Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de samenstelling van de energiefactuur.

Indiener(s)
Cieltje Van Achter
aan
Alain Maron, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie (Vragen nr 970)

 
Datum ontvangst: 29/10/2021 Datum publicatie: 27/12/2021
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 21/22 Datum antwoord: 20/12/2021
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
17/11/2021 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag   

Op 15 oktober werd bericht dat de Vlaamse regering in 2022 voor 201,6 miljoen euro kosten uit de elektriciteitsfactuur zal halen. Een bedrag van 166,6 miljoen euro aan openbare dienstverplichtingen, dus verplichtingen die worden opgelegd aan netbeheerders en leveranciers, wordt éénmalig door de regering zelf gefinancierd vanuit het Energiefonds. Volgens bevoegd minister Demir kiest de Vlaamse regering op die manier voor maatregelen die ten goede komen aan alle 2,8 miljoen gezinnen en alleenstaanden, maar ook aan de kleine zelfstandige. Voor een gemiddeld gezin met een verbruik van 3,5 MWh levert deze maatregel al vanaf januari 2022 een besparing op van 43 euro. Met de lagere nettarieven door de vernieuwde tariefstructuur resulteert dit in een besparing van 50 euro.

De Vlaamse regering heeft daarnaast ook beslist om dit jaar nog 60 miljoen groenestroomcertificaten uit de markt te halen om zo de historische schuld verder af te bouwen. Vanaf midden 2022 zal er nog eens 34 miljoen euro uit de energiefactuur gehaald worden aangezien ook de bestaande subsidies voor een gasaansluiting bij een nieuwbouw worden stopgezet.

***

Graag had ik u hieromtrent de volgende vragen gesteld.

  1. Wat is het aandeel van de Brusselse component in de energiefactuur (naast de energieprijs en de federale component), zowel in absolute cijfers (euro’s) als procentueel?

  2. Welke gewestelijke heffingen zijn op heden geïncorporeerd in de Brusselse energiefactuur? Welke precieze kostenposten (met name welke subsidies, premies, etc.) zijn hierin inbegrepen? Gelieve elke kostenpost met de exacte bedragen in euro’s te specificeren.

  3. Overweegt deze regering om, zoals in Vlaanderen, een aantal openbare dienstverplichtingen zelf te financieren of om bepaalde (ongewenste) subsidies stop te zetten?

  4. Zullen ook Brusselse gezinnen vanaf 2022 een energiekorting ontvangen van de regering? Of rekent deze regering louter op de federale investeringen in vooral de sociale tarieven (die van toepassing zijn op een beperkte doelgroep)?


 

 

 

 
 
Antwoord   

1)

 

De Brusselse ordonnanties voorzien in een tarifaire toeslag op de levering van gas en een tarifaire toeslag op de levering van elektriciteit. Deze twee heffingen zijn geregeld bij artikel 20septies van de ordonnantie van 1 april 2004 betreffende de organisatie van de gasmarkt en artikel 26 van de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, ook “gasheffing” en “elektriciteitsheffing” of “gewestelijke meerkosten” genoemd. 

Voor een mediane huishoudelijke afnemer (die ongeveer 13.000 kWh gas en 2.000 kWh elektriciteit per jaar verbruikt) zijn deze "gasheffing" en "elektriciteitsheffing" respectievelijk goed voor 1,5% van de gasrekening en 3% van de elektriciteitsrekening. Deze twee toeslagen hangen respectievelijk af van het debiet van de gasmeter en van de capaciteit van de elektriciteitsaansluiting: de bedragen ervan variëren dus niet naargelang het verbruik van de klant. Dat betekent dat het percentage van de gewestelijke meerkosten hoger of lager ligt, afhankelijk van het jaarverbruik van de klant. Ten slotte zij erop gewezen dat deze meerkosten in feite worden gedragen door de energieleveranciers, die ze op contractuele basis doorrekenen aan hun klanten. In 2020 bedraagt de gewestelijke bijdrage voor een mediane elektriciteitsafnemer (met een elektrische aansluiting met een vermogen van 9,6 kVA) 16 euro per jaar voor een "totale" jaarlijkse factuur, d.w.z. met inbegrip van alle onderdelen, die wordt geraamd op 531 euro (dit bedrag varieert uiteraard naargelang de prijs waartegen de afnemer zijn energie aan zijn leverancier betaalt). In 2020 betaalt diezelfde mediane klant ongeveer 10 euro per jaar voor de gewestelijke gasbijdrage voor een totale jaarfactuur van 654 euro. De inkomsten uit deze meerkosten voeden het Fonds voor Energiebeleid en het Fonds voor de Energiebegeleiding, die het gewestelijk beleid inzake rationeel energiegebruik (voornamelijk de energiepremies), de werking van de regulator Brugel en de energieopdrachten van de OCMW's financieren.

