Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de ongelijkheid van mannen en vrouwen op het vlak van gezondheid en de integratie van de aspecten van bestaansonzekerheid en gender in het welzijns- en gezondheidsbeleid in Brussel.

Indiener(s)
Delphine Chabbert
aan
Elke Van den Brandt en Alain Maron, leden van het Verenigd College bevoegd voor Welzijn en Gezondheid (Vragen nr 69)

 
Datum ontvangst: 14/02/2020 Datum publicatie:
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 29/04/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
13/03/2020 Verwijzing commissie Gezondheid en Bijstand aan personen p.m.
13/03/2020 Ontvankelijk Uitgebreid Bureau van de Verenigde vergadering
 
Vraag    In 2014 publiceerde het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn van Brussel-Hoofdstad een studie over de armoede onder vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
 
Het plaatje is overduidelijk: vrouwen hebben meer te lijden onder armoede dan mannen en ze accumuleren een hele reeks moeilijkheden (onder meer op financieel, administratief en sociaal gebied).
 
De studie van het Observatorium toonde ook de genderspecifieke inslag aan op het niveau van de gezondheid. Voor veel vrouwen komt hun gezondheid pas na andere bekommernissen, zoals huisvesting, voeding, de zorg voor hun kinderen, enzovoort. Meer nog, hoe lager hun inkomen, hoe meer ze gezondheidzorg links laten liggen.
 
Volgens het Observatorium stellen deze vrouwen ook de ontoegankelijkheid van de zorgsector en de complexiteit van het systeem aan de kaak. Vrouwen uit een lager socio-economisch milieu is het moeilijker om naar een raadpleging te gaan, maar ook lastiger om een beroep te doen op de zorgvoorzieningen. De procedures om medische hulp te krijgen via het OCMW zijn lastig en soms ondoorzichtig.
 
De studie uit 2014 wijst erop dat vrouwen in moeilijkheden verschillende gezondheidsproblemen opstapelen.
 
Deze vrouwen hebben het moeilijk om hun rechten te doen gelden als het gaat om seksuele gezondheid en geboorteplanning:
 
-_ze zijn minder goed in staat om hun gezondheid te beschermen en zijn meer blootgesteld aan seksueel overdraagbare aandoeningen;
-_ze wachten langer om een zorgverlener te raadplegen;
-_ze krijgen vaker te maken met ongewenste zwangerschappen;
-_op het vlak van contraceptie wordt niet altijd voldaan aan hun noden;
-_als ze zwanger zijn, gaan ze later naar een prenatale raadpleging;
-_ze zijn vaker het slachtoffer van seksueel geweld;
-_om sociale of financiële redenen geraken ze niet altijd aan contraceptiva; bovendien hebben ze terzake een onvoldoende of gebrekkige kennis.
 
Laten we niet vergeten dat in België 84% van de vrijwillige zwangerschapsonderbrekingen gebeurt doordat de vrouw geen voorbehoedsmiddel gebruikt, of doordat ze het op een foute manier gebruikt; 19% van vrouwen geeft aan dat ze de zwangerschap afbreken om financiële redenen.
 
Op het vlak van de geestelijke gezondheid geldt dezelfde problematiek. Zowat 28% van de Brusselse vrouwen met een laag inkomen heeft depressieve klachten; bij de hogere inkomens is dat slechts 10%.
 
Ook in de lichamelijke gezondheid is er een kloof: 41% van de vrouwen met een laag inkomen lijdt aan een langdurig gezondheidsprobleem, tegenover slechts 30% bij vrouwen met een hoger inkomen. Dat kan verklaard worden door de zware beroepsomstandigheden waarin deze vrouwen werken. Daarbovenop komen dan nog de stress, de onregelmatige werkuren, enzovoort.
 
Ten slotte blijkt dat er bij vrouwen in een moeilijke socio-economische situatie minder vaak screenings gebeuren voor baarmoederhals- en borstkanker.
 
De studie van het Observatorium toont dat deze vrouwen in moeilijkheden aan een hele reeks gezamenlijke factoren blootgesteld worden die hun gezondheid negatief beïnvloeden.
 
Wanneer er naar hun gezondheidstoestand gevraagd wordt, geven zij veel meer dan mannen aan dat ze van zichzelf vinden dat ze niet in een goede gezondheid verkeren. Ook hier tekent die tendens zich veel meer uitgesproken af bij vrouwen in moeilijkheden: 39% tegenover 17% bij vrouwen met een hoger inkomen.
 
-_Op het vlak van de screenings wilt u vooral aandacht besteden aan kwetsbare doelgroepen. Wilt u die aandacht ook genderspecifiek verdelen?
 
