Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de thuisbevallingen

Indiener(s)
Hasan Koyuncu
aan
Elke Van den Brandt en Alain Maron, leden van het Verenigd College bevoegd voor Welzijn en Gezondheid (Vragen nr 7)

 
Datum ontvangst: 29/09/2019 Datum publicatie: 15/12/2019
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 22/11/2019
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
04/10/2019 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Hoewel bevalling over de hele wereld natuurlijk lijkt, heeft elk land zijn eigen manier om een geboorte te begeleiden.

In Afrika hebben slechts vijf landen toegang tot de door de Wereldgezondheidsorganisatie aanbevolen zorgen tijdens de zwangerschap en sterven veel vrouwen nog steeds bij de bevalling.
In het Westen daarentegen, is medische zorg bij de bevalling de norm geworden.
In sommige landen nemen vrouwen er echter vrijwillig afstand van. Epidurale verdoving, keizersnede, thuisbevalling of natuurlijke bevalling...

Bij onze Noorderburen zijn bevallingen niet erg gemedicaliseerd. Het Nederlandse model geeft de voorkeur aan thuisbevallingen en beperkt de medicalisering van zwangerschappen met een laag risico, ook al is er een veranderende tendens in de vraag van vrouwen. Het thuisbevallingspercentage in Nederland ligt boven de 30%, tegenover gemiddeld 2% in de rest van Europa. Verloskundigen hebben een zeer gevorderde opleiding genoten en aanstaande moeders gaan tijdens hun zwangerschap niet naar een gynaecoloog, tenzij er gezondheidsproblemen zijn. In de meeste andere Europese landen wordt thuisbevalling vaak als negatief beschouwd, en als gevaarlijk voor zowel moeder als kind. Toch ligt het kindersterftecijfer in Nederland op hetzelfde niveau als in de andere Europese landen: ongeveer 3,8 per 1.000 geboorten.

Wanneer Nederlandse vrouwen in het ziekenhuis bevallen, uit vrije keuze of uit gezondheidsoverwegingen, blijven ze daar niet: meestal worden ze slechts enkele uren na de geboorte (uiterlijk 24 uur later) ontslagen. Daarentegen komt een kraamverzorgster tijdens de dagen na de geboorte aan huis om de jonge moeder te helpen met materiële taken, advies te geven over borstvoeding en zelfs over babyverzorging. De verloskundige blijft ook de jonge ouders bezoeken om de gezondheid van de moeder en de baby in de gaten te houden. Ook moet worden opgemerkt dat 99% van de moeders borstvoeding geeft, waarbij borstvoeding wordt beschouwd als een natuurlijk gevolg van zwangerschap en thuisbevalling.

Graag had ik een antwoord op de volgende vragen:

- Aangezien de Nederlanders een goed model hebben dat als belangrijke inspiratiebron kan dienen, kunt u mij vertellen welke maatregelen er tot nu toe zijn genomen om Brusselse vrouwen aan te moedigen thuis te bevallen?
- Wat is in Brussel het percentage zwangere vrouwen dat ervoor heeft gekozen om thuis te bevallen in 2019 en, ter vergelijking, in 2018? Hoeveel van die bevallingen werden begeleid door een verloskundige, huisarts of gynaecoloog? In hoeveel gevallen was het een tweede bevalling?
- Voor hoeveel bevallingen bleek een keizersnede nodig in 2019 en, ter vergelijking, in 2018?
 
 
Antwoord    1. Aangezien de Nederlanders een goed model hebben om inspiratie op te doen, zou ik u graag willen vragen welke maatregelen tot nu toe zijn genomen om Brusselse vrouwen aan te moedigen thuis te bevallen?

