Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende aanbod van crèches in het Brussels Gewest.

Indiener(s)
Véronique Lefrancq
aan
Rudi Vervoort, Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke regering, belast met Territoriale Ontwikkeling en Stadsvernieuwing, Toerisme, de Promotie van het Imago van Brussel en Biculturele Zaken van gewestelijk Belang (Vragen nr 148)

 
Datum ontvangst: 02/03/2020 Datum publicatie: 19/05/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 12/05/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
09/03/2020 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    We zijn ons allemaal bewust van de situatie in ons Gewest, er staat enorm veel op het spel en ondanks de uitvoering van het crècheplan en het creëren van nieuwe plaatsen tijdens de vorige zittingsperiode, blijven de behoeften immens gezien de bevolkingsexplosie waarmee ons Gewest wordt geconfronteerd en de steeds groter wordende sociale kloof. Om nog maar te zwijgen van de onzekerheid van ouders die steeds langer moeten wachten en steeds meer moeten betalen om hun kind een plaats in een crèche te garanderen. Het is echter essentieel om ervoor te zorgen dat steeds meer kinderen een kwaliteitsvolle kinderopvang vinden in Brussel. De toegang tot de crèches moet ook openstaan voor iedereen en rekening houden met het inkomen van de ouders.

Om een duidelijk beeld te krijgen van het gebrek aan plaatsen in het Brussels Gewest, zou ik graag de reële en algemene dekkingsgraad kennen voor kinderen die de leeftijd hebben om opgevangen te worden in een Franstalige of Nederlandstalige structuur in alle 19 gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het zou ook interessant zijn om deze gegevens in termen van dekking te vergelijken met een aanpak die gericht is op de behoeften: welke methoden en indicatoren zouden het mogelijk maken om een gedetailleerder inzicht te krijgen in de werkelijke behoeften? Hebben recente studies deze vraag al diepgaand onderzocht, rekening houdend met het feit dat de eisen van de ouders zeer specifiek of zelfs atypisch kunnen zijn, met name in termen van tijd en type opvang? Wat zijn de vooruitzichten voor het sturen van overheidsinvesteringen in infrastructuur voor jonge kinderen op basis van een dergelijke kruisanalyse, met name wat betreft geografische gebieden of zelfs buurten?
 
 
Antwoord    Wat de dekkingsgraad betreft.

De statistieken over het aantal opvangplaatsen en de dekkingsgraad zijn afkomstig van het BISA (Brussels Instituut voor Statistiek en Analyse), dat de gegevens inzamelt bij de bevoegde instanties (ONE en K&G).

Die cijfers worden slechts één keer per jaar bekendgemaakt, doorgaans in oktober. Het aantal plaatsen is het aantal op 31 december van het vorige jaar en de bevolkingscijfers zijn de cijfers op 1 januari van het vorige jaar.


Op 1 januari 2019 telde het Brussels Gewest in totaal 19.421 opvangplaatsen ingericht door 662 diensten. Van die plaatsen waren er 11.429 vergund door het ONE (met inbegrip van 1.026 plaatsen in de opvangvoorzieningen van de Europese instellingen) en 7.038 door Kind & Gezin.

De gemiddelde totale dekkingsgraad op 1 januari 2018 bedroeg 38%, maar er zijn aanzienlijke verschillen tussen de gemeenten. Zo bedroeg hij bijvoorbeeld in Koekelberg 19% en in Etterbeek 74%. De gemeenten waar de dekkingsgraad het laagst is, zijn voornamelijk de gemeenten die zich bevinden in de arme sikkel en/of waar zich een sterke bevolkingstoename voordoet (Koekelberg, Anderlecht, Molenbeek, Schaarbeek, Vorst, Jette, Berchem, Ganshoren, …). Omgekeerd zijn de gemeenten met een hogere dekkingsgraad de gemeenten met een meer welgestelde bevolking (Etterbeek, Ukkel, Oudergem, Sint-Lambrechts-Woluwe).

Ook voor de dekkingsgraad per wijk komen we tot dezelfde vaststelling: zij is het laagst in de arme wijken in het westen van de Vijfhoek.


Wanneer we vervolgens niet kijken naar het totale aantal plaatsen, maar enkel naar de plaatsen die daadwerkelijk beschikbaar zijn, dus zonder rekening te houden met de plaatsen die voorbehouden zijn voor een specifieke groep kinderen
1, dan ligt de dekkingsgraad in werkelijkheid nog een stuk lager: op 1 januari 20182 bedroeg hij gemiddeld 22%, gaande van 12% in Koekelberg tot 34% in Oudergem.

Qua evolutie stellen we vast dat het ONE tussen 2014 en 2019 1.957 bijkomende plaatsen vergund heeft (zonder de EU-plaatsen) en Kind & Gezin 91 bijkomende plaatsen.

Algemeen genomen is de totale dekkingsgraad dus met 6% toegenomen.


Wat de inschatting van de behoeften betreft

Er zijn een heleboel redenen om zijn of haar kind naar de opvang te sturen.

Omdat de ouders werken is er daar één van. Ouders kunnen er ook toe genoopt zijn een opvangplaats voor hun kind te zoeken omdat zij een opleiding volgen, op zoek zijn naar werk, een inburgeringstraject volgen, studeren of te kampen hebben met lichamelijke of geestelijke gezondheidsproblemen. Of ze zoeken een plaats om hun kind sociaal vaardig te maken, het in contact te laten komen met andere kinderen en/of andere volwassenen, het voor te bereiden op de school, het Frans of Nederlands te laten leren, enz. De behoeften zijn veelvoudig en lopen sterk uiteen.

Die behoeften vertalen zich echter niet altijd in een reële vraag, omdat de ouders er zich niet bewust van zijn, omdat ze er niet voor durven uitkomen of, en dat is meestal het geval, omdat ze denken dat er geen plaats zal zijn voor hun kind.

Die behoeften worden trouwens niet beschouwd als legitiem door de maatschappij en door de inrichtende machten die als gevolg van het tekort aan plaatsen moeten kiezen wie voorrang krijgt. Daarom haalt de behoefte van ouders om hun kinderen te laten opvangen op de tijdstippen dat zij werken, de bovenhand op alle andere.

Er bestaat op dit ogenblik geen echt sturingsmechanisme om de objectieve behoeften te centraliseren, omdat we voorlopig enkel beschikken over de formele aanvragen van de gezinnen.

In de recent opgestarte hervorming van het ONE zijn er echter plannen om een instrument te ontwikkelen voor het monitoren van de vraag.

In tussentijd moeten we ons voor een analyse van de dekkingsgraad baseren op het totale aantal kinderen en de op lokaal en gemeentelijk niveau ingezamelde gegevens.

Dat is het kader op basis waarvan de administratie van de COCOF te werk gaat. Zij kijkt naar de dekkingsgraad van de gemeente en de wijk waar een inrichtende macht een nieuw kinderdagverblijf
wil oprichten, om dan een omstandig advies uit te brengen over de geschiktheid van de aanvraag.


1 De bedrijfscrèches.
2 De cijfers voor 2019 zijn nog niet beschikbaar.