Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende het principe van het "onbetwistbaar verschuldigde bedrag" bij de inning van de gewestelijke belastingen

Indiener(s)
John Pitseys
aan
Sven Gatz, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt, de Promotie van Meertaligheid en van het Imago van Brussel (Vragen nr 279)

 
Datum ontvangst: 29/01/2021 Datum publicatie: 23/03/2021
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 20/21 Datum antwoord: 23/03/2021
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
22/02/2021 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Het begrip "onbetwistbaar verschuldigde bedrag" is opgenomen in het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, dat in januari 2020 van kracht is geworden (art. 61), en in het Wetboek van de inkomstenbelastingen van 1992 (art. 410).

Het gaat om een fiscale bepaling volgens welke, ingeval een belastingplichtige de belasting betwist, de invorderingsprocedure slechts kan worden ingesteld voor de bedragen die niet betwist worden. Volgens de bepaling kan een belastingplichtige die een bezwaarschrift indient om zijn belasting te betwisten, in het kader van zijn klacht de administratie verzoeken om het "onbetwistbaar verschuldigde bedrag", namelijk het onmiddellijk opeisbare bedrag, te berekenen en in eerste instantie enkel dat bedrag te betalen.

Die fiscale bepaling wordt op federaal niveau toegepast. Dat was onder meer het geval voor de inning van de onroerende voorheffing tot 2018, voordat die bevoegdheid werd overgedragen naar Brussel Fiscaliteit.

- Wat zijn vandaag de toepasselijke praktijken in de Brusselse belastingadministratie?
- Wordt het principe van het "onbetwistbaar verschuldigde bedrag" toegepast in de procedures voor de inning van de gewestelijke belastingen? Zo ja, welke belastingen?
- Berekent de administratie systematisch het "onbetwistbaar verschuldigde bedrag" wanneer een klacht wordt ingediend door een Brusselse belastingplichtige?
 
 
Antwoord    In antwoord op deze vraag, kan ik de geachte Volksvertegenwoordiger het volgende mededelen.

Het fiscale concept van het zogenaamde “onbetwistbaar verschuldigd gedeelte” was voorheen, vóór de overname van de dienst van de onroerende voorheffing, niet voorzien in de Brusselse fiscale regelgeving.

Verder werden door de inwerkingtreding van de ordonnantie van 6 maart 2019 betreffende de Brusselse Codex Fiscale Procedure de bepalingen in Titel VII van het WIB 92 - waaronder artikel 410 waarnaar u verwijst - zoals van toepassing op de onroerende voorheffing, opgeheven vanaf het aanslagjaar 2019. De notie van het “onbetwistbaar verschuldigd gedeelte” is dus enkel van toepassing geweest op de onroerende voorheffing tot en met het aanslagjaar 2018. Kortom, de notie “onbetwistbaar verschuldigd gedeelte” wordt vandaag niet meer toegepast in de Brusselse fiscaliteit.

Op het aanslagbiljet wordt expliciet gewezen op het feit dat het indienen van een bezwaar de betalingsplicht niet opschort en dat als het bezwaar wordt aanvaard, het betaalde bedrag zal worden terugbetaald onder voorbehoud van een eventuele schuldvergelijking.