Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de follow-up van het project " Belgian Sustainable Building Council"

Indiener(s)
Geoffroy Coomans de Brachène
aan
Alain Maron, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie (Vragen nr 749)

 
Datum ontvangst: 11/03/2021 Datum publicatie: 10/05/2021
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 20/21 Datum antwoord: 07/05/2021
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
01/04/2021 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Op 30 januari 2014 heeft de Brusselse regering ingestemd met de oprichting van een vzw gewijd aan duurzaam bouwen, de Belgian Sustainable Building Council (BSBC). Deze structuur moest op Belgisch niveau een nieuw referentiesysteem beheren dat het resultaat was van de samenvoeging van de bestaande certificatiesystemen voor duurzaam bouwen.

De ordonnantie van 18 februari 2014 heeft een sanctie opgelegd voor het gebruik van de naam BSBC. Namens het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is verzet aangetekend om bepaalde middelen met betrekking tot deze beslissing te schrappen.

Om mijn informatie te vervolledigen zou ik willen weten of het project van de Belgian Substainable Building Council volledig is mislukt? Zo niet, kunt u mij dan zeggen welke vooruitgang er op dit punt is geboekt? Heeft het Gewest sindsdien geprobeerd alternatieven voor te stellen, in het bijzonder met andere namen? Welke instanties verstrekken momenteel certificatie voor duurzaam bouwen op Belgisch niveau?
 
 
Antwoord    1)

Deze vraag gaat over een sleuteldossier voor de integratie van duurzaamheid in de bouwsector. Dat dossier - en deze vraag belicht het - heeft een nogal hobbelig parcours achter de rug, maar de uitkomst is, gelukkig, positief.


De eerste aanzet van het initiële project voor een gemeenschappelijk duurzaamheidsreferentiesysteem voor gebouwen in de drie gewesten en de oprichting van de Belgian Sustainable Building Council (BSBC) dateert van 2011-2013. In die periode hebben de gewesten, met de steun van de sector (stakeholders en federaties), actief meegewerkt aan de ontwikkeling van wat we destijds het ‘Referentieel-B’ noemden.
Het was ook de bedoeling te onderhandelen over een erkenning van het instrument als ‘Breeam Belgium’ door BRE (de particuliere instantie die eigenaar is van het BREEAM-label). Daartoe werd beslist een vzw op te richten die belast zou worden met het beheer van het labelingssysteem (de BSBC), met als financiële doelstelling de structuur binnen vijf jaar zelfbedruipend te maken.
Dat Belgische labelingssysteem had in februari 2014 het licht moeten zien, maar een rechtsvordering tegen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft het proces bevroren. Een stakeholder met wie Leefmilieu Brussel samenwerkte, beriep zich op eigendomsrechten. Dit juridisch geschil is medio 2017 geëindigd met een vonnis van de rechtbank van koophandel van Brussel, dat volledig in het voordeel van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest uitviel.
Intussen was het particuliere BREEAM-label geëvolueerd: het gebruik ervan bij grote bouw- of renovatieprojecten van kantoorgebouwen was aanzienlijk toegenomen en het wist de steun te verwerven van de meerderheid van de actoren op de Brusselse vastgoedmarkt.
De invoering van een Belgisch labelingssysteem dat veel gelijkenis vertoonde en een ‘Breeam Belgium’ wilde worden, had derhalve niet veel zin meer.

De drie gewesten hebben daarom beslist om in 2017-2018 een uitgebreide enquête te organiseren bij de belanghebbenden (professionele bouwheren, ontwerpers, studiebureaus, aannemers) om de verwachtingen van de sector te verzamelen met betrekking tot een technisch instrument voor de beoordeling van de duurzaamheid van gebouwen. Deze enquête werd aangevuld met workshops waarop de voornaamste belanghebbenden waren uitgenodigd (BVS, verenigingen en federaties van architecten, de Orde van Architecten, Confederatie Bouw, WTCB, ORI, PMP, enz.).
Uit de resultaten van de enquête blijkt dat er nog steeds behoefte is aan een referentiesysteem voor de duurzaamheid voor bouw- en renovatieprojecten, zelfs voor gebouwen die niet voor de vastgoedmarkt bestemd zijn.

