Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de rol en de samenwerking van de instanties bevoegd voor veiligheid en crisisbeheer in het Brussels Gewest.

Indiener(s)
Vincent De Wolf
aan
Rudi Vervoort, Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke regering, belast met Territoriale Ontwikkeling en Stadsvernieuwing, Toerisme, de Promotie van het Imago van Brussel en Biculturele Zaken van gewestelijk Belang (Vragen nr 192)

 
Datum ontvangst: 12/02/2020 Datum publicatie: 03/06/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 02/06/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
13/03/2020 Ontvankelijk Uitgebreid Bureau van het Parlement
 
Vraag    De zesde staatshervorming heeft het Brusselse institutionele landschap ingrijpend veranderd. Dat geldt ook voor het veiligheids- en preventiebeleid dat een reorganisatie kende via de afschaffing van de functie van gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, de creatie van de functie van hoge ambtenaar, de opmaak van een gewestelijk veiligheidsplan, en vooral, de overdracht van een aantal opdrachten van het federale naar het gewestelijke niveau.
 
In Brussel zijn bijgevolg meerdere actoren actief op het vlak van de openbare veiligheid. Ten eerste zijn er de hoge ambtenaar die, op een autonome manier binnen Brussel Preventie en Veiligheid (BPV), instaat voor openbare veiligheid (de bescherming van burgers en goederen), crisisorganisatie en -beheer, en uzelf, die als minister-president bevoegd is voor ordehandhaving en veiligheidscoördinatie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Daarbij komt dan nog BPV, dat de beslissingen terzake van de minister-president moet uitvoeren.
 
In deze context is het niet altijd gemakkelijk om uit te maken wie bevoegd is voor wat in een crisissituatie zoals een ongeval, een brand of een storm, wanneer er een impact is op meerdere terreinen. De vraag is dus wat de voorschriften zijn bij een probleem met de openbare veiligheid, of wanneer de bevolking moet geïnformeerd worden over een bepaalde toestand en eventuele voorzorgsmaatregelen. Als je ervan uitgaat dat de betrokken instanties niet in een ivoren toren zitten, moeten ze samenwerken met respect voor ieders bevoegdheden en in het belang van de Brusselaars.
 
Deze vragen zijn des te pertinenter omdat de regering van plan is aan het Brussels Gewest nieuwe transversale instrumenten te geven, zoals het crisis- en communicatiecentrum dat verschillende instanties en hulp- en interventiediensten zal samenbrengen om grootschalige evenementen met een grote impact op de openbare veiligheid en orde in goede banen te leiden.
 
De vraag naar wie wat doet werd overigens al gesteld in 2014, toen de regering beslist heeft om de zogenaamde gemengde bevoegdheden van de minister-president en de hoge ambtenaar op te lijsten. De bedoeling was om te inventariseren wat kan overgedragen worden naar de hoge ambtenaar; die bewuste inventaris zou dan mee evolueren met de geleidelijke invoering van de zesde staatshervorming. Sindsdien heeft het Brussels Gewest enkele belangrijke crisissituaties meegemaakt, zoals de aanslagen van 22 maart, de brand in Drogenbos en het stormweer van 2017. Daardoor kijken we nu beslist anders naar de bestaande setting.
 
Mijnheer de Minister-President, om al die redenen lijken de volgende vragen me zeker opportuun:
 
- Hoe zou u uw rol omschrijven in het crisisbeheer en de communicatie rond crisissituaties vergeleken met die van de hoge ambtenaar, rekening houdend met het specifieke Brusselse model voor het preventie- en veiligheidsbeleid? Kunt u daarbij stilstaan bij concrete voorbeelden?
 
- En wat is hierin de bijdrage van BPV, dat belast is met de uitvoering van de beslissingen van de regering en van de minister-president op het vlak van de veiligheidscoördinatie en de ordehandhaving in het Brussels Gewest?
 
- Hoe werken BPV en de hoge ambtenaar samen? Welke overlegmomenten zijn er gepland, en welke procedures en
rules of engagement zullen daarbij aan bod komen?
 
- Wat kunt u zeggen over de gemengde bevoegdheden zoals die door de vorige Brusselse regering onderkend werden? Welke opdrachten werden er hierbij voorzien? Is er hierover al overleg geweest met de hoge ambtenaar? Is de lijst al aangepast sinds hij opgemaakt werd?
 
 
Antwoord    De eigenheden waarnaar u verwijst, zijn het resultaat van een gedeelde wil om de gewestelijke veiligheidsinstanties naar aanleiding van de recentste institutionele hervorming te versterken.

Sinds de zesde staatshervorming is de functie van gouverneur van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest namelijk afgeschaft. De federale opdrachten die toevertrouwd waren aan de gouverneur, zijn echter niet overgeheveld naar het gewest en moesten dus toevertrouwd worden aan een nieuwe entiteit. De wetgever besliste om die federale opdrachten toe te wijzen aan de Brusselse Agglomeratie.

