRO-middelen verstrekken.

Om te beginnen, wil ik erop wijzen dat de toekenning van middelen uit de Europese structuurfondsen doorgaans gepaard gaat met een nationale medefinanciering. Het bedrag dat staatssecretaris Pascal Smet over het EFRO-programma van het Brussels Gewest voor de periode 2014-2020 tijdens de desbetreffende commissievergadering in december 2021 aanhaalde, omvatte
enkel de Europese EFRO-subsidie van 95.777.508 euro. De verplichte medefinanciering van eveneens 95.777.508 euro was daarin dus niet verrekend.

Daarbovenop kende de Europese Commissie door de Covid-gezondheidscrisis via het instrument REACT-EU, dat onderdeel vormt van het Next Generation EU Plan, een bijkomend EFRO-budget van 6.363.012 euro toe. Voor dergelijke aanvullende bedragen is uitzonderlijk geen nationale medefinanciering vereist. Die bijkomende middelen worden voornamelijk bestemd voor het verlenen van steun in de vorm van bedrijfskapitaal of investeringssteun voor investeringen van kmo’s in sectoren met een groot banenscheppend potentieel, met op de eerste plaats het toerisme en de gezondheidszorg.

Dat brengt het totale bedrag van het EFRO-programma voor de periode 2014-2020 dus op 197.920.028 euro, waarvan 102.142.520 euro (95.777.508 + 6.363.012) Europees geld is dat afkomstig is van het EFRO en 95.777.508 euro afkomstig is van de medefinanciering door het Brussels Gewest zelf.
U vraagt mij ook welke oplossingen overwogen worden om de Brusselaars vlotter toegang te bieden tot coherente gegevens.

Het probleem is niet zozeer dat de bedragen incoherent zijn, maar wel dat het Europese subsidiemechanisme niet zo goed gekend is. Daarom heeft de EFRO-directie beslist om al de verschillende bedragen voortaan duidelijker te vermelden op haar website www.efro.brussels.
Ten slotte vraagt u mij waarom de staatssecretaris het niet gehad heeft over de Europese subsidies die de nationale overheid aan het Brussels Gewest doorstort.

De Europese Commissie stort de EFRO-middelen rechtstreeks aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

De directies “Externe Betrekkingen” en “EFRO” van Brussels International beheren en controleren echter ook de voor Brussel bestemde bedragen uit andere Europese fondsen, met name de Faciliteit voor Herstel en Veerkracht (RRF), die tevens deel uitmaakt van het Next Generation EU Plan, de Brexit Adjustment Reserve (BAR) en het Europese Solidariteitsfonds dat België naar aanleiding van de coronacrisis heeft geactiveerd.

Het gaat om de volgende bedragen:
· Uit de RRF was oorspronkelijk een bedrag van 395.450.000 euro aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest toegewezen. Momenteel wordt het Plan voor Herstel en Veerkracht echter aangepast om rekening te houden met de budgetverlaging die als gevolg van het economische herstel werd doorgevoerd, waardoor het toegewezen bedrag voor België en dus ook dat voor het Brussels Gewest met ongeveer 24% daalde, maar ook om er de aanvullingen op basis van REPowerEU in op te nemen. Het bedrag voor Brussel bedraagt daardoor nu 341.372.935 euro.
· Uit de BAR was oorspronkelijk een bedrag van 31.670.622,20 euro aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest toegewezen, maar dat zal worden teruggebracht tot 10.716.432,80 euro. Het verschil tussen beide bedragen is in het kader van REPowerEU overgeheveld naar de RRF.
· Uit het Solidariteitsfonds vloeit er 2.633.000 euro naar het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Het bedrag van 108.683.739 euro met betrekking tot het ESF is het geüpdatete totale budget (de medefinanciering door het Gewest inbegrepen). Ik geef u hierbij de gegevens die mij door mijn bevoegde collega, de heer Clerfayt, bezorgd zijn.

Het verschil met de in december 2021 meegedeelde cijfers is 2.800.000 euro. Dat bedrag stemt overeen met de tweede toewijzing uit het REACT EU-fonds, waaruit ook Actiris bijkomende middelen kreeg voor haar ESF-programma Werkgelegenheid voor de periode 2014-2020. Die tweede toewijzing was in de cijfers van december 2021 nog niet verrekend.

De toekenning van bijkomend budget uit het REACT EU-fonds aan het ESF-programma gebeurde in twee fases:
· Op 25 februari 2021 kende de regering bij de verdeling van de Brusselse toewijzing uit het REACT EU-fonds een bedrag van 2.979.319 euro toe aan het operationele ESF-programma 2014-2020.
· Op 23 december 2021 kende de Brusselse Hoofdstedelijke Regering een tweede schijf van 2.800.000 euro toe aan het operationele ESF-programma 2014-2020.

De regering besliste met die bijkomende bedragen de Ateliers Actief Zoeken naar Werk (AAZW) te versterken om verder in te spelen op de gevolgen van de coronacrisis en vooral de almaar groter wordende ongelijkheid op de Brusselse arbeidsmarkt aan te pakken.