De enquête omvatte een vragenlijst over het feitelijke gebruik van verschillende duurzaamheidsreferentiesystemen en de daarmee samenhangende mate van tevredenheid.
Twee referentiesystemen sprongen eruit wat het gebruik en de tevredenheid betreft: het BREEAM-label en het GRO-referentiesysteem.
‘GRO’ is het referentiesysteem dat door het Agentschap Facilitair Bedrijf wordt gepromoot. Het is de instantie van het Vlaamse Gewest die tot taak heeft de Vlaamse gewestelijke entiteiten ondersteuning te bieden bij het bouwheerschap van bouwprojecten en bij het vastgoedbeheer.
Het GRO is bedoeld voor Vlaamse overheidsprojecten (scholen, sociale woningen, kinderdagverblijven, rusthuizen, enz.), en is dus niet beperkt tot grote kantoorgebouwprojecten, zoals voornamelijk het geval is voor BREEAM.
Als resultaat van deze raadpleging werd beslist de mogelijkheid te bestuderen om het GRO-referentiesysteem door de drie gewesten te laten gebruiken en de administratieve modaliteiten voor een gemeenschappelijk beheer van het systeem te onderzoeken.
Het Agentschap Facilitair Bedrijf was betrokken bij deze samenwerking met de drie gewestelijke besturen.
In 2019 werd een testfase uitgevoerd. Zes bouwprojecten met verschillende omvang en bestemming werden op vrijwillige basis geselecteerd, waarvan drie in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en drie in het Vlaamse Gewest. Het Waalse Gewest heeft deelgenomen aan de opvolging van dit experiment.
Dit experiment onderstreepte de flexibiliteit in het gebruik van het GRO en het gebruikersvriendelijke karakter ervan.
Na deze zeer positieve resultaten werd het jaar 2020 gewijd aan de opstelling van een voorstel voor een samenwerkingsakkoord waarin het kader en de voorwaarden voor de ontwikkeling en het gezamenlijk beheer van het GRO-instrument worden vastgesteld.
Het ontwerp-samenwerkingsakkoord beschrijft de beginselen die de partijen zullen toepassen op het gebied van samenwerking, beheer, financiering, intellectuele eigendom, taalgebruik en duur van het project.
Wat de intellectuele eigendom betreft, wordt in het ontwerp-samenwerkingsakkoord duidelijk bepaald dat het gemeenschappelijke instrument - dat zal worden ontwikkeld op basis van het GRO-referentiesysteem en ter beschikking zal worden gesteld op een website die door de drie gewesten zal worden beheerd - de gezamenlijke eigendom van alle partijen zal zijn.
Er wordt gewacht op de goedkeuring van dit ontwerpakkoord door het Waalse Gewest alvorens de officiële procedure voor de ondertekening van dit samenwerkingsakkoord te lanceren.
Gehoopt wordt het GRO vanaf 2022 te kunnen inzetten in het Brusselse gewest (zowel voor nieuwbouw als voor renovatie), waarbij de aandacht in de eerste plaats uitgaat naar de gewestelijke en gemeentelijke overheden, om hun een instrument aan te reiken waarmee ze hun verbintenissen op het vlak van voorbeeldfunctie kunnen nakomen. Door deze uitrol van het GRO in het Brusselse gewest zou een beslissingsinstrument kunnen worden aangeboden waarmee de duurzaamheid van bouw- of renovatieprojecten kan worden geëvalueerd en geoptimaliseerd.

2)

In België is de vzw Belgian Construction Certification Association (BCCA) een referentie-certificeringsinstelling.
De BCCA werd in 1992 opgericht door SECO (Technisch controlebureau voor het bouwwezen) en het Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf (WTCB) als certificeringsinstelling voor de bouwsector.

Ongeveer tien jaar geleden heeft de BCCA, in samenwerking met SECO en het WTCB, de vrijwillige VALIDEO-certificering voor nieuwe of gerenoveerde gebouwen in het leven geroepen. Dit vrijwillige certificerings- en referentiesysteem is echter nooit echt doorgebroken op de markt en momenteel lijkt de vzw BCCA dit referentiesysteem niet langer voor te stellen in haar dienstenaanbod.

De BCCA is momenteel vooral actief op het gebied van certificeringsdiensten voor bouwproducten en -systemen (zoals buitenschrijnwerk, betonreparatie en -bescherming, werkzaamheden aan gordijngevelsystemen, waterdichting, enz.).


In Brussel maakt de sector van de investeringen in tertiair vastgoed hoofdzakelijk gebruik van het BREEAM-systeem (BRE Environmental Assessment Method).
Dat systeem is ontwikkeld door BRE (Building Research Establishment), een particuliere Britse organisatie voor bouwonderzoek.
BREEAM heeft zich tot ver buiten het Britse grondgebied verspreid en is nu een internationale maatstaf voor de certificering van duurzame gebouwen.

In mindere mate maakt ook de Brusselse particuliere vastgoedsector gebruik van LEED-certificering (Leadership in Energy and Environmental Design) en DGNB-certificering (Deutsche Gesellschaft für Nachhaltiges Bauen).

Het LEED-referentiesysteem is gecreëerd in de Verenigde Staten en is een vrijwillige certificering die ook internationaal wordt erkend.

Tot slot is het DGNB-referentiesysteem het eerste nationale label voor duurzaam bouwen in Duitsland. Het is opgericht door de Duitse raad voor duurzaam bouwen, waarin de belangrijkste spelers uit de Duitse vastgoedsector zijn verenigd. Dit beoordelingssysteem voor duurzaamheid werd door de diensten van het Europees Parlement toegepast om de voorstellen te evalueren van de ontwerpteams die meedongen naar de aanbesteding voor de vernieuwing van het Paul-Henri Spaak-gebouw.

Ook moet worden gewezen op de meer recente verschijning van de ‘WELL Building Standard’-certificering, die gericht is op het welzijn van de bewoners. De WELL Building Standard is een Amerikaanse certificering die werd uitgewerkt door het Well Building Institute (WBI), een werkgroep waarin deskundigen uit de bouwwereld en de medische wereld zijn samengebracht. Het systeem certificeert de kwaliteit van het ontwerp en het gebruik van gebouwen in het licht van de gezondheid en het welzijn van de gebruikers. Deze certificering staat nog in de kinderschoenen en heeft momenteel alleen betrekking op kantoorgebouwen, maar in de toekomst zou zij gewild en gewaardeerd kunnen worden door operatoren inzake tertiaire-vastgoedontwikkeling.

Opgemerkt moet worden dat er voor deze vier internationale certificeringssystemen (BREEAM, LEED, DGNB, WELL) geen enkele entiteit in Brussel of in België is die de eigenaar en beheerder van het certificeringssysteem officieel vertegenwoordigt.

Anderzijds bieden verscheidene studiebureaus een dienst aan om een certificeringsproces op te zetten via deskundigen die door de eigenaar zijn erkend.