Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende het systeem van de groenestroomcertificaten in Brussel

Indiener(s)
Cieltje Van Achter
aan
Alain Maron, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie (Vragen nr 1025)

 
Datum ontvangst: 19/01/2022 Datum publicatie: 02/03/2022
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 21/22 Datum antwoord: 02/03/2022
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
21/01/2022 Ontvankelijk Uitgebreid Bureau van het Parlement
 
Vraag   

Op de website van Brugel wordt het systeem van de groenestroomcertificaten (hierna: GSC) toegelicht. Het gaat in feite om een gelijkaardig systeem als het Vlaamse certificatenmechanisme. Het GSC-systeem is een ondersteuningssysteem voor de productie van groene stroom, geregeld via het besluit van de regering van 17 december 2015 betreffende de promotie van groene elektriciteit. Producenten  van groene stroom hebben daarbij recht  op  GSC  voor  hun  productie, terwijl elektriciteitsleveranciers  verplicht  zijn om jaarlijks  een  bepaald  aantal  GSC in te leveren bij Brugel (de zogenaamde quotumverplichting). Het quotum voor leveranciers bedraagt 10% in 2020, 10,8% voor 2021, 11,5% voor 2022, 12,3% voor 2023, 13,1% voor 2024?en 14% voor 2025. Dit betekent dus dat als leverancier X in 2020 8.000 MWh geleverd heeft aan diens klanten, deze leverancier aan Brugel 800 GSC moet overmaken.   

Om  aan  hun  verplichtingen  te voldoen, kopen leveranciers GSC aan bij de Brusselse groenestroomproducenten. Het aanbod van GSC en de vraag ontmoeten elkaar dus op de markt en leiden tot een marktprijs. In geval van gedeeltelijke of volledige niet-nakoming van de quotumverplichting wordt een administratieve boete van €100 per ontbrekend certificaat opgelegd. Aangezien de aankoop van GSC een bijkomende financiële last betekent voor de leveranciers, verhalen zij de kosten van hun wettelijke verplichting op al hun eindklanten. Deze kosten worden op de facturen van hun klanten vermeld onder ‘groenestroombijdrage’. Op die manier betalen alle verbruikers deze bijdrage aan hun elektriciteitsleverancier, ongeacht of ze al dan niet zelf groene stroom produceren.

***

Graag had ik u de volgende vragen gesteld.

  1. Hoeveel installaties voor de productie van hernieuwbare energie werden er in de periode 2018-2021 jaarlijks in werking gesteld in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest? Hoeveel Mwh elektriciteit werd er jaarlijks in deze installaties geproduceerd? Gelieve te specificeren per energiebron.

  2. Hoeveel GSC werden er in de periode 2018-2021 toegekend aan de verbrandingsoven in Neder-over-Heembeek? Wat is de impact hiervan op de werking van de GSC-markt in Brussel?

  3. In het regeerakkoord wordt bepaald dat de toekenning van GSC aan de verbrandingsoven in Neder-over-Heembeek zal worden afgeschaft. Wat is de stand van zaken en de timing van dit dossier?

  4. Aangezien het quotum en dus ook het aantal in te leveren GSC jaarlijks stijgt, zal logischerwijze ook de groenestroombijdrage die wordt doorgerekend aan de consumenten stijgen. Wat is de impact hiervan op de energieprijs voor een gemiddeld gezin (wetende dat de kostprijs van het certificatensysteem stijgt van 52,6 miljoen euro in 2020 tot 73,5 miljoen euro in 2025)?

  5. Welke maatregelen zal u doorvoeren om deze doorrekening van de kostprijs van GSC via de energiefactuur te verlagen?

 

 

 
 
Antwoord   

1)

Volgens de door Brugel verstrekte gegevens is het aantal in gebruik zijnde en gecertificeerde installaties voor de productie van hernieuwbare energie voor de jaren 2018 tot en met 2021 als volgt:

 

Fotovoltaïsche installaties:

2018: + 671 = 4.505
2019: + 2.401 - 10 = 6.896
2020: + 3.859 - 1 = 10.754 
2021: + 1.284 - 1 = 12.037

 

Windturbines:

