Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de lokale welzijns- en gezondheidscontracten.

Indiener(s)
Delphine Chabbert
aan
Elke Van den Brandt en Alain Maron, leden van het Verenigd College bevoegd voor Welzijn en Gezondheid (Vragen nr 164)

 
Datum ontvangst: 09/07/2020 Datum publicatie: 02/10/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 08/09/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
13/07/2020 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Het hoofdstuk van het meerderheidsakkoord 2019-2024 met de titel “Efficiënt de strijd aanbinden tegen ongelijkheid en armoede, geeft uiting aan de ambitie om een nieuw armoedebestrijdingsplan aan te nemen waarin het beleid inzake preventie van armoede en dak- en thuisloosheid en de uitvoering ervan staat omschreven.

Dit nieuw Brussels armoedebestrijdingsplan moet worden opgenomen in het Brussels Welzijns- en Gezondheidsplan met het hoog op meer samenhang van de maatregelen en dat is een goede zaak.

Daarnaast wordt verduidelijkt dat samenwerking met de OCMW’s en met de diensten voor zorg en bijstand van de betrokken entiteiten noodzakelijk zal zijn, wat ook een goede zaak is. Ik ben zo vrij enkele passages uit dit regeerakkoord aan te halen, want dat bevat alles en de woorden zijn van belang:

“Naar aanleiding van dit Plan wenst de Regering de verhouding tot de OCMW’s te hervormen door in te zetten op contractualisering aan de hand van lokale welzijns- en gezondheidscontracten van specifieke welzijnsinitiatieven die tegemoetkomen aan de noden van elke wijk en de verschillende sociale realiteiten ter plaatse.
De Regering zal evalueren welke middelen aan deze contracten moeten worden besteed.
Deze contracten dienen prioritair in te werken op gezondheidspromotie, preventie, verzorgingsbeleid, medisch-sociale begeleiding, huisvesting en voedselgezondheid.
Deze zullen georganiseerd worden volgens een patroon in drie fasen: een behoefteanalyse en ‑diagnose, de invoering van de maatregelen en een evaluatiefase.
Elk contract zal worden gestuurd door een cel die voortkomt uit de sociale coördinatie van het OCMW en waarin vertegenwoordigers van de gemeente, de GGC, het verenigingsleven en de inwoners zetelen.
Voor deze opdracht zullen de OCMW’s werken onder de coördinatie en begeleiding van de GGC of de diensten die deze daartoe aanstelt.
De sociale coördinatie door de OCMW’s omvat eveneens de identificatie en de individuele begeleiding van kinderen en adolescenten in bestaansonzekerheid. In die context zal de Regering inzetten op het Europees pilootproject “Garantie voor de jonge kinderen”.

Zoals u weet ligt dit hoofdstuk ons bijzonder na aan het hart, zowel wat betreft het doel ervan als de manier waarop de overheid zich zal organiseren om dit doel te bereiken. Ik weet dat u gevoelig bent voor de participatieve methoden vanuit het terrein; de uitwerking van een plan op de schaal van het gewest moet volgens ons dan ook absoluut steunen op de kennis van de bijzonderheden van elke wijk door de gemeenten en de OCMW's van ons Gewest. Met andere woorden, pas een bottom-up proces toe waarbij het gewestelijk plan gebaseerd is op de som van de lokale plannen en omgekeerd, het gewestelijk plan harmoniseert en werkt naar de samenhang van het geheel toe.

U zal, net als ik, de duidelijke verwantschap met de wijkcontracten die in het beleid voor de ruimtelijke ordening zijn opgenomen, hebben opgemerkt. Het recept heeft overtuigende resultaten opgeleverd die het mogelijk hebben gemaakt om diepgaande veranderingen in onze wijken tot stand te brengen. En deze partnerschappen lopen nog steeds.

De sociale situatie van veel van onze wijken, nog meer in de nasleep van de covid-crisis die een ongekende sociale crisis aankondigt, vereist de uitvoering, niet van een groot stratosferisch marshall-plan, maar van een gezamenlijke aanpak die is opgebouwd uit lokale diagnoses, de vrucht van wortelstokwerk.
Gelukkig kan de CCG in elke gemeente bogen op een bicommunautair overheidsorgaan dat bevoegd is op territoriale basis: het OCMW.

Ik stel ook met tevredenheid vast dat de ambitie om de sociale coördinatie een actievere rol te laten spelen, in Brussel is verankerd in het amendement op artikel 62 van de Organieke Wet op de OCMW's dat op het einde van de vorige zittingsperiode met uw goedkeuring is aangenomen.

