Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de ordonnantie betreffende de eerstelijnszorg.

Indiener(s)
Delphine Chabbert
aan
Elke Van den Brandt en Alain Maron, leden van het Verenigd College bevoegd voor Welzijn en Gezondheid (Vragen nr 257)

 
Datum ontvangst: 30/10/2020 Datum publicatie: 14/01/2021
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 20/21 Datum antwoord: 15/12/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
30/10/2020 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Tijdens de vorige zittingsperiode heeft de Verenigde Vergadering een ordonnantie betreffende het eerstelijnszorgbeleid aangenomen. Dit was al een voorbode van een reeks krachtlijnen die in het regeerakkoord staan over de onderlinge afstemming van het welzijns- en gezondheidsbeleid en de samenwerking van de diensten die op deze gebieden actief zijn.

Zo definieert de ordonnantie de eerstelijnszorg als "de actoren die generalistische zorg verstrekken, bevorderen of ondersteunen die een antwoord biedt op het merendeel van de problemen die personen ondervinden in het domein van de gezondheid en het welzijn”. De ordonnantie vermeldt ook "complexe situaties, waarbij intens moet worden samengewerkt tussen de zorgverleners", evenals "geïntegreerde en personengerichte werkwijzen".

Tot slot wordt benadrukt dat de eerstelijn "ervoor [zorgt] dat haar diensten voor iedere doelgroep toegankelijk zijn", terwijl ze ruimte laat voor de "0,5-lijn" die zorgt voor degenen die geen toegang hebben tot de zorg.

Voorts voorziet de ordonnantie in een wettelijk kader voor de erkenning en de financiering van de actoren uit de eerstelijnszorg in de ruime zin, waaronder met name eerstelijnsondersteuningsstructuren, lokale netwerken, structuren die geïntegreerde zorg aanbieden, enz.

Zoals hierboven vermeld, doen deze elementen denken aan een reeks speerpunten van de huidige meerderheid, zoals het geïntegreerd welzijns- en gezondheidsplan, de uitwerking van een "programmering van het zorg- en welzijnsaanbod die intersectoraal en transversaal is", de organisatie van de 0,5-functie, de versterking van de tweedelijnsdiensten die ondersteuning bieden aan huisartsen geconfronteerd met specifieke vraagstukken, het werken aan sociale gezondheidsongelijkheid en specifieke bevolkingsgroepen zoals personen met een verslaving, sekswerkers, migranten, enz.

Mijn vragen zijn de volgende:

- Welke maatregelen werden genomen om deze ordonnantie uit te voeren? Zijn er regelingen getroffen inzake de erkenning en de financiering van de eerstelijnsactoren? Zo ja, kunt u de grote lijnen ervan schetsen? Zo niet, kunt u de redenen uitleggen waarom deze werkzaamheden niet zijn aangevat?

- Hoe zit het met de financiering van de 0,5-lijnsactoren en de organisatie van die functie, zoals voorzien in het regeerakkoord?

- Hoe zit het tevens met de lokale netwerken en de ondersteunende structuren voor eerstelijnsactoren, waarvan het belang werd benadrukt door de COVID-19-crisis?

Veel actoren in het veld onderstrepen al lange tijd de complexiteit van het omgaan met complexe en cumulatieve problemen (sociale onzekerheid, geestelijke gezondheid, verslavingen, handicaps...) en de machteloosheid die sommige professionals kunnen voelen wanneer ze ermee te maken krijgen. De structuren die op dit gebied expertise hebben ontwikkeld, hebben echter de bijzonderheid dat ze buiten de traditionele begrotingskaders vallen, aangezien ze vaak onder een ander beleid vallen, wat leidt tot een zeer grote kwetsbaarheid van de voorzieningen, zoals we hebben gezien met het verdwijnen van Dyonisos.