2018: + 0 = 1

2019: + 0 = 1

2020: + 1 = 2

2021: + 0 = 2

 

Hier volgt de eraan gekoppelde elektriciteitsproductie, met tussen haakjes het aandeel van de installaties die tussen 2018 en 2021 in dienst zijn genomen (de gegevens zijn uitsluitend afkomstig van gecertificeerde installaties die in aanmerking komen voor GSC’s en hun productie-index hebben meegedeeld aan Sibelga):

 

Fotovoltaïsche zonnepanelen:

2018: 64 GWh (6%)

2019: 89 GWh (35%)

2020: 132 GWh (57%)

2021: 152 GWh (69%)

 

Windenergie:

2018: 0,3 MWh (0%)

2019: 0,2 MWh (0%)

2020: 0,3 MWh (0%)

2021: 3,5 MWh (97%)

2)

Hieronder vindt u de door Brugel meegedeelde gegevens: de subsidiabiliteitsperiode voor de verbrandingsoven loopt van 01/02/2016 tot 01/02/2026.

 

Het aantal groenestroomcertificaten (GSC) dat in de periode 2018-2021 aan de verbrandingsoven is toegekend, is als volgt (tussen haakjes het totale aantal GSC’s dat in dezelfde periode is toegekend, alle technologieën samen):

 

·         2018: 120.952 (476.085)

·         2019: 119.559 (516.350)

·         2020: 89.222 (694.689)

·         2021: 99.157 (758.744)

 

De verbrandingsoven vertegenwoordigt dus 17% van de 2.445.867 GSC’s die in deze periode zijn toegekend.

 

Gelijktijdig met het begin van de toekenning van GSC’s aan de turbine die aan de verbrandingsoven van Neder-Over-Heembeek is gekoppeld, is de quotuminlevering vanaf 2016 aangepast om rekening te houden met deze installatie, maar ook met andere fenomenen die zich op de markt van de GSC’s hebben voorgedaan, met name de geleidelijke opbouw van een voorraad (GSC’s blijven 5 jaar geldig).

 

Op voorstel van Brugel (zie advies van 3/8/2015) heeft de regering die quotuminlevering verhoogd. De gemiddelde extra kosten kunnen worden geraamd op ongeveer 2,22 euro/MWh/jaar.

3)

Overeenkomstig het regeringsbesluit van 17 december 2015 betreffende de promotie van groene elektriciteit kan de verbrandingsoven GSC’s ontvangen voor een periode van 10 jaar. De toekenning van GSC’s aan de verbrandingsoven op basis van de installaties als zodanig zal dus in ieder geval eindigen op 1/02/2026.

4)

Leveranciers berekenen de kosten van hun wettelijke verplichting om quota in te leveren inderdaad door aan al hun eindafnemers.

 

In ieder geval wordt de maximale kostprijs van het systeem vastgesteld door het totale aantal GSC’s dat de leveranciers moeten inleveren om aan hun quotumverplichting te voldoen, te vermenigvuldigen met de maximale kostprijs per GSC. Uitgaande van een maximale kostprijs die gelijk is aan de prijs van de boete van 100 euro, is de maximale kostprijs van het systeem voor de consument, uitgedrukt in € per opgenomen MWh, gelijk aan het product van het quotum en de boete.

 

Volgens de gegevens van Brugel zou de kost van het systeem (€/jaar), voor een mediane verbruiker in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die 2.036 kWh verbruikt, als volgt zijn:

 

€/jaar

2021

2022

2023

2024

2025

2,036 MWh

22,0

29,9

35,0

38,3

40,9

 

In deze cijfers is rekening gehouden met de goedkeuring op 23 december 2021 van een besluit tot wijziging van het besluit van 29 november 2012 tot

 vastlegging van de quota van groenestroomcertificaten voor het jaar 2013 en volgende, waarbij de quotuminlevering naar boven is bijgesteld.

5)

Het ondersteuningssysteem voor het GSC wordt opnieuw geëvalueerd en is het voorwerp van voorstellen van Brugel (gebaseerd op de actualisering van de verschillende parameters). De regering heeft die laatste voorstellen gevolgd.