-_Een van de pistes die door het Observatorium naar voren gebracht werd in de strijd tegen deze ongelijkheid, is om geïntegreerde diensten te bevorderen, zodat die kwetsbare vrouwen er toegang tot krijgen en hun rechten kunnen doen gelden op het vlak van seksuele gezondheid en geboorteplanning.
Welke diensten zijn er momenteel in Brussel werkzaam in dat domein? Wilt u de bestaande diensten van de GGC versterken (bijvoorbeeld de drie centra voor gezinsplanning van de GGC en de wijkgezondheidscentra)?
 
-_Worden er andere mogelijkheden onderzocht binnen de GGC met het oog op een genderspecifieke toegang tot de gezondheidszorg?
 
-_Heeft u contact met uw evenknie bij de Cocof zodat er gecoördineerde acties kunnen ondernomen worden?
 
In november 2019 heb ik u een vraag gesteld naar de gezondheidskloof tussen verschillende socio-economische groepen, zoals die bleek uit een studie van Solidaris. Deze studie maakte een balans op van de ongelijkheid in de gezondheidszorg.
 
Het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn van Brussel-Hoofdstad publiceerde in 2014 een studie over de armoede bij vrouwen uit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Daarin werd aangetoond dat vrouwen meer te lijden hebben van armoede dan mannen, omdat hun gezondheid vaak na andere bekommernissen komt, zoals huisvesting, voeding, de zorg voor de kinderen, enzovoort.
 
<Idem als paragraaf 4>
 
Volgens het Observatorium stellen deze vrouwen ook de ontoegankelijkheid van de zorgsector en de complexiteit van het systeem aan de kaak. Vrouwen uit een lager socio-economisch milieu is het moeilijker om naar een raadpleging te gaan, maar ook lastiger om een beroep te doen op de zorgvoorzieningen.
 
Om deze ongelijkheid ongedaan te maken moet de vicieuze cirkel armoede/gender/ziekte dringend doorbroken worden: de zorg moet financieel toegankelijk gemaakt worden, we moeten ervoor strijden dat iedereen krijgt waar hij of zij recht op heeft, de informatie moet beter toegankelijk zijn, de eerstelijnszorg moet verder ontwikkeld worden en ten slotte moeten het preventiebeleid en de gezondheidspromotie versterkt worden. Het Brusselse welzijns- en gezondheidsplan bevat overigens een volledig hoofdstuk over de toegang tot de gezondheidszorg en de preventie voor kwetsbare doelgroepen.
 
Met het oog op een algemene toepassing en op evenredigheid en om de zorgverlening toegankelijk te maken voor elke Brusselaar werd in de beleidsverklaring vastgelegd dat de kwetsbare doelgroepen in Brussel, de uitsluitingsmechanismen en de drempels tot de hulpverlening in kaart zouden worden gebracht. Op die basis zou dan een intermediaire zorglijn, de zogenaamde 0,5-lijn, uitgebouwd worden.
 
Ter herinnering: de 0,5-lijn wil aan kwetsbare groepen preventieve en curatieve zorg aanbieden die rekening houdt met hun typische noden.
 
De regering heeft zich er ook toe verbonden om een Brusselse staten-generaal over gezondheid en welzijn te organiseren met het oog op een geïntegreerd gezondheids- en welzijnsplan voor de eerstelijnszorg in Brussel.
 
-_In november 2019 heeft u gezegd dat het plan voor de 0,5-lijn nog niet klaar was, maar dat een werkgroep er zich zou op toeleggen om meer vooruitgang te boeken. Zit er nu, drie maanden later, schot in dat dossier? Bevat het ook een genderspecifiek deel, naast het gedeelte rond armoede?
 
-_Ook in november 2019 heeft u gezegd dat u werk wilde maken van een staten-generaal rond gezondheid en welzijn? Wanneer is die staten-generaal gepland? Wie wordt erbij betrokken, welke zijn de doelstellingen en wie doet de follow-up? Zullen gender en armoede daarin samen bekeken worden?
 
-_Het regeerakkoord voorziet in een geïntegreerd gezondheids- en welzijnsplan. Zal het genderspecifieke aspect daar ook deel van uitmaken?
 
-_Heeft u ten slotte contact met uw diverse confraters om tot een gecoördineerd beleid te komen?
 
 
Antwoord    Zoals ik u al op de zitting van het PFB heb gezegd, besteedt het Strategisch Plan voor de gezondheidsbevordering en de vermindering van sociale ongelijkheden op gezondheidsgebied 2018-2022 van de COCOF reeds bijzondere aandacht aan gendergelijkheid, met het oog op de vermindering van de sociale ongelijkheden op gezondheidsgebied en de ontwikkeling van benaderingswijzen die op dit publiek zijn afgestemd.