Artikel 43 van de ordonnantie van 14 maart 2019 tot wijziging van de organieke wet op de OCMW's wijzigt artikel 62 van de wet, vervangen bij wet van 12 januari 1993, en vult het aan met een lid waarvan punt 3 relevant is voor deze schriftelijke vraag:
“Zonder afbreuk te doen aan de bevoegdheden van de federale overheid en de andere gefedereerde entiteiten, heeft het, om mee te werken aan de armoedebestrijding, en in coördinatie van voornoemde diensten en instellingen met name de mogelijkheid:
(…)
3° in samenwerking met de structuur ter ondersteuning van de eerstelijnszorg, een welzijns- en gezondheidsplan voor zijn territoriaal bevoegdheidsgebied op te stellen op grond van een gedeelde diagnose van de middelen en de noden voor zijn grondgebied. Dit plan wordt aan de raad voor maatschappelijk welzijn en aan de gemeenteraad voorgesteld en aan het Verenigd College bezorgd;
(…).

Vandaar mijn vragen:

- Worden contacten gelegd met de vereniging van de OCMW's voor de gecoördineerde uitvoering van dit belangrijk hoofdstuk van het meerderheidsakkoord en deze wijziging van de ordonnantie?

- Worden omzendbrieven opgesteld om deze "gedeelde diagnoses" te lanceren?

- Worden daarvoor middelen uitgetrokken om de OCMW's te ondersteunen? Hebt u vooruitgang geboekt met de methodologie voor analyses en diagnoses in de wijken?

- Hebt u de gelegenheid gehad om de middelen die daaraan moeten worden besteed te ramen?

- Welke diensten hebt u samen met het College aangewezen voor coördinatie en begeleiding? Worden zij gekozen in overleg met de OCMW’s zelf? Worden alle OCMW’s daarbij betrokken, wat heel wenselijk zou zijn? Zal u overgaan tot projectoproepen? Gaat u wijken kiezen op basis van indicatoren? Welke zijn dat, hoe worden ze bepaald en door wie?

- Hebt u evaluaties verricht van proefprojecten in Brussel in het kader van de behandeling van chronische ziekten in de zorgbekkens? De evaluatie van deze projecten zou ons meer inzicht kunnen geven in de wijze waarop overheids- en verenigingsmiddelen op territoriale basis worden ingezet.

Tot slot wens ik erop te wijzen dat de middelen die besteed worden aan sociale coördinatie niet volstaan; wij wijzen daarop in het kader van de goedkeuring van de begroting 2020. De begrotingsallocatie die verdeeld wordt over de 19 OCMW’s op grond van de verdeelsleutel zorgt meestal slechts voor het betalen van een halve VTE of een VTE. Voor het overige personeel en de werking moet het OCMW, en dus de gemeente betalen.
Als we ambitieus willen zijn op sociaal gebied, wat de wijkcontracten inhielden, dan is het duidelijk dat we daar nog lang niet aan toe zijn.

Vandaar mijn laatste vraag: worden middelen voorzien voor de financiering van deze projecten, met name wat betreft het personeel, die hopelijk zullen voortkomen uit deze coördinatie van de actieve krachten die aanwezig zijn op het niveau van de wijken?
 
 
Antwoord    Het meerderheidsakkoord voor 2019-2024 is inderdaad ambitieus en voorziet in een hervorming van de verhouding tot de OCMW's door in te zetten op de contractualisering, middels lokale welzijns- en gezondheidscontracten, specifieke welzijns- en gezondheidsinitiatieven die tegemoetkomen aan de noden van elke wijk.

We hebben een nota aan het Verenigd College opgesteld met de modaliteiten van de uitvoering van de eerste lokale welzijns- en gezondheidscontracten. Deze nota biedt een kader voor de uitwerking en uitvoering van deze contracten.

Zowel om budgettaire redenen (gezien de beschikbare middelen) als om redenen van efficiëntie (gezien de sociaal-ruimtelijke ongelijkheden die kenmerkend zijn voor de 80 Brusselse woonwijken) moeten in de eerste fase prioritaire wijken worden geïdentificeerd. Met het oog hierop is het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn (OGW) verzocht een voorstudie uit te voeren om op basis van de reeds beschikbare gegevens en studies de relevante criteria voor deze prioriteitstelling te bepalen.

Hiervoor worden verschillende indicatoren gebruikt, zoals het percentage personen dat in de periode 2014-2016 geen beroep deed op tandzorg (= indicator van preventie en toegang tot zorg), het percentage personen dat aan diabetes lijdt (= indicator van gezondheidstoestand en preventie), de bevolkingsdichtheid en het mediaan belastbaar inkomen op de belastingaangiftes (= indicatoren van sociale kwetsbaarheid). De aangewezen prioritaire wijken zijn de wijken waarvoor de vier indicatoren het minst gunstig zijn.


