Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende leegstaande of ongezonde woningen.

Indiener(s)
Céline Fremault
aan
Nawal Ben Hamou, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegd voor Huisvesting en Gelijke kansen (Vragen nr 248)

 
Datum ontvangst: 31/07/2020 Datum publicatie: 19/10/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 15/09/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
05/08/2020 Ontvankelijk p.m.
10/09/2020 Bijlage aan het antwoord p.m. Bijlage
 
Vraag    Om bij te dragen tot een duurzame stedelijke ontwikkeling en tegelijk rekening te houden met de bevolkingsgroei, zal de regering ook de strijd moeten aanbinden tegen leegstaande of ongezonde gebouwen.

Stadskankers dragen niet bij tot een sereen gebruik van de stedelijke functies en kunnen in sommige gevallen voor problemen zorgen wanneer de openbare netheid in het drang gebracht wordt. In de meeste gevallen leiden ze tot een gebrek aan openbare veiligheid. Bovendien zijn leegstaande woningen een verspilling van grond, terwijl het aanbod aan sociale en geconventioneerde woningen fors uitgebreid moet worden.

Stadskankers zijn een plaag die met een ontradend en efficiënt beleid moet worden aangepakt. Daartoe moet het Gewest over middelen, een goede kennis van het terrein en een duidelijke beleidslijn beschikken.

Er zijn drie gewestelijke overheidsactoren in het spel: de DGHI (controle op de verhuring), de gewestelijke cel Leegstaande Woningen (opsporing van leegstaande woningen, boetes voor de eigenaars en beëindiging van de leegstand) en de gewestelijke Grondregie (openbaar beheersrecht).

Krachtens de Huisvestingscode moeten de gemeenten een inventaris bijhouden van alle leegstaande woningen op hun grondgebied en die inventaris aan het gewestelijk bestuur meedelen. De Huisvestingscode bepaalt eveneens dat de water- en elektriciteitsleveranciers ertoe verplicht zijn de lijst van de woningen met geen (of amper) water- of elektriciteitsverbruik te bezorgen aan de gewestelijke cel Leegstaande Woningen van het gewestbestuur.

In dat verband wens ik u de volgende vragen te stellen met het begin van de vorige zittingsperiode als uitgangspunt:

- Hoeveel gemeentelijke inventarissen van leegstaande of ongezonde gebouwen zijn thans ingediend bij het gewestbestuur? Door welke gemeenten?

- Waarom zijn sommige inventarissen niet ingediend?

- Welke maatregelen heeft het gewestbestuur getroffen om de in gebreke blijvende gemeenten ertoe te verplichten hun inventaris in te dienen?

- Beschikt de gewestelijke cel Leegstaande Woningen over een eigen inventaris? Wisselen de gemeenten en het Gewest hun inventarissen uit?

- Hoeveel keer heeft de gewestelijke cel Leegstaande Woningen enerzijds gebruikgemaakt van de mogelijkheid om een gewestelijke administratieve boete op te leggen voor leegstaande woningen en anderzijds van de mogelijkheid dat de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, ingaand op een rechtsvordering, de eigenaar van een onbewoonde woning beveelt "alle nuttige maatregelen te treffen om de bewoning ervan binnen een redelijke termijn te verzekeren"? Wat is de geografische spreiding van die rechtsvorderingen?

- Hoeveel vorderingen tot stopzetting werden ingediend door de gemeenten? Door welke gemeenten?

- In welke mate werken de gewestelijke Grondregie, de DGHI en de gewestelijke cel Leegstaande Woningen samen? Hoeveel keer heeft de gewestelijke Grondregie gebruikgemaakt van haar "openbaar beheersrecht"? Wat is de geografische spreiding van die rechtsvorderingen? Welk bedrag heeft het fonds voor openbaar beheersrecht opgebracht? Aan welke eventuele partners heeft de Grondregie haar opdracht inzake beheer van de opnieuw op de markt gebrachte gebouwen gedelegeerd? Hoeveel woningen werden ten gevolge van die procedure weer op de markt gebracht?

- Hoeveel woningen heeft de DGHI verboden te verhuren? Wat waren de gevolgen voor de huurders?

