Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de sociale innovatie in de welzijns- en gezondheidssector in Brussel, met name na de oprichting van het CREBIS.

Indiener(s)
Delphine Chabbert
aan
Elke Van den Brandt en Alain Maron, leden van het Verenigd College bevoegd voor Welzijn en Gezondheid (Vragen nr 248)

 
Datum ontvangst: 15/09/2020 Datum publicatie: 11/01/2021
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 18/11/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
30/10/2020 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Ik neem aan dat u het goede nieuws hebt gehoord over de oprichting van het CREBIS, het nieuwe Brusselse onderzoekscentrum voor sociale ongelijkheden.

Dat heeft als belangrijkste doelstelling om te werken aan het dichter bij elkaar brengen van de werelden van onderzoek en sociale interventie.

Dit nieuwe Centrum is een initiatief van het Forum-Bruxelles contre les inégalités en het CBCS, met de wetenschappelijke steun van twee onderzoekscentra, CIRTES (UCLouvain) en METICES (ULB).

Het CREBIS zet verschillende activiteiten op, waarvan een van de eerste een online enquête is. Het doel ervan is om de vragen en thema's te verzamelen die moeten worden onderzocht om de welzijns- en gezondheidssector in Brussel zo goed mogelijk te ondersteunen.

Tevens heeft het Forum Bruxelles contre les inégalités zijn laatste nummer Pauvérité n°27 uitgebracht over de vereniging van onderzoek en sociale interventie. Een instrument om sociale ongelijkheden te bestrijden. Dit nummer is een pleidooi voor collaboratief onderzoek op basis van de hypothese van de vruchtbare ontmoeting van onderzoekers en maatschappelijk werkers en het ontstaan van een specifiek statuut van "praktijkonderzoeker". Het ondersteunt ook het idee dat de hiërarchie tussen academische en professionele of ervaringskennis moet worden afgebroken om deze te ontsluiten.

Bij de aanvang van het programma Housing First in Brussel, enkele jaren geleden, hadden de Brusselse experts die Montreal bezochten al kennis gemaakt met het CREMIS
1, een structuur die verbonden is met de academische wereld. De evaluatie van een sociale interventiewijze door het documenteren ervan tijdens de uitvoering leek meer wijdverspreid. De Brusselse experts konden een sociale structuur ontdekken waarin de werknemers het programma onder begeleiding van onderzoekers uitvoeren. De delegatie onder leiding van het FORUM werd erop gewezen dat de meeste programma's een deel van het budget gewijd aan onderzoek omvatten. Er kan worden aangenomen dat de huidige groei van Housing First van deze gedocumenteerde ondersteuning heeft kunnen gebruikmaken.

Hoewel we in de sociale interventiesector geleidelijk aan de evaluatiecultuur ontwikkelen, moet worden erkend dat het vaak om een ex-postwerk gaat in een logica van controle. Dat kunnen we jammer genoeg alleen maar betreuren. Dit zou eerder moeten gebeuren binnen een kader van onderzoek-actie en sociale innovatie. Hierdoor kan een model worden gedocumenteerd om het te verbeteren in de loop van het proces of om het repliceerbaar te maken.

Deze werkwijze heeft het voordeel dat er rekening wordt gehouden met de ondervonden moeilijkheden en dat het tijdsbestek wordt verkort van de sequentie: hypothese, invoering, analyse, validatie, publicatie van de goede praktijk en reproductie. Essentieel voor de methode is ten slotte de vereniging van de doelgroep, de professionele spelers en de onderzoekers.

Zoals u weet, moet een programma in het politieke en budgettaire besluitvormingsproces zijn waarde hebben bewezen om te kunnen worden uitgevoerd. Het moet een zekere validatie, intellectuele of academische goedkeuring hebben.

In een stad als Brussel, aan het tempo waarin de problemen zich voordoen, lijkt het nuttig om zich uit te rusten met de middelen die nodig zijn voor sociale transformatie.

Mijn vragen zijn de volgende:

- Wat is uw standpunt hierover? Zou dit niet een methode zijn die moet worden ondersteund in het kader van de hervorming van het Geïntegreerd welzijns- en gezondheidsplan?

- Welke middelen worden vanuit het Verenigd College gewijd aan onderzoek op het gebied van welzijn en gezondheid? Hebt u een idee welk percentage van het budget voor de actie dit vertegenwoordigt?

- Kunt u ons in dat verband vertellen welke middelen het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn en IRISCARE kunnen besteden aan onderzoek? Hoeveel medewerkers worden daar ingezet voor onderzoek?

