Logo Parlement Buxellois

Commissie voor de Gezondheid en Bijstand aan Personen, vergadering van 13 april 2023

14:39 § 103 → Video
Share

Présidence : M. Ibrahim Dönmez, président.

Voorzitterschap: de heer Ibrahim Dönmez, voorzitter.

Share
14:39 § 105 → Video
Share

Mondelinge vraag van de heer Gilles Verstraeten

aan de heer Rudi Vervoort, voorzitter van het Verenigd College, bevoegd voor de Coördinatie van het Beleid van het Verenigd College,

en aan mevrouw Elke Van den Brandt en aan de heer Alain Maron, leden van het Verenigd College, bevoegd voor Welzijn en Gezondheid,

betreffende het nieuwe opvangcentrum van New Samusocial en BXLRefugees in Anderlecht.

Question orale de M. Gilles Verstraeten

à M. Rudi Vervoort, président du Collège réuni chargé de la Coordination de la politique du Collège réuni,

et à Mme Elke Van den Brandt, membre du Collège réuni chargée de l'Action sociale et de la Santé,

concernant le nouveau centre d'accueil du New Samusocial et de BXLRefugees à Anderlecht.

Share
14:39 § 107 → Video
Share

De heer Gilles Verstraeten (N-VA).- Het blijft me verrassen wie de parlementaire vragen beantwoordt, maar blijkbaar is alles wat met de migratieproblematiek te maken heeft, aan de heer Maron en mevrouw Van den Brandt onttrokken, al hebben we die laatste nog minder vaak in deze commissie gezien. Na uw antwoord zullen we zien of u uitgebreider of beter antwoordt dan de heer Maron. De lat ligt in ieder geval niet erg hoog.

Plateforme citoyenne BXL Refugees, New Samusocial en het Franstalige Rode Kruis hebben op 22 februari in een voormalig rusthuis in het Anderlechtse Rad een opvangcentrum geopend. Het gewest had het gebouw aangekocht om Oekraïners te huisvesten, maar uiteindelijk is beslist om er gedurende enkele dagen mensen op te vangen die maandenlang in een tentenkamp bij het Klein Kasteeltje hadden verbleven, voordat ze in een opvangcentrum van Fedasil terechtkonden.

Tot zover de theorie. Het is me niet duidelijk hoe de doorstroming verloopt en hoeveel mensen hoelang in het centrum verblijven, hoeveel er nog wonen en hoeveel er nog zullen bij komen. De realiteit is immers dat werkelijk alle opvangcentra in het Brussels Gewest worden overspoeld. Bruss'help trok midden maart aan de alarmbel: Oekraïners, vluchtelingen en 'normale' daklozen beconcurreren elkaar voor een plaats in de opvang. Fedasil is volkomen overbelast.

Plateforme citoyenne BXL Refugees staat in voor het dagelijkse beheer van het nieuwe opvangcentrum en krijgt daarvoor de logistieke steun en hulp van het personeel van New Samusocial. Het Rode Kruis van zijn kant staat in voor het medische onderzoek van de bewoners. De bewoners zouden ook een kaart gekregen hebben om zich te identificeren. Het opvangcentrum krijgt financiering van de GGC.

M. Gilles Verstraeten (N-VA).- Le 22 février dernier, la Plateforme citoyenne BXL Refugees , le New Samusocial et la Croix-Rouge francophone ont ouvert à Anderlecht un centre d'accueil destiné aux demandeurs d'asile en attente de pouvoir rejoindre un centre d'accueil de Fedasil.

Cette décision découle d'une réalité sur laquelle Bruss'help interpelle depuis la mi-mars : les centres d'accueil de la Région bruxelloise sont débordés. Fedasil est saturé. Les Ukrainiens, réfugiés et sans-abri « normaux » se disputent les places.

Ce nouveau centre d'accueil, qui est financé par la Cocom, est géré par la Plateforme citoyenne BXL Refugees, avec le soutien logistique et l'aide du New Samusocial. La Croix-Rouge est chargée de l'examen médical des résidents.

Share
14:42 § 111 → Video
Share

De gemeente Anderlecht vroeg om het opvangcentrum in Het Rad maximaal een maand open te houden. Bij mijn weten is het centrum echter nog steeds open. Dat is ook logisch, aangezien er overal plaatsen te kort zijn en de opvangstructuren overvol zitten.

De burgemeester van Anderlecht, Fabrice Cumps, zei me tijdens de laatste gemeenteraad, op 30 maart 2023, dat het uiteindelijke doel is om het centrum in te zetten voor de opvang van slachtoffers van rampen. Het valt nog af te wachten of dat ervan komt.

Door de hoogdringendheid was er volgens de burgemeester geen tijd om over de komst van het centrum te communiceren met de omwonenden. Er werden aanvankelijk verscheidene klachten gemeld, over bewoners die op straat rondhangen, om sigaretten bedelen, aanbellen en vragen om het toilet te mogen gebruiken, stelen uit tuinen enzovoort. Uiteraard is het moeilijk om uit te maken welke klachten terecht zijn en welke niet. Als een dergelijk centrum onaangekondigd opent, komen er soms wat overdreven reacties. Dat wil ik zeker erkennen. Het is echter belangrijk dat een dergelijke opvang correct verloopt, zonder de veiligheid van de wijkbewoners in het gedrang te brengen.

Hoe kwam de opening van het opvangcentrum tot stand? Welke spelers waren daarbij betrokken? Wie is waar verantwoordelijk voor?

Welke afspraken zijn er gemaakt? Welke garantie was er dat het centrum maximaal een maand open zou blijven? Wat is momenteel de termijn?

De situatie doet mij ietwat denken aan een antwoord dat ik onlangs van collegelid Maron kreeg, waarbij hij verwees naar het centrum Poincaré, dat destijds werd geopend om de druggebruikers uit de metro op te vangen. Hij dacht dat dat laatste probleem daarmee was opgelost. Het is anders gelopen dan verwacht. Vaak worden tijdelijke oplossingen permanent.

Welke capaciteit heeft het centrum? Hoeveel personen werden er al opgevangen? Hoeveel personen verblijven er momenteel? Kunt u meer informatie geven over het profiel van de personen die er worden opgevangen? Ik dacht dat het vooral om alleenstaande mannen gaat. Kunnen er ook gezinnen of kinderen terecht?

Krijgt de doelgroep psychosociale of medische begeleiding?

Hoeveel middelen trekt het Verenigd College uit voor het centrum? Hoe wordt dat bedrag besteed?

Hoelang blijft het centrum open? Overlegde u daarover met de buurtbewoners en met de gemeente Anderlecht?

Hoe garandeert u de veiligheid in en rond het centrum? Welke afspraken maakte u daarover met de gemeente?

Bien que la commune d'Anderlecht ait demandé de limiter l'ouverture du centre à un mois maximum, celui-ci est toujours en activité aujourd'hui.

Étant donné l'urgence de la situation, il n'a pas été possible d'informer les riverains de l'ouverture du centre, ce qui a donné lieu à des plaintes, et à des réactions, certes, excessives. Il n'empêche qu'un tel centre doit être géré correctement, sans compromettre la sécurité des habitants du quartier.

Comment s'est passée l'ouverture du centre ? Quels sont les acteurs impliqués et les responsabilités de chacun ? Quels accords ont été conclus ? Qu'est-ce qui garantissait que le centre resterait ouvert un mois maximum ? Quelle est l'échéance actuelle ?

Il arrive souvent que les solutions temporaires deviennent permanentes, comme ce fut le cas au centre d'accueil d'urgence Poincaré pour les toxicomanes du métro.

Quelle est la capacité d'accueil du centre ? Combien de personnes y ont déjà été hébergées ? Combien y séjournent actuellement ? Quel est leur profil ?

Le groupe cible bénéficie-t-il d'un accompagnement psychosocial ou médical ?

Quel est le montant des fonds alloués par le Collège réuni ? Comment est-il dépensé ?

Combien de temps le centre restera-t-il ouvert ? En avez-vous discuté avec les habitants et la commune d'Anderlecht ?

Comment garantissez-vous la sécurité dans et autour du centre ? Qu'avez-vous convenu avec la commune à ce sujet ?

Share
14:45 § 113 → Video
Share

De heer Rudi Vervoort, voorzitter van het Verenigd College.- Het opvangcentrum van het Plateforme citoyenne BXL Refugees in Anderlecht vangt mensen op die in tenten langs het kanaal sliepen na de ontruiming van het gebouw in de Paleizenstraat. Er kunnen 140 mensen terecht.

Aanvankelijk moest het gebouw onderdak bieden aan Oekraïners die tijdelijke bescherming genieten, maar ten gevolge van de toegenomen migratie en de zware sociale crisis is besloten het gebouw open te stellen voor alle migranten die op straat moeten overleven, dus ook aanvragers van internationale bescherming. Het burgerplatform voor steun aan vluchtelingen staat in voor de sociale omkadering.

Een delegatie van enkele medewerkers van New Samusocial heeft BXL Refugees geholpen om, in overleg met de gemeente, het centrum snel te kunnen openen. Het Rode Kruis nam tijdens de activeringsfase de medische screening voor zijn rekening.

De gewestelijke financiering wordt gedeeltelijk gedekt met de middelen uit de overeenkomst met Fedasil. Het totale bedrag is nog niet bekend. Het centrum zou oorspronkelijk een maand open blijven. Na overleg met de gemeente zou het nu pas op 31 december de deuren sluiten. Het blijft de bedoeling dat aanvragers van internationale bescherming doorstromen naar het reguliere netwerk van Fedasil.

Naast het personeel van BXL Refugees staan twee bewakers ter plaatse in voor de veiligheid.

M. Rudi Vervoort, président du Collège réuni.- D'une capacité de 140 personnes, le centre d’accueil de la Plateforme citoyenne BXL Refugees à Anderlecht a été ouvert pour accueillir les personnes échouées le long du canal après l'évacuation du bâtiment de la rue des Palais.

À l'origine destiné aux Ukrainiens bénéficiant de la protection temporaire, il s'est ouvert à tous les migrants, dont les demandeurs d'asile. La Plateforme citoyenne BXL Refugees assure l'encadrement social, avec l'aide du New Samusocial pour l'ouverture. Le screening médical fut effectué par la Croix-Rouge durant la phase d'activation. Deux vigiles sont chargés de la sécurité.

Le financement régional provient en partie de la convention conclue avec Fedasil.

L'occupation prévue pour un mois a été étendue au 31 décembre. Les demandeurs de protection internationale rejoindront à terme le réseau de Fedasil.

Share
14:47 § 115 → Video
Share

De heer Gilles Verstraeten (N-VA).- Dat zijn heel duidelijke antwoorden op een aantal vragen. We gaan dus door tot 31 december. Is er al zicht op wat daarna met het centrum moet gebeuren? Ik heb vernomen dat er sprake was van opvang bij rampen of dat het misschien wordt omgebouwd tot een centrum voor Oekraïners. Kunt u daar wat meer over zeggen?

Wat het publiek betreft, spreekt u consequent over aanvragers van internationale bescherming. Het gaat dan over een samenwerking met Fedasil, want dat is inderdaad waar die mensen in principe naartoe moeten. Kan er mogelijk ook een ander publiek komen of zijn het echt allemaal mensen die bekend zijn bij Fedasil en die dus een aanvraag hebben ingediend? Gaat het niet over bijvoorbeeld transitmigranten of over personen die nog geen aanvraag hebben gedaan? We weten wel dat dat publiek voornamelijk bij New Samusocial zit. Daar hoeven we niet naïef over te zijn.

De toekomst van het centrum is wat mij het meest interesseert.

Een andere vraag waarop ik niet meteen antwoord heb gekregen, betreft de psychosociale en medische begeleiding. Komt die van het Rode Kruis?

Wat de middelen betreft, hebt u gezegd dat er middelen van het gewest zijn en dat een deel wordt betaald door Fedasil. Kunt u daar cijfers over geven?

M. Gilles Verstraeten (N-VA).- Qu'adviendra-t-il du centre après le 31 décembre ?

Un autre public que les demandeurs de protection internationale, qui dépendent de Fedasil, y est-il accueilli ?

L'accompagnement psychosocial et médical est-il assuré par la Croix-Rouge ?

Quelle est la ventilation des moyens en provenance de la Région et de Fedasil ?

Share
14:49 § 117 → Video
Share

De heer Rudi Vervoort, voorzitter van het Verenigd College.- Die cijfers zijn nog niet volledig bekend, maar dat zal over enkele maanden wel het geval zijn, bij de eindafrekening.

De heer Gilles Verstraeten (N-VA).- En kunt u iets zeggen over de langere termijn? Het zal tot 31 december een doorstroomcentrum blijven voor aanvragers van internationale bescherming, en dus niet voor een ander publiek?

De heer Rudi Vervoort, voorzitter van het Verenigd College.- Dat klopt.

- Het incident is gesloten.

M. Rudi Vervoort, président du Collège réuni.- La ventilation sera connue dans quelques mois, lors du décompte final.

M. Gilles Verstraeten (N-VA).- Le centre restera-t-il jusqu'au 31 décembre un lieu de transit pour demandeurs d'une protection internationale uniquement ?

M. Rudi Vervoort, président du Collège réuni.- Oui.

- L'incident est clos.

Share
14:49 § 131 → Video
Share

Question orale de Mme Marie Nagy

à M. Rudi Vervoort, président du Collège réuni chargé de la Coordination de la politique du Collège réuni,

et à Mme Elke Van den Brandt et M. Alain Maron, membres du Collège réuni chargés de l'Action sociale et de la Santé,

concernant la convention entre Fedasil et Bruss'help pour la coordination de l'accueil des demandeurs d'asile.

Question orale jointe de M. Jan Busselen

concernant les problèmes persistants d’accueil des réfugiés.

Mondelinge vraag van mevrouw Marie Nagy

aan de heer Rudi Vervoort, voorzitter van het Verenigd College, bevoegd voor de Coördinatie van het Beleid van het Verenigd College,

en aan mevrouw Elke Van den Brandt en de heer Alain Maron, leden van het Verenigd College, bevoegd voor Welzijn en Gezondheid,

betreffende de overeenkomst tussen Fedasil en Bruss'help om de opvang van asielzoekers te coördineren.

Toegevoegde mondelinge vraag van de heer Jan Busselen

betreffende de aanhoudende opvangproblemen voor de vluchtelingen.

Share
14:50 § 133 → Video
Share

M. le président.- En l'absence de Mme Marie Nagy, sa question orale est lue par M. Jonathan de Patoul.

M. Jonathan de Patoul (DéFI).- Selon la presse, une convention visant à déléguer certaines tâches de coordination pour l’accueil des demandeurs d’asile à Bruxelles doit être conclue prochainement entre Fedasil et l'ASBL Bruss’help, l’organe bruxellois chargé de coordonner les dispositifs d’aide d’urgence.

Ma collègue Marie Nagy s’interroge sur la nature de cette délégation, étant donné qu’elle est financée essentiellement par la Cocom. Bruss’help pallie ce faisant les manquements de l’autorité fédérale dans la crise de l’accueil, cette dernière refusant d'agir. Ce sont donc les Bruxellois qui paient la note, ce qui n'est pas normal.

On me rapporte également que la conclusion d’une convention avec le service public régional de Bruxelles avait échoué à la fin de l'année 2022, celui-ci ne voulant tout simplement pas de ce mandat, on peut le comprendre. Toutefois, c’est quand même un organisme bruxellois qui en hérite finalement.

Reconnaissons que le procédé qui fait peser la charge de la mauvaise gestion de l’autorité fédérale sur les autres entités, et encore plus sur Bruxelles qui capte pourtant un flux migratoire beaucoup plus important que les autres Régions, est pour le moins curieux.

Plus étonnante encore est la délégation de ce type de compétences à une petite structure comme Bruss’help, qui a déjà dû prendre en charge le démantèlement du squat de la rue des Palais il y a quelques semaines.

La convention avec Bruss’help a-t-elle déjà été conclue ? Dans la négative, quand estimez-vous qu’elle le sera ?

Il nous est revenu que Bruss’help serait le chaînon manquant dans la gestion de la crise de l’accueil. Quelles sont les modalités du mandat qui lui est confié, ou qui lui sera confié si la convention n’est pas encore conclue ? Quelles tâches spécifiques l'ASBL Bruss'help devra-t-elle réaliser ? Une compensation est-elle prévue  ? Des effectifs supplémentaires financés par l’autorité fédérale sont-ils prévus pour venir renforcer l’équipe déjà assez limitée de Bruss’help ?

Enfin, pourquoi avoir accepté une convention avec un organisme bruxellois ? Estimez-vous que nous disposons à Bruxelles des ressources nécessaires pour réaliser les tâches confiées à Bruss’help et pallier ainsi les manquements de l’autorité fédérale ?

De voorzitter.- Bij afwezigheid van mevrouw Marie Nagy, wordt de mondelinge vraag door de heer Jonathan de Patoul voorgelezen.

De heer Jonathan de Patoul (DéFI).- Binnenkort zullen Fedasil en Bruss'help een overeenkomst sluiten waarbij een deel van de opdracht inzake de opvang van asielzoekers aan die laatste wordt overgedragen. Op die manier vult Bruss'help een leemte in het federale beleid op. Het is echter niet normaal dat de Brusselaars de rekening betalen. Eind 2022 is de opmaak van een soortgelijke overeenkomst met de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel nog afgesprongen, omdat die zich begrijpelijkerwijs niet geroepen voelde om die taak op zich te nemen.

Is de overeenkomst al gesloten? Wat houdt de opdracht van Bruss'help precies in? Is er in een tegemoetkoming voorzien? Wordt het team van Bruss'help aangevuld met werkkrachten die met federale middelen worden gefinancierd?

Waarom heeft de regering deze taakverdeling tussen Fedasil en Bruss'help aanvaard? Acht u een kleine structuur als Bruss'help in staat om deze opdracht tot een goed eind te brengen?

Share
14:52 § 139 → Video
Share

De heer Jan Busselen (PVDA).- Mijn vraag is wat gedateerd, want ondertussen zijn er nieuwe ontwikkelingen.

Na de ontruiming van het gebouw in de Paleizenstraat kwamen meerdere vluchtelingen in tentjes aan het kanaal terecht. Op een dag werden die tentjes weggehaald en werd een deel van de vluchtelingen elders ondergebracht. Een ander deel kreeg evenwel geen onderdak aangeboden en belandde in een gebouw aan de Havenlaan.

Ik was daar toevallig en was echt geschokt door wat er gebeurde. Blijkbaar kregen werklui politiebegeleiding om gaten in het plafond te boren, terwijl het regende en het buiten -2 °C was. De vluchtelingen konden daar niet langer blijven, want alles werd nat. Dat was mensonterend. Ze hebben nadien een plaats gevonden in het Nationaal Crisiscentrum, waar ze een aantal dagen en weken verbleven tot ook voor hen een oplossing was gevonden, mede onder druk van het middenveld.

Enkele weken later, op 27 maart, hebben activisten opnieuw geprobeerd een leegstaand huis te kraken. Zij werden hardhandig weggejaagd voordat het huis kon worden opengesteld voor tijdelijk gebruik.

Het is tragisch dat het probleem blijft aanslepen. Ongeveer tweeduizend mensen wachten nog altijd op een plaats.

Wie nam de beslissing om de zeventig vluchtelingen op die manier uit het leegstaande gebouw aan de Havenlaan, eigendom van Leefmilieu Brussel, weg te jagen? Waarom werden er gaten in het dak geboord?

Hebt u sindsdien nog contact gehad met federaal staatssecretaris de Moor?

M. Jan Busselen (PVDA).- Les réfugiés qui se sont retrouvés dans un bâtiment de l'avenue du Port après avoir été évacués de la rue des Palais et des tentes le long du canal, ont dû le quitter le bâtiment après que des ouvriers encadrés par la police l'ont rendu inhabitable. Finalement, sous la pression de la société civile, un logement leur a été trouvé, après leur passage par le Centre de crise national.

Fin mars, des activistes ont été violemment chassés d'une maison vide avant qu'elle puisse être ouverte pour un usage temporaire. Pendant ce temps, environ 2.000 personnes attendent toujours un hébergement.

Qui a pris la décision d'expulser de cette manière les réfugiés de l'immeuble vacant de l'avenue du Port, propriété de Bruxelles Environnement ?

Avez-vous eu des contacts avec la secrétaire d'État fédérale de Moor depuis lors ?

Share
14:55 § 141 → Video
Share

M. Rudi Vervoort, président du Collège réuni.- Il ne me semble pas que la presse ait évoqué la convention dont vous parlez. Les discussions en cours entre Bruss’help, Fedasil et les acteurs de terrain concernent la mise en œuvre de la convention entre Fedasil et la Région, notamment au sujet des règles de monitoring et du protocole relatif à l’orientation vers le réseau ordinaire de Fedasil.

La convention initiale a été conclue entre Fedasil et la Région par l'intermédiaire du service public régional de Bruxelles le 8 décembre dernier. Par contre, le gouvernement régional et le Collège réuni entendent renforcer le mandat et les moyens de Bruss’help, étant donné le surcroît de capacité d’accueil à superviser à la suite, notamment, de la convention avec Fedasil.

Dans le cadre du programme Bruss'help Ukraine, Bruss’help s’est vu confier des missions spécifiques telles que :

- la mise en place d’un monitoring des bénéficiaires ukrainiens de la protection temporaire ayant des difficultés à se loger ;

- la mise en place d’une plateforme téléphonique dédiée à leur hébergement ;

- la mise en place d’un service de planification et d’orientation spécifique permettant d’organiser le déplacement volontaire de bénéficiaires ukrainiens de la protection temporaire d’un hébergement solidaire d’une commune vers celui d’une autre commune ou vers un hébergement collectif, sur la base des disponibilités d’hébergement ou d'un programme d’occupation transmis durant les réunions de planification organisées par la coordination, selon une fréquence adaptée aux besoins ;

- la réservation de nuitées en hôtels de transit pour le public en errance, lorsqu’il n’est pas possible de trouver une solution d’hébergement immédiate, ni au niveau local, ni dans un centre collectif.

Les missions spécifiques sont couvertes par des subsides régionaux ad hoc, comportant tant des dépenses de personnel complémentaire que des frais de fonctionnement.

Les missions de base de Bruss’help telles qu’instituées par l’ordonnance ne sont donc pas affectées par les autres missions qui lui sont confiées, mais je comprends effectivement que cela implique de renforcer structurellement cet organisme, et c'est bien entendu ce qui sera fait.

De heer Rudi Vervoort, voorzitter van het Verenigd College.- Momenteel onderhandelen Bruss'help, Fedasil en de partners op het terrein over een tweede overeenkomst tussen Fedasil en het gewest, nadat de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel in december 2022 al had bemiddeld voor de totstandkoming van een eerste overeenkomst. Het gewest en de GGC zullen de financiering van Bruss'help verhogen, aangezien er meer opvangcapaciteit zal moeten worden gecreëerd.

In het kader van de Oekraïnecrisis kreeg Bruss'help de volgende opdrachten toegewezen: monitoring van personen die recht hebben op tijdelijke bescherming en moeilijk een woning vinden; organisatie van een noodnummer voor opvang; organisatie van een dienst voor de doorverwijzing van de vluchtelingen naar gemeentelijke of collectieve opvang; en de organisatie van hotelovernachtingen voor personen die niet onmiddellijk kunnen worden opgevangen.

De bijkomende gewestmiddelen dekken zowel de kosten voor extra personeel als de werkingskosten. De basisopdracht van Bruss'help komt dus niet in het gedrang.

Share
14:57 § 143 → Video
Share

(verder in het Nederlands)

Mijnheer Busselen, in uw vraag over de zeventig vluchtelingen die op vrijdag 10 maart moesten vertrekken uit het leegstaande gebouw aan de Havenlaan peilt u naar de motieven om gaten in het dak van dat gebouw te boren. Daarvoor moet ik u echter doorverwijzen naar de politiek verantwoordelijken van Brussel-Stad. Als volksvertegenwoordiger weet u immers dat het nog altijd de burgemeester is die beslist wat er op het grondgebied van zijn of haar gemeente gebeurt.

(poursuivant en néerlandais)

M. Busselen, il faut adresser votre question sur l'évacuation des 70 réfugiés à l'avenue du Port au bourgmestre de la Ville de Bruxelles.

Share
14:57 § 145 → Video
Share

(poursuivant en français)

Nous communiquons et travaillons de manière constructive avec la secrétaire d'État fédérale Nicole de Moor à propos de cette situation, ainsi que de toutes les autres qui surviennent dans notre Région et qui sont liées à ses compétences.

Étant donné que l'occupation du bâtiment « Allée du Kaai » à l'avenue du Port fut de courte durée, il n'y eut pas de temps pour trouver ni proposer une solution commune.

