Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de volledige omzetting van de Europese richtlijn 2014/61/EU van 15 mei 2014.

Indiener(s)
Cieltje Van Achter
aan
Rudi Vervoort, Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke regering, belast met Territoriale Ontwikkeling en Stadsvernieuwing, Toerisme, de Promotie van het Imago van Brussel en Biculturele Zaken van gewestelijk Belang (Vragen nr 95)

 
Datum ontvangst: 12/12/2019 Datum publicatie: 19/02/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 18/02/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
17/01/2020 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    De Belgische staat moet sinds begin juli 2019 een dwangsom betalen van 5.000 euro per dag ten gevolge van een arrest van het Europees Hof van Justitie van 8 juli 2019 in de zaak C-543/17 omdat een Europese richtlijn over snel internet (met name richtlijn 2014/61/EU van 15 mei 2014) nog niet werd omgezet (de omzettingstermijn was 1 januari 2016). Recentelijk werd er door het BHG wel regelgeving gepubliceerd ter omzetting van voormelde richtlijn (met name de ordonnantie van 17 oktober 2019 tot wijziging van de ordonnantie van 26 juli 2013 betreffende de toegang tot en de uitwisseling van informatie over ondergrondse kabels, buizen en leidingen, gepubliceerd in het B.S. op 22 oktober 2019). Met deze regelgeving zou de richtlijn op heden volledig zijn omgezet.

Het bedrag van de dwangsom was in september 2019 reeds opgelopen tot 375.000 euro. Deze dwangsom moet betaald worden totdat er een einde wordt gemaakt aan de geconstateerde niet-nakoming van de verplichting tot het volledig omzetten van de richtlijn. Ik merk voorts op dat in het arrest zelf meermaals expliciet wordt verwezen naar het BHG als de in gebreke blijvende partij (FED, het VG en het WG zijn m.a.w. wel al enige tijd in orde). De dwangsommen zullen dus heel eenvoudig door de Belgische staat op het BHG kunnen verhaald worden.

Graag had ik u dan ook de volgende vragen gesteld:

· Kan u bevestigen dat de omzetting van de richtlijn 2014/61/EU van 15 mei 2014
door de publicatie van de voormelde regelgeving effectief volledig is?;
· Kan u bevestigen dat de ordonnantie van 17 oktober 2019, zoals gepubliceerd in het B.S. op 22 oktober 2019, ook werd genotificeerd aan de Europese Commissie via de MNE-databank?;
· Kan u bevestigen dat de Europese Commissie formeel aan de Belgische staat heeft gemeld dat de voormelde richtlijn door de gepubliceerde ordonnantie volledig werd omgezet?;
· Werd de voormelde dwangsom inmiddels stopgezet? Zo ja, wanneer precies en wat is het finale totaalbedrag dat betaald moet worden? Zo neen, tot welk bedrag is de geldboete dan inmiddels opgelopen?

http://curia.europa.eu/juris/document/document.jsf;jsessionid=5068DE04958D56D83E1C97413BC8349C?text=&docid=215902&pageIndex=0&doclang=fr&mode=lst&dir=&occ=first&part=1&cid=4207454
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/FR/TXT/HTML/?uri=CELEX:32014L0061&from=fr
 
 
Antwoord    Ingevolge de kennisgeving van de ordonnantie van 17 oktober 2019 via de gegevensbank MNE dd. 22 oktober 2019 hebben de diensten van de Commissie op 2 december jl. officieel bevestigd dat België de vereiste maatregelen heeft goedgekeurd om deze richtlijn in intern recht om te zetten overeenkomstig het arrest van het Hof van Justitie.

Hierbij wordt erop gewezen dat de ordonnantie van 17 oktober 2019 is aangenomen zonder nadelige erkenning van het Gewest dat zijn bevoegdheid betwist voor de omzetting van de betreffende bepalingen van deze richtlijn.


Als gevolg van deze bevestiging stelde de Commissie het definitieve bedrag van de door België verschuldigde dwangsom vast op een forfaitair bedrag van 530.000 €.