Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de niet-toepasselijkheid van verjaring van stedenbouwkundige overtredingen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Indiener(s)
Gaëtan Van Goidsenhoven
aan
Pascal Smet, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bevoegd voor Stedenbouw en Erfgoed, Europese en Internationale Betrekkingen, Buitenlandse Handel en Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp (Vragen nr 578)

 
Datum ontvangst: 21/01/2022 Datum publicatie: 10/03/2022
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 21/22 Datum antwoord: 08/03/2022
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
01/02/2022 Ontvankelijk Uitgebreid Bureau van het Parlement
 
Vraag   

In het Belgisch recht is er in het algemeen een verjaringstermijn van toepassing op strafbare feiten. Een opmerkelijke uitzondering betreft echter de stedenbouwkundige overtredingen. Zo hebben het Waals en het Vlaams Gewest de niet-toepasselijkheid van verjaring van de stedenbouwkundige overtredingen op hun grondgebied afgeschaft en hebben zij elk een specifieke termijn ingevoerd, terwijl het Brussels Gewest het huidige systeem behoudt.

In dat verband wens ik u de volgende vragen te stellen:

  1. Wat zijn de verschillende redenen om de niet-toepasselijkheid van verjaring van de stedenbouwkundige overtredingen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest te behouden?

  2. Is er, sinds het begin van uw ambtstermijn, binnen de regering, binnen Urban en/of uw kabinet een reflectie gehouden over deze kwestie?

  3. Hoeveel procedures werden sinds het begin van uw ambtstermijn ingeleid in verband met een vermeende stedenbouwkundige overtreding? Kunt u uw antwoord per jaar uitsplitsen voor de jaren 2019, 2020 en 2021? Kunt u uw antwoord tevens uitsplitsen naargelang het voorwerp van de vermeende overtredingen?

  4. Hoeveel van die procedures hebben voor elk jaar geleid tot de daadwerkelijke vaststelling van een stedenbouwkundige overtreding?

  5. Kunt u voor dezelfde ingeleide procedures een uitsplitsing verstrekken volgens de termijn tussen het tijdstip van de overtreding en de aanleg van het dossier betreffende de vermeende overtreding (5 jaar, 10 jaar, 20 jaar, 30 jaar, 40 jaar enz.)?

  6. Hoeveel dossiers betreffende stedenbouwkundige overtredingen inzake ruimtelijke ordening werden in de afgelopen jaren aangelegd wegens een vermeende onregelmatige aanleg van de inspringstroken voor de huizen?

  7. Kunt u voor de dossiers die aangelegd werden wegens een vermeende onregelmatige aanleg van de inspringzones voor de huizen, een uitsplitsing geven volgens de termijn tussen de overtreding in kwestie en de aanleg van het dossier betreffende de vermeende overtreding (20 jaar, 30 jaar, 40 jaar enz.)?

 

 

 

 
 
Antwoord    1/
In Belgisch recht start de verjaringstermijn in principe op de dag waarop de overtreding is gebeurd. Aangezien stedenbouwkundige overtredingen over het algemeen een voortdurend karakter hebben, begint de verjaring echter pas te lopen vanaf de dag waarop de inbreuk ten einde is.

Hoewel art. 21 van de Voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering verschillende keren hervormd werd, wordt het verval van strafvordering wel degelijk op die manier geregeld, behalve wanneer de wet andere uitzonderingen voorziet.


Sinds de laatste hervorming van het BWRO en in tegenstelling tot wat u aangeeft, bestaat er in het BHG een dergelijke uitzondering en dus een verjaring van de stedenbouwkundige overtredingen. Zo werd tijdens de laatste hervorming van het BWRO art. 300, 2°/1 ingevoegd, dat een verjaringstermijn van tien jaar voorziet na de datum van ontvangst door de betrokkene van het proces-verbaal dat jegens hem is opgesteld met toepassing van artikel 300/1.

2/
In het kader van de evaluatie van de hervorming van het BWRO, voorzien in 2022, kunnen denkoefeningen plaatsvinden over dat thema.




3/4/
In 2019 werden 289 nieuwe vaststellingen geregistreerd. De situatie na die vaststellingen is vandaag als volgt:

- er werd van geen enkele strafrechtelijke vervolging kennisgegeven aan de gemachtigde ambtenaar;
- 26 blijven in aanvullend onderzoek bij het Parket;
- er werden 249 administratieve sanctieprocedures opgestart, al dan niet na een aanvullend onderzoek.

In 2020 werden 263 nieuwe vaststellingen geregistreerd. De situatie na die vaststellingen is vandaag als volgt:

- er werd kennisgegeven van één strafrechtelijke vervolging aan de gemachtigde ambtenaar,
- 17 blijven in aanvullend onderzoek bij het Parket;
- er werden 211 administratieve sanctieprocedures opgestart, al dan niet na een aanvullend onderzoek.

In 2021 werden 341 nieuwe vaststellingen geregistreerd. De situatie na die vaststellingen is vandaag als volgt:

- er werd kennisgegeven van twee strafrechtelijke vervolgingen aan de gemachtigde ambtenaar;
- 25 blijven in aanvullend onderzoek bij het Parket;
- er werden 81 administratieve sanctieprocedures opgestart, al dan niet na een aanvullend onderzoek.

Het is onmogelijk om ze per “onderwerp” te rangschikken op basis van de hulpmiddelen waar Urban over beschikt en overwegende dat:
- art. 300 van het BWRO 18 punten met stedenbouwkundige inbreuken opsomt;
- verschillende van die 18 punten op één enkel feit kunnen worden toegepast;
- de meeste vaststellingen betrekking hebben op meerdere stedenbouwkundige overtredingen.

Als voorbeeld: een beklaagde is niet noodzakelijk de dader van een stedenbouwkundige overtreding. Daaruit volgt dat de inrichting en/of handhaving van een onrechtmatige woning op de kelderverdieping onder de artikelen 300, 1° en 2° of onder art. 2°/1 kan vallen. Desgevallend, als deze inrichting niet strookt met een aan diezelfde beklaagde afgeleverde vergunning die bijvoorbeeld de plaatsing van een fietsenberging op die plaats oplegde, zal de inbreuk ook op grond van art. 300, 3° of op basis van niet-naleving van een van de artikelen van de GSV worden vastgesteld.

5/
- Voor diezelfde aangegane procedures kan Urban onmogelijk deze vraag beantwoorden als gevolg van technische beperkingen van de hulpmiddelen waar het momenteel over beschikt. Het huidige digitaliseringsproces bij Urban moet een dergelijk gegegevensgebrek verhelpen.

6/
- In de tabel met de beschrijving van de voornaamste inbreuken van de processen-verbaal (130.243 metagegevens over 2.694 regels en in 91 kolommen), komt het onderwerp “inrichting van de achteruitbouwstrook, en/of van het binnenplaats- en tuingebied” 154 keer voor.

7/
Door de technische beperkingen van de hulpmiddelen waar het momenteel over beschikt, kan Urban onmogelijk antwoorden op de vraag over de indeling in functie van de termijn tussen het moment waarop de overtreding zich heeft voorgedaan en de opening van het dossier van de vermoedelijke overtreding. Het huidige digitaliseringsproces bij Urban moet een dergelijk gegevensgebrek verhelpen.