(verder in het Frans)

We werken constructief samen met federaal staatssecretaris De Moor.

Aangezien Allée du Kaai slechts kortstondig in gebruik was, ontbrak de tijd om een gemeenschappelijke oplossing uit te werken.

Share
14:58 § 147 → Video
Share

(verder in het Nederlands)

Zolang alle asielzoekers in Brussel worden ingeschreven en zolang er geen spreidingsplan is, zal de opvangcrisis hier het hevigst blijven woeden. We blijven uiteraard altijd bereid om samen te werken met de lokale en federale overheden.

(poursuivant en néerlandais)

Tant que les enregistrements des demandeurs d'asile se concentreront à Bruxelles, c'est ici que la crise sera la plus aiguë. Nous sommes toujours prêts à coopérer avec les autorités locales et fédérales.

Share
14:58 § 149 → Video
Share

(poursuivant en français)

Effectivement, c'est la situation paradoxale dans laquelle nous nous trouvons aujourd'hui. Je l'ai déjà dit à de multiples reprises : nous sommes amenés à gérer les manquements de l'autorité fédérale. Je comprends vos critiques, mais nous pallions déjà grandement ces manquements.

La Région bruxelloise, même si elle n'est pas la seule, fait plus que sa part par rapport aux deux autres entités régionales. Je comprends peut-être les dessous politiques qui se cachent derrière cela, mais nous prenons nos responsabilités. Il est clair que la situation devient critique sur le territoire bruxellois.

Cette convention avec Fedasil est la reconnaissance des efforts de la Région, alors que la gestion de cette question ne fait pas partie de ses compétences. Nous ne pouvons pas nous contenter de regarder les choses se faire sans réagir, même si certains disent que nous n'en faisons pas assez ou que nous en faisons trop. Nous agissons, car il y va de la dignité humaine. Nous ne pouvons pas nous limiter à l'argument fondé sur les compétences organisationnelles de notre pays pour détourner le regard.

(verder in het Frans)

Dat is de paradox van de huidige toestand. Zoals ik al meermaals heb gezegd: men vraagt ons om de tekortkomingen van de federale overheid verhelpen. Het Brussels Gewest doet meer dan zijn deel.

De overeenkomst met Fedasil komt neer op de erkenning van de inspanningen die het gewest doet, terwijl de kwestie niet tot zijn bevoegdheden behoort. We kunnen echter niet aan de zijlijn blijven staan door ons achter bevoegdheidskwesties te verschuilen als de menselijke waardigheid op het spel staat.

Share
14:59 § 151 → Video
Share

M. Jonathan de Patoul (DéFI).- Je transmettrai votre réponse à Mme Nagy. Si je comprends bien, les moyens alloués à Bruss'help seront augmentés, même s'il n'y a pas eu de convention spécifique signée avec l'ASBL.

Vous avez eu raison d'évoquer la dignité humaine. Il est impossible de ne pas agir face à cette situation. On a donc raison de le faire. Pour ma part, je constate que la coalition Vivaldi au niveau fédéral n'arrive pas à tomber d'accord et à trouver les moyens pour agir avec davantage d'humanité dans le cadre de cette crise migratoire. Par conséquent, ce sont les Bruxellois qui paient les pots cassés, même s'il faut le faire, car c'est une question de dignité et d'humanité.

Comme vous l'avez dit, la Région bruxelloise fait plus que sa part. J'aimerais dès lors que certains partis prompts à faire du « Brussels bashing » nous prêtent main-forte dans d'autres hémicycles pour résoudre cette crise, ou en tout cas lui apporter un peu plus d'humanité. L'appel est lancé.

De heer Jonathan de Patoul (DéFI).- Als ik het goed begrijp, krijgt Bruss'help meer middelen, zelfs al is er geen specifieke overeenkomst afgesloten.

De menselijke waardigheid maakt dat we wel moeten ingrijpen. De federale Vivalidicoalitie slaagt er niet in om een akkoord te vinden en de nodige middelen vrij te maken. De Brusselaars betalen het gelag.

Het Brussels Gewest doet meer dan zijn deel en daarom vraag ik bepaalde partijen die anders altijd klaar staan om Brussel naar beneden te halen, om ons in andere parlementen te helpen om de crisis op te lossen.

Share
15:01 § 153 → Video
Share

De heer Jan Busselen (PVDA).- Het is inderdaad zo dat het Brussels Gewest meer doet dan het moet doen. De gewestelijke maatregelen komen er echter pas nadat het dossier van de Paleizenstraat vier maanden heeft aangesleept en de vluchtelingen vier maanden lang de nacht langs het kanaal moesten doorbrengen. Na lang talmen is het gewest uiteindelijk toch in actie geschoten.

U hebt het over menselijke waardigheid. Wat dat betreft, zien we een grote discrepantie tussen de houding van de gewestelijke verantwoordelijken en die van burgemeester Close, een partijgenoot van u, die de betrokkenen uit Allée du Kaai heeft weggejaagd. Ook uit het kraakpand dat op 27 maart werd opengesteld, heeft hij ze weggejaagd. Die tegenstelling is toch wel opmerkelijk.

Ik zou graag nog een anekdote aanhalen. Wanneer ik mijn kinderen 's morgens naar een stage breng in Brussel-Stad en we ons dapper een weg slaan met metro en tram, klaagt mijn zoon dat het aan elke metrohalte stinkt. Doordat er momenteel zoveel mensen op straat belanden - en dat zijn niet alleen vluchtelingen, maar ook daklozen - is de menselijke waardigheid echt wel zoek in de Brusselse openbare ruimte. We bevinden ons op de rand van het maatschappelijk aanvaardbare.

Ik hoop dan ook dat de extra steun die Brussel zal krijgen en ook zelf zal vrijmaken, voor verandering zal zorgen. De toestand gaat immers van kwaad naar erger.

- De incidenten zijn gesloten.

M. Jan Busselen (PVDA).- La Région bruxelloise en fait effectivement plus qu'elle ne le devrait. Cependant, elle n'est passée à l'action qu'après que le dossier de la rue des Palais ait traîné pendant quatre mois.

Pour ce qui est de la dignité humaine, la différence est flagrante entre l'attitude des responsables régionaux et celle du bourgmestre Close, qui n'a pas hésité à expulser les squatteurs de la rue des Palais et de l'Allée du Kaai.

Cette dignité est en passe de disparaître dans l'espace public bruxellois, qui pue littéralement en raison de la masse de personnes vivant en rue.

J'espère donc que le soutien supplémentaire que la Région recevra et qu'elle-même libérera entraînera un changement.

- Les incidents sont clos.

Share
15:02 § 157 → Video
Share

Mondelinge vraag van de heer Pepijn Kennis

aan de heer Rudi Vervoort, voorzitter van het Verenigd College, bevoegd voor de Coördinatie van het Beleid van het Verenigd College,

en aan mevrouw Elke Van den Brandt en aan de heer Alain Maron, leden van het Verenigd College, bevoegd voor Welzijn en Gezondheid,

betreffende de regelgeving voor de opvang van mensen op de vlucht in gastgezinnen.

Question orale de M. Pepijn Kennis

à M. Rudi Vervoort, président du Collège réuni chargé de la Coordination de la politique du Collège réuni,

et à Mme Elke Van den Brandt et M. Alain Maron, membres du Collège réuni chargés de l'Action sociale et de la Santé,

concernant les règles relatives à l'hébergement de réfugiés dans des familles d'accueil.

Share
15:02 § 159 → Video
Share

De heer Pepijn Kennis (Agora).- De Brusselse Burgerassemblee is van mening dat het Brussels Gewest een bijzondere rol moet spelen in het waarborgen van het grondwettelijk recht op een woning, in het bijzonder voor de meest kwetsbaren.

Gezien de opeenstapeling van internationale crisissen zoeken er vandaag bijzonder veel mensen in het gewest hun toevlucht. Een groot deel van hen is erkend als verzoeker om internationale bescherming. Die internationale bescherming geeft hen onder meer recht op opvang.

De situatie is des te urgenter gezien de recente opeenvolgende uithuiszettingen uit het 'Palais des Droits', het tentenkamp en Allée du Kaai, en de imminente uithuiszetting uit het federale crisiscentrum. Daarbij komt nog de brand in Porte d’Ulysse. Helaas slaagt dit - nochtans rijke en welvarende - land er structureel niet in om aan zijn verplichting tot opvang te voldoen. Wanneer dat wel gebeurt, is de opvang vaak te kort opdat de vluchtelingen zich ten volle in de maatschappij zouden kunnen integreren en bijvoorbeeld werkgelegenheid en vooral ook huisvesting zouden kunnen vinden.

Gezien het nijpende tekort aan betaalbare woningen in Brussel, waarvan de 51.000 gezinnen op de wachtlijst van sociale woningen kunnen getuigen, is het allerminst evident om vanuit een opvangsituatie, in zulke precaire omstandigheden, een woning te vinden.

Helaas zijn het vaak burgers die de verantwoordelijkheid van de overheid overnemen. Veel mensen nemen vluchtelingen in huis. Hoewel ze op die manier inspringen voor een overheid die haar verantwoordelijkheid niet neemt, kunnen we hun initiatief en solidariteit alleen maar toejuichen. Het in huis nemen van een extra persoon of gezin kan echter verregaande gevolgen hebben voor het sociale statuut en de socialezekerheidsrechten van de betrokkenen.

De Vlaamse regering nam daarom een besluit tot melding van tijdelijk wonen. Dat leidt ertoe dat voor de opvang van vluchtelingen in de eigen woning administratief gezien een extra wooneenheid wordt gecreëerd, zonder stedenbouwkundige vergunning. Een simpele melding bij de gemeente volstaat. Zo kun je gemakkelijk een gezin of persoon op de vlucht in huis nemen zonder dat dat repercussies heeft op je sociale rechten, zoals een uitkering, een vervangingsinkomen of de kinderbijslag. Het gastgezin en de gasten wonen immers administratief gezien in verschillende woningen. De Vlaamse regeling is geïnspireerd op die van het zorgwonen.

M. Pepijn Kennis (Agora).- Face à la succession des crises internationales, de nombreuses personnes cherchent refuge à Bruxelles. La plupart d'entre elles sont reconnues comme demandeurs de protection internationale, ce qui leur donne droit à une prise en charge.

Malheureusement, notre pays pourtant riche ne parvient pas à respecter son obligation d'accueil. Souvent, ce sont des citoyens qui doivent assumer les responsabilités des pouvoirs publics en hébergeant des réfugiés. L'hébergement d'un ménage ou d'une personne supplémentaire peut cependant avoir de lourdes conséquences pour le statut social des hébergeurs.

C'est dans cette optique que le gouvernement flamand a pris un arrêté de notification de logement temporaire. Du point de vue administratif, une unité de logement supplémentaire est créée, sans permis d'urbanisme, pour accueillir des réfugiés dans son habitation propre. Il suffit de le notifier à la commune.

Share
15:05 § 161 → Video
Share

Op federaal niveau bestaat al langer een gelijkaardige maatregel, die eerst uitsluitend gold voor Oekraïense vluchtelingen. Omdat de Brusselse Burgerassemblee en ikzelf dat erg jammer vonden, dienden we een petitie in om de maatregel uit te breiden. Alle mensen op de vlucht moeten immers dezelfde rechten hebben en even warm worden onthaald. Om de uitstroom van vluchtelingen door de sluiting van het Klein Kasteeltje te begeleiden, werd de regeling uitgebreid naar alle erkende vluchtelingen, wat een stap vooruit betekent. Ze werd evenwel beperkt in de tijd tot 1 april 2023, een kleine twee weken geleden.

Het is verre van zeker dat alle betrokkenen zich vandaag in een duurzame woonsituatie bevinden. De deadline is ondertussen voorbij en we vrezen dat de vluchtelingen opnieuw in precaire situaties zullen terechtkomen: tentenkampen, kraakpanden en dergelijke. Als ze bij de gastgezinnen blijven wonen, heeft dat alle daarbij behorende gevolgen voor de sociale situatie en de sociale rechten van die gezinnen.

Graag had ik van u een stand van zaken gekregen van de mogelijkheden die in het gewest zijn uitgewerkt om mensen op de vlucht in gastgezinnen op te vangen.

Hebt u overleg gehad met het federale niveau over een eventuele verlenging van de maatregel die op 1 april is afgelopen?

Overweegt de Brusselse regering een gelijkaardig besluit als het Vlaamse besluit op de ‘melding tijdelijk wonen’? Wat is de stand van zaken daaromtrent?

Hebt u zicht op het aantal Brusselse gastgezinnen dat vandaag mensen op de vlucht opvangt? Welke gevolgen heeft dat voor hun sociale rechten?

Un dispositif similaire existe depuis longtemps au niveau fédéral. Il ne s'appliquait qu'aux réfugiés ukrainiens, avant d'être élargi à tous les réfugiés reconnus afin d'encadrer leur flux dans la foulée de la fermeture du Petit Château. L'élargissement de la mesure était cependant limité dans le temps, jusqu'au 1er avril 2023.

Quelles sont les possibilités mises en place en Région bruxelloise pour permettre l'accueil de réfugiés en famille d'accueil ?

Avez-vous consulté le pouvoir fédéral au sujet d'une éventuelle prolongation de la mesure qui a pris fin le 1er avril ?

Le gouvernement bruxellois envisage-t-il un arrêté comparable à l'arrêté flamand de notification de logement temporaire ?

Avez-vous connaissance du nombre de familles d'accueil bruxelloises qui accueillent aujourd'hui des réfugiés ? Quelles en sont les conséquences pour leurs droits sociaux ?

Share
15:07 § 163 → Video
Share

De heer Rudi Vervoort, voorzitter van het Verenigd College.- De federale overheid heeft de werkgroep Huisvesting van Brussels Helps Ukraine niet op de hoogte gebracht van een eventuele verlenging van de maatregel die het gemakkelijker moet maken om Oekraïense vluchtelingen bij gastgezinnen op te vangen.

U vraagt of het Brussels Gewest overweegt om, naar het voorbeeld van Vlaanderen, een maatregel te nemen waardoor mensen die een vluchteling onderdak willen geven, dat gewoon moeten melden bij de gemeente om stedenbouwkundig in orde te zijn en te vermijden dat ze sociale voordelen zoals uitkeringen zouden verliezen.

Het Brussels Gewest laat binnenkort een studie uitvoeren over de opvang van vluchtelingen door burgers. Er wordt onder meer nagegaan hoe de 27 landen van de Europese Unie die opvang organiseren en welke bijzondere praktijken ze in dat verband hanteren.

Er is aan de uitvoerder van de studie gevraagd om aandacht te schenken aan de Melding Tijdelijk Wonen die het Vlaams Gewest heeft ingevoerd en waardoor de rechten van gezinnen die onder hetzelfde dak wonen, van elkaar gescheiden blijven. Die regeling vergt echter een interventie van de stedenbouwkundige diensten, waar de meldingen binnenkomen. We moeten onderzoeken of zo'n systeem zinvol is om de crisissituatie in het Brussels Gewest aan te pakken. Met het oog daarop werd beslist een begeleidingscomité op te richten met vertegenwoordigers van mijn kabinet, het kabinet-Ben Hamou en het kabinet-Maron.

In maart 2023 hebben we van de gemeenten cijfers gekregen over de opvang bij burgers thuis. Vijf gemeenten houden geen overzicht bij van het aantal plaatsen. Zes gemeenten moeten hun cijfers nog bezorgen. Etterbeek, Evere, Vorst, Elsene, Sint-Gillis, Watermaal-Bosvoorde, Sint-Pieters-Woluwe en Sint-Lambrechts-Woluwe gaven hun cijfers wel door. In die gemeenten zijn er alles samen 483 gastgezinnen die in totaal 970 vluchtelingen opvangen. We hebben geen weet van problemen waardoor mensen sociale voordelen zijn kwijtgeraakt.

M. Rudi Vervoort, président du Collège réuni.- Le gouvernement fédéral n'a pas informé le groupe de travail logement de Brussels Helps Ukraine d'une éventuelle prolongation de la mesure devant faciliter l'accueil des réfugiés ukrainiens.

La Région bruxelloise fera bientôt réaliser une étude sur l'accueil des réfugiés par les citoyens, tel qu'il est organisé dans les 27 pays de l'Union européenne. Il a été demandé, dans ce cadre, de s'attarder sur le dispositif de notification de logement temporaire de la Région flamande. Afin d'examiner si un tel système serait utile pour gérer la situation de crise en Région bruxelloise, il a été décidé de créer un comité d'accompagnement avec des représentants de mon cabinet, du cabinet Ben Hamou et du cabinet Maron.

Nous avons reçu, en mars 2023, les chiffres des communes concernant l'accueil par des citoyens. Cinq communes ne tiennent pas de tel relevé et six doivent encore transmettre leurs chiffres. Etterbeek, Evere, Forest, Ixelles, Saint-Gilles, Watermael-Boitsfort, Woluwe-Saint-Pierre et Woluwe-Saint-Lambert comptent, pour leur part, un total de 483 familles d'accueil qui prennent en charge 970 réfugiés. Nous n'avons pas connaissance de problèmes liés à la perte d'avantages sociaux.

Share
15:09 § 165 → Video
Share

De heer Pepijn Kennis (Agora).- Het is goed dat u die studie laat uitvoeren. Dat is een stap vooruit, maar ik weet niet of het echt nodig is. Op zich is een inschrijving als apart gezin of als deel van het gezin een puur administratieve formaliteit. De gemeente kan zelf kiezen op welke manier ze dat doet.

Het is interessant om een studie van de 27 landen te hebben, maar u kunt ook gewoon een omzendbrief naar alle burgemeesters sturen met de vraag om mensen die inwonen bij bestaande gezinnen, apart in te schrijven. Dat is voldoende. Daarmee behoudt iedereen zijn of haar sociale rechten. Het kost niets en is vlug gedaan. Ik zie niet in waarom u dat niet zou doen.

Ik moedig u aan om actie te blijven ondernemen want een studie kan lang duren. Ondertussen dreigen de betrokkenen in steeds precairdere situaties terecht te komen en lopen de burgers bij wie ze inwonen, het risico hun sociale rechten te verliezen ondanks hun inzet voor hun medeburgers.

- Het incident is gesloten.

M. Pepijn Kennis (Agora).- Cette étude est-elle vraiment nécessaire ? L'inscription en tant que ménage distinct ou en tant que partie du ménage est en soi une formalité purement administrative. La commune peut décider elle-même de la manière de procéder ou vous pouvez envoyer une circulaire à tous les bourgmestres. Je vous encourage à poursuivre votre action car une étude peut prendre du temps.

- L'incident est clos.

Share
15:32 § 171 → Video
Share

Interpellation de M. Vincent De Wolf

à Mme Elke Van den Brandt et à M. Alain Maron, membres du Collège réuni chargés de l'Action sociale et de la Santé,

concernant la situation financière des hôpitaux publics bruxellois.

Interpellatie van de heer Vincent De Wolf

tot mevrouw Elke Van den Brandt en tot de heer Alain Maron, leden van het Verenigd College, bevoegd voor Welzijn en Gezondheid,

betreffende de financiële toestand van de Brusselse openbare ziekenhuizen.

Share
15:32 § 173 → Video
Share

M. Vincent De Wolf (MR).- Je pousse ici un cri d'alarme en tant que bourgmestre hospitalier. Nous nous sommes déjà rencontrés à plusieurs reprises, y compris pour des questions de programmation pour les Hôpitaux IRIS Sud (HIS). Si j'ai accepté de me lancer en politique il y a un certain temps, c'est pour la santé publique et l'enseignement public. Nous ne pouvons pas tolérer que l'on soit mieux ou moins bien éduqué en fonction de ses revenus, ni certainement mieux ou moins bien soigné.

Je crains que ces conquêtes du passé soient de plus en plus en danger. J'ai commencé comme conseiller de CPAS et ai donc compté très tôt parmi ceux qui ont géré les hôpitaux publics. En 1986, le ministre de la Santé Jean-Luc Dehaene a décrété la fermeture des hôpitaux comportant moins de 150 lits. L'hôpital d'Etterbeek, où mon père travaillait comme ouvrier, en comptait à l'époque 151. Le choix a été fait de le fermer, anticipant une baisse de fréquentation.

Comme conseiller de CPAS, j'ai reçu la mission du bourgmestre d'Etterbeek de l'époque, M. Defosset, de rédiger avec Ixelles les statuts de ce qui a été la première fusion d'hôpitaux sur la base du chapitre XII, qui permet à des CPAS qui décident de gérer ensemble un objectif commun, d'unir leurs forces, leurs finances, leur personnel et leurs bâtiments. Nous avons ainsi créé en 1989 le Centre hospitalier Etterbeek-Ixelles (CHEI). Alors qu'Etterbeek est plus petite qu'Ixelles et que son hôpital l'était également, le choix a été fait d'écrire CHEI, malgré les demandes des Ixellois, car je leur ai fait valoir que CHIE serait plus difficile à lire et à vivre.

Par la suite, le chapitre XII bis a été voté, l'IRIS-faîtière a été créée - j'y occuperais d'ailleurs la fonction de vice-président - et nous avons autonomisé un peu plus les hôpitaux, tout en contrôlant leur trajectoire.

De heer Vincent De Wolf (MR).- Ik wil als burgemeester hier een alarmkreet laten horen. We mogen als politici nooit tolereren dat de kwaliteit van onderwijs of gezondheidszorg die iemand krijgt, wordt bepaald door zijn of haar inkomen.

In 1986 besliste toenmalig minister van Volksgezondheid Jean-Luc Dehaene om de ziekenhuizen met minder dan 150 bedden te sluiten. Hoewel het ziekenhuis van Etterbeek op dat moment 151 bedden telde, werd het toch gesloten op basis van een verwachte daling van het aantal patiënten.

De OCMW's van Etterbeek en Elsene werkten vervolgens de statuten uit voor de eerste fusie van ziekenhuizen. Op die manier ontstond in 1989 het Ziekenhuis van Etterbeek-Elsene. Daarna werd de Iriskoepel opgericht en kregen de ziekenhuizen wat meer autonomie, al bleven ze wel onder het toezicht van de overheid.

Share
15:35 § 175 → Video
Share

J’ai travaillé ensuite avec MM. Picqué et D’Hoogh pour étendre le Centre hospitalier Etterbeek-Ixelles aux communes de Saint-Gilles et d’Anderlecht, afin de former les Hôpitaux Iris Sud (HIS), qui existent toujours.

Paradoxalement, j’ai continué à travailler activement en faveur de l’hôpital public, alors que ma propre commune n’a plus d’hôpital. Nous avons pris la décision de fermer l'hôpital aigu ainsi que les urgences, en respectant la condition imposée de conserver une polyclinique publique de qualité. Nous avons également gardé une clinique de jour.

Nous avons l’ambition, avec l’accord des autres communes et avec l’accord global au sein des HIS et de l'IRIS-faîtière, de créer une nouvelle polyclinique publique sur le site de l’ancien bâtiment de la maison communale d’Etterbeek, avenue d’Auderghem.

Quatre communes - Anderlecht, Saint-Gilles, Etterbeek et Ixelles - portent donc les HIS, avec à leurs côtés la Ville de Bruxelles, qui dispose d’un réseau encore plus important : le Centre hospitalier universitaire de Bruxelles.

Ayant personnellement toujours été investi dans ce combat, je ne vois plus de solution, à court ou à moyen terme. Je tenais à le porter à votre attention par la présente interpellation. En outre, l’approche de la période électorale va réduire l’efficacité de notre travail.

Le problème est que seules cinq communes sur dix-neuf participent au réseau hospitalier. J’ai vu ces discussions se répéter à la conférence des bourgmestres : tous approuvent, mais personne, hormis les quatre communes concernées, ne veut mettre la main au portefeuille.

Le système est très égalitaire entre les quatre communes : chacune détient 25 % des parts et reçoit 25 % des bénéfices – en réalité, des déficits.

À Etterbeek, nous sommes restés motivés à mon initiative, alors que nous ne comptons plus qu’une polyclinique. Nous payons, d’ailleurs, des montants exorbitants à la Ville de Bruxelles pour l’occupation des bâtiments, devenus presque insalubres, de l’ancienne clinique Baron Lambert.

Telle est la situation. On ne peut dès lors pas dire que le financement soit équitable, ni au niveau intrabruxellois global, ni même à l’égard des HIS.

Door een uitbreiding naar de gemeenten Sint-Gilis en Anderlecht ontstond de groep Iris Ziekenhuizen Zuid (IZZ), die nog steeds bestaat.

Nu wil Etterbeek in overleg met de andere gemeenten en met het akkoord van IZZ en de Iriskoepel een nieuwe openbare polikliniek oprichten.

De ziekenhuizen van IZZ vallen onder de gemeenten Anderlecht, Sint-Gillis, Etterbeek en Elsene, met daarnaast de stad Brussel, die met het Universitair Verplegingscentrum Brussel over een groter netwerk beschikt.

