Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de uitsluiting van personen zonder papieren van de door de OCMW's en andere gesubsidieerde instanties verleende voedselhulp.

Indiener(s)
Stéphanie Koplowicz
aan
Elke Van den Brandt en Alain Maron, leden van het Verenigd College bevoegd voor Welzijn en Gezondheid (Vragen nr 263)

 
Datum ontvangst: 02/11/2020 Datum publicatie: 14/01/2021
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 20/21 Datum antwoord: 17/12/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
03/11/2020 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Vanaf het begin van de pandemie werden veel mensen geconfronteerd met grote financiële problemen (onvermogen om rekeningen, huur, kosten voor kinderen, verzekeringen, enz. te betalen). De OCMW's hebben dus een aanzienlijke toename van het aantal verzoeken om verschillende vormen van bijstand, met name op het gebied van voedselhulp, gezien. De federale overheid en de Gewesten hebben COVID-19-subsidies gecreëerd voor de doelgroepen van de openbare centra voor sociale actie, om de OCMW's in staat te stellen deze instroom van aanvragen op te vangen.

Tot de kwetsbare groepen die vanaf het begin van de inperking dringend voedselhulp nodig hadden, behoren ook mensen zonder papieren. In Brussel zijn er ongeveer 100.000 van hen, die wonen, werken, hun kinderen opvoeden en deelnemen aan het lokale leven, velen van hen al meer dan 10 jaar. Ze werken "in het zwart", zonder rechten, soms uitgebuit, in grote sectoren zoals de bouw, ouderenzorg, schoonmaak of kinderopvang. Veel werknemers zonder papieren hebben hun onzekere banen verloren als gevolg van de crisis en hebben geen middelen meer. Om nog maar te zwijgen van de toegenomen clandestiniteit als gevolg van de verscherpte controles…

De federale overheid heeft vervolgens echter verduidelijkt dat de bijzondere subsidie aan de OCMW's niet bedoeld is "voor personen die krachtens de organieke wet betreffende de OCMW's alleen in aanmerking komen voor dringende medische bijstand". Kortom, de OCMW's mogen in theorie niet voorzien in de voedselbehoeften van mensen zonder papieren. Dit is menselijkerwijs onaanvaardbaar.

Toegang tot voedsel is een fundamenteel mensenrecht. Veel OCMW's hebben zich dus flexibel opgesteld en hebben deze voedselhulp toch aan iedereen toegekend, zonder onderscheid naar verblijfsrecht. In feite lopen de OCMW's met deze federale richtlijn dus het risico dat ze hun subsidieaanvraag niet kunnen verantwoorden.

Graag een antwoord op volgende vragen:

- Heeft u zicht op de omvang van het probleem voor de OCMW's en/of andere operatoren?

- Hoe staat het met het Covid-19-fonds dat door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werd opgericht? Sluit het ook personen die zich in een onwettige situatie bevinden uit van elke vorm van steun die met deze subsidie kan worden gefinancierd? Zo ja, wat heeft het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gedaan om deze onvoorwaardelijke toegang tot voedsel, waartoe het zich heeft verbonden, in de praktijk te brengen? Wie zijn de betrokken operatoren?
 
 
Antwoord    Het is waar dat personen zonder wettig verblijf in principe geen recht hebben op het volledige scala aan diensten van het OCMW. Voedselhulp maakt deel uit van de dienst die niet aan dit deel van de bevolking wordt aangeboden. Op het terrein blijkt echter dat deze personen zich in de meeste gevallen niet noodzakelijkerwijs tot het OCMW wenden, maar eerder een beroep doen op lokale burgerinitiatieven of zich richten tot de verenigingssector.

Wat de verenigingssector betreft, moet worden vermeld dat elke vereniging de vrijheid heeft om zelf te bepalen welke hulp wordt geboden en, afhankelijk daarvan, eventueel personen kan weigeren. In de meeste gevallen zijn de door de verenigingen gestelde voorwaarden van tweeërlei aard: de gemeente waar de doelgroep woont en zijn sociale situatie.

Bovendien moet worden opgemerkt dat ongeveer 50% van de door de OCMW's en verenigingen aangeboden voedselhulp bestaat uit producten van het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD). Deze producten zijn bedoeld voor personen die onder de armoedegrens leven. Om dit te verifiëren, moet, onder normale omstandigheden, elk OCMW en elke vereniging een sociaal onderzoek uitvoeren om na te gaan of de eindbegunstigde aan de voorwaarden voldoet. In de context van de COVID-19-crisis heeft de Europese Commissie echter aangedrongen op een flexibele aanpak van de uitvoering van de FEAD-verordening en op het opheffen van deze voorwaarde.

Het COVID-19-fonds dat door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is opgericht, wordt ten uitvoer gelegd door de toekenning van facultatieve subsidies. De subsidies die in het kader van de voedselhulp zijn toegekend, zijn zowel aan openbare actoren (OCMW's en gemeenten) als aan privéactoren (sociale kruidenierswinkels) toegekend en waren in de meeste gevallen bedoeld om het bestaande aanbod te versterken of uit te breiden. Er zijn geen voorwaarden gesteld aan de groep die al dan niet gebruik kan maken van de aangeboden voedselhulp. Integendeel, we hebben de organisaties opgeroepen om deze hulp onvoorwaardelijk toe te passen, juist om alle groepen te bereiken, ook de personen van wie de verblijfsvergunning niet in orde is.