Tot de transversale prioriteiten van het Plan behoort de "bestrijding van de gendergerelateerde ongelijkheden op gezondheidsgebied".

Met betrekking tot uw vraag over de geïntegreerde gezondheidsdiensten gespecialiseerd in reproductieve gezondheid en de versterking daarvan:

Zoals u weet, financieren wij 27 centra voor gezinsplanning via de COCOF en 3 via de GGC. Deze diensten zijn dit jaar versterkt om de EVRAS-animaties in de scholen te ontwikkelen. Deze animaties richten zich vaak op aspecten die verband houden met gender en met de gelijkheid tussen man en vrouw.

Bepaalde planningscentra doen ook aan 'outreach' gericht op zeer kwetsbare vrouwelijke doelgroepen, zoals migrantenvrouwen. Ze gaan naar het Maximiliaanpark of de Humanitaire hub en bieden consultaties en/of doorverwijzingen in het geval van aanvragen voor vrijwillige zwangerschapsonderbrekingen aan, in samenwerking met Dokters van de Wereld en de ambulante sector.

Het is nog te vroeg om te spreken van een centralisatie van het hele ambulante gezondheidsaanbod om geïntegreerde gezondheidscentra te creëren. Dit is een onderwerp dat momenteel wordt besproken tussen het kabinet en de administratie. Sommige centra voor gezinsplanning hebben reeds de handen in elkaar geslagen met medische centra, ik denk bijvoorbeeld aan het centrum voor gezinsplanning Marconi dat verbonden is met het gezondheidshuis Marconi. Ik vind dit een zeer interessante benadering om de meest kwetsbare groepen naar deze plaatsen te brengen en de toegang tot de seksuele en reproductieve rechten open te stellen.

Wat de gezondheidshuizen betreft, die zijn erkend door een akkoord in het kader van het decreet van de COCOF over de ambulante zorg. Op dit moment zijn al 40 structuren goedgekeurd, en we zijn van plan om er nog goed te keuren tijdens de legislatuur, ook dit jaar al.

Om terug te komen op de geïntegreerde gezondheidscentra waarop u zinspeelt, kunnen we in de eerste plaats de twee projecten voor centra van Dokters van de Wereld noemen. Die zijn juist bedoeld om de ongelijkheden op gezondheidsgebied en het gebrek aan toegankelijkheid van het aanbod te verminderen, door op termijn op één plaats een geïntegreerd gezondheids- en sociaal aanbod te bieden. De verhuizing/intrek van het Molenbeeks project naar/in een andere wijk (Ribeaucourt) is gepland voor november 2020, om het proces af te ronden met de toevoeging van sociale diensten in eenzelfde gebouw. Er moet worden opgemerkt dat de oprichting van deze centra op de lijst werd gezet van het Brusselse actieprogramma voor armoedebestrijding 2014-2019, dat door het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn, studiedienst van de GGC, wordt geleid.

We herinneren ook aan drie proefprojecten die werden ontwikkeld in het kader van de oproep tot projecten 'Invoeren van een geïntegreerd model van nabije bijstand en zorg om ouderen verder thuis te laten wonen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest'. Die projecten hebben tot doel, zoals reeds elders is ontwikkeld, een multidisciplinaire, geïntegreerde en lokale aanpak te bevorderen. De geïntegreerde aanpak die op lokaal niveau (met name op wijkniveau) wordt ontwikkeld, kan de ongelijkheid op gezondheidsgebied bestrijden door het aanbod geografisch en conceptueel duidelijker en toegankelijker te maken (voor een geïntegreerd centrum moeten immers minder institutionele barrières worden overwonnen) voor kwetsbare doelgroepen, vooral dan van vrouwen.

Na de voorbereidende werkzaamheden voor het Brussels Gezondheidsplan tijdens de vorige legislatuur, die met name gebaseerd waren op de werkzaamheden van het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn, werd tot het besluit gekomen dat, ongeacht de maatregelen die werden ontwikkeld om de ongelijkheden op gezondheidsgebied te bestrijden, het toegangspunt eerder algemeen en uniek zou moeten zijn, zonder het inclusieve aspect te verwaarlozen, maar dan wel voor alle kwetsbare groepen. De meerwaarde van een geïntegreerd en dus beter herkenbaar aanbod mag absoluut niet worden tenietgedaan door het opnieuw creëren van een veelvoud aan zeer gespecialiseerde, specifieke toegangsdeuren die enkel onder bepaalde voorwaarden opengaan. Dit zou opnieuw leiden tot verwarring, en zou het perverse effect hebben dat er een vorm van concurrentie ontstaat tussen verschillende kwetsbare groepen (vrouwen, migranten, daklozen, woonwagenbewoners, enz.). De toekomstige centra, ongeacht hun structuur, zullen daarom worden uitgerust met de instrumenten en het personeel die nodig zijn om algemeen, multidisciplinair, geïntegreerd en inclusief te zijn voor alle doelgroepen, waaronder uiteraard ook vrouwen.