Slechts vijf van de negentien gemeenten zijn bij een ziekenhuisnetwerk betrokken en dat is een probleem. Ik heb me altijd ingezet voor een ruime ziekenhuisdekking. Op de conferentie van burgemeesters krijg ik algemene steun, maar niemand wil betalen.

De vier gemeenten hebben elk een aandeel van 25% in het netwerk. Ze ontvangen ook 25% van de winst, die in werkelijkheid een verlies is.

Hoewel Etterbeek alleen nog een polikliniek heeft, blijft het betrokken. De gemeente betaalt overigens buitensporige bedragen aan de stad Brussel voor het gebruik van de uitgeleefde gebouwen van het vroegere ziekenhuis Baron Lambert. Van een evenwichtige financiering is met andere woorden geen sprake.

Share
15:38 § 177 → Video
Share

Si, pendant une dizaine d'années, les hôpitaux, y compris publics, se sont bien portés et les déficits étaient inexistants ou faibles, la réalité est toute différente aujourd'hui.

Les hôpitaux ont été mis sous tension avec le Covid-19. Nous avons bien travaillé à cet égard : nous nous sommes rencontrés, les bourgmestres ont également pris leur part en la matière. Je ne ferai pas ici tout un exposé à ce sujet, car ce n'est pas l'objet de mon interpellation.

Toujours est-il que le budget 2023 des HIS nous enseigne que, bien qu'ils aient utilisé de l'argent des réserves, leur déficit prévu avoisine les 8 à 10 millions d'euros, ce qui représente un déficit de 2,5 millions d'euros par commune pour la première année. Le pronostic pour les années suivantes est tout aussi mauvais.

Bien sûr, il est toujours possible d'invoquer telle ou telle autre entité surnaturelle, mais les prévisions sont que le budget des moyens financiers (BMF) - une sorte de règle de trois à l'envers pénalisant les structures hospitalières avec un taux d'occupation moindre - coûtera très cher aux caisses de nos hôpitaux et à la Ville de Bruxelles. En effet, ce déficit devrait doubler en 2024, voire augmenter davantage dans les années suivantes.

Outre le BMF, citons la hausse considérable des coûts de l’énergie, sans parler de l'état monstrueux des bâtiments à Saint-Gilles et à Anderlecht. Nous avons participé à des réunions avec des représentants de la structure hospitalière et les bourgmestres concernés afin de dresser un état de la situation et de filmer l'état des bâtiments. Enfin, il y a l'inflation et son impact sur les coûts de personnel.

L'intervention de 10 millions d'euros répartie entre les cinq communes hospitalières a fait beaucoup de bruit, car elle concernait également des hôpitaux privés. Ces subventions spéciales étaient réparties comme suit :

- Ville de Bruxelles : 6,2 millions ;

- Ixelles : 1,1 million ;

- Anderlecht : 1 million ;

- Saint-Gilles : 0,8 million ;

- Etterbeek : 0,7 million.

J'ignore quelle a été la clé de répartition. Ce n'est pas fondamental, mais j'ai découvert cette différence en faisant les recherches dans le cadre de la présente interpellation.

À titre d’exemple, le déficit qui devrait être supporté par la commune d’Etterbeek serait, en 2023, de plus de 2 millions d’euros. Or, je vous rappelle l'impact de l'ensemble des crises que nous avons dû supporter et des difficultés financières rencontrées par les communes, cela dans un contexte où la Région impose aux communes des exigences d’équilibre budgétaire.

Je sais que cela ne vous concerne pas, mais il est parfois très difficile de constater que la Région augmente le traitement de ses fonctionnaires de manière forte sans aucune concertation avec les communes, tout en empêchant ces dernières d'appliquer les mêmes barèmes. Nos meilleurs fonctionnaires partent à la Région, car les communes ne savent plus les payer. À un moment donné, « trop is te veel ! ».

De voorbije tien jaar deden de ziekenhuizen het goed en was er van verliezen geen sprake. Dat is door Covid-19 echter veranderd. De gemeenten leverden inspanningen, maar toch blijkt uit de begroting van de IZZ dat ze een tekort van 8 à 10 miljoen euro zullen hebben, wat neerkomt op 2,5 miljoen euro per gemeente voor het eerste jaar. De vooruitzichten voor de volgende jaren zijn even slecht.

Het budget van financiële middelen (BFM) - een regel die inhoudt dat ziekenhuizen met een lagere bezetting worden bestraft - zal de ziekenhuizen en de stad Brussel veel geld kosten. Het tekort zal tegen 2024 verdubbelen en in de daarop volgende jaren nog sterker toenemen.

Los daarvan zijn de energiekosten gestegen en zijn de gebouwen in Sint-Gillis en Anderlecht in erbarmelijke staat. Ten slotte is er de invloed van de inflatie op de loonkosten.

De tussenkomst van 10 miljoen euro door de vijf gemeenten samen deed stof opwaaien, omdat ook de privéziekenhuizen ervan profiteerden. Het ging om 6,2 miljoen euro subsidies van de stad Brussel, 1,1 miljoen euro van Elsene, 1 miljoen euro van Anderlecht, 0,8 miljoen euro van Sint-Gillis en 0,7 miljoen euro van Etterbeek. Ik weet niet hoe dat geld verdeeld werd over de ziekenhuizen.

De gemeenten hebben het door de opeenvolgende crisissen financieel moeilijk, terwijl het gewest eist dat ze een begroting in evenwicht hebben. Tegelijkertijd verhoogt het gewest de salarissen van zijn ambtenaren. De gemeenten kunnen dat niet en zien hun beste medewerkers naar het gewest vertrekken. Op een gegeven moment is de maat vol.

Share
15:42 § 183 → Video
Share

Je suis très inquiet de ne plus voir de solution, et je ne suis pas le seul parmi ceux qui m'entourent. Comment allons-nous nous en sortir avec cet hôpital public fusionné, qui représente quand même quatre communes si l'on additionne les populations et la zone d'achalandage ? En effet, il assure la santé publique de proximité et prend en charge beaucoup de personnes précarisées, ce qui porte son champ d'action beaucoup plus loin que le territoire des quatre communes, qui est déjà important.

Il me paraît clair que le maintien des hôpitaux Bracops et Molière sans transformation physique des bâtiments est impossible à court terme. Je sais bien que la création d'une nouvelle polyclinique a été approuvée sur le site de Bracops. On me dit qu'il y aurait encore 200 millions d'euros destinés à l'hôpital Érasme. Je ne sais pas si c'est vrai. Je ne comprends pas cette préférence pour Érasme, alors que l'hôpital a déjà beaucoup obtenu et que l'Institut Bordet n'est qu'à moitié plein. Il ne resterait que 20 millions d'euros pour tout le reste.

Nous avons fait des calculs, déjà dépassés étant donné l'évolution des prix des matériaux, et nous étions arrivés à un montant de 187 millions. Nous sommes actuellement largement au-delà des 200 millions d'euros nécessaires pour réaliser les travaux. Des travaux sur les sites de Bracops et Molière coûteraient 200 millions. Et si on ne les fait pas, il faudra fermer le deux sites à court terme. Il n'est en outre pas possible aux communes de demander un crédit, car elles n'auront tout simplement pas l'accord des banques.

Est-il raisonnable que cinq communes sur dix-neuf continuent à supporter presque seules la charge de l'organisation du réseau hospitalier public ?

Avez-vous des informations actualisées sur la situation financière de ce réseau ? Qu'espérez-vous encore pouvoir faire en cette fin de législature pour le soutenir ?

Ik ben niet de enige die zich ernstige zorgen maakt. Het fusieziekenhuis verstrekt laagdrempelige zorg aan de inwoners van vier gemeenten. Het behandelt veel kansarmen, ook mensen van buiten die gemeenten.

Zonder renovatie kunnen het Bracops- en Molièreziekenhuis op korte termijn niet blijven bestaan. Een nieuw algemeen ziekenhuis op het terrein van het Bracopsziekenhuis heeft groen licht gekregen. Ik verneem dat er nog 200 miljoen euro naar het Erasmusziekenhuis gaat, maar dat heeft al zoveel geld ontvangen, terwijl het Bordetinstituut voor de helft leegstaat. Voor de andere ziekenhuizen blijft er maar 20 miljoen euro over.

Bij een vorige berekening, nog voor de recente prijsstijgingen, kwamen we al aan 187 miljoen euro. Vandaag zou het om ruim 200 miljoen euro zijn. Als we de werken niet uitvoeren, moeten het Bracops- en het Molièreziekenhuis op korte termijn de deuren sluiten.

Is het redelijk dat vijf van de negentien gemeenten zo goed als volledig opdraaien voor de organisatie van het netwerk van openbare ziekenhuizen? Hebt u actuele informatie over de financiële toestand van het netwerk? Welke steunmaatregelen hoopt u nog voor het einde van de regeerperiode te nemen?

Share
15:45 § 185 → Video
Share

De heer Gilles Verstraeten (N-VA).- Ik begrijp de bezorgdheid van mijn zeer gewaardeerde collega over de financiële situatie van de Brusselse ziekenhuizen. Zijn gemeente is een van die vijf gemeenten die mee de financiële last moeten dragen voor de openbare ziekenhuizen. Ik deel ook die bezorgdheid komende uit een van die vijf gemeenten die op de koop toe - laten we het beestje bij de naam noemen - zelf nagenoeg failliet is. De gemeente Anderlecht kan tout court niets meer realiseren zonder subsidies van het gewest of de GGC, of van waar dan ook. De gemeente heeft haar limieten op alle vlakken bereikt: het OCMW, de openbare dienstverlening van de gemeente, het renoveren van straten, laat staan het ondersteunen van een zware ziekenhuisinfrastructuur.

Het is wel zo dat de financiële situatie van de ziekenhuizen over het algemeen een Belgisch probleem is. Uit de jaarlijkse studie van Belfius blijkt dat een op de drie Belgische algemene ziekenhuizen verlies draait en dat dat nog zal toenemen door de gestegen energieprijzen. In november zochten de ziekenhuizen al zeker 45 miljoen euro om hun energiefactuur op korte termijn te doen dalen. Ziekenhuiskoepel Gibbis, die zowel de private als de openbare ziekenhuizen in Brussel overkoepelt, pleitte toen voor een grondige aanpak. Tegelijkertijd is er een groot personeelstekort. Dat geldt ook voor het UZ Brussel. Dat is weliswaar geen ziekenhuis dat onder de GGC valt, maar in november stonden daar bijvoorbeeld 120 vacatures open. We stellen dus vast dat de zorg - en zeker ook de basiszorg - onder druk staat.

Collega De Wolf vraagt of het nog redelijk is dat slechts vijf van de negentien gemeenten de last van de organisatie van het openbare ziekenhuisnetwerk moeten dragen. Wat mij en ook mijn partij betreft, is het antwoord daarop duidelijk. De heer De Wolf klaagt terecht aan dat de gemeente Etterbeek miljoenen moet bijspringen. Voor de gemeente Anderlecht is dat zelfs niet meer haalbaar, gelet op de financiële toestand. Zo zijn er nog wel een aantal gemeenten in Brussel die in de problemen zitten. Een organisatorische - lees institutionele - en financiële optimalisatie-oefening is dus onvermijdbaar. Wat ons betreft, staat er maar één weg open op dat vlak: die financiering weghalen bij de gemeenten en volledig overdragen naar de GGC, zoals ook is gebeurd met het opzetten van de Irisstructuren.

Ik kan nog een aantal zaken opnoemen waarbij ik daar voorstander van ben. Wat mij betreft, zou er eigenlijk ook maar één OCMW voor het Brussels Gewest moeten zijn. Het is immers onaanvaardbaar dat het niveau van sociale bescherming van de ene Brusselaar hoger is dan dat van de andere, naargelang van de gemeente waar hij woont en wat de financiële toestand van die gemeente is. Als ik naar mijn eigen gemeente kijk, die ondertussen de derde armste gemeente is qua gemiddeld inkomen van de bevolking in het hele land, zie ik dat het OCMW uit zijn voegen barst en het met de beste wil van de wereld zijn taken financieel niet meer aankan. Ik begrijp dat er gemeenten zijn die zeker een beter financieel beheer hebben gevoerd dan de gemeente Anderlecht, maar een deel daarvan is simpelweg ook te verklaren door de sociologische realiteit van onze bevolking en onze situatie, alsook de evolutie die daarin heeft plaatsgevonden de afgelopen twintig jaar, waar we niet veel aan kunnen doen. We verwachten dat tussen de deelstaten niet in vraag wordt gesteld dat er een eindeloze solidariteit is, bijvoorbeeld van Vlaanderen naar Brussel of naar Wallonië toe. Het wordt tijd dat ongeveer hetzelfde aanvaard wordt voor de negentien gemeenten onderling. Ik vraag me af hoe u dat ziet.

M. Gilles Verstraeten (N-VA).- La situation financière des hôpitaux bruxellois est inquiétante, de même que celle de commune d'Anderlecht, qui ne peut plus rien réaliser sans subsides.

La situation financière des hôpitaux est d’ailleurs problématique à l'échelle belge : un hôpital général sur trois est déficitaire, et cela ira en s'aggravant à cause de l'explosion des prix de l'énergie. Les hôpitaux doivent aussi faire face à une importante pénurie de personnel.

Il n'est évidemment pas raisonnable que cinq communes sur dix-neuf supportent la charge de l'organisation du réseau hospitalier public. Un exercice d'optimisation organisationnelle - c'est-à-dire institutionnelle - est inévitable, et ne peut déboucher que sur une seule solution : retirer ce financement aux communes et le transférer entièrement à la Cocom. Je suis également en faveur d'un seul CPAS pour la Région bruxelloise.

Le principe de solidarité, qui n’est pas remis en cause entre les entités fédérées, ne devrait pas l’être davantage entre les dix-neuf communes bruxelloises.

Share
15:49 § 187 → Video
Share

Ik vermoed dat de financiering van de renovatie en de bouw van ziekenhuizen in de eerste plaats ook een federale bevoegdheid is. De GGC springt voor een deel bij, soms zelfs als ze dat niet hoeft te doen. Hoeveel geld investeert ze daarin de komende jaren en onder welk begrotingsartikel valt dat? Op welke manier wordt het bedrag berekend aangezien dat voor elke gemeente anders blijkt te zijn?

Je suppose que le financement de la rénovation et de la construction des hôpitaux est également une compétence fédérale. Quel montant la Cocom investira-t-elle dans l'opération et à quel article budgétaire sera-t-il inscrit ? Comment ce montant, qui semble différer d'une commune à l'autre, est-il calculé ?

Share
15:50 § 189 → Video
Share

M. Alain Maron, membre du Collège réuni.- Vous avez bien fait de rappeler l'historique de cette matière que vous connaissez bien puisque vous la suivez de près depuis longtemps. Il est important de se rappeler d'où viennent les questions que l'on traite aujourd'hui, et quelle était la situation antérieure.

En effet, il y a vingt ans, les bourgmestres des communes hospitalières, avec l’aide des ministres régionaux de l’époque, ont pris les décisions stratégiques qui s’imposaient face à l’évolution de la politique hospitalière fédérale. Ces décisions ont pu être prises, car le ministre fédéral de l’époque avait adopté la position claire d'imposer la fermeture des hôpitaux jugés alors trop petits.

Depuis dix ans environ, la situation est assez différente. L'État fédéral et les experts en politique hospitalière estiment qu’il y a une surcapacité hospitalière dans notre pays, d’environ 20 %, comme l'indique un rapport du Centre fédéral d'expertise des soins de santé, réalisé en 2017 et déterminant les besoins pour 2025.

Toutefois, fermer une capacité hospitalière n'est pas simple ; déterminer quels lits et où les fermer reste un choix très délicat, compte tenu notamment des tensions entre la rationalisation financière et le souhait de proximité des citoyens, parfois aussi des responsables politiques. N'oublions pas non plus la crainte de n’avoir pu disposer de suffisamment de lits hospitaliers durant la crise du Covid-19.

Depuis dix ans, l'État fédéral contraint, limite et oriente le financement hospitalier pour que les hôpitaux comprennent par eux-mêmes que le financement ne sera jamais suffisant pour maintenir tout ou partie des activités hospitalières sur de petits sites. Les plus petits et ceux qui veulent maintenir toutes leurs activités au plus près d’une population locale ne savent plus être à l’équilibre dans ces conditions, ou de plus en plus difficilement.

Aujourd’hui, les hôpitaux bruxellois qui s’adaptent au mieux aux contraintes financières fédérales dégagent un résultat financier, une marge de moins de 1 %. L’étude MAHA de Belfius sur la santé financière du secteur, présentée chaque année, montre même que c’est le cas de la plupart des hôpitaux belges en 2022, qu’ils soient publics ou privés.

De heer Alain Maron, lid van het Verenigd College.- Twintig jaar geleden hebben de burgemeesters van gemeenten met een ziekenhuis met de hulp van de toenmalige gewestministers strategische knopen doorgehakt. Dat was nodig, omdat de federale minister beslist had dat te kleine ziekenhuizen moesten sluiten.

De voorbije tien jaar is de toestand veranderd. De federale overheid en de experts in ziekenhuisbeleid zijn van mening dat er in België een overaanbod van 20% is.

De ziekenhuiscapaciteit terugschroeven is echter niet eenvoudig. Er moet een evenwicht worden gevonden tussen financiële rationalisering en de verzuchtingen van de burgers en politici.

De voorbije tien jaar beperkte de federale overheid de financiering om ziekenhuizen duidelijk te maken dat subsidies nooit zullen volstaan om overal alle ziekenhuisactiviteiten te behouden.

Momenteel boeken de Brusselse ziekenhuizen die zich het best aan de federale financiering aanpassen een marge van minder dan 1%.

Share
15:53 § 191 → Video
Share

Pour survivre aux contraintes du financement fédéral, les hôpitaux doivent se regrouper, voire se reconstruire entièrement. Il suffit de regarder les trois dernières constructions hospitalières en Wallonie, qui ont consisté en d'énormes regroupements. Les hôpitaux doivent réfléchir ensemble aux services moins « rentables » qu'ils ne rendront plus à la population sur chacun de leurs sites. C’est donc indirectement, par le biais du financement, que le gouvernement fédéral pousse à la réduction de lits hospitaliers.

Le gouvernement ne veut pas qu'à Bruxelles, tous les hôpitaux soient regroupés et reconstruits en périphérie de la ville, le long des grands axes autoroutiers, comme à Liège ou à Charleroi. Ces hôpitaux doivent rester accessibles à la population et conserver certains services de proximité. Cette volonté est d’ailleurs rappelée dans le plan social-santé intégré approuvé par le Collège réuni.

Par contre, il est évident que des choix stratégiques doivent être faits pour rationaliser certaines activités hospitalières au sein des réseaux qui viennent de se constituer. Sans cela, c’est l’ensemble des hôpitaux bruxellois qui se mettront en difficulté. Car outre la surcapacité en lits, il y a un autre effet défavorable à tous nos hôpitaux : le mode de financement des activités médicales les pousse à maximiser la quantité d’actes pour toujours se situer dans la bonne moyenne nationale.

La moindre baisse de régime est fatale aux finances de l’hôpital : c’est l'une des causes du déficit que vous avez décrit pour les Hôpitaux Iris Sud (HIS). Or, la baisse de régime de 2022 est totalement compréhensible : il y a d’abord eu le Covid-19 durant deux ans, et ensuite, une portion importante du personnel, principalement les infirmiers et infirmières, a subi à la fois le contrecoup de cette crise trop longue et les injonctions immédiates du système à reprendre au plus vite les activités comme avant, voire à rattraper une partie du retard accumulé. Une vision relativement productiviste de la santé, sous la contrainte d’un financement qui ne laisse aucune marge aux professionnels pour prendre du temps, et aucune place aux institutions pour investir dans une autre manière de soigner les patients, plus globale et moins « à l’acte » : tels sont les maux auxquels sont aussi confrontés nos hôpitaux à Bruxelles.

Face à une baisse d’activités, une autre recette de rattrapage financier est parfois appliquée. Elle consiste à augmenter encore les suppléments d’honoraires réclamés par les médecins aux patients, au-delà des tarifs prévus dans leur convention avec l’ Inami . C’est la technique utilisée par l'un des hôpitaux que vous avez évoqués, mais a priori pas par nos hôpitaux publics - ce serait contraire à notre politique d’accessibilité au plus grand nombre. Par ailleurs, le ministre fédéral de la Santé a lui-même mis un sérieux frein, pour un an, à cette escalade de suppléments, car elle devenait intolérable pour la majorité de la population et compromettait l'accessibilité des soins dans l'ensemble du pays, à Bruxelles en particulier.

Om het met de federale financiering te rooien, moeten de ziekenhuizen samenwerken. De minst rendabele diensten zullen niet meer overal beschikbaar zijn.

De regering wil niet dat alle Brusselse ziekenhuizen in groepen opgaan en naar de Rand verhuizen. Dat staat ook zo in het Geïntegreerd Welzijns- en Gezondheidsplan .

Dat neemt niet weg dat we strategische keuzes moeten maken om bepaalde ziekenhuisactiviteiten binnen de netwerken te rationaliseren. Anders zullen alle Brusselse ziekenhuizen in de problemen belanden.

De minste productiviteitsafname is rampzalig voor de ziekenhuisfinanciering. Sommige ziekenhuizen stellen daar een stijging van de supplementen tegenover, bovenop de tarieven van de Riziv-overeenkomst, al heeft de federale minister van Volksgezondheid daar een serieuze rem op gezet.

Share
15:56 § 193 → Video
Share

Je connais, bien sûr, la situation financière de notre réseau hospitalier public. Aujourd’hui, il n’y a plus que le CHU Saint-Pierre qui enregistre un résultat d’exploitation positif. L'association HIS est en négatif depuis 2022. La situation est encore plus délicate, depuis plusieurs années, pour le Centre hospitalier universitaire Brugmann , l'Institut Jules Bordet et l’Hôpital universitaire des enfants Reine Fabiola . Nos représentants du Collège réuni auprès de l’IRIS-faîtière ont d'ailleurs demandé à examiner leur plan d’assainissement en janvier dernier.

Je suis aussi bien conscient que, pour compenser ces déficits, les communes dites « hospitalières » vont particulièrement être en difficulté, voire le sont déjà. Vous avez raison de rappeler l’existence du budget régional de subvention à ces communes pour les missions de service d'intérêt économique général de leurs hôpitaux. Ce budget de 10 millions d’euros octroyé depuis 2012 n’a jamais été indexé, ce qui soulève des questions. On estimait en 2012 qu'il couvrait 30 % des missions ; aujourd’hui, c'est seulement 25 %. La répartition du budget entre les communes est établie par l'IRIS-faîtière et non par mon cabinet.

Personnellement, je suis favorable à une révision de ce montant, au minimum pour rattraper l'indexation. Évidemment, cela relèvera des arbitrages budgétaires futurs. La déclaration de politique générale ne mentionne pas cette indexation. Ce montant de 10 millions d'euros a été sécurisé. Vous savez aussi qu'il a été contesté en justice, notamment par les hôpitaux privés. Toucher à ce montant est politiquement et juridiquement sensible. Néanmoins, il est raisonnable de dire qu'il devrait à tout le moins être indexé puisqu'il ne l'a pas été du tout depuis plus de dix ans.

Quant à savoir s'il est normal que seules cinq communes à Bruxelles interviennent dans le déficit d’hôpitaux qui sont pourtant fréquentés par les habitants des dix-neuf communes de la Région, ce ne l'est sans doute pas. Cette situation est un reliquat d'un passé que vous connaissez parfaitement. Toutefois, cela nécessiterait un débat entre tous les bourgmestres et la Région, car il faut d’abord s'assurer que tous s’accordent sur la nécessité d’assurer l'accessibilité des hôpitaux à la population bruxelloise. Ce grand débat politique doit réunir toutes les communes et tous les partis, et viser le consensus le plus large possible. En effet, toucher à la situation signifie des pertes de prérogatives de certaines communes sur les hôpitaux en question, et vous connaissez l'impact d'une telle modification.

Je suis ouvert à la discussion, car je l'estime inévitable. Structurellement, cette situation n'est en effet pas tenable, la charge pour les cinq communes étant excessive. Les choses changent, et nous avons intérêt à définir ensemble une vision et des objectifs stratégiques, et à dépasser nos clivages entre majorité et opposition. Ce débat me paraît indispensable dans le cadre d'un futur accord de majorité.

Vandaag schrijft alleen het UMC Sint-Pieter nog zwarte cijfers. De Iris Ziekenhuizen Zuid zijn sinds vorig jaar verlieslatend. De toestand is nog ernstiger voor het UVC Brugmann, het Jules Bordet-instituut en het Universitair Kinderziekenhuis Koningin Fabiola.

