Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende het gebruik van de tram-, bus en metrolijnen.

Indiener(s)
Christophe De Beukelaer
aan
Elke Van den Brandt, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit, Openbare Werken en Verkeersveiligheid (Vragen nr 603)

 
Datum ontvangst: 13/10/2020 Datum publicatie: 07/01/2021
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 20/21 Datum antwoord: 24/11/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
23/10/2020 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Het openbaar vervoersnetwerk van ons Gewest wordt ontwikkeld om de modal shift naar zachtere vervoerwijzen aan te moedigen. Deze modal shift wordt gekenmerkt door een toename van het gebruik van de MIVB-voertuigen (voor COVID).

Om in te spelen op deze toename en op de demografische groei van het Gewest, herdefinieert en verruimt de MIVB regelmatig haar netwerk. Of het nu gaat om de uitbreiding van de metro, het busplan en het tramplan, de komende maanden en jaren zullen nieuwe lijnen worden aangelegd.

Graag een antwoord op volgende vragen:

Voor de jaren 2018-2019-2020:

- Wat is voor elke lijn op piekmomenten, buiten de schoolvakanties, de capaciteit en het werkelijke aantal gebruikers?

- Hoe wordt de noodzaak van een nieuwe lijn gedefinieerd? Welke cijfers worden als basis gebruikt? Wat is de geschatte maandelijkse uitstoot van de toekomstige MIVB-lijnen (uitbreiding van tram 7, 8, 9; tram naar NOH; metro naar het noorden en de nog aan te leggen lijn volgens het busplan)?
 
 
Antwoord    Het MIVB-net telt 4 metrolijnen, 18 tramlijnen, 51 buslijnen en 11 nachtbuslijnen.

Met elke lijn op het net van de MIVB stemt een bepaald type rollend materieel overeen (3 verschillende types metro’s, 4 verschillende soorten trams, 3 verschillende formaten van bussen) en een doorkomstfrequentie, afhankelijk van het tijdstip van de dag.

Deze twee parameters hangen af van de capaciteit van het vervoer dat effectief wordt aangeboden. De bedoeling is om op elke lijn voldoende capaciteit te bieden, voldoende ten opzichte van de bezetting op het voertuig op het meest kritieke moment, en dus niet ten opzichte van de maandelijkse of jaarlijkse bezetting (wat een puur statistisch gegeven is).

Over het algemeen streeft de MIVB ernaar om de bezetting van de voertuigen niet hoger dan 80% te hebben.

Het succes van het openbaar vervoer de laatste twintig jaar leidt de MIVB ertoe het aanbod continu aan te passen, dikwijls gaat het om een verhoging van het aanbod.

De frequenties en het type voertuig voor elke lijn worden bepaald rekening houdende met verschillende beperkingen: de beschikbare middelen (voertuigen, personeel, stelplaats en gelinkte budgetten), operationele moeilijkheden (opeenvolging van voertuigen en aansluitingen), haalbaarheid (onmogelijk om met té lange voertuigen op bepaalde lijnen te rijden), lokale aanvaardbaarheid (klachten van buurtbewoners over de aanwezigheid van een eindhalte, het verloren gaan van parkeerplaatsen, enz.).

Zoals in vraag 226, nodig ik u uit om de antwoorden te raadplegen op verschillende parlementaire vragen van de heer Van Goidsenhoven over de mogelijkheid de voertuigenvloot te verhogen om een antwoord te bieden op de stijgende vraag, net als de talrijke parlementaire vragen over de aankoop van nieuwe voertuigen (bussen, trams en metro’s).


Algemeen is het criterium dat de prioriteit van een keuze voor een vervoerswijze zou moeten bepalen de overeenstemming met de vraag, en meer bepaald de bezetting van een voertuig.

Metro Noord is een zeer goed voorbeeld hiervan, omdat we momenteel aan de maximumbezetting zitten wat betreft het aanbod van trams van noord naar zuid, wat tot structurele overbezetting leidt, die enkel met metrovoertuigen kan opgelost worden.

Er moet rekening worden gehouden met verschillende parameters voor een openbare beslissing, zoals de stedenbouwkundige aspecten, de wil van het Gewest om de openbare ruimte aan te passen, de wil om lijnen met elkaar te verbinden (bijvoorbeeld de tram van Neder-over-Heembeek die een directe verbinding met Rogier zal bieden), de luchtkwaliteit, enz.

Tijdens de studies die voorafgaan aan de indienstneming van nieuwe lijnen, kan Brussel Mobiliteit gebruik maken van digitale modelleringstools die het toelaten om de modal shift in kaart te brengen die wordt verwacht van een nieuwe lijn als bijkomend verschijnsel van eventuele beperkingen van het autoverkeer (parkeerstroken, eenrichtingsverkeer, parkeerplaatsen). Aan de hand hiervan kan een pertinente keuze gemaakt worden voor lijnen en de capaciteit die zal moeten aangeboden worden.

De ervaring die de laatste jaren opgedaan werd, toont de doeltreffendheid aan van deze methodes. Bepaalde lijnen zoals tramlijn 9 hebben zelfs de initiële voorspellingen overtroffen, dankzij het enthousiasme over deze lijn en de publiciteit erover om de troeven van deze lijn bekend te maken.

De rittenaantallen behoren niet tot de aanvankelijke doelstellingen voor nieuwe lijnen, verlengingen van lijnen of aanpassingen van lijnen. De doelstelling is altijd om een antwoord te bieden op een vraag: nieuwe wijken bedienen, wijken onderling verbinden, een nood aan een nieuwe verbinding, een bepaalde zone of wijk meer bedienen, meer capaciteit aanbieden, hogere frequenties inleggen, enz.