- Worden samenwerkingsverbanden tussen de actoren, zoals overleg rond de patiënt, ondersteund door het Verenigd College? Ondersteunt u ook initiatieven om eerstelijnsactoren op te leiden in kwesties die buiten hun vakgebied liggen (bijvoorbeeld het bewustmaken van de problematiek rond geestelijke gezondheid voor maatschappelijk werkers of huisartsen)?
 
 
Antwoord    V1.

De tenuitvoerlegging van de ordonnantie loopt als een rode draad door de prioriteiten van de Minister.

Om u een overzicht te geven, vindt u hieronder een niet-uitputtende lijst van de acties die bijdragen tot de tenuitvoerlegging van de ordonnantie.

Desalniettemin, hebben we in dit stadium nog niet kunnen werken aan de kwesties met betrekking tot de erkenning.

In artikel 8 van de ordonnantie wordt een reeks actoren gedefinieerd die belast zijn met de operationalisering van de ordonnantie.

Ter herinnering, gaat het hier onder meer om:
1° de individuele eerstelijnsactoren;
2° de verenigingen van patiënten, zorgverleners en wijkverenigingen;
3° de structuren die de verschillende actoren uit de eerstelijnszorgsector moeten ondersteunen, coördineren en organiseren;
4° de netwerken die alle in een wijk actieve eerstelijnszorgactoren verenigen;
5° de lokale eerstelijnszorgactoren of -structuren;
6° de actoren van de 0,5-lijn;
7° elke eerstelijnszorgactor.

Wat betreft :
1. de individuele actoren, werden de projecten in verband met de impulseo-hervorming uitgesteld als gevolg van de COVID-19-crisis. Ook het project om actieve verpleegkundigen in het Brussels Gewest in kaart te brengen werd uitgesteld. Dit project is een voorwaarde om de steun aan de sector van de eerstelijnsverpleegkunde te kunnen definiëren.
2. De steun aan verenigingen van zorgverleners, zoals de LUSS en de VPP, werd voortgezet. Het
“Solidarité à la maison”-project werd ondersteund. Het draagt bij aan verschillende eerstelijnsdoelstellingen, waaronder een betere kennis van de actoren die in het Gewest actief zijn, een betere multidisciplinariteit, een lokale aanpak en een ondersteuning van de mantelzorgers.
3. De tenuitvoerlegging van de ordonnantie werd voortgezet door middel van werkzaamheden met het oog op de vaststelling van de ondersteunende eerstelijnszorgstructuur. Op basis van een openbare oproep, werd de vzw Brusano gefinancierd om de in de ordonnantie en het besluit voorziene opdrachten te operationaliseren. Zoals voorzien in de ordonnantie, wordt in het kader van een overleg tussen de ministers van Gezondheid en de vzw, en met de steun van de administratie, een ontwerp van beheersovereenkomst opgesteld.
4. Het doel van de Lokale Welzijns- en Gezondheidscontracten is het operationaliseren van de ordonnantie in haar visie op geïntegreerde zorg. De projecten starten in 2020 in 9 wijken.
5. Wat de geïntegreerde lokale structuren betreft, hebben we de ondersteuning van de invoering van multidisciplinaire praktijken hervat.
6. Voor de 0,5-functie en de 0,5-lijn, zijn we in gesprek met de partners voor de organisatie van de sector.


V2

Deze zomer vond een bijeenkomst plaats tussen het kabinet en vertegenwoordigers van het 0,5-Platform.

Het doel van deze bijeenkomst was een voorstelling via het platform van de vergaderingen die al meer dan twee jaar lang worden georganiseerd.

Deze bijeenkomst was zeer leerrijk en heeft ons in staat gesteld om in de maand november een visienota over te maken over de organisatie van de 0,5-functie in Brussel.

Zodra we feedback hebben van het platform zal er een nieuwe bijeenkomst worden georganiseerd om de voorstellen die op tafel liggen te concretiseren.

Een van deze voorstellen zal vorm krijgen via de financiering van een coördinatie binnen Brusano en de oprichting van een 0,5-overleg in het verlengde van de werkzaamheden die het platform tot nu toe op informele wijze heeft uitgevoerd.