De zogenaamde ziekenhuisgemeenten zullen problemen hebben om de tekorten aan te vullen. Het gewestelijk budget dat ze voor hun ziekenhuizen krijgen, bedraagt 10 miljoen euro en werd sinds 2012 niet geïndexeerd. Destijds volstond het geld voor 30% van de ziekenhuisopdrachten, nu is dat nog maar 25%. De Iriskoepel verdeelt het budget over de gemeenten. Ik ben voorstander van een verhoging van het gewestelijk budget. Het zou minstens geïndexeerd moeten worden, maar in de algemene beleidsverklaring is een dergelijke indexering niet opgenomen.

Het is inderdaad niet normaal dat slechts vijf Brusselse gemeenten het tekort van de ziekenhuizen moeten bijpassen, maar dat is een overblijfsel uit het verleden. Een nieuwe regeling kan maar tot stand komen na breed overleg met alle gemeenten.

Share
16:00 § 199 → Video
Share

Vous évoquez les besoins en infrastructures des hôpitaux publics. Notre budget courant d’infrastructures n’est pas de 20 millions d’euros, mais de 90. Il est l’héritage de l’ancien système fédéral comprenant 70 millions issus du budget des moyens financiers et 20 millions supplémentaires ajoutés par la Cocom, il s'agit donc d'un surplus.

Je profite de l’occasion pour rappeler que si la Cocom a ajouté ces 20 millions d'euros - soit quand même 28,5 % de cette matière qui a été défédéralisée -, c’est parce que, dans une certaine mesure, la Région bruxelloise a été flouée en 2014. Une fois de plus, le gouvernement fédéral a uniquement tenu compte de la population bruxelloise domiciliée, et pas du tout de la population couverte par ces hôpitaux, qui est justement de 30 % supérieure à celle de Bruxelles. En effet, de nombreux non-Bruxellois fréquentent les hôpitaux bruxellois, y compris les établissements non universitaires. Ce mode de calcul est donc défavorable à la Région et aux hôpitaux basés sur son territoire.

Concernant les Régions wallonne et flamande, la situation est forcément diffuse : elles comptent sur leur territoire des hôpitaux urbains, mais pas uniquement.

Ayant hérité d’un budget de pratiquement 30 % inférieur à nos réels besoins en infrastructures hospitalières, nous avons décidé d'intervenir. De plus, précisons qu'il s'agit aussi d'un enjeu stratégique pour nos hôpitaux, puisque c’est justement en attirant ces 30 % de nombreux non-Bruxellois dans nos hôpitaux que le niveau de l’activité médicale leur permet d’obtenir le niveau de financement fédéral actuel, même si celui-ci est par ailleurs insuffisant.

Toutefois, les hôpitaux publics ne sont pas en reste par rapport à ce budget d’infrastructure : ils ont ainsi bénéficié de 50 % des investissements dans le dernier calendrier de construction et rénovation qui vient de se terminer, alors qu’ils représentent plutôt 30 % de l’offre de services hospitaliers de la Région. En conséquence, il n'y a pas de défaveur pour les hôpitaux publics, au contraire. Les HIS ont perçu une tranche importante de ce budget pour la rénovation du site de Bracops. Les 200 millions auxquels vous faites référence pour Érasme représentent un financement de la Fédération Wallonie-Bruxelles, car c'est un hôpital universitaire, il ne s'agit donc pas de financement régional.

Het huidige budget voor ziekenhuisinfrastructuur is samengesteld uit 70 miljoen euro uit het budget van financiële middelen , dat werd overgenomen uit de vroegere federale regeling, en 20 miljoen euro die de GGC daar bovenop legt. Die laatste doet dat omdat de federale regering in 2014 bij haar berekeningen uitsluitend rekening hield met de Brusselaars die hun vaste verblijfplaats in het gewest hebben, terwijl de patiëntengroep van de ziekenhuizen voor 30% uit niet-Brusselaars bestaat. Omdat de Brusselse ziekenhuizen 30% minder budget kregen dan ze nodig hadden, besliste de GGC om bij te springen. Daar zit echter ook een strategische overweging achter, want door die 30% niet-Brusselaars in de ziekenhuizen te aanvaarden, haalt de medische activiteit er een voldoende hoog niveau om de federale financiering te kunnen krijgen.

De openbare ziekenhuizen worden zeker niet achtergesteld wat de middelen voor infrastructuur betreft: 50% van de investeringen in de afgelopen bouw- en renovatieperiode ging naar de openbare ziekenhuizen, terwijl die 30% van het gewestelijke ziekenhuisaanbod vertegenwoordigen.

Share
16:03 § 201 → Video
Share

Je terminerai en vous rappelant les mesures que je prends ou que j'ai déjà prises pour venir en aide à nos hôpitaux en difficulté financière.

Dès l’arrivée du Covid-19, j’ai plaidé, avec les autres ministres régionaux chargés de la Santé, pour que le financement hospitalier ne descende jamais sous le niveau de 2019, et cela, malgré la diminution des activités. Nous avons obtenu gain de cause et ce système est toujours en vigueur. Au mois de décembre 2022, j’ai encore écrit à tous les ministres de la conférence interministérielle de la Santé publique pour que cette règle ne change pas, malgré la fermeture effective de 20 % de lits hospitaliers faute de personnel.

J’ai plaidé également pour que le caractère public de nos hôpitaux accueillant les publics les plus vulnérables soit mieux pris en considération dans le financement hospitalier (sous-partie B8 du budget des moyens financiers ). Le ministre fédéral a entendu notre appel et a demandé, au début de cette année, un avis au Conseil fédéral des établissements hospitaliers pour l’envisager. Cet avis vient d’être rendu et il va relativement dans la bonne direction, puisqu'une réforme de la sous-partie B8 y est préconisée. Par contre, il ne va pas très loin en ce qui concerne les modalités et les moyens. Nous verrons quelle sera la décision du pouvoir fédéral, mais nous continuons en tout cas de défendre la situation spécifique des hôpitaux bruxellois.

Cette semaine, j'ai également sollicité une rencontre avec le ministre fédéral Frank Vandenbroucke pour évoquer la faillite potentielle du système de financement des pensions des statutaires des hôpitaux publics. Comme vous le savez, l'association hospitalière HIS vient de rejoindre la quasi-totalité des hôpitaux publics bruxellois et wallons qui seront bientôt incapables de financer les primes de responsabilisation envers le niveau fédéral.

Je compte profiter de cette rencontre pour évoquer d’autres aspects de la politique fédérale hospitalière, comme le projet de réforme du financement des hôpitaux qui pourrait aussi être défavorables à nos établissements bruxellois.

Pour l'heure, les nouvelles ne sont pas bonnes à ce niveau, mais nous continuerons à défendre fermement les intérêts d'une médecine de proximité accessible à Bruxelles.

Ik overloop nog even de maatregelen die ik heb genomen om ziekenhuizen met financiële problemen te ondersteunen.

Van bij het begin van de pandemie pleitte ik ervoor om de financiering van de ziekenhuizen nooit tot onder die van 2019 te laten zakken, ook niet als de activiteit zou afnemen. Dat is gelukt en het principe blijft tot nu toe behouden.

Daarnaast pleitte ik ervoor dat er bij de financiering rekening mee zou worden gehouden dat de patiënten van openbare ziekenhuizen over het algemeen armer zijn. Federaal minister van Volksgezondheid Vandenbroucke vroeg daarover het advies van de Federale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen . Dat advies is net klaar en gaat in de goede richting, al had het nog verder kunnen gaan. Het is afwachten wat de federale regering beslist, maar ik blijf in elk geval de Brusselse ziekenhuizen verdedigen.

Deze week vroeg ik overigens federaal minister Vandenbroucke om overleg over de mogelijke instorting van het pensioensysteem voor de vastbenoemde personeelsleden van de openbare ziekenhuizen. Tijdens die ontmoeting wil ik ook de hervorming van de ziekenhuisfinanciering bespreken. Voorts blijf ik pleiten voor toegankelijke zorg voor iedereen in Brussel.

Share
16:05 § 203 → Video
Share

M. Vincent De Wolf (MR).- Le souhait de proximité est partagé. Ce n'est pas par hasard que les cinq communes que j'ai citées sont les plus hospitalières. Elles figurent en effet parmi les communes du centre, les plus anciennes. Pour répondre aux besoins les plus immédiats, elles ont créé leurs structures hospitalières. Elles sont aussi celles qui connaissent les plus grandes difficultés financières, la moitié de leur population remplissant les conditions du logement social. Cela vaut surtout pour la Ville de Bruxelles.

Vous parlez également de l'indexation du montant qui n'a jamais eu lieu, de la norme KUL, des 30 % de créances, etc.

J'avais plaidé pour un regroupement avec le Centre hospitalier interrégional Edith Cavell , comme nous aurions dû le faire il y a quatre ans, tout en gardant la vocation d'hôpital public et social. Nous l'avons finalement fait avec le réseau Chorus, mais sans affectio societatis au sein de la structure. Aujourd'hui, il est en surcapacité. Il va reprendre l'ancien hôpital Edith Cavell à Uccle , le rénover et créer des lits supplémentaires. Ainsi, s'agissant du budget des moyens financiers , il est dans la situation inverse. Il n'a besoin de personne pour le moment.

Je n'ai pas obtenu de réponse sur la rénovation des sites Joseph Bracops et Molière Longchamp. Visiblement, vous ne disposez pas des moyens suffisants. Je ne partage pas l'avis de la N-VA sur la fusion globale, que je combats depuis longtemps.

De heer Vincent De Wolf (MR).- Daar sta ik helemaal achter. De betrokken gemeenten hebben ziekenhuisstructuren opgericht om aan de dringendste behoeften te voldoen. Het zijn echter ook de gemeenten met de grootste financiële moeilijkheden.

Ik was voorstander van een hergroepering met het Centre hospitalier interrégional Edith Cavell , maar met behoud van de functie als openbaar ziekenhuis. Uiteindelijk kwam de hergroepering er met het Chorus-ziekenhuisnetwerk. Vandaag is er sprake van overcapaciteit. Het Chorus-netwerk zal het vroegere Edith Cavell-ziekenhuis in Ukkel overnemen, renoveren en bijkomende bedden creëren. Het heeft dus momenteel geen steun nodig.

Op mijn vragen over het Bracops- en Molièreziekenhuis hebt u niet geantwoord. In tegenstelling tot de N-VA verzet ik mij al lang tegen een algemene fusie.

Share
16:07 § 205 → Video
Share

Je tiens à attirer votre attention sur le fait que nous n'avons pas le temps. Si nous attendons 2025 - le temps des négociations et autres -, les hôpitaux ne seront peut-être même plus aux normes sur le plan de la sécurité, de l'hygiène, des bâtiments. Sans ces travaux, je ne vois pas de solution.

On ne récolte pas de voix dans les hôpitaux. Il ne faut pas dire des choses pareilles, c'est ridicule et vous ne le pensez pas. Je le fais par vocation, car mon père était ouvrier dans un hôpital. Je peux vous dire que, lorsque l'on n'a pas les moyens, les soins ne sont pas la priorité. L’hôpital se trouve ici à proximité et les conditions d'accès sont aisées, ce qui est extrêmement important. Le premier droit, c'est la santé et l'éducation. Le fait de devoir aller à l'autre bout de la ville pour recevoir des traitements lourds peut parfois pousser les gens à ne pas se soigner.

U moet dringend in actie komen, want anders zullen de ziekenhuizen misschien al in 2025 niet meer aan de normen voor veiligheid, hygiëne en gebouwen voldoen.

In de ziekenhuizen vallen geen stemmen te halen. Gezondheid en onderwijs zijn echter basisrechten en we moeten vermijden dat burgers zich voor medische zorg naar de andere kant van de stad moeten begeven.

Share
16:09 § 207 → Video
Share

De heer Gilles Verstraeten (N-VA).- Ik zal uw antwoord in detail bestuderen. Ik ben geen expert inzake ziekenhuisfinanciering en de specifieke regels op dat vlak. Ik zal zeker ook met mijn federale collega's spreken over het verloop.

Ik ben zelf voorstander van toegankelijke lokale structuren en niet noodzakelijk van grote instellingen en een doorgedreven rationalisering. Mijnheer De Wolf, voor bepaalde zaken is een fusie echter logisch. In een volgend regeerakkoord zouden we het erover eens moeten zijn dat het niet meer logisch is dat de gemeenten bepaalde zaken moeten opvangen. Zo doet de gemeente Anderlecht bijvoorbeeld veel meer voor vluchtelingen, daklozen en illegalen dan andere gemeenten dan verantwoord is gelet op haar financiële situatie.

Als u echter zegt dat alle gemeenten moeten instemmen met een fusie, vrees ik dat het moeilijk wordt.

- Het incident is gesloten.

M. Gilles Verstraeten (N-VA).- J'examinerai votre réponse en détail et je ne manquerai pas d'en parler à mes collègues fédéraux.

Je suis favorable à des structures locales accessibles et pas nécessairement à de grandes institutions ou une forte rationalisation. Toutefois, une fusion peut avoir du sens pour certaines choses, et les communes devraient être déchargées de certaines obligations.

Je crains cependant qu'elles ne soient pas toutes favorables à cette idée.

- Les incidents sont clos.

Share
16:11 § 213 → Video
Share

Question orale de Mme Véronique Jamoulle

à Mme Elke Van den Brandt et à M. Alain Maron, membres du Collège réuni chargés de l'Action sociale et de la Santé,

concernant la perception qu'ont les seniors des maisons de repos et des formes alternatives d'hébergement.

Mondelinge vraag van mevrouw Véronique Jamoulle

aan mevrouw Elke Van den Brandt en aan de heer Alain Maron, leden van het Verenigd College, bevoegd voor Welzijn en Gezondheid,

betreffende de manier waarop ouderen hun verblijf in rust- en verzorgingstehuizen ervaren en alternatieve vormen van huisvesting.

Share
16:11 § 215 → Video
Share

Mme Véronique Jamoulle (PS).- À la fin de l'année 2022, le bureau d'études Indiville a réalisé une étude à la demande de la Fondation Roi Baudouin. Ma question porte sur un point particulier de cette enquête, à savoir la mauvaise connaissance des maisons de repos et maisons de repos et de soins, ainsi que des autres types de structures et des soutiens possibles, qu'ont les personnes de plus de 60 ans vivant en autonomie.

La majorité des personnes de cet âge ont envie de rester chez elles le plus longtemps possible, et certaines savent qu'elles auront un jour besoin d'aller dans une de ces structures parce qu'elles sont très seules. Toutefois, par manque d'informations, elles nourrissent des inquiétudes à cet égard.

Quelles sont les actions menées par le Collège réuni pour assurer une meilleure connaissance auprès des seniors des possibilités qui leur sont offertes pour préparer l'avenir et bien vivre leurs dernières années ? Le but est que cela devienne un véritable projet de vie et non une solution trouvée dans l'urgence.

Mevrouw Véronique Jamoulle (PS).- Uit een studie van Indiville uit 2022 op vraag van de Koning Boudewijnstichting blijkt dat zestigplussers onvoldoende kennis hebben van woon-zorgcentra en andere woonvormen voor ouderen.

Het merendeel wil zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen maar beseft dat ze op een dag misschien zorgbehoevend worden. Een gebrekkige kennis van de mogelijkheden zorgt voor ongerustheid over de toekomst.

Wat doet het college om de senioren hierover beter te informeren, zodat ze hun toekomst beter kunnen voorbereiden? Die levensfase verdient een heus project, meer dan een noodoplossing dus.

Share
16:13 § 217 → Video
Share

M. Alain Maron, membre du Collège réuni.- Vos questions mettent en évidence un constat fondamental : nous devons continuer à mieux faire connaître l’ensemble des volets composant le continuum d’aide et de soins aux personnes âgées.

En la matière, nous nous appuyons sur Iriscare. Son site internet met à disposition une série d'informations liées à l’aide et aux établissements pour aînés, notamment les coordonnées des services d'aide à domicile, des maisons de repos, des centres de soins de jour, des centres d'accueil de jour et de nuit, des courts séjours, des résidences-services et des habitations pour personnes âgées reconnues par Iriscare.

Par ailleurs, en mai 2021, une campagne a été lancée afin de faire connaître les alternatives aux maisons de repos. Dans ce cadre, le service communication d'Iriscare a publié une affiche et une brochure présentant les centres d'accueil de jour, les centres de soins de jour et les courts séjours. S'y ajoutaient des visuels adaptés aux écrans et aux réseaux sociaux.

Un courrier a été envoyé aux administrations communales et CPAS bruxellois, aux mutualités et à d'autres acteurs du secteur, dont la Fédération des associations de médecins généralistes de Bruxelles, le cercle bruxellois néerlandophone des médecins généralistes ou l’ASBL Aidants proches. Il contenait l'ensemble du matériel promotionnel précité et invitait les différents partenaires à partager la campagne via leurs canaux. Ce fut par exemple le cas sur les réseaux sociaux de la Ville de Bruxelles, dans le journal communal d'Etterbeek ou encore sur les sites de certaines mutualités, dont la Mutualité socialiste. La campagne a également été partagée sur les réseaux sociaux d'Iriscare.

En outre, Iriscare visite régulièrement des maisons de repos, mais aussi des habitats alternatifs dans la Région. Un compte rendu imagé de ces visites est systématiquement publié sur le site internet. Pour les propositions alternatives, on y retrouve entre autres les visites de l'Antenne Andromède, de la maison Les Griottes ou de Dionysos.

De heer Alain Maron, lid van het Verenigd College.- Uw vraag naar een betere informatieverstrekking aan ouderen is terecht.

We doen daarvoor een beroep op Iriscare, dat een website beheert met een schat aan informatie over de bestaande voorzieningen.

In mei 2021 ging een informatiecampagne van start over dagcentra en instellingen voor kortverblijf, met een affiche, een brochure en acties op de sociale media.

Diverse actoren in de administratie, zoals de OCMW's, en onder de zorgverstrekkers werden aangeschreven met de vraag om het campagnemateriaal te delen. Dat gebeurde bijvoorbeeld via de kanalen van de stad Brussel, in de gemeentekrant van Etterbeek en op de website van het socialistische ziekenfonds.

Iriscare bezoekt geregeld de woon-zorgcentra, maar ook alternatieve woongelegenheden, zoals Andromeda, Maison des Griottes of Dionysos. Daarover publiceert het dan geïllustreerde reportages op zijn website.

Share
16:16 § 219 → Video
Share

Iriscare travaille également en collaboration étroite avec l'ASBL Infor-Homes afin d'offrir un suivi et un conseil personnalisé aux aînés, notamment en ce qui concerne les diverses formes d'établissements et d'habitats qui accompagnent, accueillent et hébergent les aînés. Infor-Homes est subsidiée par Iriscare dans le cadre d'une convention pluriannuelle, par laquelle l’ASBL s'engage à réaliser plusieurs missions.

Ces missions impliquent notamment d’offrir des conseils personnalisés en vue du choix d'un lieu de vie, lorsque le maintien à domicile n’est plus adapté, mais aussi de constituer une banque de données mise à jour quotidiennement et reprenant des éléments descriptifs et qualitatifs pour chacune des structures d’hébergement, d’accueil et d’accompagnement, ou encore de développer un site internet reprenant de façon détaillée l’ensemble des structures d’accueil et d’hébergement des personnes âgées. Infor-Homes joue donc, dans ce domaine, un rôle important et complémentaire au travail de l'administration.

Enfin, Iriscare soutient chaque année des alternatives d'habitat pour personnes âgées par le biais de subsides facultatifs, notamment les habitats kangourous du CPAS de Molenbeek-Saint-Jean, l'Antenne Andromède du CPAS de Woluwe-Saint-Lambert, ou des formules d'habitats communautaires et intergénérationnels du CPAS de la Ville de Bruxelles.

Iriscare soutient également une nouvelle forme d'établissement en vue de diversifier les structures pour personnes âgées sur le territoire bruxellois. Deux appels à projets successifs ont été lancés afin de soutenir la création de résidences-services sociales, c'est-à-dire des résidences-services à prix accessibles favorisant les liens sociaux entre résidents ainsi que l’ouverture sur le quartier et son tissu associatif.

Via een meerjarenovereenkomst ondersteunt Iriscare de vzw Infor-Homes, die gepersonaliseerd advies inzake huisvesting voor senioren verstrekt. Bovendien beheert de vzw een website en een up-to-date gegevensbank over diverse woonvormen en onthaalfaciliteiten. Deze belangrijke vzw biedt dus een goede aanvulling op het werk van de administratie.

Iriscare ondersteunt ook alternatieve woonvormen, zoals de kangoeroewoningen van het OCMW van Molenbeek, Andromeda in Sint-Lambrechts-Woluwe of intergenerationele en gemeenschapswoningen van het OCMW van Brussel.

Iriscare lanceerde ook twee projectoproepen voor betaalbare sociale assistentiewoningen, die ingebed worden in het sociale weefsel van de buurt.

Share
16:17 § 221 → Video
Share

Mme Véronique Jamoulle (PS).- Ce que font Iriscare et Infor-Homes est essentiel, en effet. J'ai parfois l'impression en parlant avec des personnes plus âgées, et l'étude le montre, que c'est compliqué pour elles, sauf si leurs enfants s'arrangent pour faire des visites à l'avance et préparer le terrain, si tant est qu'ils en aient le temps.

En revanche, quand elles sont fort seules, c'est vraiment compliqué. Je ne sais pas par quel réseau on pourrait mieux les informer. Peut-être par l'intermédiaire des assistants sociaux des hôpitaux ? Souvent, des questions se posent après une intervention et avant le retour à la maison. Il doit être possible d'améliorer l'information pour bien préparer cette deuxième vie.

- L'incident est clos.

Mevrouw Véronique Jamoulle (PS).- Iriscare en Infor-Homes doen inderdaad onmisbaar werk. Voor veel ouderen is de hele kwestie ingewikkeld, gelukkig zijn er vaak de kinderen die het terrein voorbereiden.

Alleenstaanden kunnen misschien geholpen worden door de maatschappelijk assistenten van de ziekenhuizen, want ze worden bij hun ontslag uit het ziekenhuis vaak geconfronteerd met de vraag waar naartoe.

- Het incident is gesloten.

Share
16:18 § 225 → Video
Share

Vraag om uitleg van de heer Pepijn Kennis

aan mevrouw Elke Van den Brandt en aan de heer Alain Maron, leden van het Verenigd College, bevoegd voor Welzijn en Gezondheid,

betreffende de regulering van de huurmarkt om woningen voor thuislozen te garanderen.

Demande d'explications de M. Pepijn Kennis

à Mme Elke Van den Brandt et à M. Alain Maron, membres du Collège réuni chargés de l'Action sociale et de la Santé,

concernant la régulation du marché locatif pour garantir un logement aux personnes sans chez-soi.

Share
16:19 § 227 → Video
Share

Toegevoegde vraag om uitleg van mevrouw Els Rochette

betreffende de stand van zaken van Housing First in Brussel.

Demande d'explications jointe de Mme Els Rochette

concernant l'état des lieux du Housing First à Bruxelles.

Share
16:19 § 229 → Video
Share

De heer Pepijn Kennis (Agora).- Ik ben benieuwd naar de stand van zaken betreffende de woningen voor thuislozen, met bijzondere aandacht voor de projecten van Housing First .

Vandaag verblijven er in het gewest te veel personen die niet over een exclusieve en regelmatige woon- en verblijfplaats beschikken. Bij zijn recentste telling in 2020 had Bruss’help het over 5.313 dak- en thuislozen. Voor de resultaten van de telling in 2022 verwachten we een toename door de recente crisissen bij burgers en asielzoekers.

Ik vind het goed om de term thuislozen te gebruiken, in plaats van daklozen. Wie geen plek heeft die hij een thuis kan noemen, heeft immers in de eerste plaats geen woning. De kernvraag is niet of de betrokkenen al dan niet over tijdelijk onderdak beschikken, maar wel of ze een thuis hebben.

De Brusselse Burgerassemblee vraagt in haar resolutie onder meer om de initiatieven van Housing First te ondersteunen. Die stimuleren de sociale integratie van thuislozen door hun primaire probleem aan te pakken, namelijk hun gebrek aan huisvesting. Zolang zij van het ene opvangcentrum naar het andere worden gestuurd, kan sociale begeleiding niet tot een structurele oplossing leiden.

Voor de projecten van Housing First zijn er dan ook in de eerste plaats woningen nodig, waarin de thuislozen kunnen worden gehuisvest. Door het gewestelijke huisvestingstekort moeten verenigingen die thuislozen begeleiden veel van hun energie en middelen besteden aan het zoeken naar woningen. Dat gaat ten koste van de begeleiding van hun doelgroep.

