Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de oprichting van de werkgroep "Dekolonisatie van de openbare ruimte in Brussel

Indiener(s)
Gaëtan Van Goidsenhoven
aan
Pascal Smet, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bevoegd voor Stedenbouw en Erfgoed, Europese en Internationale Betrekkingen, Buitenlandse Handel en Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp (Vragen nr 338)

 
Datum ontvangst: 01/02/2021 Datum publicatie: 11/03/2021
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 20/21 Datum antwoord: 25/02/2021
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
05/02/2021 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Op 4 november jongstleden kondigde u aan dat Urban de zestien kandidaten had geselecteerd die de Brusselse werkgroep voor de "dekolonisatie" van de openbare ruimte zouden vormen.

Deze werkgroep heeft derhalve tot taak aanbevelingen te doen over de houding die uw regering dient aan te nemen ten aanzien van koloniale symbolen die in de openbare ruimte aanwezig zijn.

Een eindverslag, dat a priori tegen eind 2021 wordt verwacht, moet diverse concrete maatregelen bevatten die kunnen worden genomen, alsmede een actieplan dat op korte en lange termijn kan worden uitgevoerd.

In uw persbericht verklaarde u dat 84 personen zich hadden aangemeld om te reageren op de oproep tot kandidaatstelling van Urban. Tijdens het selectieproces werd aandacht besteed aan "ervaring op het gebied van dekolonisatie".

Kunt u ons meer uitleg verschaffen over de leden die werden geselecteerd en over het evenwicht dat zou zijn gevonden tussen leden van de academische gemeenschap en mensen uit de Congolese diaspora?

Wie is met name de voorzitter van deze werkgroep en hoe werd deze benoemd?

De werkzaamheden zouden medio november beginnen. Kunt u uitleggen hoe deze werkzaamheden tot dusver zijn verlopen?

Welke methodologie is gebruikt om deze werkzaamheden uit te voeren?

Wat is het tijdschema dat is vastgesteld? Afgelopen september had u het over een tussentijds verslag. Wanneer moet dit verslag worden ingediend?

Onderhoudt deze werkgroep contacten met de verschillende besturen, zowel gewestelijke als gemeentelijke, die verantwoordelijk zijn voor het onderhoud en de ontwikkeling van openbare, gewestelijke of gemeentelijke ruimten?
Zijn er historici bij de beraadslagingen betrokken?

Moet deze werkgroep ook andere instanties raadplegen die zich kunnen uitspreken over bepaalde erfgoeddimensies van onze openbare ruimte, zoals de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen?
Hoe verhoudt het werk van deze groep zich tot het werk dat momenteel op federaal niveau wordt verricht door de Bijzondere Commissie van de Kamers die zich moet buigen over het koloniale verleden van ons land?
Ik zou het standpunt van mijn fractie over dit onderwerp willen herhalen: wij zijn van mening dat de iconografische elementen in de openbare ruimte nooit meer zijn dan een afspiegeling van de waarden van een samenleving op een bepaald moment, en wij pleiten daarom voor een dynamische benadering van de openbare ruimte, waarin verschillende getuigenissen van onze geschiedenis, uit heden en verleden, naast elkaar worden geplaatst, zodat zij in de context van hun tijd kunnen worden geplaatst.
Houdt de werkgroep zich momenteel bezig met het essentiële vraagstuk van de historische contextualisering van monumenten, alsmede met het vraagstuk van de overdracht van kennis met betrekking tot de iconografische elementen van de openbare ruimte?
Tot slot had ik graag geweten hoe het staat met de actualisering van de inventaris van beeldhouwwerken in de openbare ruimte?
 
 
Antwoord    Ter herinnering, in het kader van het debat over de aanwezigheid van koloniale symbolen in de openbare ruimte van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heb ik in naam van de Regering het initiatief genomen om Urban te belasten met de oprichting van een werkgroep die een denkoefening voert over de houding die de Regering moet aannemen over die symbolen, in het kader van de bevoegdheden van het Gewest. De doelstelling is om een visie voor het volledige grondgebied van het Gewest te ontwikkelen.

Het klopt dat er 84 kandidaatstellingen werden ingediend. Het thema heeft dus grote belangstelling. Wat de aanstellingsprocedure betreft, kan ik u meegeven dat er op 30 september 2020 een selectiecomité werd samengesteld binnen Urban om de leden aan te stellen. Dat bestond uit vier vertegenwoordigers met ruime en ondersteunde bevoegdheden en profielen. Namelijk: 1 vertegenwoordiger van de Directie Cultureel Erfgoed, 1 vertegenwoordiger van de Directie Kennis en Communicatie, 1 vertegenwoordiger van de afdeling Studie & Onderzoek en tot slot 1 van vertegenwoordiger van de Algemene Directie.

Het selectiecomité heeft de kandidaatstellingen geanalyseerd en ziet erop toe dat de werkgroep bestaat uit personen uit academische wereld en het verenigingsleven. De selectie gebeurde op basis van de volgende criteria:
- De aangetoonde expertise of ervaring inzake erfgoed, koloniale geschiedenis en de dekolonisatie of kennis van de Congolese diaspora;
- De representativiteit van de academische wereld of het verenigingsleven van de persoonlijkheid;
- Het evenwicht en de vertegenwoordiging van diversiteiten (geslacht ,leeftijd, enz.). Er zal een billijk evenwicht zijn tussen de academische wereld en het verenigingsleven.