Twee van de drie reeds lopende projecten rond ‘bejaarde personen’ zijn ook geselecteerd omdat ze voldeden aan de criteria van het OGW en de aanpak en werkmethode in grote lijnen vergelijkbaar zijn. Alleen hun doelgroep en thema's zullen worden verbreed.
Elk contract zal worden aangestuurd door een cel van de sociale coördinatie van het OCMW en zal minstens bestaan uit het OCMW, de gemeente, de GGC, de verenigingssector en de inwoners. Voor deze opdracht zullen de OCMW’s werken onder de coördinatie en met de begeleiding van de GGC of de diensten die deze daartoe aanstelt. De cel zal het lokale welzijns- en gezondheidsplan moeten opstellen, de projectoproepen voor de geselecteerde wijken moeten lanceren en vervolgens de projecten moeten overeenkomen met de actoren en verenigingen die via de projectoproep zijn geselecteerd.


Voordat de lokale welzijns- en gezondheidsplannen worden opgesteld, moeten de diagnoses per wijk worden uitgevoerd om een duidelijke inventarisatie van hun behoeften en middelen te maken. Op basis van deze diagnoses zal het plan worden uitgewerkt en aangestuurd door de cel, met behulp van de wijkreferent.

De diagnose zal een ‘kwantitatieve’ component omvatten (verzameling van ‘ruwe’ statistische gegevens zoals epidemiologische gegevens, facturatiegegevens, economische gegevens, enz.) en een ‘kwalitatieve’ component die een participatief luik omvat (via de methodologie die bekend staat als ‘gemeenschapsdiagnose’, die een analyse van de ervaringen en de behoeften van de bewoners van een wijk mogelijk maakt).

Op basis hiervan kunnen de prioriteiten en doelstellingen per wijk worden vastgesteld. Er zal een budget worden toegewezen voor de uitvoering van de prioriteiten van het plan. In voorkomend geval kunnen budgetten voor projectoproepen worden toegewezen aan verenigingen die voldoen aan de criteria van het lokale contract. Er zal een specifiek budget worden gereserveerd om het verlies van huisvesting te voorkomen en/of burgers te begeleiden naar kwaliteitsvolle huisvesting.

De wijkreferenten, deskundigen op het gebied van gemeenschapsgezondheid, staan garant voor de uitvoering van het contract in de aangewezen wijken, met name in het kader van de coördinatie van de kwalitatieve/participatieve en kwantitatieve diagnoses. De werkingsprincipes van hun opdracht zullen worden geïnspireerd door de lessen die zijn getrokken uit de drie wijkprojecten die gericht zijn op het ondersteunen van de autonomie van bejaarde personen. Dit om de contracten te verankeren in het verenigings- en handelsweefsel van de wijk.

De aanpak ‘bejaarde personen’ van de proefprojecten zal worden uitgebreid tot alle groepen die in de betrokken wijken als prioritair zijn geïdentificeerd.


Elke wijkreferent zal samenwerken met de actoren die verantwoordelijk zijn voor de diagnoses. Hij zal dan, in samenwerking met de cel van de sociale coördinatie, verantwoordelijk zijn voor het opstellen van het kader van het lokale plan. Hij zal ook zorgen voor de uitvoering, op het niveau van de betrokken wijken, van het plan en de eventuele projectoproepen die daaruit voortvloeien, en de verschillende onderdelen van het plan coördineren.

Hij zal fungeren als een contact tussen de wijkbewoners en de cel van de gemeentelijke sociale coördinatie die belast is met het lokale welzijns- en gezondheidsplan voor de opvolging van de projecten en het contract.
Elk contract zal ook worden opgevolgd door het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn.

Wat uw vraag betreft over de lopende contacten met de federatie van OCMW’s voor de gecoördineerde uitvoering van dit belangrijke hoofdstuk van het meerderheidsakkoord en deze wijziging van de ordonnantie: we willen eerst de kadernota voorleggen alvorens verder te gaan dan de informele contacten die al met de federatie van OCMW’s werden gelegd.


Wat de omzendbrieven om deze ‘gedeelde diagnoses’ te lanceren betreft: ze lijken voorbarig. We zouden graag gespecialiseerde diensten in gemeenschapsgezondheid opdracht kunnen geven om beide soorten diagnoses uit te voeren.

Wat de middelen betreft: we hebben inderdaad een specifiek budget vrijgemaakt om de OCMW's in deze context te ondersteunen.

Wat de methodologie betreft: het zal een kwestie zijn van het uitwerken van kwalitatieve en kwantitatieve diagnoses met behulp van de methodologie van de gemeenschapsdiagnose om zo dicht mogelijk bij de behoeften en ervaringen van de inwoners te staan.

Met betrekking tot de diensten aangewezen voor de coördinatie en begeleiding: het zal de wijkreferent zijn die binnen de cel lokaal contract van de sociale coördinatie van de OCMW's zal werken.


Tot slot, wat uw vraag over de evaluatie van de proefprojecten die in Brussel zijn uitgevoerd betreft: we hebben heel onlangs de dragers van de drie lokale projecten met betrekking tot bejaarde personen ontvangen, die ons hebben verteld over hun programma's, de positieve aspecten en de valkuilen. Er is een evaluatie aan de gang die ook voor ons nuttig zal zijn.