Een van de mogelijkheden is dat de regering openbare vastgoedspelers aanmoedigt om sterk in te zetten op de creatie van woningen voor thuislozen. Daartoe deed ze in 2021 een projectoproep, die echter niet veel opleverde. Het gewest selecteerde en financierde zes projecten van OCMW's. Daarnaast zouden twee sociale verhuurkantoren interesse hebben getoond, zonder een dossier te hebben ingediend. Achteraf bleek echter dat drie sociale verhuurkantoren wel reageerden en in totaal negentien extra woningen creëerden.

Ook DoucheFlux startte onlangs een huisvestingsproject voor thuislozen. Samen met het sociaal verhuurkantoor van Sint-Gillis heeft de vereniging daar een nieuw project voor gestart. Helaas moet ze daardoor plots een soort vastgoedexpert worden om woningen te vinden. Daardoor krijgt ze met dezelfde problemen te maken als de andere verenigingen.

M. Pepijn Kennis (Agora).- En 2020, Bruss'help estimait à 5.313 le nombre de personnes sans abri ou sans chez-soi en Région bruxelloise. Celles-ci risquent d'être plus nombreuses encore en 2022 en raison des crises récentes.

L'utilisation du terme sans chez-soi plutôt que de celui de sans abri me semble justifiée, dans la mesure où ceux qui n'ont pas d'endroit où se sentir chez eux n'ont pas de logement, même s'ils disposent d'un abri temporaire.

Dans sa résolution, l' assemblée citoyenne bruxelloise demande, entre autres, de soutenir les initiatives de Housing First, qui encouragent l'intégration sociale des personnes sans chez-soi en s'attaquant à leur problème principal, à savoir l'absence de logement.

La pénurie de logements en Région bruxelloise oblige les associations d'aide aux personnes sans chez-soi à consacrer beaucoup de temps et de ressources à la recherche de logements, au détriment de l'accompagnement de leur public cible.

Pour encourager les promoteurs publics à créer des logements pour personnes sans chez-soi, le gouvernement a lancé un appel à projets en 2021, auquel trois agences immobilières sociales (AIS) seulement ont répondu, pour un total de dix-neuf logements.

L'ASBL DoucheFlux a récemment lancé un projet similaire, en collaboration avec l'AIS de Saint-Gilles, mais elle est confrontée aux mêmes problèmes que les autres associations.

Share
16:21 § 231 → Video
Share

Ook DoucheFlux wijst erop dat noodhulp niet volstaat, omdat dakloosheid een huisvestingsprobleem is en niet alleen een sociaal of gezondheidsprobleem. Zoals de mededirecteur in de pers zei, heb je om te overleven een eigen badkamer, een eigen kamer en een sleutel nodig. Hij wijst in dat verband net als de Brusselse Burgerassemblee naar de vele leegstaande gebouwen in het gewest.

De directeur van het sociaal verhuurkantoor in Sint-Gillis meent op zijn beurt dat een evenwicht moet worden gevonden tussen de wensen van de eigenaars, de gevraagde soorten woningen, de mensen op de wachtlijst voor een sociale woning en de meest kwetsbare personen.

Een van de voorgestelde oplossingen is om een percentage woningen aan de meest kwetsbare personen toe te wijzen. In dat verband wordt collegelid Maron geciteerd. Het lijkt hem normaal en evenwichtig om een deel woningen voor daklozen voor te behouden.

Een nieuwe oproep voor woningen voor thuislozen lijkt dus zeker aan de orde. Het is belangrijk om de verenigingen die thuislozen begeleiden te steunen, zodat zij over de nodige stabiliteit beschikken en hun middelen optimaal kunnen benutten.

Wat is de stand van zaken van de projecten die werden ingediend naar aanleiding van de projectoproep 2021?

Wanneer werd de projectoproep 2022 uitgeschreven? Welke gemeenten, OCMW's, openbare vastgoedmaatschappijen en sociale verhuurkantoren (SVK) hebben gereageerd? Hoeveel projecten werden geselecteerd en voor welk budget?

Op welke manier steunt het gewest vandaag de initiatieven van Housing First? Hoe werd de sector bij dat beleid betrokken? Welke rol speelt de koepel Housing First?

Hoe garandeert u voldoende woningen voor die projecten? Hoe verloopt de centralisatie van het vinden en toewijzen van woningen via Bruss’help?

Hoe verloopt de afstemming met het huisvestingsbeleid? Zult u samen met collega Ben Hamou de woningmarkt sturen om meer woningen voor thuislozen te ontwikkelen? Hoe hoopt u in het bijzonder het aantal SVK-woningen voor thuislozen uit te breiden?

Onderzoekt u de verplichting om een percentage sociale of SVK-woningen voor te behouden voor de meest kwetsbaren? Zo ja, hoe zult u de percentages en de doelgroepen bepalen?

Bent u van plan de vele leegstaande gebouwen in te zetten als huisvestingsoplossing voor mensen in precaire situaties?

Elle fait remarquer que l'aide d'urgence ne suffit pas, car le sans-abrisme est un problème de logement et pas seulement un problème social ou de santé.

L'une des solutions proposées, qui est aussi préconisée par le membre du Collège Maron, est d'attribuer un certain pourcentage de logements aux personnes les plus vulnérables.

Où en sont les projets introduits dans le cadre de l'appel à projets 2021 ?

Quand l'appel à projets 2022 a-t-il été lancé ? Combien de projets ont été retenus et pour quel budget ?

De quelle manière la Région soutient-elle les projets Housing First ? Comment le secteur est-il associé à cette politique ?

Comment garantir un nombre suffisant de logements pour ces projets ? Comment se passe la centralisation de la recherche et de l'attribution des logements par Bruss'help ?

Comment cela s'articule-t-il avec la politique du logement ? Travaillez-vous avec votre collègue Ben Hamou pour augmenter le nombre de logements pour les personnes sans chez-soi ?

Envisagez-vous l'obligation de réserver un pourcentage de logements sociaux ou de logements d'AIS aux personnes les plus vulnérables ? Dans l'affirmative, comment déterminerez-vous les pourcentages et les groupes cibles ?

Envisagez-vous d'utiliser les nombreux bâtiments vacants comme solutions de logement pour les personnes en situation précaire ?

Share
16:24 § 233 → Video
Share

Mevrouw Els Rochette (one.brussels-Vooruit).- Housing First is een concept dat tot doel heeft kwetsbare dakloze mensen aan een woning te helpen: eerst een dak boven je hoofd, dan de rest. Het gaat trouwens verder dan dat. De personen die door middel van Housing First geholpen worden, worden ook sociaal-economisch begeleid, wat hun kansen op herintegratie in de samenleving aanzienlijk verbetert. Die werkwijze heeft bijzonder positieve effecten: de geholpene krijgt de kans zijn of haar leven weer in handen te nemen en in de overgrote meerderheid gebeurt dat ook.

Uit cijfers van Diogènes blijkt dat maar liefst 90% van wie geholpen werd door Housing First in Brussel nog altijd een dak boven het hoofd heeft. Housing First helpt intussen meer dan tweehonderd mensen in de hoofdstad. Het project blijft zich ontwikkelen en groeien. Dit jaar worden ook DUNE en DoucheFlux toegevoegd aan de operatoren van Housing First. Dat brengt de teller op zeven operatoren in Brussel.

Het belang van dergelijke initiatieven kan niet genoeg worden benadrukt. In 2020 werden er in Brussel 5.313 dak- of thuislozen geteld, van wie er 719 in de openbare ruimte leven. Dat zijn de cijfers uit de daklozentelling van 2020, maar er is een groot vermoeden dat de cijfers uit de laatste daklozentelling, van november 2022, aanzienlijk hoger liggen. Er is dus nog werk aan de winkel.

Mme Els Rochette (one.brussels-Vooruit).- Housing First a aussi pour objectif de prodiguer aux bénéficiaires des conseils d'ordre socioéconomique, ce qui améliore considérablement leurs chances de réintégration dans la société. Cette méthode a des effets particulièrement positifs.

Housing First aide aujourd'hui plus de 200 personnes dans notre capitale. Le projet ne cesse de se développer. On ne saurait trop insister sur l'importance de telles initiatives, car les chiffres montrent qu'il reste un travail considérable à accomplir en la matière.

Share
16:25 § 235 → Video
Share

Housing First is een zeer belangrijke pijler in de strijd tegen dakloosheid in Brussel. Daarom wil ik van u horen hoe het zit met het aantal beschikbare plaatsen, het selectieproces en de aangekondigde federale investeringen.

Hoeveel woningen voor daklozen telt elk van de zeven Housing Firstprojecten? Tot welke specifieke doelgroep richten ze zich? Hebt u zicht op het aantal mensen dat op een woning wacht via Housing First? Is er een wachtlijst? Hoe verloopt de selectie van mensen die in aanmerking komen voor Housing First? Welke rol speelt Bruss’help daarin?

De GGC subsidieert alleen de personeelskosten van aanbieders van Housing First. De grootste moeilijkheid is echter om gebouwen te vinden waar daklozen kunnen worden gehuisvest. Federaal minister van Grootstedenbeleid Caroline Gennez kondigde al aan dat ze een aanzienlijk budget vrijmaakt voor Housing First in de grote steden.

Het budget zou vooral gaan naar de aankoop van vastgoed en de begeleiding door OCMW’s. De opvang van jonge thuislozen van 18 tot 30 jaar zou voorrang krijgen. Hebt u in dat verband al met uw federale collega gesproken? Is er al duidelijkheid over hoeveel middelen beschikbaar zullen zijn en wanneer dat zal gebeuren?

Combien de logements pour sans-abri compte chacun des projets du programme Housing First ? Quels sont les groupes cibles visés ?

Combien de personnes sont-elles en attente d'un logement dans le cadre du programme Housing First ? Comment s'effectue la sélection des personnes éligibles ?

La ministre fédérale chargée de la Politique des grandes villes, Caroline Gennez, a annoncé qu'elle allait débloquer un budget considérable pour le programme Housing First dans les grandes villes, budget consacré principalement à l'achat de biens immobiliers et à l'accompagnement par les CPAS. Vous êtes-vous déjà entretenu avec Mme Gennez à ce sujet ?

Share
16:27 § 237 → Video
Share

Mme Viviane Teitelbaum (MR).- Je voudrais rajouter quelques commentaires et questions complémentaires. Le programme Housing First a vraiment fait ses preuves dans différents pays européens. C'est la raison pour laquelle nous intervenons toutes et tous en commission pour insister sur ce sujet. Dans le cas de la Finlande, le résultat est réellement phénoménal puisqu'en douze ans, le taux de sans-abrisme et de personnes en rue a été divisé par trois. Le pays a fait les investissements nécessaires pour y arriver. Ils sont énormes, on le sait, mais cela a été fait et les résultats sont là.

Pour rappel, le premier projet Housing First dans notre Région date de 2013, quand Céline Fremault était ministre. En dix ans, il y a eu une évolution qu'il faut saluer - ce que nous faisons régulièrement. Mais les résultats sont insuffisants. Nous savons pertinemment qu'il est également difficile de développer des logements. Il ne s'agit donc pas de dire simplement : pourquoi ne le faites-vous pas ? Nous connaissons les contraintes. Mais, tout de même, il devrait y avoir une augmentation.

En 2020, il y avait 5.313 personnes en rue ; 1.110 étaient des femmes. Elles étaient 938 en 2018. Parmi les femmes prises en charge par le secteur de l'aide aux sans-abri, une majorité se retrouvent là parce qu'elles sont victimes de violences conjugales. Une fois dans la rue, elles restent dans ce continuum de violences. Il est donc essentiel de trouver un moyen de les sortir de la rue et de leur offrir le soutien nécessaire.

Mevrouw Viviane Teitelbaum (MR).- Het Housing First-programma heeft in meerdere Europese landen zijn nut bewezen. In Finland is het resultaat zelfs fenomenaal, aangezien in twaalf jaar tijd het aantal daklozen met twee derde is verminderd.

Het eerste Housing First-project in het Brussels Gewest dateert van 2013. De voorbije tien jaar hebben we een positieve evolutie gezien. Dat moeten we toejuichen, maar de resultaten blijven onvoldoende.

In 2020 leefden er 5.313 mensen op straat, onder wie 1.110 vrouwen. De meeste vrouwen die op straat terechtkomen zijn slachtoffer van huiselijk geweld. Eenmaal op straat worden ze vaak opnieuw met geweld geconfronteerd. Het is daarom essentieel om hun een oplossing en steun aan te bieden.

Share
16:30 § 239 → Video
Share

C'est exactement ce que prévoit le programme Housing First à Madrid qui s'appelle l'Amadora et qui s'adressent aux femmes sans chez-soi et ayant vécu des violences basées sur le genre ou l'exploitation sexuelle (prostitution). En plus d'apporter un soutien psychologique basé sur une approche genrée, ce Housing First travaille en fait en collaboration avec différentes organisations qui aident pour une remise à l'emploi et à des formations à Madrid.

À Prague, il existe également un programme spécialement destiné aux femmes ayant subi des violences basées sur le genre et souffrant de troubles psychiques.

Sur l'ensemble des personnes ayant pu bénéficier du système Housing First aujourd'hui, combien sont des femmes ? Y a-t-il une prise en charge par rapport à ces femmes qui ont subi des violences ? Les personnes qui s'en occupent sont-elles particulièrement formées à ce type de problématiques ?

Aujourd'hui, Housing First s'adresse principalement aux personnes qui cumulent les problèmes de santé mentale et d'addiction. Nous avons ainsi déjà demandé plusieurs fois s'il y avait moyen d'élargir ce principe à d'autres problématiques et aussi à celle des violences conjugales de façon spécifique.

Je me rallie également à la question de Mme Rochette concernant la procédure de sélection, est-ce que certaines personnes sont considérées comme prioritaires dans le cadre de Housing First ? Et comment s'établit cette priorité ?

Le nouveau dénombrement va arriver et nous craignons une hausse. Cela dit, même par rapport aux chiffres existants, combien de personnes pourraient être éligibles à Housing First parmi ces 5.300 personnes ? Il faudrait un Housing First qui croise ces problématiques ou qui soit adapté et développé afin de s'ouvrir à d'autres formes.

Madrid heeft een Housing First-programma opgezet voor dakloze vrouwen die het slachtoffer zijn van gendergerelateerd geweld of seksuele uitbuiting. In het programma wordt niet alleen psychologische steun aangeboden, maar wordt ook samengewerkt met organisaties die helpen bij werk en opleiding. Ook in Praag is een gelijkaardig programma opgezet.

Hoeveel vrouwen hebben in het Brussels Gewest van het Housing First- systeem kunnen profiteren? Krijgen vrouwen die het slachtoffer zijn van geweld de gepaste zorg? Zijn er mensen opgeleid om met dit soort problemen om te gaan?

Housing First richt zich vooral op mensen met psychische en verslavingsproblemen. We hebben al verschillende keren gevraagd om het principe uit te breiden naar andere problemen, waaronder huiselijk geweld.

Ik sluit mij daarom aan bij de vraag van mevrouw Rochette over de selectieprocedure. Hoeveel van de 5.300 daklozen komen in aanmerking voor Housing First? Worden bepaalde mensen als prioritair beschouwd? Hoe worden die prioriteiten vastgesteld?

Share
16:32 § 241 → Video
Share

De heer Gilles Verstraeten (N-VA).- De vragen van de vorige sprekers zijn heel terecht en interessant. Ik deel de mening van mevrouw Teitelbaum over de algemene situatie en cijfers.

Ik herinner me de discussies over Housing First, over de daklozenproblematiek en over de voorgestelde aanpak tijdens de vorige regeerperiode. Helsinki was toen het typische voorbeeld. De situatie was daar vergelijkbaar. De stad had een immens daklozenprobleem en gaf gigantische bedragen uit aan noodopvang. Door fundamenteel in te zetten op Housing First heeft de stad nu echter nog maar een minimaal aantal noodopvangplaatsen. Die zijn immers niet langer nodig.

Ik had gehoopt deze regeerperiode die kentering ook te zien in Brussel. De realiteit is echter anders. Brussel blijft een beetje in dezelfde situatie zitten: er is onvoldoende noodopvang. Er moeten extra noodopvangplaatsen worden gecreëerd en extra budgetten worden vrijgemaakt. Tegenover dat gebrek aan noodopvang voelt Housing First soms een beetje als een druppel op een hete plaat. Wat is er volgens u noodzakelijk om tot een ommekeer te komen?

M. Gilles Verstraeten (N-VA).- Lors des discussions antérieures sur Housing first et sur le sans-abrisme, Helsinki était montrée en exemple car sa situation était similaire à celle de Bruxelles. Cette ville a choisi d'investir massivement dans le programme Housing First, et les centres d'accueil d'urgence ne sont désormais plus nécessaires.

J'espérais voir le même revirement à Bruxelles, mais la réalité est différente. Face au manque de centres d'accueil d'urgence, Housing First est une goutte d'eau dans l'océan. Que faut-il faire, selon vous, pour redresser la barre ?

Share
16:34 § 243 → Video
Share

Zelf stel ik vast dat de gemeente Anderlecht heel veel moeite en geld lijkt te investeren in het concept van transitwoningen. Dat is niet hetzelfde als Housing First, want het zijn geen permanente verblijfplaatsen, maar het gaat in dezelfde richting. Het betreft immers individuele, normale woningen, ook al is het gebruik ervan beperkt in de tijd.

Hoe passen transitwoningen in het ruimere beleid dat de GGC wil voeren?

Wat moet er met de doelgroep gebeuren op het moment dat ze de transitwoning verlaat?

La commune d'Anderlecht semble investir énormément dans le concept de logement de transit. Comment celui-ci s'intègre-t-il dans la politique plus large que la Cocom souhaite mener ?

Qu'advient-il du groupe cible lorsqu'il quitte le logement de transit ?

Share
16:35 § 245 → Video
Share

De heer Alain Maron, lid van het Verenigd College.- De administratie heeft de zeven partners van Housing First bevraagd om u een volledig antwoord te kunnen geven.

De vzw SMES begeleidt 64 personen via haar Housing First-project. Het is de ambitie van de vzw om 72 personen te huisvesten en te begeleiden tegen eind 2023.

De vzw New Samusocial stelt 33 woningen ter beschikking voor dakloze jongeren tussen 18 en 25 jaar oud, voor in totaal 41 personen.

De vzw Diogènes begeleidt momenteel 48 personen, van wie er 41 ondergebracht zijn in 38 woningen.

De vzw Initiatief Antonin Artaud beschikt over 18 huisvestigingsmogelijkheden, waarvan 13 voor alleenstaanden en 5 ruime appartementen voor alleenstaande ouders.

De vzw DoucheFlux begeleidt momenteel 8 personen. De doelstelling van het Housing First-project van de vzw is om 12 personen te huisvesten en te begeleiden tegen eind 2023.

De vzw Straatverplegers stelt momenteel 59 woningen ter beschikking en begeleidt 77 personen via haar Housing First-project. Het is de bedoeling dat de vzw 92 personen huisvest en begeleidt tegen eind 2023.

Tot slot wordt de vzw DUNE in 2023 gesubsidieerd om 12 personen te huisvesten en te begeleiden. Het gaat om een nieuw project dat in de loop van het jaar geleidelijk zal worden uitgevoerd.

M. Alain Maron, membre du Collège réuni.- Le programme Housing First compte sept partenaires :

- L'ASBL SMES accompagne 64 personnes dans le cadre de son projet Housing First et projette d'en loger 72 fin 2023.

- L'ASBL New Samusocial met à disposition 33 logements pour des jeunes sans-abri.

- L'ASBL Diogènes accompagne actuellement 48 personnes.

- L'ASBL Initiative Antonin Artaud dispose de dix-huit possibilités de logement.

- L'ASBL DoucheFlux accompagne actuellement huit personnes.

- L'ASBL Street Nurses fournit actuellement 59 logements et accompagne 77 personnes dans le cadre de son projet Housing First.

- Enfin, l'ASBL DUNE sera subventionnée pour loger et accompagner douze personnes en 2023.

Share
16:38 § 249 → Video
Share

Om de doelgroep te bepalen die in aanmerking komt voor een woning, gaan we uit van de criteria die zijn vastgelegd in het besluit van 9 mei 2019 betreffende de erkenning en de subsidiëringswijze van de centra voor noodhulp en inschakeling en het Housing First-model.

Pour déterminer le groupe cible éligible au logement, nous nous basons sur les critères énoncés dans le décret du 9 mai 2019.

Share
16:38 § 251 → Video
Share

(poursuivant en français)

Il s'agit de personnes sans abri qui vivaient en rue ou en hébergement d’urgence au moment de leur entrée dans le projet, ou ayant vécu en rue ou en hébergement d’urgence pendant au moins six mois durant les deux dernières années ou durant au moins un an au cours des trois dernières années, et qui présentent un cumul de problématiques psycho-médico-sociales se traduisant notamment par des problèmes de santé mentale et d’assuétudes.

En parallèle, certaines ASBL ciblent des publics spécifiques. Ainsi, l'Initiative Antonin Artaud s'adresse particulièrement aux personnes qui souffrent de graves problèmes psychologiques ou psychiatriques.

Le projet du New Samusocial concerne les jeunes de 18 à 25 ans en errance, qui ont une fragilité psychologique ou psychiatrique et/ou une dépendance à des substances psychoactives.

Enfin, l'ASBL DUNE apporte une attention particulière aux femmes sans abri dans le cadre de son projet Housing First.

(verder in het Frans)

Het gaat om daklozen die op het moment dat ze aan het project deelnemen op straat of in noodopvang verblijven, of die de afgelopen twee jaar ten minste zes maanden of de afgelopen drie jaar ten minste één jaar op straat of in noodopvang hebben geleefd, en die een combinatie van psychische, medische en sociale problemen hebben.

Daarnaast richten sommige vzw's zich op specifieke groepen. Zo is het initiatief Antonin Artaud speciaal gericht op mensen met ernstige psychische of psychiatrische problemen, terwijl het project van New Samusocial zich richt op dakloze jongeren van 18 tot 25 jaar die psychisch kwetsbaar en/of verslaafd zijn en het project van de vzw DUNE op dakloze vrouwen.

Share
16:40 § 253 → Video
Share

(verder in het Nederlands)

De meeste vzw's werken niet met een wachtlijst, maar via straathoekwerk blijven ze op de hoogte van de situatie van de mensen die voor Housing First in aanmerking komen. Hun aantal evolueert voortdurend, maar gemiddeld zijn het er twintig per project.

(poursuivant en néerlandais)

La plupart des ASBL ne recourent pas à la liste d'attente, mais s'informent de la situation des personnes éligibles par un travail de proximité, au nombre de vingt par projet en moyenne.

Share
16:40 § 255 → Video
Share

(poursuivant en français)

La procédure de sélection dépend également des projets et varie selon les ASBL. À titre d'exemple, le public du projet Housing First de l'ASBL Santé mentale et exclusion sociale (SMES) est sélectionné par sept associations partenaires : Diogènes, le centre d'accueil d'urgence Ariane, Pierre d’Angle, le New Samusocial, le service de santé mentale La Gerbe, Le Projet Lama et Transit. Ces associations déterminent ensemble les publics ayant accès au projet Housing First du SMES.

Certains CPAS, qui fournissent le logement, sélectionnent aussi de futurs locataires du projet. Le CPAS a parfois comme condition de mise à disposition du logement l’attribution au public du projet Housing First ou au public aidé par le CPAS. Lorsqu’une personne est choisie, un membre de l’équipe du SMES la rencontre sur son lieu de vie, idéalement en présence d’un travailleur de l’association qui envoie la personne et fait le lien, afin de présenter le logement et le type d’accompagnement. Si la personne est intéressée, une visite du logement est organisée rapidement, et si le logement convient à la personne, la date d'entrée est fixée dans un délai d'un mois maximum.

Un premier appel à manifestation d'intérêt à l'attention des communes et des CPAS a été lancé en 2021, auquel ont répondu les communes d'Anderlecht, de Watermael-Boitsfort, de Berchem-Sainte-Agathe et la Ville de Bruxelles. Vingt-cinq logements ont pu être mis à disposition, dont six à la disposition du consortium piloté par l'ASBL Bruss'help. Le reste a été attribué directement par les communes aux bénéficiaires de leur CPAS. La plupart des habitants de ces logements sont suivis par les services sociaux des CPAS.

Sur les six logements mis à la disposition du consortium, aucun n'est libre à ce jour pour une entrée en logement en raison des retards importants dans les travaux de mise en conformité et de rénovation. Les opérateurs psychosociaux chargés de l'accompagnement des personnes au sein des six logements ont déjà été désignés.

Un deuxième appel à manifestation d'intérêt a été lancé à l'attention des agences immobilières sociales (AIS) pour augmenter le nombre de logements disponibles. Nous avons plus que triplé le nombre de logements dans le projet Housing First et notre objectif est de le quadrupler. Quatre AIS ont répondu à l'appel. D'autres AIS mettent déjà des logements à disposition par ailleurs. À cette occasion, 32 logements ont été mis à la disposition de Bruss'help et du consortium pour attribution et suivi.

