Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de impact van de renovatie-bouw van sociale woningen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest op de Brusselse werkgelegenheid.

Indiener(s)
Véronique Lefrancq
aan
Bernard Clerfayt, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Werk en Beroepsopleiding, Digitalisering, Plaatselijke Besturen en Dierenwelzijn (Vragen nr 743)

 
Datum ontvangst: 12/04/2021 Datum publicatie: 27/09/2021
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 20/21 Datum antwoord: 15/06/2021
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
08/06/2021 Ontvankelijk p.m.
15/06/2021 Bijlage aan het antwoord p.m. Bijlage
 
Vraag    In de pers van 7 april hebben wij de laatste cijfers vernomen over de renovatie van sociale woningen in het Brussels Gewest. Zo zijn er momenteel 212 renovatieprojecten aan de gang voor een totaalbedrag van 666 miljoen euro. Verwacht wordt dat tegen het einde van de zittingsperiode in 2024 175 renovatieprojecten voltooid zullen zijn voor een totaalbedrag van 541 miljoen euro. Tijdens de huidige zittingsperiode is het de bedoeling dat in totaal meer dan 28.000 (28.812) sociale woningen geheel of gedeeltelijk worden gerenoveerd.

Voorts heeft de regering zich in haar Gewestelijke Beleidsverklaring en in het in januari voorgestelde noodplan voor huisvesting verbonden tot de bouw en/of aankoop van 15.000 extra woningen tegen 2024, om 15.000 van de 49.000 gezinnen die op een sociale woning wachten te ondersteunen.

In de eerste plaats zijn mijn fractie en ik verheugd over de door de regering uitgesproken ambitie op het gebied van de renovatie en/of bouw/aankoop van sociale woningen. Dit zijn structurele problemen waarmee ons Gewest al lange tijd te kampen heeft.

Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest telt immers ongeveer 40.000 sociale woningen, waarvan bijna 80% meer dan 50 jaar geleden gebouwd is. De renovatie van het woningenbestand om het aan de huidige normen aan te passen is dan ook een enorme uitdaging.

Tezelfdertijd heeft de COVID-19-pandemie de sociale huisvestingscrisis, die reeds aanwezig was, nog verergerd. Zo stonden er volgens de laatste cijfers (van afgelopen september) 49.135 kandidaat-gezinnen op deze lijst ingeschreven, die 128.270 mensen vertegenwoordigen, d.w.z. 10,5% van de Brusselse bevolking, hetgeen - als bewijs nodig was - de schreeuwende behoeften op dit gebied aantoont.

In deze context wil ik u de volgende vragen stellen:

o Kunt u ons, voor de lopende of reeds geplande werken, zeggen welke bedrijven en jobs uit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest worden ingezet in het kader van deze strategie voor de renovatie/bouw van sociale woningen in Brussel? Kunt u ons in uw antwoord de redenen geven die deze gegevens verklaren? Kunt u ons specificeren welke Brusselse bedrijven aan de verschillende aanbestedingen hebben deelgenomen? Kunt u ook de gemaakte keuzes rechtvaardigen?

o Tegelijkertijd vrezen sommige waarnemers een oververhitting van de bouwsector met alle investeringen en werkzaamheden die voor het economisch herstel gepland zijn. De vrees is of de bouwsector al deze projecten, die een kolossale menselijke uitdaging vormen, zal kunnen opvangen. Het tekort aan geschoolde arbeidskrachten in de bouwsector was, zoals wij reeds meermaals hebben aangekaart, reeds aanwezig vóór de gezondheidscrisis en is een struikelblok in de vele uitdagingen waarvoor de sector staat. In geval van een krappe arbeidsmarkt blijft het gebruik van gedetacheerde werknemers een mogelijkheid voor ondernemers. Uw ambtgenoot, de Waalse minister van Huisvesting, heeft in dit verband verklaard dat deze renovatie- en bouwplannen voor sociale woningen een maatschappelijk doel hadden, maar ook een economisch doel voor de ondernemingen en de plaatselijke arbeidskrachten. Men streeft naar een hefboomeffect. De overheidsopdrachten moeten zo goed mogelijk worden omkaderd, door milieu- of sociale clausules op te nemen, door kleine opdrachten te lanceren om ze op de binnenlandse markt te richten, en door het gebruik van lokale producten aan te moedigen.

Kunt u ons zeggen of dergelijke clausules op de tafel van de regering liggen? Wat zijn de lijnen daarvan? Hoe zouden zij vanuit wettelijk oogpunt worden georganiseerd zonder dat zij evenwel hun toevlucht nemen tot een soort protectionisme? Kunt u ons zeggen of er in dit verband besprekingen gaande zijn met andere machtsniveaus in het land of met vertegenwoordigers van de bouwsector?

o Kunt u ons, wat deze gedetacheerde werknemers betreft, de gegevens bezorgen over degenen die in het Brussels Gewest werken, alle sectoren samen, maar ook meer specifiek in de bouwsector? Kunt u de cijfers in een chronologische dynamiek presenteren? Heeft de pandemie een rol gespeeld en zo ja, welke? Hoe interpreteert u die gegevens?