- Kunt u ons vertellen wat structuren zoals SACOPAR, KENNISCENTRUM, Huis voor Gezondheid of ARS collaborandi ontvangen als financiële steun van uw afdelingen en waarvoor zij worden ondersteund? Hoe worden zij, in voorkomend geval, aangewezen om hun onderzoek voort te zetten?

- Hoe worden de onderzoeksthema's bepaald? Is er een wetenschappelijk comité dat de relevantie van de keuzes evalueert of is het het resultaat van een ministeriële beslissing of een beslissing van het College?

- Heeft het CREBIS de steun van de GGC gevraagd of gekregen voor zijn zeer gewenste ontwikkeling?

De door CREBIS gekozen manier is volledig in lijn met de actie die ons meerderheidsakkoord wil ondernemen ten opzichte van de ongelijkheden op het vlak van welzijn en gezondheid. In een tijd waarin we van plan zijn om beleid te voeren ter bestrijding van niet-gebruik en sociale onderbescherming, lijkt het belangrijk om de actie gepaard te laten gaan met de identificatie van de manieren van sociale interventie.

Het verwantschap tussen de ontluikende CREBIS-structuur en het CREMIS is groot. In dit verband is het ook interessant om de beginselen van het CREMIS te lezen: Naast het documenteren van de dynamiek van sociale ongelijkheid is een van de doelstellingen van het onderzoek dat bij CREMIS wordt uitgevoerd, het formuleren, experimenteren en evalueren van alternatieve praktijken die gericht zijn op het verminderen van sociale ongelijkheden en, bijgevolg, het verbeteren van het welzijn van de bevolking. De ontwikkeling van en het experimenteren met alternatieve burgerschapspraktijken zijn niet alleen gericht op een betere aanpak van de ongelijkheden, maar ook op het bevorderen van het zich opnieuw toe-eigenen van de handelingsbekwaamheid en het richten van het optreden van de betrokken bevolkingsgroepen.

Bij de ontwikkeling van kennis en praktijken benadrukken de CREMIS-onderzoekers ook de complementariteit en het niet-hiërarchisch indelen van verschillende vormen van kennis - op zich radicale doelstellingen ten opzichte van de bestaande ongelijkheden. De erkenning van de noodzaak van co-constructie van kennis geeft een nieuwe impuls aan het begrip van de verschillende dimensies en kruisingen van ongelijke sociale verhoudingen en aan de mogelijkheid om de interventies in overeenstemming daarmee te heroverwegen.

In navolging van het CREMIS pleit het CREBIS voor de invoering van een praktijkonderzoeker:
De term "praktijkonderzoeker" verwijst naar de welzijns- en gezondheidshulpverleners die meewerken aan onderzoek in hun vakgebied of in aangrenzende gebieden. Dat kunnen verpleegkundigen, sociale begeleiders of opvoeders zijn.

Een deel van hun werktijd wordt besteed aan onderzoeksactiviteiten, van het ontwerpen van een enquêteprotocol tot het verzamelen en analyseren van gegevens of wetenschappelijke communicatie.
Deze praktijkonderzoekers vormen de schakel tussen de wereld van het onderzoek en die van de sociale interventie.

Door hun betrokkenheid dragen ze actief bij aan het verleggen van de grenzen van de sociale interventie en het ontwikkelen van praktijken die gevoed worden door de productie van wetenschappelijke kennis.

In ruil daarvoor verrijken de praktijkonderzoekers de onderzoeksactiviteit, waardoor deze zowel creatiever kan zijn als beter gegrond in de realiteit van het veld.

Tot slot wil ik u vragen wat uw standpunt is met betrekking tot deze houding waartoe het CREBIS ons uitnodigt:

In het Brussels Gewest zullen deze beroepen, die zich op het kruispunt van onderzoek en welzijns- en gezondheidsinterventie bevinden, zich verder ontwikkelen.

Maar de kaders die het mogelijk maken om de wetenschappelijke waarde van de kennis van de sociale actoren te vergroten in een echte samenwerkingsaanpak moeten nog worden uitgevonden. Dit is een kwestie die het CREBIS, in samenwerking met de actoren op het terrein in Brussel, wil verkennen.


1 Het Centre de recherche de Montréal sur les inégalités sociales, les discriminations et les pratiques alternatives de citoyenneté (CREMIS) maakt sinds 1 april 2015 deel uit van het Centre intégré universitaire de santé et de services sociaux du Centre-Sud-de-l'Île-de-Montréal. De leden van het CREMIS (onderzoekers, beroepsbeoefenaars, beheerders en partnerinstellingen) ontwikkelen er verschillende onderzoeksprojecten op het gebied van de praktijk.
 
 
Antwoord    Op dit moment ontbreekt het ons aan meer middelen dan methoden om de uitdaging van de sociale ongelijkheid op gezondheidsvlak aan te gaan.