(verder in het Frans)

De selectieprocedure hangt af van de projecten en verschilt per vzw. Zo worden de doelgroepen van het Housing First-project van de vzw SMES geselecteerd door zeven partnerverenigingen. Daarnaast stellen OCMW's soms als voorwaarde voor het verstrekken van een woning dat die wordt gebruikt voor Housing First-projecten of voor personen die door het OCMW worden geholpen.

In 2021 werd een eerste projectoproep voor de gemeenten en OCMW's uitgeschreven, waarop de gemeenten Anderlecht, Watermaal-Bosvoorde, Sint-Agatha-Berchem en Brussel-Stad reageerden. Er werden 25 woningen ter beschikking gesteld, waarvan zes aan het consortium onder leiding van de vzw Bruss'help. De overige woningen werden door de gemeenten rechtstreeks toegewezen aan de begunstigden van hun OCMW.

Van de zes woningen die aan het consortium ter beschikking zijn gesteld, is er momenteel geen enkel beschikbaar door een aanzienlijke vertraging in de conformiteitswerken en de renovatie. De psychosociale instanties die de mensen moeten begeleiden, zijn wel al aangesteld.

Er is een tweede projectoproep uitgeschreven, ditmaal voor de sociale verhuurkantoren (SVK's), om het aantal woningen te verhogen. We hebben het aantal woningen in het Housing First-project al meer dan verdrievoudigd, maar ons doel is om het te verviervoudigen. Vier SVK's hebben op de oproep gereageerd en in totaal 32 eenheden ter beschikking gesteld.

Share
16:43 § 257 → Video
Share

Il n'y a pas de coupole Housing First au sens strict du terme. Les quatre opérateurs Housing First initiaux, à savoir les ASBL Infirmiers de rue, Santé mentale et exclusion sociale, New Samusocial et Diogènes, se réunissent entre eux de manière régulière. Les autres les rejoindront progressivement. Il n'y a donc pas de coordination de la part de l'ASBL Bruss'help, mais plutôt une concertation autonome.

Bruss'help est néanmoins chargée d'une mission de relogement qui comprend deux volets : un volet coordination, suivi et évaluation des projets de relogement durable qui implique la mise en place d'un dispositif de coordination des captations et attributions de logements ; et un volet accompagnement et suivi des projets innovants, qui implique notamment le suivi et l’évaluation des dispositifs Housing First.

Pour finir, concernant votre question sur la collaboration avec la secrétaire d'État au Logement Mme Ben Hamou, nous travaillons sur des actions communes, spécifiques au public sans abri, dans le cadre de la mise en œuvre du plan d'urgence logement. Par exemple, son action 26 « Augmenter l’offre d’accueil pour les jeunes personnes LGBTQIA+ et les victimes de violences intrafamiliales » a fait l'objet d'un suivi, avec des mises à disposition de logements à titre transitoire, dans l'attente de travaux de certaines sociétés immobilières de service public, dans lesquels ont été installées des personnes répondant à ce profil spécifique et qui se retrouvaient sans logement.

Ensuite, l'action 27 « Augmenter l’offre d’accueil pour les personnes sans abri via le lancement de l’appel à projets pour le relogement des personnes sans abri et via le lancement d’un appel à manifestation d’intérêt auprès des agences immobilières sociales (AIS) » a été menée à bien, comme je vous l'ai expliqué. Nous devrions néanmoins la relancer afin d'étendre le nombre de logements AIS disponibles.

Er is niet echt een Housing First-koepel. De vier initiële Housing First-operatoren, namelijk de vzw's Straatverplegers, SMES, New Samusocial en Diogènes, ontmoeten elkaar regelmatig. De andere operatoren zullen zich geleidelijk bij hen aansluiten. Er is dus geen sprake van coördinatie door Bruss'help, maar van autonoom overleg.

Bruss'help is wel belast met een herhuisvestingsopdracht die uit twee delen bestaat: ten eerste de coördinatie, follow-up en evaluatie van duurzame herhuisvestingsprojecten en ten tweede de ondersteuning en follow-up van vernieuwende projecten, waaronder de Housing First-projecten.

In het kader van het Noodplan voor huisvesting werk ik samen met staatssecretaris Ben Hamou aan gezamenlijke acties die specifiek gericht zijn op daklozen. Zo hebben de openbare vastgoedmaatschappijen woningen die op renovatie wachten, tijdelijk ter beschikking gesteld van jonge LGBTQIA+’s en slachtoffers van intrafamiliaal geweld (actie 26) en hebben we projectoproepen uitgeschreven om het huisvestingsaanbod voor daklozen te vergroten (actie 27).

Share
16:45 § 259 → Video
Share

Aucune obligation d’un pourcentage de logements sociaux réservés aux personnes les plus vulnérables n'est prévue dans l'accord de majorité. J'ai déjà exprimé le fait que, sur le principe, je suis plutôt favorable à réserver un pourcentage d'attribution des logements sociaux, publics, voire financés - c'est-à-dire gérés par des agences immobilières sociales - à un public à la rue. J'estime en effet que ce dernier est prioritaire dans l'attribution d'un logement, les autres en ayant déjà un, même s'il n'est pas satisfaisant. Ce point n'a pas été retenu à l'occasion des négociations de l'accord de majorité. Une mobilisation des acteurs de terrain à cet égard est nécessaire.

Au sujet de l'occupation des bâtiments vides, j'ai déjà eu l'occasion d'évoquer les nombreux projets d'occupation temporaire soutenus par la Cocom ou la Région. Ces bâtiments, occupés par des centaines de personnes, font l'objet, d'une part, de conventions d'occupation précaire et, d'autre part, d'un financement de la Cocom visant à y assurer, grâce à des ASBL qui s'y consacrent, un accompagnement social. Jusqu'à 680 personnes sont accompagnées par ces dispositifs.

Ik ben er voorstander van om een percentage sociale, openbare of SVK-woningen voor te behouden voor mensen die op straat leven. Ik vind dat zij voorrang moeten krijgen bij de toewijzing van woningen, aangezien de anderen al een woning hebben, ook al voldoet die niet. Dat punt werd echter niet opgenomen in het regeerakkoord.

Daarnaast steunt de GGC vele tijdelijke bezettingsprojecten in leegstaande gebouwen. Voor die projecten wordt een overeenkomst voor precaire bewoning opgesteld. Daarnaast financiert de GGC vzw's om sociale steun aan de bewoners te verlenen. Dankzij die maatregelen krijgen 680 personen begeleiding.

Share
16:47 § 261 → Video
Share

Madame Teitelbaum, je ne dispose pas ici des statistiques hommes-femmes concernant le programme Housing First. Je vous encourage à m'adresser une question écrite à cet égard. Votre questionnement est tout à fait légitime.

Par ailleurs, vous savez que nous avons mis un accent tout particulier sur la question des femmes sans abri et/ou victimes de violences. En effet, les violences constituent un facteur important qui mène les femmes au sans-abrisme. Nous avons souvent évoqué ici l'ouverture de nouvelles maisons d'accueil et autres dispositifs pour les femmes, y compris dans les dispositifs d'accueil d'urgence pour les femmes, afin de s'assurer qu'elles obtiennent au moins toutes une réponse.

S'agissant du dénombrement, il convient de faire attention lors de l'utilisation des chiffres et de leur interprétation. Les 5.300 personnes citées ne sont pas toutes à la rue, même si c'est indiqué comme tel. C'est une erreur. Le dénombrement ne porte pas exclusivement sur les personnes sans abri. Il spécifie d'ailleurs le nombre de personnes à la rue et celles qui sont hébergées par ailleurs.

En revanche, il s'agit de personnes qui n'ont pas de logement stable, puisqu'elles fréquentent des structures d'accueil d'urgence, des maisons d'accueil ou d'autres types d'hébergement. Mes propos ne visent pas à relativiser la problématique, mais bien à inviter à une interprétation correcte des chiffres. Les chiffres du nouveau dénombrement devraient être connus dans les semaines ou mois à venir. J'ai donné le calendrier en répondant à une question orale ou une interpellation posée lors d'une réunion de commission précédente.

Mevrouw Teitelbaum, ik heb geen genderstatistieken voor het Housing First-programma. Ik raad u aan daarover een schriftelijke vraag te stellen. Maar zoals u weet, hebben wij bijzondere aandacht voor vrouwen die dakloos of het slachtoffer van geweld zijn. Zo hebben we heel wat nieuwe nieuwe opvangtehuizen en noodopvangplaatsen voor vrouwen geopend.

De cijfers van de telling moeten met de nodige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. De 5.300 personen zijn niet allemaal daklozen. De telling omvat ook mensen die geen stabiele huisvesting hebben en in noodopvangcentra, onthaaltehuizen of andere voorzieningen zitten. De cijfers van de nieuwe telling zouden in de komende weken of maanden bekend moeten zijn.

Share
16:49 § 265 → Video
Share

M. Pepijn Kennis (Agora).- Je vous remercie pour vos réponses. Effectivement, les chiffres sont significatifs : plus de 5.000 personnes sans chez-soi, pas forcément sans abri, mais sans logement correct et dont elles ont la jouissance exclusive. Cette situation reste problématique.

Il faut effectivement changer le dispositif : mettre d'abord un logement à la disposition de ces personnes pour qu'elles puissent être accompagnées. L'accompagnement est important, mais l'accompagnement sans logement reste problématique. Or, c'est la situation actuelle : des structures sont financées pour effectuer un accompagnement, mais elles ne disposent pas de logements pour faire cet accompagnement. Elles doivent consacrer une grande partie de leurs ressources à la recherche de logements sur le marché, qu'il soit privé, public ou subventionné.

Effectivement, les appels lancés aux agences immobilières sociales, aux CPAS ou aux communes n'ont pas été assez concluants. Il faudra donc trouver d'autres moyens. Nous sommes favorables à ce qu'on réserve un pourcentage de logements publics, ou financés par le public, pour ces personnes qui sont effectivement sans chez-soi et dans une situation d'extrême urgence.

Nous nous réjouissons que vous soyez aussi favorable à une telle mesure. J'espère que vous pourrez convaincre vos partenaires au sein du Collège réuni, même si vous n'y êtes pas parvenu lors des négociations à l'époque. Mais la situation a changé, on le constate tous les jours dans les rues. J'espère donc que nous allons pouvoir travailler sur cette question.

Quelque 250 personnes sont actuellement logées, ce qui est une très bonne chose, et presque 90 % de ces personnes logées avec un accompagnement Housing First le sont toujours deux ans après. L'accompagnement est dès lors efficace. Cependant, 250 personnes sur 5.000, c'est insuffisant. Il faut vraiment que le nombre de logements disponibles augmente pour que cet accompagnement soit réalisé. Pour cela, Monsieur le Membre du Collège réuni, nous comptons sur vous et sur les logements publics.

M. Pepijn Kennis (Agora).- Zo'n 250 mensen hebben op dit moment begeleiding en een dak boven hun hoofd dankzij Housing First. Dat 90% van hen na twee jaar nog altijd in het programma zit, bewijst dat het werkt. Aangezien het totale aantal thuislozen op 5.000 wordt geschat, blijft de werking van Housing First echter een druppel op een hete plaat. Het aantal beschikbare woningen moet dringend omhoog, want de begeleiding kan maar van start gaan als er een beschikbare woning is.

Wij pleiten ervoor om een bepaald percentage openbare of gesubsidieerde woningen voor te behouden voor daklozen en andere mensen in nood. Het verheugt ons dat u een dergelijke maatregel ziet zitten. Hopelijk zult u de andere leden van het Verenigd College over de streep kunnen trekken, ook al slaagde u daar in het verleden niet in. Ondertussen is de situatie echter verslechterd.

Share
16:52 § 267 → Video
Share

Mevrouw Els Rochette (one.brussels-Vooruit).- Ik dank de zeven operatoren achter de initiatieven rond Housing First die u dergelijke gedetailleerde gegevens bezorgden. Zij hebben immers zeer veel werk met het begeleiden van personen naar en in hun nieuwe woning. Tegelijk is het ook belangrijk dat wij over correcte cijfers beschikken.

Ik besef dat het een titanenwerk is om personen richting huisvesting te begeleiden en op alle gebieden in hun leven ondersteuning te bieden. Dat levert wel degelijk duurzame resultaten op. Het is dan ook een goede zaak dat het aantal plaatsen voor Housing First is verdrievoudigd en dat u naar een verviervoudiging streeft. Ik denk dat toenmalig minister Pascal Smet, die het project in 2013 opzette, daar heel tevreden over zal zijn.

Ik zei daarnet al dat 5.313 personen dak- of thuisloos zijn. Van die groep leven 719 personen daadwerkelijk in de openbare ruimte.

(verder in het Frans)

Quelque 719 personnes étaient donc véritablement à la rue cette nuit-là. Nous nous sommes rendu compte qu'il importait de toujours se montrer prudents avec les chiffres.

Mme Els Rochette (one.brussels-Vooruit).- Je remercie avant tout les sept opérateurs qui vous ont fourni des données aussi détaillées, car il est important que nous disposions de chiffres exacts.

Je me réjouis du travail titanesque effectué et du fait que le nombre de places de Housing First ait triplé et soit destiné à être quadruplé.

Sur les 5.313 sans-abri recensés, 719 vivent effectivement dans l'espace public.

(poursuivant en français)

We moeten dus altijd voorzichtig zijn met cijfers.

Share
16:53 § 271 → Video
Share

(verder in het Nederlands)

De federale ministers Caroline Gennez en Karine Lalieux kondigden onlangs aan dat ze 10 miljoen euro vrijmaken voor projecten van Housing First om te investeren in de aankoop of renovatie van woningen. Dat is heel hard nodig in Brussel. De GGC geeft alleen personeelsmiddelen en geen middelen om woningen te verwerven.

Voor Brussel zou het gaan om een bedrag van 2,25 miljoen euro. Weet u al welke gemeenten of OCMW's daarop aanspraak kunnen maken? Het geld is blijkbaar toegekend aan bepaalde gemeenten. Het is heel belangrijk om die informatie aan de sector te bezorgen, zodat die kan intekenen op projecten om te kunnen investeren in woningen.

(poursuivant en néerlandais)

Le budget de 10 millions d'euros que dégagera le gouvernement fédéral afin d'investir dans l'achat ou la rénovation de logements est très attendu à Bruxelles.

Savez-vous déjà quelles communes ou quels CPAS pourront prétendre à la part de budget accordée à Bruxelles ? Il est primordial de fournir cette information au secteur.

Share
16:55 § 273 → Video
Share

Mme Viviane Teitelbaum (MR).- Pour les chiffres, je reviendrai avec une question écrite.

Mais je parlais d'un programme spécifique de remise au logement et à l'emploi, avec accompagnement et formation, comme en Espagne ; c'est-à-dire un programme Housing First destiné notamment aux femmes victimes de violence, et en considérant cet aspect comme une porte d'entrée vers ce projet. Je ne dis pas que rien n'est fait, que ce soit pour ces femmes ou d'autres publics vulnérables. D'ailleurs, l'ASBL L'Îlot ouvre son centre. Mais peut-on envisager à Bruxelles de suivre l'exemple de l'Espagne ou de Prague, au lieu d’appliquer le modèle Housing First, comme en Finlande, à tous les publics ?

Mevrouw Viviane Teitelbaum (MR).- Ik zal de cijfers in een schriftelijke vraag opvragen.

Ik had het over een specifiek Housing First-programma zoals in Spanje of Praag, gericht op vrouwen die op de vlucht zijn voor huiselijk geweld. Overweegt men dat ook in Brussel?

Share
16:56 § 275 → Video
Share

M. Alain Maron, membre du Collège réuni.- En soi, on peut tout imaginer. Cependant, le public Housing First établi ici est d'abord celui que j'ai décrit et qui figure dans notre législation bruxelloise. Il correspond aussi aux priorités des méthodologies internationales. Ce public-là a vraiment du mal à être pris en charge dans d'autres structures, outre l'intérêt qu'il aurait à passer directement en logement. En effet, dans les structures d'accueil d'urgence, cela devient très compliqué dès qu'il y a des pathologies de santé mentale aiguës, des assuétudes aiguës, etc.

Ce ne sont pas les moyens ni la volonté politique qui manquent sur le projet Housing First, mais des logements disponibles. Les systèmes de captation de logement travaillent à différents niveaux et font le maximum pour trouver des logements privés comme publics. Les associations trouvent aussi parfois des investisseurs privés qui acceptent d'investir dans des logements qu'ils mettront à disposition de ce type de projet, avec des rendements inférieurs à ce qu'ils peuvent escompter avec un public classique, cela va de soi. Ou alors, en passant par les agences immobilières sociales partenaires ou d'autres types de partenaires.

Il est vrai que le nombre de logements plafonne autour de 300. Il faudrait en libérer plus pour atteindre au moins les 400, ce qui était l'objectif initial. Nous continuons à avancer pour libérer des logements complémentaires en partenariat avec les différents acteurs.

De heer Alain Maron, lid van het Verenigd College.- Onze Housing First is in de eerste plaats gericht op het publiek dat ik beschreven heb. Mensen met psychische problemen of verslavingen dreigen anders nergens terecht te kunnen. De goede wil is er, de middelen zijn er, maar er zijn gewoon te weinig openbare en private opvangplaatsen. Dat aantal zou van 300 naar 400 moeten worden opgetrokken. Samen met de vzw's en sociale verhuurkantoren blijven we zoeken.

Share
16:58 § 277 → Video
Share

S'agissant des moyens fédéraux, j'ignore à l'heure actuelle comment ils seront utilisés. Il y aurait 2.250.000 euros et six communes à Bruxelles. Nous n'avons pas eu de notification officielle à ce sujet et je me renseignerai davantage sur la manière dont les CPAS peuvent employer ces fonds.

En tout cas, c'est une bonne nouvelle vu qu'il sera possible de disposer de logements supplémentaires qui s'ajoutent aux financements que nous prévoyons, sur le plan de l'infrastructure, comme de l'accompagnement, essentiellement.

J'espère que ce projet aboutira, mais les miracles n'existent pas, tout cela prendra du temps. Il faudra trouver les lieux à acheter et, le cas échéant, les remettre en état. Mais, quoi qu'il en soit, c'est une bonne nouvelle que le gouvernement fédéral investisse dans ces matières.

Ik verheug me over de federale steun. Ik weet niet hoe de federale middelen worden ingezet. Er is sprake van 2,25 miljoen euro en zes Brusselse gemeenten, maar ik heb daarover nog geen officiële bevestiging. Ik zal dus navragen hoe de OCMW's dat geld kunnen aanwenden. Dat moet ons in staat stellen om bijkomende opvangplaatsen aan te bieden, maar zoiets vergt tijd.

Share
17:00 § 281 → Video
Share

De heer Gilles Verstraeten (N-VA).- De realiteit waarbij we Housing First toepassen als een logische oplossing voor de aanpak van de daklozenproblematiek is nog heel veraf. Het kan liggen aan mijn eigen gevoeligheid voor de problematiek en het feit dat ik er al jaren mee bezig ben, maar ik ben er ook voorstander van dat we misschien een deel sociale huisvesting en andere vormen van publieke huisvesting voor die doelgroep zouden moeten reserveren. Ik vind het jammer om te horen dat het geprobeerd is, maar niet gelukt is in het meerderheidsakkoord. Ik deel het optimisme van de heer Kennis niet dat het nog zal lukken om dit tijdens deze legislatuur te veranderen. U mag altijd proberen, maar ik vermoed dat het voor een volgend regeerakkoord zal zijn dat die poging nog eens ondernomen wordt.

U zegt dat de middelen er zijn, maar daar ben ik het niet helemaal mee eens. Mochten de middelen oneindig zijn, dan zou het wel lukken. Een groter probleem is dat een groot deel van de daklozenproblematiek helaas blijft samenhangen met de migratieproblematiek. Dat is natuurlijk een zeer grote groep waarvoor Housing First geen oplossing biedt. Daarom wordt noodgedwongen de keuze voor noodopvang gemaakt. Vroeger stond in de verslagen van het steunpunt La Strada dat de keuze om altijd maar noodopvang bij te creëren, verband hield met de migratieproblematiek. Ik vrees dat we zo rondjes blijven draaien. Ik kan slechts hopen dat er meer creatieve oplossingen gevonden worden en op een grotere schaal worden toegepast om zelf woonplaatsen te creëren om daarin Housing First te organiseren, maar dat is misschien nog een ander debat waard.

M. Gilles Verstraeten (N-VA).- Le recours au programme Housing First en tant que solution logique pour lutter contre le sans-abrisme est loin d'être une réalité. Personnellement, je soutiens l'idée qui consiste à réserver certains logements sociaux et d'autres formes de logements publics à ce groupe cible, mais je ne partage pas l'optimisme de M. Kennis à cet égard.

Le gros problème est le fait que le sans-abrisme reste en grande partie lié à la problématique de la migration. Il s'agit d'un groupe très large pour lequel Housing First n'offre pas de solution, de sorte que l'accueil d'urgence s'impose. Je ne peux qu'espérer que des solutions plus créatives soient trouvées et appliquées à plus grande échelle.

Share
17:02 § 283 → Video
Share

De heer Pepijn Kennis (Agora).- Het is positief dat de overheid beseft hoe belangrijk het is dat thuislozen een woning krijgen. Wel vind ik het jammer dat u blijkbaar niet op de hoogte bent van wat de federale overheid onderneemt. Dat duidt eens te meer op de problemen die de opsplitsing van het beleid veroorzaakt.

U zegt dat de GGC de begeleiding financiert, en dat is goed, want het is nodig. Als er echter tegelijkertijd niemand voor woningen zorgt, dan heeft die begeleiding weinig zin, want dan raakt de doelgroep toch niet aan onderdak.

Eens te meer stoten we hier op de absurde Brusselse organisatie en het gebrek aan communicatie tussen de regeringen. Op dat vlak kunnen stappen worden gezet om tot een coherenter beleid te komen, dat niet alleen over begeleiding gaat, maar ook en in de eerste plaats over woningen, zodat het mogelijk wordt om het probleem ten gronde aan te pakken. U moet werken aan meer samenwerking op dat gebied.

M. Pepijn Kennis (Agora).- Je me réjouis que vous vous rendiez compte à quel point il est important, pour les sans-abri, d'obtenir un logement. Je regrette toutefois que vous ne soyez pas informé des initiatives prises par le gouvernement fédéral.

Vous dites que la Cocom finance l'accompagnement, mais si, dans le même temps, personne ne fournit de logements, cet accompagnement n'a guère de sens.

Une fois de plus, nous nous heurtons à l'organisation absurde de Bruxelles et au manque de communication et de coopération entre les gouvernements.

Share
17:03 § 285 → Video
Share

M. Alain Maron, membre du Collège réuni.- Comme M. Verstraeten l’a mentionné, nous sommes aussi confrontés à de graves difficultés de mélange de publics, avec un nombre élevé de sans-papiers. Ces derniers, faute de régularisation ou de gestion, courent davantage de risques de précarité et se retrouvent dès lors en masse dans les centres d’accueil d’urgence. Nous avons évoqué les problèmes d'absence de prise en charge par Fedasil d’un certain nombre de migrants, qui y ont pourtant droit.

Tout cela complique la donne. Pour avoir accès au logement, il faut a priori un titre de séjour et, donc, des revenus suffisants - ne fût-ce qu’un revenu d’intégration - pour payer un loyer. Le modèle Housing First implique en effet le paiement d'un loyer, même modéré.

N’oublions donc jamais qu’une partie des chiffres considérés couvrent un public en insuffisance de droits sur notre territoire.

- Les incidents sont clos.

De heer Alain Maron, lid van het Verenigd College.- Het publiek is heel gemengd, met heel veel mensen zonder papieren. Dat is een erg precair statuut, waardoor zij massaal in de noodopvang belanden. Daarom herhalen we dat in de eerste plaats Fedasil zich om deze migranten moet bekommeren.

Het is dus complex. Om voor onderdak in aanmerking te komen, heb je een verblijfsvergunning nodig en een inkomen, onder andere om de huur te betalen, hoe bescheiden die ook is. Dat is de filosofie van Housing First.

- De incidenten zijn gesloten.

Share
17:05 § 289 → Video
Share

Question orale de Mme Delphine Chabbert

à Mme Elke Van den Brandt et à M. Alain Maron, membres du Collège réuni chargés de l'Action sociale et de la Santé,

concernant le suivi des actions 3 et 5 du plan bruxellois de soutien aux familles monoparentales.

