Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de nieuwe mobiliteitsenquête in samenwerking met het Vlaams Gewest.

Indiener(s)
Anne-Charlotte d'Ursel
aan
Elke Van den Brandt, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit, Openbare Werken en Verkeersveiligheid (Vragen nr 549)

 
Datum ontvangst: 15/09/2020 Datum publicatie: 03/11/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 29/10/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
21/09/2020 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Op een van mijn vorige parlementaire vragen antwoordde u dat Brussel Mobiliteit plant om in 2020 in samenwerking met het Vlaamse Gewest een nieuwe mobiliteitsenquête te lanceren na de nationale MOBEL- (1999) en BELDAM- (2010) enquêtes die om de 10 jaar plaatsvinden. Nu het nieuwe Gewestelijk Mobiliteitsplan net is aangenomen en de lijnen van uw mobiliteitsbeleid voor de komende tien jaar wil uitzetten, betreuren we de volgorde. Het zou natuurlijk verstandiger zijn geweest om deze enquête uit te voeren alvorens dit plan op te stellen, om zo gebruik te kunnen maken van bijgewerkte gegevens. Alvorens gekwantificeerde doelstellingen vast te stellen, zoals het schrappen van 65.000 parkeerplaatsen op straat of het verminderen van het aantal voertuigen dat in Brussel circuleert met x%, zou het interessant zijn geweest om te profiteren van informatie die geen 10 of 6 jaar oud was. De gegevens die voor het opstellen van dit nieuwe GMP werden gebruikt, dateren in het beste geval uit 2014, dus het is natuurlijk dringend noodzakelijk om over nieuwe, objectieve en actuele gegevens te beschikken. Ik steun daarom elk initiatief in dit verband. Ik heb echter begrepen dat het Waals Gewest niet betrokken is geweest bij dit proces, wat mij zorgen baart.

Graag een antwoord op volgende vragen:

- Wat kan u mij meedelen over de resultaten van deze samenwerking met Vlaanderen? Wordt de enquête in 2020 uitgevoerd? Wanneer kunnen we de resultaten verwachten?

- Welke nieuwe aspecten zullen in vergelijking met de twee voorgaande onderzoeken worden geanalyseerd? Wordt er specifiek aandacht besteed aan één type transport? Zo ja, welke? Zal in het bijzonder aandacht worden besteed aan multimodaliteit, waar steeds meer vraag naar is? Zal bijzondere aandacht worden besteed aan nieuwe vormen van gedeelde mobiliteit?

- Welke methode zal worden gebruikt om deze enquête uit te voeren? Wordt nog steeds de voorkeur gegeven aan het gebruik van een door elke deelnemer ingevuld reisboek? Worden peilingen uitgevoerd? Welke mogelijkheden van nieuwe technologieën (online-enquêtes, databases met kruisverwijzingen, enz.) zullen worden gebruikt om het enquêtewerk te verrijken of te vereenvoudigen of om de kosten te verlagen?

- Welke samenwerking komt er tussen uw bestuur, het Vlaams bestuur en de FOD “Vervoer en Mobiliteit” en BeMob?

- Waarom werd het Waals Gewest niet bij deze enquête betrokken? Zal dit de objectiviteit van de uitgevoerde werkzaamheden niet aanzienlijk belemmeren, met name wat betreft de inkomende en uitgaande pendeldienst van en naar Wallonië? Wat zijn de hinderpalen, die reeds in het dossier van de Ring werden opgemerkt, die een betere samenwerking met uw Waalse tegenhanger in de weg staan?

- Zal het mogelijk zijn om het GMP aan te passen in het licht van de nieuwe elementen die door deze nieuwe enquête aan het licht worden gebracht?
 
 
Antwoord    De samenwerking met Vlaanderen verloopt uitstekend. De enquête zal uitgevoerd worden over een periode van een jaar met ingang van oktober 2020. De resultaten worden in de loop van 2022 verwacht. Het zou evenwel nodig kunnen zijn de timing en de praktische uitvoeringsaspecten te herzien naargelang van de gezondheidssituatie als gevolg van het coronavirus.


De enquête omvat alle verplaatsingsredenen en vervoerswijzen. De vragen houden rekening met de nieuwe vormen van mobiliteit, met inbegrip van het delen van vervoersmiddelen.

