Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de plaats van het CIVA in het Kanal-project.

Indiener(s)
Pierre-Yves Lux
aan
Rudi Vervoort, Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke regering, belast met Territoriale Ontwikkeling en Stadsvernieuwing, Toerisme, de Promotie van het Imago van Brussel en Biculturele Zaken van gewestelijk Belang (Vragen nr 1049)

 
Datum ontvangst: 01/03/2023 Datum publicatie: 23/05/2023
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 22/23 Datum antwoord: 05/05/2023
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
21/04/2023 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Het lijkt nu zeker dat het CIVA zal worden gehuisvest in de nieuwe ruimte die momenteel wordt gebouwd in de voormalige Citroën-garages. De zetel van het CIVA, maar ook de collecties, het wetenschappelijk programma en de boekhandel zullen er worden ondergebracht, naast Kanal. Deze verhuizing zou tegelijk met de opening van Kanal moeten plaatsvinden, dus in de loop van 2025.

In 2024 zullen echter de beheersoverenkomsten voor CIVA en KANAL in werking treden. Er wordt dan ook verwacht dat deze instrumenten de richtsnoeren zullen bevatten die het mogelijk zullen maken de toekomstige relatie tussen de Stichting Kanal en het CIVA duidelijk te omschrijven, de wijze waarop elke instelling haar eigen opdrachten zal uitvoeren en tegelijkertijd samenwerkingsverbanden en partnerschappen met de andere instelling zal ontwikkelen, en met name de wijze waarop de middelen al dan niet tussen beide instellingen zullen worden verdeeld.

Ter herinnering: het CIVA definieert zichzelf als "een museum, een archiefcentrum, een bibliotheek en een ontmoetingsplaats voor liefhebbers van architectuur, landschapsarchitectuur, stedelijke ecosystemen en geschiedenis in Brussel" en vervult daarom vele unieke en essentiële opdrachten in het Brusselse culturele landschap, gaande van de valorisatie van architectuurarchieven tot georganiseerde debatten over ruimtelijke ordening.

In tegenstelling tot Kanal heeft het CIVA een geschiedenis die geworteld is in het avontuur van het privé-initiatief vzw Archives d'Architecture Moderne, opgericht door Maurice Culot in 1969, waarvan de collecties het erfgoed van het CIVA vormen. De basis van de geloofwaardigheid van het CIVA ligt dus in zijn onafhankelijkheid en zijn kritisch vermogen ten opzichte van de ontwikkelingen in de stad.

Graag een antwoord op volgende vragen:

  • Kunt u bevestigen dat het CIVA gevestigd zal worden in de voormalige Citroën-garages zodra het kunst- en cultuurcentrum is geopend?

  • Wat is de politieke visie van de regering om deze twee instellingen samen te brengen? Meer in het bijzonder, hebt u in dit verband richtlijnen opgesteld of specifieke verzoeken gedaan: zo ja, welke zijn dat en zo nee, waarom niet? Is de regering in dit verband ook van mening dat het CIVA, gezien zijn specifieke opdrachten, zijn eigen identiteit moet behouden en, zo ja, hoe denkt zij ervoor te zorgen dat deze autonomie en onafhankelijkheid tussen de twee instellingen wordt gewaarborgd en dat alle opdrachten die thans aan het CIVA zijn toevertrouwd, behouden blijven en, zo nee, kunt u ons de visie van uw regering ter zake meedelen?

  • Welke elementen van de twee beheersovereenkomsten (die van CIVA en die van Kanal) heeft U tot op heden reeds bereikt? Zijn er elementen met betrekking tot de relatie tussen deze twee instellingen en zo ja, wat kunt U ons daarover vertellen? In dit verband rijst met name de vraag wat de twee instellingen zullen delen, in het bijzonder de personele middelen of de boekhandel. Kunt u ons informatie geven over deze onderwerpen?

  • Kunt u ons een overzicht geven van het tijdschema voor de goedkeuring van deze beheersovereenkomsten en ons vertellen waar en wanneer deze documenten zullen worden besproken (Raad van Bestuur, Regering, Parlement, enz.)?

  • Wordt een openbaar debat gepland over de rol van deze instellingen in de stad en de uitwerking van de nadere regels voor hun samenwerking met de andere actoren die aan het debat over de stad deelnemen? Hoe zal het pluralisme van de standpunten worden geïntegreerd? Welke rol zal de privésector spelen? Welke richtsnoeren zijn gepland om de invloed ervan te beperken, met name op het gebied van zelfpromotie en green washing?