Mondelinge vraag van mevrouw Delphine Chabbert

aan mevrouw Elke Van den Brandt en aan de heer Alain Maron, leden van het Verenigd College, bevoegd voor Welzijn en Gezondheid,

betreffende de opvolging van acties 3 en 5 van het Plan ter ondersteuning van eenoudergezinnen.

Share
17:05 § 291 → Video
Share

Mme Delphine Chabbert (PS).- Je vous ai questionné au mois de septembre 2022 sur les actions 3 et 5 du plan bruxellois de soutien aux familles monoparentales.

Pour rappel, l’action 3 prévoit l’élaboration d’une boîte à outils à destination des communes, des CPAS et des acteurs de la première ligne. Elle a pour objectif de constituer deux groupes de travail dont l'un devra se charger de la lutte contre le non-recours aux droits, une matière qui relève pleinement de vos compétences.

L’action 5 prévoit, quant à elle, la formation et la sensibilisation des communes et des CPAS sur le non-recours aux droits. L’objectif de cette action est de « permettre à chaque commune et CPAS qui le souhaite de disposer d’informations, d’outils pour identifier les publics qui n’ont pas recours à leurs droits, en ce inclus les familles monoparentales ».

Vous m’avez répondu en septembre concernant l’action 3 que « le groupe de travail réunissant les CPAS et ayant pour objectif de partager les bonnes pratiques d’appui aux familles monoparentales entre les dix-neuf CPAS est en cours de formalisation. Il est organisé par la Fédération des CPAS, avec l'appui de mon cabinet. Ce groupe de travail doit démarrer en octobre. Il est prévu que les deux groupes de travail se réunissent pour échanger leurs conclusions, sur la base desquelles sera élaborée une boîte à outils, dont la finalisation est prévue en 2023. L’accompagnement à l’usage de cette boîte à outils sera abordé au sein des deux groupes de travail ».

En ce qui concerne l’action 5, vous indiquiez : « Une formation sur le non-recours aux droits sera proposée par l’École régionale d’administration publique à destination des CPAS. Ce module est en phase de finalisation. Les formations débuteront en principe en mars 2023. Le fait que le personnel puisse être formé sur cette thématique spécifique constitue une avancée importante ».

Le groupe de travail a-t-il finalisé ses travaux ? Si oui, quelles en sont les conclusions ?

Le groupe de travail associant les CPAS s’est-il réuni ? Dans l’affirmative, quelles en sont les conclusions ? La boite à outils est-elle finalisée ? Quand sera-t-elle diffusée ?

L’accompagnement à l’usage de cette boîte à outils a-t-il été abordé au sein des deux groupes de travail ?

Enfin, la formation sur le non-recours aux droits prévue pour le mois de mars a-t-elle eu lieu ? Si oui, combien de participants ont-ils pris part à cette formation ? Combien de séances d’informations sont-elles prévues au total ?

Mevrouw Delphine Chabbert (PS).- In september 2022 vroeg ik u al naar de voortgang van de acties 3 en 5 van het Plan ter ondersteuning van eenoudergezinnen. Actie 3 behelst de ontwikkeling van een toolkit voor gemeenten, OCMW's en eerstelijnsactoren. Actie 5 gaat over de opleiding en bewustmaking van gemeenten en OCMW's betreffende het niet-opnemen van rechten.

In verband met actie 3 antwoordde u dat er in oktober twee werkgroepen van start zouden gaan om goede praktijken te delen tussen de OCMW's onderling en dat de toolkit in de loop van 2023 klaar zou zijn.

Voor actie 5 zouden er door de Gewestelijke School voor Openbaar Bestuur (GSOB) vanaf maart 2023 vormingen georganiseerd worden.

Heeft de werkgroep intussen haar werkzaamheden afgerond? Wanneer is de toolkit beschikbaar? Is er in begeleiding voorzien voor het gebruik ervan?

Is er al een vorming geweest omtrent het niet-opnemen van rechten? Hoeveel sessies komen er en hoeveel deelnemers waren er aanwezig?

Share
17:08 § 293 → Video
Share

M. Alain Maron, membre du Collège réuni.- Concernant votre première question sur l’action 3 du plan bruxellois de soutien aux familles monoparentales, qui prévoit la création de deux groupes de travail spécifiques réunissant CPAS et communes, il a finalement été décidé, sur demande de la Fédération des CPAS bruxellois, de ne pas créer un groupe de travail spécifique pour les familles monoparentales, mais de prévoir un moment d'échange entre CPAS pour que les différents centres intéressés puissent partager leurs bonnes pratiques et leurs projets visant à garantir aux familles monoparentales un meilleur accès à leurs droits.

Une réunion a eu lieu le 24 mars 2023 entre Bruxelles Pouvoirs locaux, la Fédération des CPAS bruxellois, le cabinet de la secrétaire d'État au Logement Mme Ben Hamou et le mien afin de convenir du format et d’une date de réunion pour partager les bonnes pratiques et projets des communes et CPAS en lien avec la monoparentalité.

Une deuxième réunion a été fixée le 26 mai afin de mettre en commun et présenter les différents projets et bonnes pratiques en présence des communes et des CPAS intéressés. L’objectif est d’aboutir à la création de la boîte à outils d’ici fin 2023.

Concernant l’action 5 du plan et la formation sur le non-recours aux droits proposée par l’École régionale d'administration publique, celle-ci démarrera le 20 avril 2023. Elle sera destinée dans un premier temps aux travailleurs sociaux des CPAS et pourra être élargie ensuite au personnel des communes. Elle comporte entre autres un volet relatif aux familles monoparentales.

La formation comprendra six sessions de deux fois sept heures. Elle est gratuite et chaque session est ouverte à douze participants. Elle a lieu de manière participative, avec des jeux de rôle, et est organisée en collaboration avec les associations de terrain. L’ambition est de former 120 personnes d'ici à 2024.

L’objectif de la formation est de déconstruire les a priori et d’améliorer l’accès aux droits des différents types de publics visés - Roms, familles monoparentales, primo-arrivants, personnes sans titre de séjour, mineurs étrangers non accompagnés, personnes sans abri, travailleuses et travailleurs du sexe, etc. - en partant des connaissances du terrain et en développant des pistes de solutions.

De heer Alain Maron, lid van het Verenigd College.- Op vraag van de Federatie van Brusselse OCMW's is beslist om geen specifieke werkgroep voor eenoudergezinnen op te richten, maar wel om een moment te plannen waar goede praktijken en ideeën kunnen worden uitgewisseld. Brussel Plaatselijke Besturen, de Federatie van Brusselse OCMW's, de kabinetten van mevrouw Ben Hamou en van mezelf hebben daarvoor op 26 mei een ontmoeting met de gemeenten en OCMW's gepland.

De vorming van de GSOB omtrent het niet-opnemen van rechten begint op 20 april 2023. Ze is in de eerste plaats bestemd voor de maatschappelijk werkers van de OCMW's; later kan het gemeentepersoneel eventueel aansluiten. Deze gratis en participatieve vorming bestaat uit zes sessies van tweemaal zeven uur en er kunnen telkens twaalf geïnteresseerden deelnemen. Het is de bedoeling om 120 mensen op te leiden tegen 2024.

De vorming moet vooroordelen ontkrachten, oplossingen aanreiken en de communicatie met de doelgroepen verbeteren: Roma, eenoudergezinnen, nieuwkomers, mensen zonder papieren, niet-begeleide minderjarigen, daklozen, sekswerkers enzovoort.

Share
17:10 § 295 → Video
Share

Mme Delphine Chabbert (PS).- Je ne vous cache pas ma déception. Hier, nous avons réuni 130 mères solos au sein de cet hémicycle. Soutenues par les nombreuses associations qui les accompagnaient, toutes ont insisté sur la nécessité de mesures spécifiques. Je regrette donc fortement qu'un groupe de travail dédié à la monoparentalité ne puisse voir le jour. Cette décision va totalement à l'encontre des demandes de ce public et des associations.

La boîte à outils nous semble indispensable et, pourtant, vous nous annoncez un nouveau retard, puisqu'elle n'est désormais attendue que pour la fin de l'année. Comment allons-nous avancer sur la mise en œuvre concrète et l'exécution du plan bruxellois de soutien aux familles monoparentales dans le cadre de vos compétences ? La question de l'accès aux droits s'est posée hier à de multiples reprises.

Les mères seules ont besoin d'actions spécifiques, de professionnels formés pour lutter contre la stigmatisation, les stéréotypes et la culpabilisation pratiquée par de nombreux travailleurs sociaux à leur égard. Je reviendrai vers vous pour connaître l'évolution de ce dossier et j'espère que les choses auront avancé d'ici là.

Mevrouw Delphine Chabbert (PS).- Gisteren vroegen 130 alleenstaande moeders en talloze organisaties hier in dit halfrond om specifieke maatregelen. Ik ben dus ontgoocheld dat die werkgroep er niet komt.

Er is opnieuw vertraging met de toolkit, ook al is die zo belangrijk. Hoe kunnen we zo ooit concrete vooruitgang boeken met dit Plan ter ondersteuning van eenoudergezinnen?

Gisteren kwam de toegang tot rechten voor eenoudergezinnen meermaals ter sprake. Alleenstaande moeders hebben specifieke ondersteuning nodig van goed gevormde professionals om in te gaan tegen stigmatisering en stereotypering door veel maatschappelijk werkers.

Share
17:11 § 297 → Video
Share

M. Alain Maron, membre du Collège réuni.- J'espère que vous avez invité le président de la Fédération des CPAS bruxellois à votre journée d'étude hier.

(Remarques de Mme Chabbert)

C'est elle qui a demandé qu'il n'y ait pas de groupe de travail. Vous devez la connaître. N'hésitez pas à dialoguer avec elle pour vous mettre d'accord.

Toujours est-il que nous avons suivi la demande des CPAS de ne pas créer de groupe de travail, alors que c'était prévu. Peu importe les modalités, le travail avance et la boîte à outils sera réalisée en 2023, comme prévu.

J'ai répondu aux questions spécifiques que vous m'avez posées et je ne voudrais pas que votre réplique puisse laisser croire que rien n'est fait pour les familles monoparentales dans les domaines du social et de la santé ou par rapport au non-accès aux droits. C'est une priorité transversale. Nous mettons en effet un accent spécifique sur l'amélioration de l'accès aux droits dans à peu près toutes nos politiques, mais il n'y a pas de solution miracle. La première amélioration de l'accès aux droits relève des CPAS et leur travail s'est amélioré. Malheureusement, c'est une compétence fédérale et c'est souvent l'un des niveaux où le bât blesse. Il s'agit d'améliorer le travail des mutualités et de l'ensemble des administrations locales et régionales par rapport à l'accès aux droits. Nous essayons de faire un maximum de sensibilisation et de soutenir toutes les associations qui soutiennent les publics qui en ont le plus besoin, dont une grande majorité de personnes seules et, souvent, des familles monoparentales et des femmes. Ce public est pris en charge par toutes les associations subsidiées par la Région.

Il faudrait certainement aller encore plus loin. Je mesure les difficultés que rencontrent les personnes seules qui éprouvent des difficultés sociales et portent, de plus seules, la charge et la responsabilité d'enfants. Il est évident que la vie est encore plus compliquée pour elles. C'est la raison pour laquelle nous renforçons l'ensemble des dispositifs d'aide pour ce public.

De heer Alain Maron, lid van het Verenigd College.- Ik hoop dat u de voorzitter van de Federatie van Brusselse OCMW's uitgenodigd hebt voor uw studiedag gisteren.

(Opmerkingen van mevrouw Chabbert)

Het is zij die heeft gevraagd om geen werkgroep op te richten. Misschien moet u met haar het gesprek aangaan.

Ik aanvaard niet dat u de schijn wekt dat er niets gedaan wordt voor eenoudergezinnen. Een betere toegang tot rechten is een prioriteit en moet op vele niveaus worden gevoerd, maar er bestaat geen wondermiddel. De werking van de OCMW's is verbeterd, maar op federaal niveau wringt het schoentje. Ook de werking van de ziekenfondsen en van de lokale en regionale overheden moet meer oog hebben voor de problematiek. Op gewestelijk niveau ondersteunen we ten volle de organisaties die zich om deze doelgroepen bekommeren.

We moeten zeker nog meer doen. Ik ben me terdege bewust van de moeilijkheden waar deze alleenstaande ouders mee te maken hebben.

Share
17:14 § 303 → Video
Share

Mme Delphine Chabbert (PS).- Je ne dis pas que rien n'a été fait, je parle de deux actions précises, à savoir les actions 3 et 5 du plan bruxellois qui n'ont pas été exécutées.

M. Alain Maron, membre du Collège réuni.- Les formations sont en cours de développement.

Mme Delphine Chabbert (PS).- Concernant le non-recours aux droit, j'entends que de nombreuses initiatives sont prises, notamment au travers des actions qui font partie de vos compétences. Je maintiens cependant qu'il faut une approche spécifique, avec des outils et des formations spécifiques à la monoparentalité. C'est l'une des premières conclusions à chaud de la journée de travail d'hier. Des dispositifs généraux d'information sur l'accès aux droits n'atteindront pas ce public cible.

La Maison des parents solos, qui était présente hier, opère de cette manière et développe des outils ciblés. Il faut des formations spécifiques tenant compte de l'approche monoparentale, il ne s'agit pas uniquement de questions de non-recours aux droits. Des mères seules avec enfant qui, dans une approche intersectionnelle, rassemblent souvent plusieurs difficultés - racisées, femmes, peu qualifiées, seules, locataires - nous disent qu'elles ont besoin de professionnels formés spécifiquement à la situation de la monoparentalité, et pas seulement à la situation de non-recours aux droits.

M. Alain Maron, membre du Collège réuni.- Je vous rejoins sur les formations, elles sont d'ailleurs en train d'être développées. Cependant, dire qu'il faudrait des associations qui ne s'adresseraient qu'à ce public-là, c'est aller plus loin. Généraliser, sur l'ensemble du territoire régional, des systèmes de centres sociaux et de santé intégrés réservés aux familles monoparentales, c'est une autre chose également.

Mme Delphine Chabbert (PS).- Ces centres ne sont pas réservés à un seul public, si une famille ou un couple requiert ses services, ils ne seront pas exclus.

M. Alain Maron, membre du Collège réuni.- Dans une ASBL qui contient les mots « parents solos » ?

Mme Delphine Chabbert (PS).- Bien entendu, puisque c'est un centre d'aide à la personne qui, conformément à la loi, doit accueillir tout le monde. Seulement, tous les agents qui y travaillent seront formés à l'accueil des familles monoparentales. Dans les faits, ce sont essentiellement ces dernières qui y viennent. Mais nous ne demandons en aucun cas que ces centres soient exclusifs, ni que des personnes se voient refuser l'accueil, par exemple parce que les deux parents sont présents. Nous disons simplement qu'il faut une formation des professionnels qui vont accueillir les publics en question.

M. Alain Maron, membre du Collège réuni.- Je suis d'accord, la formation aux problématiques spécifiques doit être améliorée. La première formation aura lieu le 20 avril prochain.

- L'incident est clos.

Mevrouw Delphine Chabbert (PS).- Ik beweer niet dat er niets gedaan is, ik zeg alleen dat actie 3 en 5 niet uitgevoerd worden.

De heer Alain Maron, lid van het Verenigd College.- De vormingen staan in de steigers.

Mevrouw Delphine Chabbert (PS).- Voor het niet-opnemen rechten is een specifieke aanpak nodig bij eenoudergezinnen. Met algemene informatiecampagnes bereik je hen niet. Dat was een van de belangrijkste conclusies gisteren.

Eenoudergezinnen'thuis was ook aanwezig en is een voorbeeld van een goede werking. De organisatie ontwikkelt ook specifieke tools voor de doelgroep.

De heer Alain Maron, lid van het Verenigd College.- Akkoord dat er een betere vorming nodig is, maar specifieke organisaties en centra voor deze doelgroep creëren gaat nog een stap verder.

Mevrouw Delphine Chabbert (PS).- Ook koppels en families zouden daar terechtkunnen.

De heer Alain Maron, lid van het Verenigd College.- In een vzw met in haar naam 'eenoudergezinnen'?

Mevrouw Delphine Chabbert (PS).- Uiteraard, ze zijn wettelijk verplicht om iedereen te helpen. Maar de medewerkers zijn wel specifiek opgeleid voor eenoudergezinnen.

De heer Alain Maron, lid van het Verenigd College.- Ik ga akkoord dat de vorming moet verbeteren. De eerste sessie start op 20 april.

- Het incident is gesloten.

Share
17:17 § 317 → Video
Share

Question orale de Mme Viviane Teitelbaum

à Mme Elke Van den Brandt et à M. Alain Maron, membres du Collège réuni chargés de l'Action sociale et de la Santé,

concernant la précarité alimentaire chez les enfants.

Mondelinge vraag van mevrouw Viviane Teitelbaum

aan mevrouw Elke Van den Brandt en aan de heer Alain Maron, leden van het Verenigd College, bevoegd voor Welzijn en Gezondheid,

betreffende de voedselarmoede bij kinderen.

Share
17:17 § 319 → Video
Share

Mme Viviane Teitelbaum (MR).- Les crises successives de ces dernières années ont plongé de nombreux ménages dans la précarité, et les demandes d'aide alimentaire ont augmenté de manière signifiante. Hélas, les enfants sont souvent les premiers affectés. Cela fait encore plus mal au cœur que pour d'autres publics.

D’après une étude menée entre le 12 janvier et le 1er février 2023 par Spark Market Research dans toute l’Europe, avec un échantillon belge de mille adultes et cent enseignants et enseignantes, en partenariat avec l’école Don Bosco à Bruxelles, près d’une famille belge sur quatre éprouve des difficultés à nourrir ses enfants. Cela représente une hausse de 10 % par rapport à 2016. En Belgique, plus d'un enfant sur cinq ne prend pas de petit déjeuner tous les matins. Environ 55 % des personnes interrogées déclarent éprouver un sentiment de honte lorsqu’on les voit recourir à des services tels que les banques alimentaires. Disposez-vous de chiffres relatifs à la précarité alimentaire chez les enfants en Région bruxelloise ?

Le plan d'action bruxellois de lutte contre la pauvreté, que nous attendons toujours et dont nous espérons qu'il nous sera présenté prochainement, prévoit-il des actions pour lutter contre la précarité alimentaire chez les enfants ?

Les familles monoparentales sont encore plus touchées par la précarité. Selon une étude réalisée par l’ULB et soutenue par la Fondation Roi Baudouin, en 2017, un nourrisson bruxellois sur six naissait dans une famille monoparentale, avec 72 % de ces ménages vivant sous le seuil de pauvreté. À la réunion d'hier, à laquelle je ne pouvais assister, de nombreuses associations ont souligné la difficulté actuelle de nourrir les enfants et de répondre à leurs besoins. Cela devient une préoccupation prioritaire. Quelle est l’évolution actuelle de la situation ? Combien d’enfants de familles monoparentales se trouvent-ils en situation de précarité alimentaire ?

L’action 22 du plan « parent solo », à savoir l'inclusion du public cible familles monoparentales dans l’appel à projets Good Food 2021 à destination des associations, consistait à garantir aux familles monoparentales des repas sains en dépit de leurs difficultés. L’appel, lancé en mai 2021, prévoyait le démarrage des projets en janvier 2022. Lesquels ont été retenus ? Quels en sont les résultats ? Dans ce cadre, combien de familles monoparentales ont-elles bénéficié de repas sains ?

Mevrouw Viviane Teitelbaum (MR).- De armoede neemt toe en steeds meer gezinnen zijn aangewezen op voedselhulp. Uit een Europese studie van begin dit jaar blijkt dat ongeveer een kwart van de Belgische gezinnen moeite heeft om voedsel te bekostigen. Meer dan 20% van de Belgische kinderen krijgt niet elke ochtend een ontbijt. Beschikt u over cijfers over voedselarmoede onder Brusselse kinderen?

Staan er in het Brussels Actieplan armoedebestrijding , dat ons hopelijk binnenkort eindelijk wordt voorgesteld, maatregelen om voedselarmoede onder kinderen te bestrijden?

Eenoudergezinnen zijn extra kwetsbaar. Uit een studie uit 2017 bleek dat toen een op de zes Brusselse zuigelingen opgroeide in een gezin met slechts één ouder, en dat 72% van die gezinnen onder de armoedegrens leefde. Hoeveel van de kinderen uit eenoudergezinnen krijgt te maken met voedselarmoede?

Actie 22 van het Plan voor eenoudergezinnen 2021 is bedoeld om gezonde maaltijden te verstrekken aan de doelgroep. Verenigingen werden aangezocht om met voorstellen te komen in het kader van de Good Foodstrategie. Die projecten zouden in januari 2022 beginnen te lopen. Welke projecten werden geselecteerd? Met welk resultaat? Hoeveel eenoudergezinnen kregen gezonde maaltijden voorgeschoteld?

Share
17:20 § 321 → Video
Share

M. Alain Maron, membre du Collège réuni.- Nous ne disposons pas de chiffres spécifiques sur la précarité alimentaire chez les enfants à Bruxelles. Cependant, selon l'enquête sur les revenus et les conditions de vie 2021, un enfant bruxellois sur cinq, soit 21 %, est en situation de privation matérielle, dont relève la précarité alimentaire.

En outre, le baromètre social 2021 de l’Observatoire de la santé et du social de Bruxelles-Capitale rapporte qu’en 2019, un enfant sur cinq est né dans un ménage sans revenu du travail en Région bruxelloise. En outre, un enfant sur trois (36 %) est né dans un ménage à un seul revenu du travail. Par ailleurs, 19 % des enfants sont nés dans un ménage où la mère vit seule au moment de la naissance, ce qui est un chiffre interpellant. Parmi les mères vivant seules, 54 % ne disposent pas de revenu du travail.

Les mesures complémentaires au plan social-santé intégré (PSSI) en matière de lutte contre la pauvreté et les inégalités sociales et de santé, dont le plan d'action bruxellois de lutte contre la pauvreté , sont en cours de finalisation et vous seront présentées prochainement.

L'essentiel de ces mesures figure déjà dans le PSSI, même si plusieurs mesures régionales viennent s’y ajouter. Ce plan d'action reprend avant tout les mesures mises en place au niveau de la Région, de la Cocof et de la Cocom, complémentairement aux mesures déployées en social-santé dans le cadre de la politique de lutte contre la pauvreté.

Ainsi, beaucoup de mesures du plan d'urgence logement sont intégrées dans ce plan, puisqu’elles visent in fine à améliorer les conditions matérielles et à lutter contre la pauvreté. Bien entendu, elles n’étaient pas reprises dans le PSSI, puisqu’il s’agissait de matières régionales, tandis que le plan d'urgence logement a une vocation en soi.

Par ailleurs, l’axe 1 du PSSI comporte un chapitre consacré à l’accessibilité de l’alimentation pour tous, les enfants y compris. Aucun élément supplémentaire en social-santé ne viendra s’y ajouter pour l’alimentation, hormis certains éléments de la stratégie Good Food.

Concernant vos questions sur les familles monoparentales, le baromètre social de 2021 fait état de 65.106 familles monoparentales à Bruxelles, soit 12 % de la population. Parmi les familles monoparentales bruxelloises, 86 % sont des femmes seules avec enfants.

Nous ne disposons pas de chiffres spécifiques sur la précarité alimentaire chez les enfants dans ces familles. Il convient par ailleurs de faire montre de prudence envers les chiffres relatifs aux familles monoparentales, dans la mesure où ils ne reflètent pas les situations de fait où l’enfant est en garde partagée, mais est officiellement domicilié chez la mère.

De heer Alain Maron, lid van het Verenigd College.- Er bestaan geen specifieke cijfers voor Brussel over voedselarmoede bij kinderen. Uit recente studies en enquêtes komt wel naar voren dat een vijfde van de Brusselse kinderen niet alles krijgen wat ze nodig hebben, dat een even grote groep opgroeit in een gezin zonder inkomen uit arbeid en dat nog eens evenveel kinderen een alleenstaande moeder hebben. Van die alleenstaande moeders heeft 54% geen beroepsinkomsten.

Binnenkort stel ik u extra maatregelen tegen armoede en sociale ongelijkheid voor, die boven op het Geïntegreerd Welzijns- en Gezondheidsplan komen. Het Brussels Actieplan armoedebestrijding is één van die maatregelen.

Het Geïntegreerd Welzijns- en Gezondheidsplan is een bundeling van alle beleidsmaatregelen van het gewest, de Cocof en de GGC. In dat plan wordt een hoofdstuk gewijd aan goed eten voor iedereen, dus ook voor kinderen.

In 2021 waren er 65.106 eenoudergezinnen in Brussel. Dat komt overeen met 12% van de bevolking. In 86% daarvan staat een vrouw aan het hoofd, maar let wel, het kan ook gaan om co-ouderschap waarbij de kinderen bij de moeder gedomicilieerd zijn. Precieze cijfers over voedselarmoede bij kinderen in eenoudergezinnen zijn er niet.

