Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de volledige omzetting van de Europese richtlijn 2014/61/EU van 15 mei 2014.

Indiener(s)
Cieltje Van Achter
aan
Pascal Smet, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bevoegd voor Stedenbouw en Erfgoed, Europese en Internationale Betrekkingen, Buitenlandse Handel en Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp (Vragen nr 42)

 
Datum ontvangst: 12/12/2019 Datum publicatie: 10/01/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 09/01/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
16/12/2019 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    De Belgische staat moet sinds begin juli 2019 een dwangsom betalen van 5.000 euro per dag ten gevolge van een arrest van het Europees Hof van Justitie van 8 juli 2019 in de zaak C-543/17 omdat een Europese richtlijn over snel internet (met name richtlijn 2014/61/EU van 15 mei 2014) nog niet werd omgezet (de omzettingstermijn was 1 januari 2016). Recentelijk werd er door het BHG wel regelgeving gepubliceerd ter omzetting van voormelde richtlijn (met name de ordonnantie van 17 oktober 2019 tot wijziging van de ordonnantie van 26 juli 2013 betreffende de toegang tot en de uitwisseling van informatie over ondergrondse kabels, buizen en leidingen, gepubliceerd in het B.S. op 22 oktober 2019). Met deze regelgeving zou de richtlijn op heden volledig zijn omgezet.

Het bedrag van de dwangsom was in september 2019 reeds opgelopen tot 375.000 euro. Deze dwangsom moet betaald worden totdat er een einde wordt gemaakt aan de geconstateerde niet-nakoming van de verplichting tot het volledig omzetten van de richtlijn. Ik merk voorts op dat in het arrest zelf meermaals expliciet wordt verwezen naar het BHG als de in gebreke blijvende partij (FED, het VG en het WG zijn m.a.w. wel al enige tijd in orde). De dwangsommen zullen dus heel eenvoudig door de Belgische staat op het BHG kunnen verhaald worden.

Graag had ik u dan ook de volgende vragen gesteld:

· Kan u bevestigen dat de omzetting van de richtlijn 2014/61/EU van 15 mei 2014
door de publicatie van de voormelde regelgeving effectief volledig is?;
· Kan u bevestigen dat de ordonnantie van 17 oktober 2019, zoals gepubliceerd in het B.S. op 22 oktober 2019, ook werd genotificeerd aan de Europese Commissie via de MNE-databank?;
· Kan u bevestigen dat de Europese Commissie formeel aan de Belgische staat heeft gemeld dat de voormelde richtlijn door de gepubliceerde ordonnantie volledig werd omgezet?;
· Werd de voormelde dwangsom inmiddels stopgezet? Zo ja, wanneer precies en wat is het finale totaalbedrag dat betaald moet worden? Zo neen, tot welk bedrag is de geldboete dan inmiddels opgelopen?


http://curia.europa.eu/juris/document/document.jsf;jsessionid=5068DE04958D56D83E1C97413BC8349C?text=&docid=215902&pageIndex=0&doclang=nl&mode=lst&dir=&occ=first&part=1&cid=4207454

https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/HTML/?uri=CELEX:32014L0061&from=nl.
 
 
Antwoord    In zijn arrest C-543/17 van 8 juli 2019 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie België veroordeeld tot betaling van een dwangsom van 5000 euro per dag vertraging vanaf de datum van de uitspraak van het arrest, voor het niet meedelen van de maatregelen tot omzetting van de richtlijn 2014/61 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake maatregelen ter verlaging van de kosten van de aanleg van elektronische communicatienetwerken met hoge snelheid.
Hoewel het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, en a fortiori de Belgische staat, een mededeling heeft verstuurd waarin het verklaard heeft dat de richtlijn in kwestie integraal omgezet was op 11 april 2019, is de Europese Commissie van mening dat artikel 4, §5 van de richtlijn niet omgezet is door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest deelt dit standpunt niet. Het is immers van mening, en heeft dat ook altijd verklaard, dat artikel 4, §5 van de richtlijn tot de bevoegdheden van de federale overheid behoort en dat dit artikel wel degelijk is omgezet op federaal niveau.

Desalniettemin werd, als reactie op dit standpunt van de Commissie en om zo snel mogelijk een einde te stellen aan de loopduur van de dwangsom, beslist om de ordonnantie van 26 juli 2013 betreffende de toegang tot en de uitwisseling van informatie over ondergrondse kabels, buizen en leidingen te wijzigen.
Deze wijzigingsordonnantie werd op 11 oktober jl. door het Brussels Parlement goedgekeurd teneinde er artikel 4, §5 van de Europese richtlijn in om te zetten en zodoende tegemoet te komen aan de opmerkingen van het arrest dat het Hof van Justitie van de Europese Unie had uitgesproken. Deze ordonnantie werd op 17 oktober door de Regering bekrachtigd.

De ordonnantie van 17 oktober 2019 tot wijziging van de ordonnantie van 26 juli 2013 betreffende de toegang tot en de uitwisseling van informatie over ondergrondse kabels, buizen en leidingen werd aan de Commissie betekend via het MNE-systeem onder de referentie MNE(2019)55906. Dit gebeurde op 22 oktober, dezelfde dag dat ze in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd werd.

De Europese Commissie heeft akte genomen van deze bekendmaking in een brief gericht aan de Belgische overheden, waarin het volgende wordt gesteld: “
à titre préliminaire que le Royaume de Belgique a adopté les mesures nécessaires [….]. Cette considération est sous réserve de son approbation par le collège des commissaires à l’occasion du classement définitif de ce cas.” In dezelfde brief deelt de Commissie het bedrag van de dwangsom mee voor de periode tussen de uitspraak van het arrest en de betekening via het MNE-systeem. Deze bedraagt 530.000 euro, te betalen binnen 45 dagen na ontvangst van de brief. We benadrukken dat het de Belgische staat is die op internationaal vlak dit bedrag verschuldigd is.

Er is op dit ogenblik nog geen procedure voorhanden waarin de verdeling en de regels zijn vastgelegd voor de interne financiële aansprakelijkheid van de federale overheid en haar deelentiteiten. Gegeven het meningsverschil tussen het Brussels Gewest en de federale overheid lijkt het daarom aannemelijk dat er onderhandelingen zullen opstarten om de uiteindelijke verdeling van de bedragen vast te leggen.