Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende het treffen van maatregelen met betrekking tot de registratierechten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Indiener(s)
Alexia Bertrand
aan
Sven Gatz, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt, de Promotie van Meertaligheid en van het Imago van Brussel (Vragen nr 107)

 
Datum ontvangst: 20/04/2020 Datum publicatie: 04/05/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 04/05/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
20/04/2020 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Volgens de kennisgevingen van de regering van 9 april zijn in het kader van de gezondheidscrisis van Covid-19 verschillende maatregelen genomen op het gebied van registratierechten. Voorts wordt erin aangegeven dat de regering op voorstel van uw kabinet het inschrijven van een provisie van 200 miljoen euro voor dit doel heeft goedgekeurd.

Het Waals Gewest van zijn kant heeft op 27 maart jl. een maatregel aangenomen waarbij een uitzonderlijke en tijdelijke vermindering tot 0% van het registratierecht in verband met de vestiging van een hypotheek op een onroerend goed zou worden toegepast, maar alleen in geval van omzetting in een hypotheek van een hypothecair mandaat dat vóór 27/03/2020 bestond. Volgens het Besluit van 26 maart 2020 van bijzondere machten betreffende de tijdelijke opschorting van sommige fiscale bepalingen, kan deze bepaling worden verlengd tot na 29 april 2020.

In het licht van het bovenstaande wil ik u de volgende vragen stellen:

- Kunt u ons in de eerste plaats de aard van de aldus vastgestelde fiscale maatregelen beschrijven en de uitsplitsing van het bedrag van 200 miljoen volgens de geldende maatregelen?

- Wijzigen die maatregelen alle fiscale regels met betrekking tot het registratierecht in het Brussels Gewest, namelijk die welke van toepassing zijn op de overdrachten onder bezwarende titel van onroerende goederen, op de vestiging van een hypotheek op een onroerend goed en, ten slotte, op de gedeeltelijke of totale verdeling van onroerende goederen?

- Welke specifieke wijzigingen zijn er voor elk van de toepasselijke regels aangebracht? Heeft het Brussels Gewest, net als het Waals Gewest, in het kader van de regels met betrekking tot de vestiging van een hypotheek, gekozen voor een uitzonderlijke en tijdelijke vermindering tot 0%?

- Gaan de aldus aangebrachte wijzigingen ten slotte gepaard met een vervaldatum?
 
 
Antwoord    Op 9 april jl. heeft de Brusselse Hoofdstedelijke Regering in het kader van de huidige gezondheidscrisis inderdaad een aantal princiepsbeslissingen genomen nopens de gewestelijke registratierechten. Deze beslissingen werden intussen, op grond van artikel 2 van de ordonnantie van 19 maart 2020 om bijzondere machten toe te kennen aan de Brusselse Hoofdstedelijke Regering in het kader van de gezondheidscrisis Covid-19, verwerkt in een ontwerp van bijzonderemachtenbesluit dat door de Brusselse ministerraad in eerste lezing werd goedgekeurd op 30 april 2020 en bij hoogdringendheid voorgelegd aan het advies van de Raad van State.

De betrokken princiepsbeslissingen betreffen meer bepaald:

- artikel 212 W. Reg. dat voorziet in de recuperatie van 36% van de rechten bij wederverkoop van het aangekochte goed via authentieke akte binnen de 2 jaar;

- artikel 46
bis W. Reg. dat voorziet in een rechtstreekse abattement (op de eerste schijf van 175.000 EUR) op voorwaarde dat men geen volle eigenaar is van een andere woning en men binnen de 2 jaar in de aangekochte woning gaat wonen (binnen de 3 jaar bij nieuwbouw);

- artikel 212
bis W. Reg. dat voorziet in de toekenning via teruggave van het voornoemde abattement bij verkoop van de vorige woning die de rechtstreekse korting verhinderde binnen 2 jaar.

De huidige inperkingsmaatregelen compliceren het naleven van de bovenstaande termijnen en dus werd beslist deze termijnen die verstrijken vanaf 16 maart 2020 tot 3 maanden na het einde van de maatregelen van “social distancing” voorzien door het ministerieel besluit houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken, zoals desgevallend gewijzigd of vervangen, worden verlengd tot 3 maanden na het einde van die maatregelen van “social distancing.

De ratio legis is dat deze verlengingen tevens moeten worden toegestaan wanneer de bovengenoemde termijnen verstrijken in de periode onmiddellijk na het einde van de “
social distancing” maatregelen, aangezien een terugkeer naar normale omstandigheden wellicht niet onmiddellijk zal plaatsvinden, voor het notariaat inbegrepen, en er ook rekening gehouden moet worden met de achterstand die in de periode van “social distancing” is opgebouwd en in de daarop volgende maanden bijkomend moet verwerkt worden.

Om dezelfde reden voorziet het ontwerpbesluit dat werd goedgekeurd op 30 april jl. ook in eenzelfde verlenging van 3 maanden voor personen die een beroepsverklaring hebben ondertekend en binnen een termijn van 5 jaar een reeks wederverkopen moeten kunnen aantonen (zie artikel 71 W. Reg.).

Ten slotte werd beslist dat het in artikel 87 van het W. Reg. bepaalde recht (1%) niet verschuldigd in geval in de periode van 16 maart 2020 tot 30 juni 2020 de inschrijving van een hypotheek wordt gevraagd op overlegging van een hypothecair mandaat dat dagtekent van vóór 16 maart 2020. Deze modaliteiten werden overeengekomen met de federale overheid in het licht van de nodige coherentie met haar gelijkaardige maatregel aangaande het federale hypotheekrecht van 0,3%.

De ratio legis hier is dat de huidige context de massale omzetting van hypothecaire mandaten die in handen zijn van de financiële sector in effectieve hypothecaire inschrijvingen naar alle waarschijnlijkheid zal aanmoedigen terwijl het water de betrokkenen dan al aan de lippen staat.

De impact van deze maatregelen valt niet te becijferen daar we niet kunnen inschatten hoeveel hypothecaire mandaten zullen worden omgezet. Het is ook niet te voorspellen hoeveel belastingplichtigen de bestaande termijnen niet zullen kunnen respecteren als gevolg van de maatregelen genomen in het kader van de bestrijding van COVID-19. De begrotingsimpact is echter naar alle waarschijnlijkheid verwaarloosbaar.

Voor het overige hebben de hierboven beschreven maatregelen in het kader van de registratierechten (zie ook punt 30 van de ministerraad van 9 april 2020) geen uitstaans met een provisie van 200 miljoen euro, die betrekking heeft op punt 32 van diezelfde ministerraad. De nota aan de regering van dit laatste punt werd kennelijk verkeerdelijk aan het punt 30 gelinkt, vandaar de verwarring. Er werd aan de kanselarijdiensten gevraagd dit recht te zetten.