Share
17:23 § 323 → Video
Share

Les chiffres évoqués plus haut, à savoir que 54 % des mères élevant seules leurs enfants ne bénéficient pas de revenus du travail, nous permettent de penser que les situations de privations matérielles, donc de précarité alimentaire, sont plus susceptibles de survenir dans les familles monoparentales. Cette situation nous rappelle l’importance prégnante des mécanismes de sécurité sociale et des allocations familiales.

Or, selon l’Observatoire de la santé et du social de Bruxelles-Capitale, les allocations familiales en Région bruxelloise représentent un soutien au revenu significatif pour les familles avec enfants, ayant fait passer le taux de risque de pauvreté de 41 % à 27  % en 2021.

Enfin, je tiens à préciser que l’appel à projets Good Food n’était pas ciblé uniquement sur les familles monoparentales, mais concernait un public plus large. Dans ce cadre, neuf projets ont été retenus en 2021, parmi lesquels deux avaient dans leur public cible des familles monoparentales. Il s’agit du projet de cuisine de quartier dans les Marolles, porté par le Réseau santé diabète-Bruxelles et le projet « Phoenix - La transforme », porté par l’épicerie sociale Les Capucines. Ces différents projets viennent de se terminer ou sont toujours en cours. Je ne suis donc pas en mesure de vous communiquer les résultats ni une évaluation à ce stade.

Uit het hierboven genoemde feit dat 54% van de alleenstaande moeders geen beroepsinkomsten heeft, durven wij af te leiden dat eenoudergezinnen een reëel risico lopen op materiële achterstelling en voedselgebrek.

Sociale zekerheid en kinderbijslag zijn in dat verband ontzettend belangrijk. Volgens het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn van Brussel-Hoofdstad kan dankzij de kinderbijslag worden vermeden dat een aanzienlijk deel van de gezinnen met kinderen in armoede verzeilt.

Bij de projectoproep binnen Good Food uit 2021 waren twee van de negen geselecteerde projecten specifiek gericht op eenoudergezinnen. Het ene betrof een volkskeuken in de Marollen, het tweede de sociale kruidenier Les Capucines. De meeste projecten lopen nu ten einde, maar werden nog niet geëvalueerd.

Share
17:25 § 325 → Video
Share

Mme Viviane Teitelbaum (MR).- J'attends avec impatience la présentation de ce plan pauvreté ; avec tous vos plans, j'avoue que je ne sais plus quels éléments vont se retrouver dans l'un ou l'autre.

J'attends aussi la présentation du plan social-santé intégré pour comprendre comment cela s'articule, et pourquoi il n'y aurait rien sur ce sujet.

Que va contenir ce plan pauvreté ? Je n'ai pas la matière pour poser mes questions. Quand le présenterez-vous ?

Mevrouw Viviane Teitelbaum (MR).- Wanneer stelt u het Brussels Actieplan armoedebestrijding voor? Wat wordt de inhoud en hoe verhoudt het zich tot het Geïntegreerd Welzijns- en Gezondheidsplan?

Share
17:26 § 327 → Video
Share

M. Alain Maron, membre du Collège réuni.- Pour être clair, le PSSI reprend l'essentiel des mesures directes de lutte contre la pauvreté dans le cadre des politiques social-santé. Le plan d'action bruxellois de lutte contre la pauvreté reprend quant à lui des mesures complémentaires qui doivent permettre de venir à bout de la pauvreté et qui ne figurent pas dans le PSSI car elles ne concernent pas la Cocom. Elles concernent plutôt des politiques mises en œuvre par la Cocof, la VGC ou la Région bruxelloise. C'est la raison pour laquelle j'ai donné l'exemple du plan d'urgence logement  : les mesures qu'il reprend se retrouvent telles quelles dans le plan d'action bruxellois de lutte contre la pauvreté.

Quoi qu'il en soit, aucun des cabinets régionaux n'est habilité à anticiper, dans un an et demi, l'accord de majorité relatif à ce plan. Il s'agit donc essentiellement d'un relevé des mesures existantes, dont beaucoup concernent des matières régionales ayant un impact positif dans l'optique de réduction de la pauvreté.

De heer Alain Maron, lid van het Verenigd College.- In het Geïntegreerd Welzijns- en Gezondheidsplan (GWGP) worden alle maatregelen tegen armoede gebundeld met betrekking tot het sociaal beleid en het gezondheidsbeleid, terwijl in het actieplan maatregelen aan bod komen die een einde moeten maken aan de armoede en waarvan de uitvoering niet onder de bevoegdheid van de GGC valt, maar onder die van de Cocof, de VGC of het Brussels Gewest.

Share
17:27 § 329 → Video
Share

Mme Viviane Teitelbaum (MR).- Dans le document que nous avons reçu, il n'y a pas de mesures spécifiques de lutte contre la pauvreté. Je ne le connais pas par cœur, mais nous l'avons lu et analysé. Nous attendions le volet pauvreté à travers le plan de lutte contre la pauvreté.

M. Alain Maron, membre du Collège réuni.- Vous pensez donc que les politiques social-santé mises en œuvre par la Région n'ont pas d'impact sur la pauvreté ?

Mme Viviane Teitelbaum (MR).- La pauvreté augmente tous les jours dans notre Région. Mais pour ce qui est de mesures spécifiques dans le PSSI, nous étions en attente du volet social, que vous aviez annoncé.

M. Alain Maron, membre du Collège réuni.- Le volet social est intégré dans le PSSI.

Mme Viviane Teitelbaum (MR).- Je voulais parler du volet de lutte contre la pauvreté, que vous aviez annoncé.

M. Alain Maron, membre du Collège réuni.- Avez-vous lu le précédent plan de lutte contre la pauvreté ? Voyez-vous ce qu'est actuellement le plan approuvé par le précédent gouvernement ? C'est une liste de mesures prises sur une multiplicité de compétences, y compris régionales, qui contribuent à limiter ou réduire la pauvreté. Regardez le plan existant ! Le nouveau ne sera pas différent de ce qu'a été le précédent.

Nous ne pouvons pas élaborer un plan qui anticiperait sur le prochain accord de majorité. Tous les cabinets y ont contribué, et il contient effectivement des mesures d'insertion professionnelle, d'emploi, de logement, ou encore des mesures environnementales comme Good Food, mais c'est d'abord et avant tout un état des lieux de mesures ou d'actions déjà prises ou en train d'être prises. À propos du plan d'urgence logement par exemple, toutes les actions ne sont pas encore complètement en route, mais les décisions sont prises et conformes à l'accord de majorité.

Vous vous imaginez bien que je ne peux pas rédiger, seul, une sorte de plan transversal sur toutes les matières régionales de lutte contre la pauvreté, qui anticiperait sur le prochain accord de majorité. Ni moi ni aucun autre ministre, ni même ce gouvernement collectivement. Ce n'est ni possible ni souhaitable.

M. le président.- Je précise que le volet de lutte contre la pauvreté est à l'ordre du jour de notre réunion du 27 avril. Nous aurons alors l'occasion d'en débattre davantage.

- L'incident est clos.

Mevrouw Viviane Teitelbaum (MR).- In het document dat we ontvingen, staan geen specifieke armoedebestrijdingsmaatregelen. Wij hadden een apart hoofdstuk over armoedebestrijding verwacht.

De heer Alain Maron, lid van het Verenigd College.- U gaat er dus van uit dat het gewestelijke sociaal beleid en gezondheidsbeleid geen impact hebben op de armoede in het gewest?

Mevrouw Viviane Teitelbaum (MR).- De armoede neemt alsmaar toe. Wij verwachtten alvast dat er in het Geïntegreerd Welzijns- en Gezondheidsplan aandacht aan armoede wordt besteed.

De heer Alain Maron, lid van het Verenigd College.- Dat is reeds het geval.

Mevrouw Viviane Teitelbaum (MR).- Ik bedoel specifiek een hoofdstuk over armoedebestrijding.

De heer Alain Maron, lid van het Verenigd College.- Het nieuwe actieplan zal vergelijkbaar zijn met het plan dat door de vorige regering werd goedgekeurd. Het omvat een lijst van acties in verschillende bevoegdheidsdomeinen, waaronder die van het gewest. Ik kan natuurlijk geen bevoegdheidsoverschrijdend plan inzake armoedebestrijding uitwerken dat vooruit zou lopen op het volgende regeerakkoord.

De voorzitter.- Ik herinner eraan dat we het onderdeel over armoedebestrijding bespreken op 27 april.

- Het incident is gesloten.

Share
17:30 § 345 → Video
Share

Mondelinge vraag van de heer Pepijn Kennis

aan mevrouw Elke Van den Brandt en aan de heer Alain Maron, leden van het Verenigd College, bevoegd voor Welzijn en Gezondheid,

betreffende de menstruatiearmoede en de terbeschikkingstelling van herbruikbare menstruatie-producten.

Question orale de M. Pepijn Kennis

à Mme Elke Van den Brandt et à M. Alain Maron, membres du Collège réuni chargés de l'Action sociale et de la Santé,

concernant la précarité menstruelle et la mise à disposition de produits menstruels réutilisables.

Share
17:30 § 347 → Video
Share

Question orale jointe de Mme Delphine Chabbert

concernant le projet pilote de formations du CPAS de Molenbeek en matière de précarité menstruelle.

Toegevoegde mondelinge vraag van mevrouw Delphine Chabbert

betreffende het proefproject van het OCMW van Molenbeek inzake opleidingen over menstruatiearmoede.

Share
17:30 § 349 → Video
Share

De heer Pepijn Kennis (Agora).- De onzekerheid over de financiële toegankelijkheid van menstruatieproducten is een sociaal-economisch probleem dat zich overal ter wereld voordoet en dat steeds groter wordt gezien de verarming van een deel van de bevolking. Volgens schattingen moet een vrouw in België gemiddeld tussen 10 en 12 euro per maand uitgeven om de kosten in verband met menstruatie te dekken, dat is een budget van ongeveer 120 tot 144 euro per jaar. Voor veel vrouwen of kwetsbare gezinnen betekent dat soms dat ze moeten kiezen tussen sanitaire bescherming, wat de federale overheid als een basisbehoefte erkent, en andere basisbehoeften zoals voedsel.

Omdat het belangrijk is om rekening te houden met die fysiologische realiteit, en met name om discriminatie op de arbeidsmarkt te voorkomen, pleiten de leden van de Brusselse Burgerassemblee voor rechtstreekse acties ter ondersteuning van vrouwen door sanitaire producten ter beschikking te stellen. De doelstelling is om in overleg met de bevoegde autoriteiten wegwerp- of herbruikbare menstruatieproducten gratis ter beschikking te stellen op openbare plaatsen en via openbare diensten.

Onderwijsinstellingen zijn zeker een manier om dat recht op menstruatiecomfort te ondersteunen. De vzw Bruzelle, die zich richt tot mensen in precaire situaties, zamelt maandverbanden in en verdeelt ze via een reeks tussenpersonen, zoals onderwijsinstellingen, sociale hulpverleningscentra, dag- en nachtcentra, opvangcentra, voedselbanken, kraamklinieken, sociale kruideniers, gevangenissen en ngo's die werken met vluchtelingen en in kraakpanden. Het systeem van giften en tussenpersonen om in die basisbehoefte te voorzien is positief, maar lijkt niet voldoende en is niet altijd ideaal, vooral wanneer men de behoeften op de werkplek in aanmerking neemt.

Trekt de GGC een jaarlijks budget uit voor de verstrekking van menstruatiebescherming via haar eigen vestigingen en bicommunautaire diensten, naast de bewustmakingsacties en de structurele financiering van de vzw Bruzelle? Hoe groot is dat budget, hoe evolueert het en voor wie is het bestemd?

Maakt het ter beschikking stellen van herbruikbaar materiaal deel uit van het beleid van het Verenigd College? Zo niet, acht u het wenselijk om in die richting verder te gaan?

Heeft de GGC in haar beleid ter ondersteuning van die basisbehoefte rekening gehouden met gratis toegang tot menstruatieproducten op de werkplek? Zo niet, waarom niet?

Vindt u het wenselijk om, afgezien van de andere acties van de GGC, de gratis verstrekking van herbruikbare producten te veralgemenen?

Vindt u het wenselijk om, in overleg met de bevoegde autoriteiten, gratis maandverband en soortgelijke producten te verstrekken op openbare plaatsen en via openbare diensten voor alle meisjes en vrouwen?

Hoe beoordeelt u de oplossing waarvoor onlangs in Frankrijk is gekozen, namelijk de terugbetaling door de sociale zekerheid van herbruikbaar maandverband, menstruatieslips en -cups voor min-25-jarigen? Is een dergelijke oplossing mogelijk in Brussel en zo ja, onder welke voorwaarden?

M. Pepijn Kennis (Agora).- L'accessibilité financière des produits menstruels est un problème socioéconomique mondial, de plus en plus prégnant à mesure qu'une partie de la population s'appauvrit. Face à cette réalité physiologique et afin d'éviter la discrimination sur le marché du travail, les membres de l'assemblée citoyenne bruxelloise plaident pour des actions directes de soutien aux femmes en mettant à leur disposition des produits d'hygiène dans les lieux publics et via les services publics.

L'ASBL Bruzelle collecte des protections et les distribue par le biais d'intermédiaires. Bien que positif, ce système ne semble cependant pas suffisant et n'est pas toujours idéal, surtout sur le lieu de travail.

La Cocom réserve-t-elle un budget annuel à l'octroi de protections menstruelles, au-delà des actions de sensibilisation et du financement structurel de Bruzelle ? Quel est ce budget, comment évolue-t-il et à qui est-il destiné ?

La mise à disposition de matériel réutilisable fait-elle partie de la politique du Collège réuni ? Si non, estimez-vous cette piste judicieuse ?

Dans sa politique, la Cocom a-t-elle tenu compte de l'accès gratuit aux produits menstruels sur le lieu de travail ? Estimez-vous souhaitable de distribuer des protections menstruelles dans les lieux publics et via les services publics ?

Comment jugez-vous la solution récemment adoptée en France, à savoir le remboursement par la sécurité sociale de protections réutilisables pour les moins de 25 ans ?

Share
17:34 § 351 → Video
Share

Mme Delphine Chabbert (PS).- Je souhaite attirer votre attention sur l'action structurelle et soutenue de Bruzelle. Cette ASBL accompagne les services de proximité des CPAS et des associations de terrain afin de fournir aux travailleurs sociaux les informations et les outils de sensibilisation leur permettant de parler ouvertement et de manière bienveillante et adéquate des règles et de la précarité menstruelle avec les bénéficiaires.

La directrice de l'ASBL me parlait d'un projet lancé avec le CPAS de Molenbeek-Saint-Jean pour sensibiliser les travailleurs et les bénéficiaires à la précarité menstruelle. Bruzelle a également récolté des protections périodiques qui sont mises à disposition dans plusieurs antennes.

Comment avance la mise en œuvre de ce projet pilote, particulièrement intéressant puisqu'il est au cœur du CPAS ? Combien de travailleurs sociaux ont bénéficié de cette formation ?

Avez-vous l'intention de soutenir l'extension du projet à l'ensemble des CPAS de la Région ? Quels moyens seront destinés à l'évaluation de ce projet pilote ? Avez-vous déjà eu des retours d’expérience ?

D’autres projets émanant des acteurs publics et associatifs sont-ils en réflexion pour répondre à la précarité menstruelle et, de manière plus générale, à la lutte contre la pauvreté des femmes ?

Un accès gratuit à des protections périodiques est-il garanti dans les centres d’hébergement ou maisons qui accueillent des femmes ?

Enfin, il nous revient du terrain que les dépenses menstruelles ne sont pas, ou très rarement, prises en compte dans le calcul des budgets de courses des familles. Or, en fonction de la composition du ménage et, singulièrement, du nombre de personnes menstruées dans la famille, ce coût peut varier sensiblement d’un ménage à l’autre.

Êtes-vous favorable à reconnaître ces dépenses dans le budget de base des familles, et si oui, des séances de sensibilisation communes aux agents des CPAS bruxellois sur le coût des protections menstruelles sont-elles programmables par le biais de Brulocalis et de la Fédération des CPAS bruxellois ?

Mevrouw Delphine Chabbert (PS).- De vzw Bruzelle heeft een project opgezet met het OCMW van Sint-Jans-Molenbeek. Dat project steunt op twee pijlers: maatschappelijk werkers bewustmaken van het probleem van menstruatiearmoede, en menstruatieproducten verdelen binnen het OCMW.

Hoeveel maatschappelijk werkers hebben op die manier al een vorming gehad?

Zult u het proefproject uitbreiden tot alle OCMW's van het gewest?

Hoe wilt u dit proefproject evalueren? Hebt u al feedback gekregen?

Overweegt u om initiatieven tegen menstruatiearmoede van andere middenveldorganisaties te steunen? Zo ja, welke?

Zijn er gratis menstruatieproducten voorhanden in bijvoorbeeld opvangtehuizen voor vrouwen?

Zult u via Brulocalis en de Federatie van Brusselse OCMW's een bewustmakingscampagne voor OCMW-medewerkers over de kostprijs van menstruatieproducten organiseren? Die kunnen echt op het gezinsbudget wegen, terwijl er nog maar zelden mee rekening wordt gehouden als de gezinsbudgetten worden opgemaakt.

Share
17:37 § 353 → Video
Share

De heer Alain Maron, lid van het Verenigd College.- Een deel van uw vragen zijn al tijdens de vorige commissievergadering aan bod gekomen.

De vzw Bruzelle werkt dagelijks samen met scholen, universiteiten en gevangenissen om meisjes en vrouwen hygiënische beschermingsmiddelen te bezorgen en het taboeonderwerp dat menstruatie nog is bespreekbaar te maken.

M. Alain Maron, membre du Collège réuni.- L'ASBL Bruzelle collabore au quotidien avec des écoles, des universités et des prisons afin de fournir des protections hygiéniques et de briser les tabous autour de la menstruation.

Share
17:37 § 355 → Video
Share

(poursuivant en français)

Cette demande n'a fait qu'augmenter depuis la récente crise économique. Les chiffres du dernier rapport d'activités de Bruzelle sont interpellants, puisqu'en 2020, l'ASBL a distribué 340.000 serviettes hygiéniques. En 2021, ce nombre a doublé, ce qui représente 670.000 serviettes hygiéniques distribuées.

Nous soutenons cette ASBL en Cocom, pour un montant de 44.000 euros par an.

(verder in het Frans)

Sinds de recente economische crisis is de vraag alleen maar gestegen en verdeelt de vzw almaar meer menstruatieproducten.

De GGC ondersteunt de vzw met een jaarlijkse financiële bijdrage van 44.000 euro.

Share
17:38 § 357 → Video
Share

(verder in het Nederlands)

Bruzelle werkt ook samen met verscheidene spelers op het terrein om maandverbanden uit te delen, zoals daklozenorganisaties, opvangtehuizen, scholen, OCMW's, vluchtelingenorganisaties, centra voor gezinsplanning en organisaties die actief zijn in gevangenissen.

U vroeg naar de aankoop van herbruikbare producten. In het huidige kader van de middelen die de vzw krijgt, kwam dat nog niet aan bod. Ik kan het echter bekijken bij de evaluatie van het project.

(poursuivant en néerlandais)

Bruzelle travaille également avec différents acteurs de terrain. Dans le cadre actuel des moyens qu'elle reçoit, l'achat de produits réutilisables n'a pas encore été abordé. Je peux toutefois l'examiner lors de l'évaluation du projet.

Share
17:39 § 359 → Video
Share

(poursuivant en français)

Évidemment, l'objectif premier de l'ASBL est de distribuer gratuitement un maximum de protections à des femmes et des filles qui en ont besoin et qui sont vulnérables.

Certaines protections hygiéniques comme les cups nécessitent d'avoir accès à un point d'eau et de disposer d'une certaine intimité. Certains environnements ne s'y prêtent pas ; je pense aux femmes qui vivent dans la rue, sans abri. C'est une bonne solution, encore faut-il pouvoir la mettre en œuvre.

Concernant le remboursement des protections hygiéniques réutilisables pour les moins de 25 ans, comme en France, cela devrait être discuté au niveau de la sécurité sociale. De fait, la piste semble intéressante, ne fût-ce que du point de vue de l'égalité des genres, puisque ce sont bien souvent les femmes qui doivent payer ce type de produits.

Mon administration ne m'a pas fourni d'informations à propos du projet spécifique que mène Bruzelle avec le CPAS de Molenbeek-Saint-Jean. Il est sans aucun doute intéressant, mais il n'est pas du tout financé par les subsides de la Cocom fournis à l'ASBL.

Concernant les centres d'accueil et d'hébergement pour femmes, des protections sont bien mises à leur disposition, avec un stock en réserve pour les urgences, et des pochettes personnalisées. Un choix est aussi possible entre tampons hygiéniques et serviettes, dans les centres.

Quant à la prise en considération du prix des protections hygiéniques dans le budget des ménages, c'est tout à fait pertinent. Je vais donc relayer cela à la Fédération des CPAS bruxellois et à Brulocalis pour les y sensibiliser. Il serait idéal de tenir compte de ce genre de dépenses dans les CPAS. En tout cas, dans l'exemple que vous avez donné, Madame Chabbert, de ménages qui émargent au revenu d'intégration sociale et comptent un grand nombre de filles, cela finit par peser de manière significative.

(verder in het Frans)

Hoe dan ook, herbruikbare menstruatieproducten vereisen minstens toegang tot water en enige privacy en dat ligt bijvoorbeeld moeilijk voor dakloze vrouwen. Ook al is het een goede oplossing, ze moet wel in de praktijk kunnen worden uitgevoerd.

Of in navolging van Frankrijk herbruikbare menstruatieproducten voor meisjes en vrouwen jonger dan 25 jaar worden terugbetaald, is een vraag die federaal in het kader van de sociale zekerheid moet worden opgelost. Het is in elk geval een interessant idee.

Ik heb geen informatie over het proefproject van Bruzelle en het OCMW van Sint-Jans-Molenbeek, dat ook niet wordt gesubsidieerd via de middelen van de GGC aan de vzw.

In de onthaaltehuizen voor vrouwen zijn er inderdaad diverse menstruatieproducten ter beschikking.

Mevrouw Chabbert, ik zal uw pertinente suggestie om bij de opmaak van het gezinsbudget door OCMW's rekening te houden met de kostprijs van de menstruatieproducten naargelang van de samenstelling van het gezin, zeker doorspelen aan de Federatie van Brusselse OCMW's en Brulocalis.

Share
17:41 § 361 → Video
Share

M. Pepijn Kennis (Agora).- Je vous remercie pour vos réponses et pense effectivement que le travail réalisé est important. Pourquoi ne pas l'étendre, comme le demande l' assemblée citoyenne bruxelloise , à des produits réutilisables, quand c'est possible ? Je comprends que ce n'est pas toujours le cas, mais il serait intéressant de le prévoir quand il existe une demande ou une opportunité. Il faut aussi sensibiliser la population aux produits chimiques comme les pesticides parfois présents dans les articles jetables. Je suppose que Bruzelle pourrait travailler sur ces questions, quand c'est possible et opportun.

Mme Delphine Chabbert (PS).- Il est évident que cette question pourrait faire plutôt l’objet d'une réflexion au niveau du gouvernement fédéral, en matière de sécurité sociale. On ne s'est pas posé la question de faire payer le papier toilette quand on en a mis à disposition dans les écoles. Or, nous parlons ici d'un besoin de base pour les femmes. Cette question pourrait en effet être appréhendée au niveau de la sécurité sociale.

Concernant le projet mené à Molenbeek-Saint-Jean, vous ne le financez pas, mais je vous invite à vous informer à son sujet, car il est vraiment intéressant.

La question relative au budget des ménages vient d'émerger : les produits utilisés pendant les menstruations représentent une grosse dépense pour les bénéficiaires des CPAS. Je vous encourage donc à encourager les CPAS !

- Les incidents sont clos.

De heer Pepijn Kennis (Agora).- Er is inderdaad al heel wat werk verzet in de strijd tegen menstruatiearmoede. Dat neemt niet weg dat Bruzelle beter zijn initiatieven zou uitbreiden tot herbruikbare menstruatieproducten en tot bewustmaking van het publiek voor het gevaar van chemische bestanddelen van wegwerpproducten.

Mevrouw Delphine Chabbert (PS).- De terugbetalingsvraag moet inderdaad in het kader van de federale sociale zekerheid worden onderzocht.

Ik noteer dat u het proefproject in Sint-Jans-Molenbeek niet subsidieert. Het is nochtans een heel interessant initiatief.

Menstruatieproducten nemen een hele hap uit het gezinsbudget en ik moedig u aan om de OCMW's daarvan bewust te maken.

- De incidenten zijn gesloten.

Share