V3

Voor de lokale netwerken: de lokale welzijns- en gezondheidscontracten hebben met name tot doel de lokale welzijns- en gezondheidsactoren in een netwerk op te nemen.

Door te vertrouwen op een versterkte en uitgebreide sociale coördinatie, willen we een netwerkcultuur creëren.

Verschillende opdrachten van de ondersteunende eerstelijnsstructuur, Brusano, zijn gericht op de implementatie van een netwerk, dat wordt gecoördineerd vanuit één of meer institutionele punten:
­ “Het verbeteren van de zichtbaarheid, leesbaarheid en toegankelijkheid van de beschikbare diensten en middelen op het gebied van de hulp en de zorg”;
­ “Het ontwikkelen van de afstemming tussen alle zorg- en welzijnslijnen, met inbegrip van de banden tussen het ziekenhuis en de eerste lijn;
­ ... en, meer in het algemeen, het bevorderen van een goede "afstemming (tussen) alle actoren van het gezondheids- en welzijnssysteem".

Er zij op gewezen dat Brusano verantwoordelijk is voor en coördinator is van het BOOST-project, "een lokale, participatieve en geïntegreerde zorgorganisatie" die wordt ondersteund door de FOD Volksgezondheid en wordt uitgevoerd door een consortium van meer dan 50 partners die actief zijn in talrijke domeinen van de zorg, het welzijn en de persoonlijke dienstverlening.

Tot slot, werden Brusano en het Boost-project nauw in contact gebracht (en zijn zij ook in nauw contact gebleven) met de drie proefprojecten voor lokale hulp en zorg die gericht zijn op het behoud van het verblijf van bejaarden in de eigen woonst door middel van vergaderingen die door de DVC worden georganiseerd.

Deze afstemming is gericht op een lokale “netwerkvorming” daar waar mogelijk en relevant.

Op termijn moeten deze modellen dienen als model voor een strategie in het hele gewest.

Brusano bestudeert de modaliteiten.

Het SAM-project heeft ook tot doel de "virtuele" netwerkvorming van actoren op lokaal en supra-lokaal niveau te vergemakkelijken.

Wat de ondersteunende structuren betreft, zet Brusano het opzetten van dergelijke structuren voort.

De beheersovereenkomst van Abrumet heeft vertraging opgelopen door COVID.


V4

Multidisciplinair overleg rondom de patiënt is een van de bouwstenen van de ondersteunende eerstelijnszorgstructuur.

Het doel is om de specifiek Brusselse multidisciplinaire overlegfunctie te modelleren en te testen als instrument van het zorgplan.

Een van de doelstellingen is het definiëren van de functie van moderator van het multidisciplinair overleg rond de patiënt en het specificeren van zijn of haar werkkader.

De verwachte resultaten van dit project, dat over meerdere jaren zal worden ontwikkeld, zijn de definitie van een functieprofiel en een methodologische handleiding.


V5

De opleiding van eerstelijnsactoren in thema’s die buiten hun vakgebied vallen, wordt verzorgd door verschillende instellingen in Brussel die onder de bevoegdheid van verschillende autoriteiten vallen.

In het kader van de GGC, kunnen we het “SMES Support”-project van de vzw SMES vermelden.

Dit project omvat de begeleiding van eerstelijnsactoren die zich in een impasse bevinden in het kader van de begeleiding van een persoon die psychisch lijdt en sociaal is uitgesloten.

De ondersteunde actoren behoren tot verschillende sectoren: OCMW's, daklozen, CAW's, enz.

De door de vzw SMES ontwikkelde aanpak is een tweedelijnsaanpak en heeft een multidisciplinaire en intersectorale strekking.

SMES biedt ook teamsupervisie en opleidingen aan.

Het budget voor dit project bedraagt 35.000 euro voor het jaar 2020.