- Volstaan de personeelsformatie van de DGHI, van de gewestelijke cel Leegstaande Woningen en van de gewestelijke Grondregie om hun respectieve taken goed uit te voeren? Welke financiële middelen krijgen ze daartoe?
 
 
Antwoord    Vijf gemeenten hebben hun inventaris van leegstaande woningen overgemaakt aan de gewestelijke administratie, meer bepaald aan de cel "Leegstaande woningen". Het gaat om: Brussel-Stad, Sint-Gillis, Sint-Jans-Molenbeek, Anderlecht en Vorst. De overdracht van de gemeentelijke inventaris van ongezonde woningen wordt niet in de wetgeving voorzien.


Wat de gemeentelijke inventaris van leegstaande woningen betreft, is elke gemeente er immers toe gehouden de inventaris van leegstaande woningen die ze op haar grondgebied heeft geïdentificeerd, aan het Gewest door te geven. Deze verplichting wordt slechts gedeeltelijk nagekomen en de volledigheid van de inventarissen varieert van gemeente tot gemeente. Bovendien zijn de gevolgde methode en de verzamelde gegevens niet afgestemd tussen de gemeenten. Het opstellen van deze inventarissen laat dus niet toe een gewestelijk kadaster van leegstaande woningen op te stellen en een duidelijke en globale visie op het fenomeen te krijgen.
In plaats van gemeenten die hun verplichting niet zouden nakomen te bestraffen, bestaat het nagestreefde doel erin de identificatie en inventarisatie van leegstaande woningen bij Brussel Huisvesting te herbekijken. Daartoe loopt er momenteel een dienstenopdracht om de haalbaarheid en de operationaliteit van een inventarisatie van de leegstaande woningen in het hele gewest te analyseren. Deze nieuwe aanpak zal een uitgebreider en vollediger beeld geven van de vastgoedleegstand in het BHG. De cel Leegstaande Woningen zal op die manier ook op een meer geharmoniseerde manier kunnen ingrijpen op heel het gewestelijk grondgebied.

Aangezien de gemeenten overigens worden ontlast van hun identificatieverplichting, zullen ze hun middelen kunnen inzetten om oplossingen te ontwikkelen voor het opnieuw op de markt brengen van leegstaande woningen, waarbij deze oplossingen zijn aangepast aan hun lokale context en hun prioriteiten. Het Gewest zal deze initiatieven kunnen steunen in het kader van de huisvestingscontracten die tussen het Gewest en de gemeenten zullen worden afgesloten.
Er moet ook op worden gewezen dat de verplichting tot het opstellen van een inventaris van leegstaande woningen die momenteel aan de gemeenten wordt opgelegd, niet gepaard gaat met sancties. Het is dus niet mogelijk om op te treden tegen gemeenten die zich niet aan dit systeem houden. Het enige wat men kan doen, is de gemeenten herinneren aan het feit dat zij hun verplichting niet nakomen.
De cel leegstaande woningen beschikt over een IT-tool die een lijst bevat van alle woningen waarvoor een onderzoek is ingesteld en een eventuele administratieve geldboete werd opgelegd.

Deze cel houdt zich vooral bezig met het toezicht op de sancties in geval van woningleegstand door middel van de procedure inzake administratieve geldboetes.

In dit kader werden in 2019 2406 onderzoeken uitgevoerd (die betrekking hadden op 1975 verschillende dossiers), werden 520 waarschuwingen gestuurd naar eigenaars van vermeende inbreuken en werden 140 geldboetes betekend (vóór een eventuele beslissing om tegen deze beslissing in beroep te gaan). Bijlage 1 geeft de geografische spreiding van deze zaken weer.


Wat uw vraag betreft over het aantal vorderingen tot staking van activiteiten dat werden ingesteld door de gemeenten, moet elke gemeente worden ondervraagd om deze informatie te weten te komen. De stakingsvordering vereist geen tussenkomst van Brussel Huisvesting tijdens dit proces.

De gewestelijke Grondregie heeft geen verzoek tot inspectie gericht tot de DGHI in het kader van een dossier inzake openbaar beheersrecht. Brussel Huisvesting beschikt niet over informatie met betrekking tot de overige vragen over de gewestelijke Grondregie. Gelieve uw vragen daarom te richten tot de bevoegde minister.