Zoals u aangeeft, is het Nederlandse model gebaseerd op een specifieke opleiding voor verloskundigen, het bestaan van een kraamverzorgster die speciaal is opgeleid om jonge moeders te ondersteunen en wettelijke en reglementaire bepalingen op het gebied van zorgplanning. De vraag valt dus buiten de exclusieve bevoegdheid van de Brusselse ministers van Gezondheid. Zij valt eerder onder de bevoegdheden van de federale overheid en de bevoegdheden van het gezag van de entiteiten belast met de initiële vorming. De F.O.D. Volksgezondheid heeft ook een "moeder-kind"-werkgroep opgericht en de Brusselse administratie is daarin vertegenwoordigd. Een eerste verslag is uitgebracht, maar in dit stadium werd de kwestie van de thuisbevalling er nog niet in behandeld. Alvorens Brusselse vrouwen aan te moedigen thuis te bevallen, lijkt het ons belangrijk dat de wetten, regels en financiering worden aangepast. De verkorting van de duur van het verblijf op de kraamafdeling, zoals de federale overheid de laatste jaren heeft gewenst, gaat nu al gepaard met een reeks uitdagingen om de kwaliteit van de zorg voor vrouwen tijdens de bevalling te handhaven.

2. Wat is het percentage zwangere vrouwen in Brussel dat ervoor heeft gekozen om thuis te bevallen in 2019 en, ter vergelijking, in 2018? Hoeveel van deze bevallingen werden uitgevoerd door een verloskundige, huisarts of gynaecoloog? In hoeveel gevallen betrof het een tweede bevalling?

Ten titel van inleiding, zijn de gegevens voor de volgende twee vragen afkomstig uit geboorteverslagen. Deze worden verwerkt door het CePIP en het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn voor het Verenigd College. Deze gegevens worden na 18 tot 24 maanden beschikbaar gesteld op de website van het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn (www.observatbru.be/) en van het CePIP (www.cepip.be/). Van de 18060 bevallingen van Brusselse vrouwen in 2017, vonden er 115 plaats buiten een ziekenhuisinstelling (kraamkliniek), waarvan 104 thuis en 11 buiten het ziekenhuis of de kliniek (op straat, in de ziekenwagen, enz.). Ongeveer 6 op de 1000 (104/18076) bevallingen vond dus plaats in het huis van de moeder of in een geboortehuis, al dan niet gepland. Ongeveer 81% van de 90 bevallingen die in 2017 thuis geschiedden, vonden plaats bij multipara moeders (2 of meer bevallingen); deze informatie ontbrak bij 14 bevallingen. Tussen 2009 en 2017 bleef het aandeel van de bevallingen buiten het ziekenhuis stabiel op ongeveer 0,6% van de jaarlijkse bevallingen. De kwalificatie van de dienstverlener die de bevalling begeleidt, wordt niet in het geboorteverslag vermeld.

3. Voor hoeveel bevallingen bleek een keizersnede nodig in 2019 en, ter vergelijking, in 2018?

In 2017 had bijna één op de vijf Brusselse vrouwen die bevallen zijn, een keizersnede nodig (18,7%). Bijna de helft van deze keizersneden was gepland (facultatieve of primaire keizersnede), terwijl de andere helft dat niet was (keizersnede werd uitgevoerd in alle andere gevallen, ook in gevallen waarin de keizersnede aanvankelijk was gepland, maar om andere noodredenen vroeger werd uitgevoerd). Het aandeel van bevallingen met keizersnede is sinds 2009 stabiel, dit zowel voor alle keizersneden tesamen als voor de geplande of niet-geplande keizersneden. Volgens de KCE-studie over de prestaties van de gezondheidszorg in België[1] ligt het percentage keizersneden (onder de levendgeborenen) in Brussel iets onder dat van België en de andere gewesten. In 2014 bedroeg dit percentage ongeveer 21,0% voor België, 20,6% voor Vlaanderen, 22,4% voor Wallonië en 20,0% voor het Brussels Gewest. In 2016 bedroeg dit 21,6% voor België, 21,6% voor Vlaanderen, 22,3% voor Wallonië en 20,6% voor Brussel.

[1] Devos C, Cordon A, Lefèvre M, Obyn C, Renard F, Bouckaert N, Gerkens S, Maertens de Noordhout C, Devleesschauwer B, Haelterman M, Léonard C, Meeus P. Performance du système de santé belge – Rapport 2019 – Synthèse. Health Services Research (HSR). Bruxelles: Centre Fédéral d’Expertise des Soins de Santé (KCE). 2019. KCE Reports 313B. D/2019/10.273/33.