Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de oorsprong van de schuld.

Indiener(s)
Jean-Pierre Kerckhofs
aan
Sven Gatz, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt, de Promotie van Meertaligheid en van het Imago van Brussel (Vragen nr 247)

 
Datum ontvangst: 09/12/2020 Datum publicatie: 26/02/2021
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 20/21 Datum antwoord: 25/01/2021
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
05/01/2021 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    De stijging van de schuld van het Gewest is een reden tot bezorgdheid. Het is niet gemakkelijk uit te maken welke beleidsvormen er aan de oorsprong van de schuld liggen wat nochtans bepalend is om uw keuzes inzake uitgaven en schuldenlast te valideren.

­ Wat zijn deze oorsprongen?

­ Welke beleidsvormen hebben tot deze schuldenlast geleid?

Deze sterke stijging van de schuldenlast kan enkel worden verklaard door het bestaan van strategische investeringen (aangezien deze half zo snel groeien als de schuld). Bij de totale schuld van het Gewest moet ook rekening worden gehouden met de schulden van de verschillende ABI’s, fondsen, enz. Hebt u een verdeling van deze schuldenlast per opdracht of per ABI?
 
 
Antwoord    Oorsprong van de schuld:

De schuld van de gewestelijke entiteit omvat de rechtstreekse schuld (van de diensten van de regering) en de schulden van de autonome bestuursinstellingen (perimeter S1312 van de overheidssector volgens de ESR-norm).
De schuld wordt gedefinieerd als de som, wanneer die negatief is, van de achtereenvolgende netto financieringssaldo's - sinds 1989 in het geval van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Het netto financieringssaldo van een gegeven jaar vloeit voort uit de financiële gevolgen van de uitvoering van de door het parlement goedgekeurde ontvangsten- en uitgavenbegrotingen.

Het universaliteitsprincipe van de begroting brengt met zich mee dat het niet mogelijk is een schuld aan een welbepaalde uitgave te koppelen. Alle uitgaven en ontvangsten dragen respectievelijk negatief en positief bij tot het financieringssaldo van het Gewest.

Het is evenwel mogelijk om de belangrijkste oorzaak van het financieel tekort van 2020 na te gaan door een vergelijking te maken met de initiële begroting 2020, die in evenwicht was afgezien van de strategische investeringen.

De initiële begroting 2020 voorzag in 500 miljoen aan schulden die uitsluitend verband hielden met de verwezenlijking van de strategische investeringen, terwijl er een financieel tekort van 1.563 miljoen werd vastgesteld op 31-12-2020.

Deze bijkomende schuld van 1 miljard EUR is hoofdzakelijk te wijten aan de gevolgen van de COVID-19-epidemie, zowel op het vlak van de ontvangsten (zowat 300 miljoen minder aan belastingopbrengsten, BFW-overdrachten en commerciële ontvangsten) als wat betreft de uitgaven (bijna 600 miljoen bijkomende uitgaven die rechtstreeks te maken hadden met COVID-19).

De vooruitzichten 2021-2024 voor het verloop van de gewestelijke schuld kunnen afgeleid worden uit de tabel op pagina 248 van de algemene toelichting van de begroting, waarin het verloop van de ontvangsten en uitgaven vergeleken wordt met de initiële begroting 2020, en de impact van die uitgaven en ontvangsten op het gewestelijke financieringssaldo. De uitgaven staan er ingedeeld in grote categorieën: onveranderd beleid, nieuw beleid, COVID en sectorakkoorden, maar ook structurele besparingen gepland door de regering. Deze tabel is hieronder weergegeven:




Uitgaande van de in de tabel vermelde ESR-begrotingssaldo's en rekening houdend met de thesauriebeweringen zonder begrotingsweerslag ─ strategische investeringen en "COVID-19"-maatregelen, kredieten van de economische groep "8" (leningen, deelnemingen enz.) ─ raamt het Agentschap van de Schuld de
uitstaande schuld op 31/12 als volgt (in miljard EUR):
­ 2020: 5,827 (gerealiseerd)
­ 2021: 7,365
­ 2022: 8,477
­ 2023: 9,466
­ 2024: 10,075


De schuld van de autonome bestuursinstellingen blijft daarentegen sinds meerdere jaren stabiel op iets meer dan twee miljard EUR.

De tabel op. 133 van de algemene toelichting geeft de uitsplitsing van die schuld per instelling. De uitstaande schuld op 31-12-2020 is nog niet gekend, maar kan voorzichtig geraamd worden op 2,4 miljard EUR.

Van deze schulden geven enkel degene die rechtstreeks verband houden met het creëren van financiële activa – WFBHG, sociale kredietmaatschappijen (toekenning van hypothecaire leningen) en het BGHGT (opdracht 2) een toename te zien, wat louter een weerspiegeling is van de groeiende economische activiteit van deze financiële bemiddelingsinstellingen. Voornoemde schulden maken 85% van de totale schuld van de ABI's uit en zijn niet het gevolg van achtereenvolgende begrotingstekorten.