Wat het Fonds openbaar beheersrecht betreft, voorziet de Brusselse Huisvestingscode dat 5 procent van de opbrengst van de administratieve geldboetes voor leegstaande woningen aan het Fonds moet worden gestort. In 2019 bedroeg het bedrag van die administratieve geldboetes 358.137,10 euro. 17.906,86 euro, oftewel 5%, werd overgemaakt aan het Fonds openbaar beheersrecht. Op 25/08/2020 bedroeg het gecumuleerd saldo van het Fonds “openbaar beheersrecht” (BFB 16) 3.961.996,18 euro in vereffeningskredieten en 3.920.554,09 euro in vastleggingskredieten.

Sinds de inwerkingtreding van de Brusselse Huisvestingscode in 2004 heeft de DGHI bijna 3.500 beslissingen tot het verbod op de verhuur van een woning ter kennis gebracht. In 2019 heeft de DGHI 336 verhuurverbodsbepalingen uitgevaardigd, waaronder 165 onmiddellijke verbodsbepalingen, 148 verbodsbepalingen na een nieuwe inspectie en 23 verbodsbepalingen wegens het weigeren van de toegang tot de woning door de verhuurder.

Huurders die gedwongen worden een woning te verlaten omwille van een verhuurverbod en die voldoen aan de voorwaarden - in het bijzonder de inkomensvoorwaarden - die zijn vastgesteld bij regeringsbesluit van 16 juli 2015, kunnen een door het Gewestelijk Begrotingsfonds voor Solidariteit betaalde tussenkomst genieten in de nieuwe huurprijs en de verhuis- of installatiekosten. In 2019 hebben 109 gezinnen een dergelijke tussenkomst genoten.


Bovendien kunnen de gezinnen die een woning moeten verlaten waarop een verhuurverbod geldt, 5 voorkeurrechten genieten bij de toekenning van een sociale woning.

Tot slot genieten deze gezinnen geïndividualiseerde maatschappelijke begeleiding die, gezien het aantal opgelegde verhuurverbodsbepalingen en het aantal DGHI-medewerkers, bij voorrang wordt aangeboden aan huurders die gedwongen zijn hun woning zo snel mogelijk te verlaten na een onmiddellijk verhuurverbod. Deze geïndividualiseerde maatschappelijke begeleiding maakt het mogelijk om, afhankelijk van het gezinsprofiel, de verschillende herhuisvestingsmogelijkheden (zowel in openbare als in particuliere woningen) in overweging te nemen, hen te informeren over de bestaande steunmaatregelen, hen te begeleiden bij hun aanvragen tot hulp en hen te ondersteunen en aan te moedigen bij hun zoektocht naar een nieuwe woning.

We stellen vast dat huurders die een woning moeten verlaten waarop een verhuurverbod geldt, in de eerste plaats verhuizen naar particuliere woningen (62,35%), gevolgd door sociale woningen van de OVM's (26,67%), het SVK-woningbestand (6,73%) en tot slot gemeentelijke en OCMW-woningen (4,25%).

Tot slot, wat uw laatste vraag betreft, worden de middelen waarover Brussel-Huisvesting beschikt, gedetailleerd beschreven in de ordonnantie houdende de algemene uitgavenbegroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor het begrotingsjaar 2020. De DGHI voert jaarlijks controles uit op een duizendtal woningen. In het kader van de uitwerking van de toekomstige personeelsplannen en begrotingen heeft de regering zich ertoe verbonden de middelen waarover de DGHI beschikt, te versterken.

De gewestelijke Cel leegstaande woningen voert 2406 onderzoeken per jaar uit. De herziening van het systeem voor de identificatie van leegstaande woningen zal ervoor zorgen dat het aantal geldboetes stijgt en dat een nauwkeuriger beeld kan worden verkregen van de middelen die nodig zijn in verhouding tot het aantal geïdentificeerde woningen.

De antwoorden op de vragen betreffende de gewestelijke Grondregie kunnen worden verschaft door de bevoegde minister.