Wat het toekomstige geïntegreerde sociale en gezondheidsplan betreft, weet u ongetwijfeld dat dit zich zal bevinden op het raakvlak van de sociale en de gezondheidscompetenties, en van de GGC en de COCOF. Het zal het plan ter bevordering van de gezondheid, het gezondheidsplan en het armoedeplan integreren.

Het spreekt voor zich dat er rekening moet worden gehouden met de genderkwestie (los van het gender dat daar baat bij heeft, uitgaand van de problematiek) om een 'evenredig' en passend antwoord te kunnen bieden.

Een transversale genderas zal dit toekomstige plan volledig integreren.

De kwesties inzake lijn 0.5 en gender zullen worden behandeld in het kader van de algemene overzichten over de sociale en de gezondheidstoestand. Een werkgroep met verschillende actoren uit de verenigingswereld komt al enkele maanden samen om te werken aan lijn 0.5.

Het proces van de algemene stand van zaken had moeten plaatsvinden tussen mei en september. Gezien de actualiteit is de kalender aangepast. De datum van een eerste vergadering van het strategisch comité, waarbij mijn kabinet, het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn, de administraties en de actoren uit de verenigings- en academische wereld betrokken zijn, voor zowel de sociale als de gezondheidsaspecten, die in de tweede helft van april zou plaatsvinden, wordt uitgesteld tot juni, en de verschillende raadplegingsprocessen (burgerpanel en themagroepen) zullen in september starten.

Voor elk thema (gezondheid en ongelijkheden op milieugebied, lokale contracten op sociaal en gezondheidsvlak, toegang tot zorg en sociale en gezondheidsdiensten, geestelijke gezondheid, autonomie, preventie en gezondheidsbevordering) dat door de algemene staten wordt behandeld in het kader van het geïntegreerde sociale en gezondheidsplan, zal een specifieke termijn worden besteed aan de genderkwestie, en er is tevens voorzien in aanwezigheid van deskundigen op dit gebied in elk van de groepen. De themagroepen worden op voorstel van de stuurgroep (bestaande uit het kabinet en het Observatorium) door het strategisch comité vastgesteld. Ze zullen bestaan uit vier tot zeven personen uit de administratie, verenigingen of vertegenwoordigers van dienstverleners en sectoren.

Wat betreft de steun voor de installatie van de algemene geneeskunde in de meer kwetsbare gebieden van het Gewest, zijn er discussies gaande over de hervorming van de steun voor de vestiging van jonge beroepsbeoefenaren.

Mevrouw Jamoule, de diensten van het verenigd college, de administratie en het Brusselse Observatorium voor Gezondheid en Welzijn, evenals mijn kabinet, hebben kennis genomen van deze studie van de Onafhankelijke Ziekenfondsen over het uitstel van de gezondheidszorg.

De diensten van het verenigd college subsidiëren meerdere vzw's die zich in het bijzonder richten op de specifieke behoeften van kwetsbare groepen, zoals Athena, Dokters van de Wereld, Aquarelle, ...

Wat betreft de maatregelen die door de huidige regering worden of zullen worden genomen, is het moeilijk om die in deze tijd van het jaar allemaal uit te werken, enerzijds omdat de coronacrisis niet bevorderlijk is voor de kortetermijnplanning en anderzijds omdat ik het resultaat van de begrotingsaanpassing afwacht om zeker te kunnen zijn van bepaalde middelen.

Om artsen te motiveren om hun praktijk te vestigen in bepaalde wijken waar er een tekort aan artsen is, ben ik van plan om de premie voor de vestiging aan te passen (impulseo 1).

Voor de premies die sinds 1 januari 2020 worden aangevraagd, wordt een extra premie van 15.000 euro toegekend als deze vestiging in een van de betrokken wijken plaatsvindt. Dit bedrag komt boven op de initiële premie van 15.000 euro, terwijl de premie voor aanvragen die vóór 31.12.2019 werden ingediend, 25.000 euro bedroeg, zonder dat er sprake was van een voorwaarde inzake de kenmerken van de wijk.

Het gebrek aan artsen per wijk wordt bepaald door de monitoring die door het Brussels Instituut voor Statistiek en Analyse werd uitgeoefend.

De online databank van de Brusselse sociale en gezondheidsactoren, Sociaal Brussel, is geïnstalleerd en wordt beheerd door CMDC-CDCS, een vzw die ook subsidies krijgt van de Diensten van het Verenigd College.