Sindsdien oefent de Brusselse Agglomeratie de bevoegdheden uit die bedoeld worden in de artikelen 128 en 129 van de provinciewet, alsook de bevoegdheden die door bijzondere wetten toegewezen zijn aan de provinciegouverneur, behalve indien die bijzondere wetten daarover iets anders bepalen. Omdat de Agglomeratie niet meer beschikt over effectieve organen, neemt het Brussels Parlement de taak van agglomeratieraad op zich en vervult de Brusselse Regering de rol van college. De bijzondere wet wijst meer bepaald het hoofd van de Brusselse regering aan om de bevoegdheden bedoeld in de artikelen 128 en 129 van de provinciewet (openbare orde) uit te oefenen. De bijzondere wetgever heeft bij die hervorming in artikel 48 van de bijzondere wet van 8 januari 1989 tot hervorming der instellingen ook bepaald dat de Brusselse regering een hoge ambtenaar die zij aanwijst, bepaalde van deze opdrachten toekent, in het bijzonder de opdrachten betreffende de civiele veiligheid en de uitwerking van de plannen voor noodtoestanden, en met uitsluiting van de opdrachten betreffende de ordehandhaving, de coördinatie van de veiligheid en de harmonisering van de gemeentelijke politiereglementen.

U merkt dus dat de bevoegdheden, die vroeger bij dezelfde autoriteit zaten – wat overal elders in België overigens nog altijd het geval is - door de hervorming voortaan exclusief van elkaar gescheiden zijn en toegewezen zijn aan twee aparte autoriteiten. En het zijn er zelfs iets meer, want ook de regering is bevoegd voor bepaalde zaken.

In die bijzondere context besliste de Brusselse regering om een instelling op te richten, die de taak kreeg om het veiligheidsbeleid onder het gezag van de Minister-President te centraliseren. Die centralisering was noodzakelijk, te meer daar de Brusselse regering altijd gestreefd heeft naar een sterkere coördinatie met de vele veiligheidsactoren die op het grondgebied aanwezig zijn. Het gaat niet alleen om de politie, maar veel breder om alle spelers van de preventie- en veiligheidsketen, gelet op de institutionele realiteit in ons land en de bijzonderheden van ons Gewest.

De nieuwe structuur werd zodanig ontworpen dat zij alle bevoegdheden verenigt, want de scheidingslijn tussen wat behoort tot de openbare orde en/of de civiele veiligheid kan soms zeer theoretisch zijn. In de praktijk is het absoluut noodzakelijk om samen te werken. Crisissituaties kunnen namelijk voorbereid worden of ze kunnen zich totaal onverwacht voordoen.

Bij geplande evenementen (zoals Europese toppen, NAVO-toppen en de Ronde van Frankrijk) vinden de coördinatievergaderingen plaats op initiatief van de organisator en worden zowel de diensten van de hoge ambtenaar als die van de Minister-President daarop in het kader van hun respectieve bevoegdheden uitgenodigd. Bij onverwachte crisisgebeurtenissen komt de informatie voornamelijk van de politiediensten en de gemeentelijke overheden. In die gevallen worden, al naargelang de behoeften, conform de wettelijke bepalingen inzake noodplanning coördinatiemaatregelen genomen. De Minister-President en de hoge ambtenaar krijgen zo spoedig mogelijk alle nodige informatie en begeven zich naar de plaats van waaruit de crisis beheerd wordt.

De ordonnantie van 28 mei 2015, gewijzigd door de ordonnantie van 4 april 2019, geeft een duidelijke omschrijving van de opdrachten die toegewezen zijn aan de instelling van openbaar nut, genaamd Brussel Preventie & Veiligheid.

BPV vervult daarnaast ook opdrachten om de veiligheid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest te coördineren. BPV neemt in dat verband deel aan de vergaderingen ter voorbereiding van en de vergaderingen na evenementen waarvoor crisisbeheer nodig is. En tot slot ontwikkelt BPV expertise die het aanreikt om maatregelen en actieplannen met betrekking tot preventie en veiligheid te onderzoeken en te ondersteunen.

De hoge ambtenaar en de algemene directie van BPV delen eenzelfde gebouw, wat zowel formele als informele contacten vergemakkelijkt. Daarnaast vindt één keer per maand of wanneer het dringend nodig is, een vergadering plaats met de leden van het kabinet van de Minister-President om informatie uit te wisselen over de verschillende lopende dossiers en initiatieven.

De bevoegdheden van de hoge ambtenaar zijn tot slot rechtstreeks vastgelegd in de bijzondere wet en in de besluiten die de bevoegdheidstoewijzing regelen. De bevoegdheden die verband houden met het algemeen reglement betreffende het fabriceren, opslaan, onder zich houden, verkopen, vervoeren en gebruiken van springstoffen en de adviezen over het verloop van een autorace op het grondgebied van het administratief Arrondissement Brussel-Hoofdstad waren oorspronkelijk niet opgenomen in het Brusselse regeringsbesluit van 3 september 2015, maar zijn er inmiddels wel aan toegevoegd.