Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de gewestelijke steun aan zelfstandigen in bijberoep

Indiener(s)
David Leisterh
aan
Barbara Trachte, staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bevoegd voor Economische Transitie en Wetenschappelijk Onderzoek (Vragen nr 366)

 
Datum ontvangst: 21/04/2021 Datum publicatie: 19/05/2021
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 20/21 Datum antwoord: 18/05/2021
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
26/04/2021 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Sinds het begin van deze ongekende gezondheidscrisis heeft de gewestregering maatregelen genomen om sociale en economische steun te verlenen, en doet dat nog steeds. Er zijn veel zaken aangekondigd en sommige zijn op dit moment gedaan.

Zelfstandigen die hun activiteit combineren met een baan als werknemer in de privé- of overheidssector zouden ongeveer 15% van de populatie van belastingplichtigen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest uitmaken. Deze categorie werknemers is dus een zeer belangrijk onderdeel van onze economie en wij moeten hen door de huidige crisis heen helpen.

Een zelfstandige in bijberoep lijdt immers evenzeer onder de crisis als een zelfstandige in hoofdberoep. Het kan echter gebeuren dat deze zelfstandige geen financiële steun van het Gewest krijgt omdat zijn omzet voor de referentieperiode onder de door uw regering vastgestelde drempel ligt. Dat is met name het geval voor de premie voor "niet-essentiële” sectoren, waarvoor u een drempel van 25.000 euro hebt vastgesteld.

Bijgevolg zou ik u de volgende vragen willen stellen:

- Wat is de strategie van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering om de zelfstandigen in bijberoep te steunen?
- Hoe hebt u de drempel van 25.000 euro voor de premie voor de "niet-essentiële” sectoren bepaald? Wat is overigens de drempel voor de volgende Tetrapremie?
- Wat hebt u gedaan om zelfstandigen in bijberoep te helpen van wie de omzet onder de vastgestelde drempel ligt?
- Tot slot, wat hebt u gedaan om de zelfstandigen in bijberoep te helpen die in 2020 met hun activiteit zijn begonnen?
 
 
Antwoord    In de eerste plaats moet eraan worden herinnerd dat de steun voor inkomensverlies afkomstig is van de federale regering.

Het overbruggingsrecht in geval van omzetdaling geldt ook voor zelfstandigen in bijberoep, die een volledige of een halve uitkering kunnen krijgen, afhankelijk van de verschuldigde voorlopige sociale bijdragen. Onder dezelfde voorwaarden komen zij in aanmerking voor het dubbele overbruggingsrecht dat is voorzien in geval van gedwongen onderbreking ten gevolge van sluitingsmaatregelen die door de overheid worden opgelegd. Er zijn ook maatregelen ingesteld om de betaling uit te stellen en de sociale bijdragen te verlagen.

De gewesten vullen deze federale maatregelen aan, met name door tussen te komen in de vaste kosten.

Wat de leningen betreft, herinner ik aan de gedelegeerde opdracht van de GIMB/finance&invest.brussels om leningen toe te kennen aan werkcoöperaties, en aan de Oxygen-lening, die de plaats heeft ingenomen van de Recover-lening en waarvan zelfstandigen in bijberoep gebruik kunnen maken.

Wat de premies betreft, hebben wij sinds vorige herfst premies uitgewerkt op basis van variabele criteria. Met andere woorden: het zijn progressieve premies. Het betreft een verzoek van de sociale partners.

Het doel is de steun beter af te stemmen op de reële behoeften. Dat wil zeggen, niet alleen voor de meest getroffen sectoren, maar ook voor de bedrijven naar gelang van hun omvang, hun vaste kosten en hun omzetverlies.

De minimumomzet van 25.000 euro, die is vastgesteld voor de premie voor de zogenaamde niet-essentiële sectoren, die op 25 maart 2021 is afgesloten, is ook in overleg met de sociale partners vastgesteld.
In het advies dat Brupartners tussen de eerste en tweede lezing van het besluit heeft uitgebracht, staat het volgende: “Het is ook belangrijk dat de financiële gezondheid van de onderneming wordt nagegaan alvorens de premie wordt toegekend. De regering heeft een criterium betreffende een minimumomzet van 25.000 euro in 2019 opgenomen om de premie te kunnen krijgen. Dit maakt het in ieder geval mogelijk om een reële activiteit vóór de crisis aan te tonen.”
Dit criterium betreffende de minimumomzet wordt ook gehanteerd voor de zogenaamde Tetrapremie, ditmaal in verhouding tot het aantal vestigingseenheden.

Wat de nieuw opgerichte ondernemingen betreft, heb ik al de gelegenheid gehad om de ontvankelijkheidscriteria en de toegekende forfaits voor alle premies nader toe te lichten tijdens een antwoord op een vraag om toelichting van mevrouw Lefrancq in de Commissie Economische Zaken van 10 maart 2021. Wat de zogenaamde Tetrapremie betreft, is het ook de bedoeling een forfaitaire premie toe te kennen aan ondernemingen die niet kunnen aantonen dat ze in de betrokken periode omzetverlies hebben geleden.