 
 
Antwoord    De BGHM heeft voor elke lopende renovatie- en bouwwerf alle bedrijven geïdentificeerd die een bod hebben uitgebracht en welke zijn geselecteerd. Onder al deze bedrijven hebben we bedrijven geselecteerd waarvan de hoofdzetel in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is gevestigd.
De tabel in bijlage die mij door mijn collega werd verstrekt en die ik het secretariaat van de commissie kan bezorgen, toont de definitieve gegevens voor elk lopend project. Daaruit blijkt dat 50% van de renovatieprojecten is toevertrouwd aan Brusselse bedrijven en voor bouwprojecten stijgt dit percentage tot 35%.


De BGHM is helaas niet in staat om het aantal werknemers in deze bedrijven te verstrekken die tegelijkertijd tewerkgesteld zijn in sociale huisvestingsprojecten en in Brussel gevestigd zijn. Dit is een onderzoeksobject op zich dat de BGHM niet kan bestuderen. De lijst van al deze bedrijven zal ook naar het secretariaat van de commissie worden gestuurd.


Deze gegevens kunnen verklaard worden door de selectieprocedures die momenteel door de BGHM worden toegepast. Dit is een openbare aanbestedingsprocedure van het open type. Voor bedrijven is het enige selectiecriterium de prijs.
U zult echter merken dat een van de inschrijvers een onderneming in de sociale economie is.
De BGHM hoopt dat meer gecontroleerd gebruik wordt gemaakt van dit type dienstverlener en heeft deze mogelijkheid onderzocht zoals hieronder uiteengezet.


De BGHM legt de laatste hand aan de verbetering van de sociale clausules in overheidsopdrachten voor werken. Dit zal de werkgelegenheid in Brussel helpen bevorderen.
Dit werk werd uitgevoerd in samenwerking met Actiris. Er werden drie soorten flexibele clausules ontwikkeld. Flexibele clausules houden in dat inschrijvende ondernemingen de mogelijkheid hebben om voor sociale woningbouw- en renovatieprojecten te kiezen tussen:
• arbeidsclausules;
• opleidingsclausules;
• clausules voor uitbesteding aan bedrijven in de sociale economie.
Ter voorbereiding op de toepassing van deze clausules organiseert de BGHM bijeenkomsten met ondernemingen van de sociale economie om de mogelijke diensten vast te leggen.
Wat de statistieken over gedetacheerde werknemers betreft, zijn er weinig gegevensbronnen die een nauwkeurige en recente schatting van de evolutie van deze jobs mogelijk maken.
De volgende studie, uitgevoerd door Hiva (*), "Inkomende en uitgaande detachering in de Belgische arbeidsmarktstatistieken - met een focus op het Brussels Hoofdstedelijk Gewest", schatte echter een gemiddelde tewerkstelling in België voor 2018 van zo’n 133 000 uniek gedetacheerde personen (gemiddelde van de 4 kwartalen van 2018). Van deze jobs kunnen we schatten dat er ongeveer 21.600 jobs zijn in het Brussels Gewest, of ongeveer 16% (zie p.12).

*
https://www.dynamstat.be/files/zl730355-onderzoekspaper-eind-nl.pdf - Onderzoekspaper - Hiva -Frederic De Wispelaere, Saena Chakkar & Ludo Struyven
De bouwsector vertegenwoordigt ongeveer 43% van de gedetacheerde werknemers in het Brussels Gewest.
De kwaliteit van deze gegevens over gedetacheerde werknemers, uitgesplitst naar activiteitensector, levert echter betrouwbaarheidsproblemen op aangezien een aanzienlijk deel van de gedetacheerde werknemers geregistreerd is in een onbekende activiteitsector (+/- 30%).

De auteurs van de studie wijzen namelijk op een wijziging in de manier waarop Limosa-aangiften (gedetacheerde werknemers) door werkgevers moeten worden ingediend. Sinds eind 2017 wordt een engere definitie van de bouwsector (Paritaire Commissie nr. 124) gehanteerd en wordt bij werkzaamheden in de bouwsector gevraagd of de werkgever een bepaalde premie betaalt (vergelijkbaar met een premie van kracht voor de bouwsector in België). Het risico bestaat dus dat sommige werkgevers van gedetacheerde werknemers deze vraag uit de weg zullen gaan en de activiteitsector (bouw) niet specificeren, ondanks het feit dat ze actief zijn in de bouwsector. Dit brengt uiteraard de betrouwbaarheid van de cijfers in gevaar, waardoor het moeilijk is om de verdere ontwikkeling van detacheringen in de bouwsector te volgen.
Wat de andere vragen betreft, die vallen onder de bevoegdheid van mevrouw Nawal Ben Hamou