Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de maandelijkse solidariteitsbijdrage

Indiener(s)
Joëlle Maison
aan
Nawal Ben Hamou, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegd voor Huisvesting en Gelijke kansen (Vragen nr 22)

 
Datum ontvangst: 23/10/2019 Datum publicatie: 04/12/2019
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 04/12/2019
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
25/10/2019 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Wanneer huurders een sociale huurwoning bewonen terwijl hun inkomen hoger is dan het toegelaten inkomen dat van toepassing is op hun situatie, moeten zij elke maand een solidariteitsbijdrage betalen bovenop de werkelijke huurprijs. Het bedrag van de solidariteitsbijdrage wordt bepaald op basis van een complexe berekening beschreven in artikel 143 van de Brusselse Huisvestingscode. In zijn memorandum, gepubliceerd in het kader van de gewestverkiezingen van 26 mei 2019, steunde de Nationale Huurdersbond de afschaffing van de solidariteitsbijdrage. Mijn politieke partij van haar kant deelt dit standpunt niet en is van mening dat het juist noodzakelijk is om deze bijdrage te handhaven voor sociale huurders die een hoger inkomen ontvangen dan het toelatingsinkomen.

Aangezien deze huurders hulp krijgen (sociale huisvesting) die ze in theorie zouden kunnen missen, lijkt het ons logisch om hen te vragen een extra bijdrage te betalen. Zoals de naam al aangeeft, moet deze bijdrage niet worden gezien als een sanctie of een straf, maar als een solidariteitsbijdrage. De OVM’s zijn overigens verplicht de opbrengst van de solidariteitsbijdragen te gebruiken voor de bouw van nieuwe sociale woningen en de renovatie van de bestaande woningen.

Er zij aan herinnerd dat het beginsel van de solidariteitsbijdrage is gebaseerd op de compensatie van de voordelen van de huurovereenkomst van onbepaalde duur voor sociale huurders wier inkomen het inkomensplafond overschrijdt dat is vastgesteld in de voorwaarden voor toelating tot sociale huisvesting die van toepassing zijn op hun gezin. Bovendien mag niet uit het oog worden verloren dat de huurprijzen (inclusief solidariteitsbijdragen) in de sector van de sociale huisvesting aanzienlijk lager blijven dan die op de particuliere huurmarkt.

Graag een antwoord op volgende vragen.

1) Hoeveel sociale huurders moeten momenteel maandelijks een solidariteitsbijdrage betalen?
2) Wat is het gemiddelde bedrag van de maandelijkse solidariteitsbijdrage?
3) Wat is uw antwoord aan de Nationale Huurdersbond die in zijn memorandum de Brusselse gewestregering vraagt om de solidariteitsbijdrage in te trekken?
4) Toen ik u op 17 oktober interpelleerde over de hervorming van de methode voor de berekening van de huurprijs die door de Openbare Vastgoedmaatschappijen wordt toegepast, zei u ons dat de werkgroep die belast is met het opstellen van deze hervorming haar conclusies naar de gewestregering had gestuurd. Hebben de leden van deze denktank de regering voorgesteld de regels met betrekking tot de maandelijkse solidariteitsbijdrage in te trekken of te wijzigen? Kan u bevestigen dat de Brusselse Regering voornemens is de solidariteitsbijdrage te handhaven in het kader van een (eventuele) nieuwe methode voor de berekening van de huurprijzen?
 
 
Antwoord    1) Op 31/12/2018 had 10,5% van de huurdersgezinnen een hoger inkomen dan het toelatingsinkomen, namelijk 3799 huurders. 6% van hen, namelijk 2375 huurders, hebben een solidariteitsbijdrage betaald. Het verschil tussen de twee percentages is te wijten aan het feit dat deze bijdrage niet van toepassing is op personen ouder dan 60 jaar en personen met een handicap.

2) Het gemiddelde maandelijkse bedrag van de solidariteitsbijdrage bedraagt 64 euro. Voor alle OVM's kwam dit in 2018 neer op 1,9 miljoen euro.

3) In deze fase is de solidariteitsbijdrage van de Brusselse Huisvestigingscode voorzien in artikel 143.

4) De werkgroep heeft zich niet uitgesproken over de solidariteitsbijdrage. Het systeem blijft in 2020 echter behouden.