Er werden 16 kandidaten geselecteerd, aangevuld met de vertegenwoordigers van de KCML, Brulocalis en Urban. Ook Brussel Mobiliteit wordt uitgenodigd voor de vergaderingen. Het gaat immers om kwesties waar de openbare ruimte bij is betrokken. Dat brengt het aantal deelnemers aan de werkgroep op twintig.

De werkgroep telt verschillende historici, waaronder Didier Viviers (Paleis der Academiën en ULB), Yasmina Zian (Koninklijke Academie van België) en Sandrine Colard (kunsthistorica, Rutgers-universiteit in de VSA).

Ze werd onder leiding van Urban samengesteld en opgericht en startte haar werkzaamheden op 19 november 2020 om 18.00 uur.

Er moet wel worden opgemerkt dat ontmoetingen of vergaderingen met fysieke aanwezigheid niet zijn toegestaan door de wettelijke voorschriften in verband met de COVID-19-gezondheidscrisis (verplicht telewerk, enz.).

Door zijn aansturende en omkaderende rol verzorgt Urban bijgevolg de technische en administratieve ondersteuning zodat de “virtuele” zittingen van de werkgroep daadwerkelijk en optimaal kunnen plaatsvinden. Dankzij mijn administratie worden vanaf de eerste dag een softwareprogramma en een systeem om documenten te delen onder leden gebruikt.

De werkgroep heeft vergaderd op 19/11, 3/12 en 18/12/2021 en de volgende vergadering staat gepland op 19/01/2021.

Inzake methodologie hebben alle deelnemers gekozen voor de participatieve aanpak. Urban steunt die aanpak. Bijgevolg is er geopteerd om zonder voorzittersfunctie te werken. Zo moet de gelijkheid van alle leden verzekerd worden en krijgt iedereen de kans om zich vlot en op gelijke voet uit te drukken en deel te nemen.

Deze vernieuwende aanpak gebeurt in een welomlijnd en aanvaard kader. Deze richtlijnen worden verzekerd door de aanduiding van een coördinator voor elke zitting van de werkgroep. Deze coördinator krijgt raad en technische en administratieve ondersteuning van Urban en heeft als taak:
- de drijvende kracht van de groep te zijn en ervoor te zorgen dat de groep zijn doelstellingen kan halen;
- de agenda van de werkgroep voor te bereiden en de samenvattingen te verzorgen;
- de voortgang en kalender van de werken te coördineren.

Wat de overhandiging van de tussentijdse en definitieve rapporten betreft, herinner ik eraan dat de COVID-19-gezondheidscrisis de aanvang van de werken heeft verstoord en vertraagd. Het lijkt dus voorzichtiger om te mikken op de indiening van een tussentijds verslag in de loop van het eerste kwartaal van 2021 en van een eindverslag rond het einde van het eerste semester van 2021. Wat de voorlegging van dat verslag aan het parlement betreft, spreekt het vanzelf dat dat de bedoeling is.

Wat de uitwisseling met de andere instanties betreft - zowel de gewestelijke, plaatselijke als federale -, wil ik erop wijzen dat de door het Brussels Hoofdstedelijk Parlement goedgekeurde resolutie op die kwestie ingaat. Die resolutie stond op de agenda van de werkgroep, die er dus kennis van heeft genomen. De leden hebben er dan ook akte van genomen, evenals van de daaraan verbonden debatten. Dat houdt dus in dat ze die werken in verband met dekolonisatie binnen de andere Belgische deelstaten en op federaal niveau aandachtig volgen, overigens ook in andere staten met een koloniaal verleden.

Welnu, met de aanwezigheid van vertegenwoordigers van gewestelijke instellingen belast met monumenten en landschappen of met openbare ruimtes op het gewestelijk grondgebied, moeten deze overwegingen absoluut deel uitmaken van het verslag.

Wat de contextualisering betreft, herinner ik eraan dat de resolutie uiteenzet dat het hoofddoel van het dekolonisatiewerk niet is om al het koloniale erfgoed uit de openbare ruimte te schrappen, maar wel om het racistische en discriminerende beeld ervan te doorbreken via hulpmiddelen zoals contextualisering, verscheidenheid aan herinneringen, artistieke creatie, musealisering, enz.

In die optiek zal de werkgroep na een inclusieve dialoog concrete voorstellen formuleren, zonder iets of iemand uit te sluiten, over de plaats en behandeling van de koloniale overblijfselen in Brussel.

Wat tot slot de actualisering van de inventaris van beeldhouwwerken in de openbare ruimte betreft, blijft het antwoord van Mijnheer de volksvertegenwoordiger op een gelijkaardige vraag actueel:
- De inventaris van beeldhouwwerken in de openbare ruimte wordt samengesteld. Een eerste lijst werd opgesteld op basis van de inventaris die in 2002 door Patrick Derom werd gepubliceerd en stap voor stap wordt aangevuld dankzij gegevens die zowel bij de gemeenten als Brussel-Mobiliteit (dat de kunstwerken en fonteinen langs de gewestwegen beheert) worden verzameld. 
- Deze inventaris is nog voor intern gebruik en telt momenteel 779 werken.
- Er wordt verwacht dat dat aantal de komende maanden zal toenemen door het inventariswerk dat de Stad Brussel momenteel uitvoert op zijn grondgebied.
- De geïllustreerde fiches van de werken worden geleidelijk aan op de site
https://collections.heritage.brussels gepubliceerd, al naargelang de volledigheid van die fiches.