Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de aanwending van ISDS tegen de maatregelen ter bestrijding van de COVID-19-pandemie.

Indiener(s)
Marie Lecocq
aan
Pascal Smet, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bevoegd voor Stedenbouw en Erfgoed, Europese en Internationale Betrekkingen, Buitenlandse Handel en Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp (Vragen nr 244)

 
Datum ontvangst: 14/09/2020 Datum publicatie: 29/10/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 28/09/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
16/09/2020 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    In juni jongstleden hebben 630 middenveldorganisaties over de hele wereld hun bezorgdheid geuit over het feit dat het mechanisme voor de beslechting van geschillen tussen investeerders en staten (Investor State Dispute Settlement, ISDS) door buitenlandse investeerders zou kunnen worden gebruikt tegen maatregelen van de uitvoerende macht om de COVID-19-pandemie te bestrijden.

Zoals u weet, waarschuwen we regelmatig voor de implementatie van dit mechanisme voor investeringsbescherming in internationale verdragen. Onder meer wordt de mogelijkheid voor beleggers vastgelegd om zich te keren tegen een staat/instantie waarvan de beslissing negatieve economische gevolgen voor de betrokken onderneming zou (kunnen) hebben.

- Hebt u kennis genomen van dit document?

- Bent u op de hoogte van dergelijke procedures tegen de Belgische regeringen?

- Welke maatregelen hebt u genomen om deze situatie te voorkomen en voordat de eerste procedure wordt ingeleid?

- Bestaan er wettelijke middelen om het gebruik van het ISDS-mechanisme permanent te beperken wanneer de klachten betrekking hebben op maatregelen in verband met de COVID-19-gezondheidscrisis?
 
 
Antwoord    Ik heb het document waarnaar u verwijst, gelezen. Inderdaad, het ontwikkelt een aantal interessante gedachten en ideeën.


Daarentegen ben ik nog niet op de hoogte van een lopende procedure tegen een staat door een particuliere investeerder door middel van een ISDS in het kader van COVID.


Om de derde vraag te beantwoorden: ik denk niet dat er bijzondere maatregelen moeten worden genomen. Het lijkt mij dat de uitzonderingsbepalingen die in de Verdragen zijn opgenomen, op zich al voldoende zijn.


In principe bevatten overeenkomsten ter bescherming van investeringen die een ISDS bevatten, uitzonderingsclausules voor situaties van overmacht, zoals de huidige gezondheidscrisis. Dit betekent dat als de maatregelen van staten in het kader van COVID inderdaad in overeenstemming zijn met de rechtsorde en niet bedoeld zijn om een bepaalde onderneming indirect schade toe te brengen, de "normale" bepalingen van een investeringsverdrag zullen moeten wijken voor overmacht.

Daarnaast is het Staten steeds toegestaan welke maatregelen dan ook te nemen ter bescherming van de volksgezondheid; dit wordt verzekerd door de ‘right to regulate’ clausules in de investeringsverdragen. Deze vormen geen grond voor een claim op basis van een investeringsverdrag, en houden geen te vergoeden onteigening in. De Covid-maatregelen zouden ook op basis van gronden van nationale veiligheid genomen worden en in die zin geen inbreuk op de investeringsbescherming uitmaken: ‘nationale veiligheid’ heeft niet enkel betrekking op militaire dreigingen, maar ook op pandemieën en andere grote crisissen.


De in de vierde vraag genoemde permanente rechtsmiddelen zijn dus al aanwezig. Er moet echter rekening worden gehouden met het feit dat het niet voldoende is om het COVID-label op een maatregel te zetten om aan de wet te ontsnappen, zoals blijkt uit de talrijke beslissingen die in noodgevallen zijn genomen en waarvan de wettigheid vervolgens voor de rechter kan worden aangevochten door het maatschappelijk middenveld of de economische actoren in België en Europa. Maar in dit geval zal de investeerder die zich benadeeld acht, er ongetwijfeld meer belang bij hebben om zijn geschil voor een nationaal grondwettelijk hof te brengen dan voor een ISDS.