 

U kunt de samenstelling van de gas- en elektriciteitsfactuur van de mediane Brusselse verbruiker zien in de twee onderstaande grafieken:

 

image

 

image

(Bron: Brugel, Jaarverslag 2020 - Rechten van de huishoudelijke afnemers en werking van de gas- en elektriciteitsmarkten: p.21-22, online beschikbaar op de website van de regulator) 

 


 Deze verdeling schommelt naargelang de evolutie van het onderdeel "Energie" van de rekening. Gelet op de aanzienlijke stijging van dit onderdeel in de tweede helft van 2021, raamt de CREG dit deel op 48% voor de elektriciteitsfactuur van een huishouden in november 2021 en op 69% voor de gasfactuur van een huishouden in november 2021.

2) 

Deze tarifaire toeslagen op de levering van gas en elektriciteit zijn de enige heffingen die het gewest toepast op elektriciteit en gas. Sommige gewestelijke beleidsmaatregelen op vlak van energie hebben echter gevolgen voor de energiefactuur van huishoudelijke afnemers, zonder dat daarop heffingen worden toegepast.

In de eerste plaats worden bepaalde openbaredienstopdrachten, die in de ordonnanties aan de elektriciteits- en gasdistributienetwerkbeheerders toevertrouwd worden, gefinancierd door middel van tarieven: met andere woorden, de kosten van deze opdrachten worden gedekt door een specifieke post in het distributietarief dat aan elke eindafnemer wordt aangerekend. Deze opdrachten worden omschreven in artikels 18 en 18bis van de gasordonnantie en artikels 24 en 24bis van de elektriciteitsordonnantie. Zij hebben hoofdzakelijk betrekking op de financiering van de openbare verlichting van gemeentelijke wegen, de levering in de winter en de noodlevering, de plaatsing van vermogensbegrenzers en de preventie op vlak van gasveiligheid. Het geraamde budget voor deze opdrachten bedroeg ongeveer 40 miljoen euro in 2021, waarvan 80% bestemd is voor openbare verlichting.

In 2020 bedroeg het geïnde tarief voor de dekking van de kosten voor de uitvoering van de openbaredienstverplichtingen en -opdrachten door de DNB 1,137 €c/kWh voor elektriciteit en 0,028 €c/kWh voor gas, d.w.z. ongeveer 22 euro per jaar voor elektriciteit en 3,7 euro per jaar voor gas voor een mediane afnemer. Deze bedragen zijn opgenomen in de distributietarieven, waarvan u de details kunt zien op de website van Brugel (zie met name beslissingen 175 en 149). 

Sommige openbaredienstopdrachten worden gefinancierd met gewestelijke subsidies: het gaat om de opdrachten Solarclick en NRClick, alsook om de opdrachten inzake begeleiding van overheden wat betreft de infrastructuur voor het opladen van voertuigen op alternatieve brandstoffen.

 

Leveranciers rekenen ook op contractuele basis de kosten van hun verplichting om jaarlijks groenestroomcertificaten in te leveren, de zogenaamde “verplichting tot quotuminlevering”, door aan hun afnemers onder de naam "groenestroombijdrage". Het beginsel van de verplichting voor elektriciteitsleveranciers met betrekking tot de quota van groenestroomcertificaten is vastgelegd in artikel 28 van de elektriciteitsordonnantie. Deze "bijdrage" heeft alleen betrekking op elektriciteit en niet op gas. In 2020 komt dit voor een mediane klant neer op ongeveer 20 euro per jaar.


 Dit bedrag is opgenomen in het deel “energie” van de elektriciteitsrekening.

3) 

Zoals vermeld in het antwoord op de vorige vraag, worden bepaalde openbaredienstopdrachten gefinancierd met een gewestelijke subsidie. Het gaat om de opdrachten waarmee de distributienetwerkbeheerder een ondersteunende dienst verleent aan de gemeentelijke en gewestelijke overheden.

4) 

Het energieprijsbeleid (met uitzondering van de distributietarieven) en de consumentenbescherming vallen onder de federale bevoegdheden. Een maatregel die erin zou bestaan om een voordeel toe te kennen op de energieprijs valt dus onder de bevoegdheid van de federale overheid en niet onder die van de Brusselse regering.

Bovendien zullen de Brusselse OCMW's in 2022 een bijkomende steun van 20 miljoen euro ontvangen om de maatschappelijke gevolgen van de COVID-19-crisis en de stijging van de energieprijzen op te vangen. Daarvan zal 10 miljoen euro bestemd zijn voor aanvullende sociale steun en voor de versterking van de diensten schuldbemiddeling, energie en andere diensten binnen de OCMW's. De andere 10 miljoen euro zal specifiek besteed worden aan projecten rond de strijd tegen de non-take-up van rechten en aan andere thema’s zoals onder andere gezondheid, de strijd tegen kinder- en jeugdarmoede, de digitale kloof of de stedelijke veerkracht.