Verder ben ik het eens met uw analyse dat de samenwerking tussen onderzoekers en actoren in meerdere opzichten potentieel relevant is, waarbij de onderzoeks- en actieprogramma's binnen de federaties van de ambulante zorgsectoren hiervan vaak het bewijs zijn:
- Zij vergemakkelijkt en dynamiseert de toe-eigening van nieuwe praktijken.
- Zij maakt het voor beroepsbeoefenaars mogelijk om beter na te denken over hun werk en het maatschappelijk doel ervan.
- Zij maakt het makkelijker om constructievere beleids- en gezondheidskeuzes te maken.
- Zij maakt het ook mogelijk om ons welzijns- en gezondheidsbeleid te sturen in zijn concrete uitvoeringsprocessen.
- Tot slot, stelt zij de onderzoekers in staat om klinische en beleidsaanbevelingen te formuleren op inductieve en empirische wijze op basis van kennis en praktijken op het werkveld, wat het mogelijk maakt om deze beter te formaliseren.

Het spreekt dus voor zich dat de plaats die dit soort onderzoeks- en samenwerkingsdynamiek zal innemen in het GWGP, geëvalueerd en weloverwogen zal worden.


Wat uw vragen betreft:

Het onderzoekswerk vanuit het Verenigd College wordt voornamelijk uitgevoerd door het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Studiedienst van de Diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, die nauw samenwerkt met Iriscare.


De opdrachten van het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn zijn vastgelegd in het besluit van het Verenigd College van 5 juni 2008 en zijn in hoofdzaak drieledig:
- een allesomvattend zicht te bieden op de huidige gezondheidstoestand van de Brusselse bevolking en
op de armoede in het Brussels Gewest, alsook op de
evolutie van de algemene situatie in de tijd;
- de specifieke aspecten van de sociale gezondheidssituatie van de Brusselse bevolking toe te lichten,
- het beleid en de maatregelen op welzijns- en gezondheidsvlak te evalueren.

Voor de uitvoering van zijn opdrachten beschikt het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest over een team van 11 wetenschappelijke medewerkers, twee administratieve assistenten en een directeur, alsook over een werkingsbudget.

Ter indicatie, is een bedrag van 501.000€ aan vastleggingskredieten voorzien in de allocatie “Studiekosten en andere werkingskosten van het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest” van de algemene uitgavenbegroting van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie voor het begrotingsjaar 2020.

Het onderzoekswerk van het Observatorium wordt gepubliceerd op de website van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie:
https://www.observatbru.be/.


Wat betreft de steun aan SACOPAR, het KENNIS CENTRUM, het Huis voor Gezondheid en ARS Collaborandi:

SACOPAR vzw geniet een subsidie van 75.000€ die voorzien is in de basisallocatie "Werkingssubsidies voor activiteiten verbonden met het gezondheidsbeleid aan ziekenhuis-vzw’s en aan andere vzw's (privé-sector)" van de algemene uitgavenbegroting van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie voor het begrotingsjaar 2020.

Haar opdracht is om de gemeentelijke overheden te sensibiliseren voor de integratie van gezondheid als integraal onderdeel van de lokale ontwikkeling.

In deze context moet de VZW een structurerende ondersteuning bieden voor de politieke wil om de gezondheid en de levenskwaliteit van de hele bevolking gunstig te beïnvloeden.

Het Kenniscentrum WWZ en het Huis voor Gezondheid zijn twee mono-communautaire vzw's die voornamelijk gefinancierd worden door de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) en de Vlaamse Gemeenschap.

Ars Collaborandi bestaat niet vanuit juridisch oogpunt.

Het is een plaats van uitwisseling tussen verschillende mono- en bicommunautaire actoren (Kenniscentrum WWZ, Huis voor Gezondheid, Brussels Overleg Thuiszorg,
Conseil Bruxellois de Coordination Sociopolitique (CBCS), Centre de documentation et de coordination sociales (CDCS-CMDC vzw), Observatorium voor Gezondheid en Welzijn van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest).


De onderzoeksthema's van het Observatorium worden gevalideerd op voorstel van het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn, de administraties van IRISCARE en de DVC en de functionele kabinetten tijdens het begeleidingscomité van het Observatorium, dat twee keer per jaar bijeenkomt.

Het bestaat uit de leidend ambtenaren van de Diensten van het Verenigd College van de GGC, een vertegenwoordiger van Iriscare en de kabinetten die bevoegd zijn voor het gezondheidsbeleid en het beleid inzake de bijstand aan personen.

Wat de mogelijke steun voor het CREBIS betreft, heeft deze laatste tot op heden geen aanvraag ingediend bij de GGC.