Hoewel deze onderwerpen al aan bod kwamen in de vorige enquête, is er voorzien in vragen over actuele thema's zoals autodelen, parkeren (ook voor fietsen) en telewerk.

Ook het onderwerp van beperkte mobiliteit in ruime zin (PBM's) komt aan bod, voor de eerste maal in het reislogboek zelf.

De intermodaliteit ("het feit dat verschillende vervoerwijzen worden gecombineerd in het kader van eenzelfde verplaatsing"), Katern 3 van het Kenniscentrum van de mobiliteit in het BHG, p. 6) zal gemeten worden via het verplaatsingslogboek waarin elke respondent de verplaatsingen beschrijft die hij tijdens een dag heeft gemaakt, met opgave van de gebruikte vervoerswijzen voor elke verplaatsing.

De
multimodaliteit ("het feit dat er verschillende vervoerwijzen worden gebruikt in de loop van een dag, een week, enz.", Katern 3 van het Kenniscentrum van de mobiliteit in het BHG, p. 6) zal gemeten worden met datzelfde verplaatsingslogboek van een dag, alsook via een vraag over hoe vaak de verschillende vervoerswijzen gebruikt worden.


Het onderzoek Verplaatsingsgedrag maakt gebruik van twee vragenlijsten (een gezinsvragenlijst en een individuele vragenlijst), alsook van een verplaatsingslogboek waarin de respondent gedetailleerde informatie invult over zijn verplaatsingen tijdens een volledige dag.

Om alle sociodemografische profielen van de bevolking te bestrijken, met het oog op een goede representativiteit van de bevraagde personen, zal een brief met een uitnodiging tot deelname verstuurd worden naar een steekproef van Brusselaars en Vlamingen, willekeurig geselecteerd op basis van leeftijd, geslacht en woonplaats volgens het Rijksregister.

Er wordt een gemengde methode (face-to-face en online) aangewend om zowel de responsgraad als de kwaliteit van de ingezamelde gegevens te verbeteren.
Zo zal een enquêteur zich naar de woonplaats van de respondenten begeven om hen te motiveren tot deelname, uitleg te verstrekken en indien nodig de vragenlijsten en het logboek aan te vullen en de antwoorden te valideren. Er wordt ook de mogelijkheid geboden om de vragenlijsten en het logboek online in te vullen, met automatische validering en controles van de gegevens.

De gebruikte methode en technologie zullen bijdragen tot een hogere kwaliteit en nauwkeurigheid van de ingezamelde gegevens, met name voor de verplaatsingen. Er gaat vanzelfsprekend bijzondere aandacht uit naar de inachtneming van de Algemene Verordening Gegevensbescherming.


Het Vlaams Gewest is de aanbestedende overheid van de gezamenlijke overheidsopdracht voor het verrichten van de enquête, waarbij het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zich heeft aangesloten.

Met de ingewonnen gegevens zullen de Belgische indicatoren (cijfers ingezameld door de FOD Mobiliteit en Vervoer op basis van nationaal samengestelde panels, meer bepaald in het kader van het project BeMob) geografisch en sociodemografisch verfijnd kunnen worden voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.


Een enquête naar het verplaatsingsgedrag werd voorgesteld en besproken tijdens overleg tussen de voor mobiliteit bevoegde overheden, die overigens regelmatig op zeer constructieve wijze samenwerken.

Een project voor het volledige Belgische grondgebied kon op gemeenschappelijke belangstelling rekenen. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Vlaams Gewest hebben een gezamenlijk project tot stand gebracht. Het Waals Gewest heeft ervoor gekozen om momenteel niet aan te sluiten bij de enquête.


De resultaten van de enquête zullen meer bepaald helpen de ontwikkelingen inzake mobiliteit te volgen en de in het gewestelijke mobiliteitsplan bepaalde doelstellingen te evalueren. De ordonnantie van 26 juli 2013 voorziet in een evaluatie van de uitvoering van het mobiliteitsbeleid om de 30 maanden. Deze evaluatie zal onder meer gebaseerd zijn op de resultaten van de hier vermelde verplaatsingsenquête, maar ook op andere gegevens en tevredenheidsenquêtes.

Deze analyse van de mobiliteitsontwikkelingen in het licht van de uitvoering van de maatregelen van het gewestelijke mobiliteitsplan kan bijdragen tot het bijsturen van de doelstellingen en prioriteiten van dit plan.