 
 
Antwoord    Bij deze kan ik u de volgende elementen van antwoord verstrekken op uw vraag:

Om te beginnen, kan ik bevestigen dat het CIVA wel degelijk een onderkomen gaat vinden in het KANAL gebouw van bij de opening. Dit staat duidelijk vermeld in de beheersovereenkomst 2019-2023 van de Stichting CIVA (hoofdstuk 3). De ambitie werd vanaf de aanvang van het project kenbaar gemaakt om op deze plaats een museumpool te vestigen gewijd aan moderne en hedendaagse kunst maar ook aan architectuur, landschap en stedelijke ecosystemen. Het gaat echter geenszins om een samensmelting van de Stichting CIVA en de Stichting KANAL of een overname van de ene door de andere. De Stichting CIVA blijft een autonome en onafhankelijke entiteit van de Stichting Kanal die haar eigen bestuursorganen, personeel en management behoudt.

Anderzijds is dit een uitgelezen kans om het CIVA te integreren in een complete en attractieve museumcluster en om twee gewestelijke museuminstellingen samen te brengen met een sterke artistieke programmering in hun respectieve domeinen en een eigen collectie geënt op de creatieve Brusselse voedingsbodem. Voor mij gaat het er niet om de geschiedenis of het specifieke DNA van het CIVA uit te wissen maar om het een versterkt klankbord te geven zodat het zijn opdrachten als groter museumcentrum met versterkte middelen kan uitvoeren.

De aanwezigheid van twee instellingen op dezelfde site zal meer bezoekers aantrekken en meer activiteiten mogelijk maken om het publiek voor de geprogrammeerde projecten warm te maken. Concreet zullen de activiteiten van het CIVA uiteraard baat hebben bij de zichtbaarheid van het gebouw en de activiteiten van KANAL en omgekeerd. Er kunnen bruggen worden geslagen tussen de artistieke inhoud van beide instellingen. Ten slotte zullen de publieksbemiddelingsacties die worden opgezet om de deuren van de musea te openen voor een publiek dat ver van cultuur afstaat zowel de artistieke als de museale projecten ten goede komen.

Ook andere synergieën zijn mogelijk; zo hoeven er bijvoorbeeld geen twee verschillende boekhandels of bibliotheken te worden ingericht.
Ik zal u een voorbeeld geven dat reeds uitvoerig tussen de instellingen onderling is besproken en waarover overeenstemming bestaat. Tussen december 2020 en april 2021 hebben Kanal en CIVA al een gezamenlijk project opgezet als experiment voor een gezamenlijke bibliotheek genaamd "bibliothèque à bords perdus". Ik kan u alvast vertellen dat CIVA tentoonstellingen en activiteiten zal verzorgen in Kanal zodra de museumpool in het najaar van 2025 de deuren opent. De artistieke directie van CIVA werkt nu al in die zin samen met de artistieke leiding van Kanal.

Het tijdschema is hetzelfde als eerder aangekondigd. Mijn kabinet voert momenteel voorbereidende gesprekken met de beide Stichtingen om nog vóór de zomervakantie de ontwerpen van beheersovereenkomst aan de Regering voor te leggen.

U vermeldt het vraagstuk van de impact op de human resources, ik kan mij daar in dit stadium uiteraard niet over uitspreken, maar in mijn visie behoudt elke entiteit haar eigen personeel voor de eigen werking. De entiteiten moeten nog tot een akkoord komen over het personeel voor de gezamenlijke taken.

Tot slot vraagt u mij naar de vrijheid en onafhankelijkheid van de instellingen. Wat mij betreft, is het niet aan de subsidiërende overheid om zich te mengen in de artistieke koers van de instellingen. De beheersovereenkomsten zijn er om doelstellingen te bepalen voor de ontwikkeling van het gewestelijk cultuurbeleid en laten de instellingen alle vrijheid en onafhankelijkheid daarin. Het pluralisme van de standpunten wordt in België gewaarborgd door het Cultuurpact.

U vraagt mij naar de tussenkomst van de privésector in het CIVA-beleid. Vandaag is het CIVA een gemengde instelling met vertegenwoordigers van de overheid maar ook met particuliere vertegenwoordigers van de fondsen en collecties die in het CIVA zijn bijeengebracht.

Wat de financiering van de instelling betreft, getuigt het uiteraard van een gezond management dat de volledige financiering van een museum niet louter van overheidsmiddelen afhangt, maar ik ben het ermee eens dat dit niet ten koste mag gaan van de onafhankelijkheid en de artistieke en wetenschappelijke autonomie van de instelling, die in de beheersovereenkomst nogmaals zullen worden bekrachtigd.