Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende het kadaster van de Third Places

Indiener(s)
Matteo Segers
aan
Rudi Vervoort, Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke regering, belast met Territoriale Ontwikkeling en Stadsvernieuwing, Toerisme, de Promotie van het Imago van Brussel en Biculturele Zaken van gewestelijk Belang (Vragen nr 819)

 
Datum ontvangst: 26/04/2022 Datum publicatie: 08/06/2022
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 21/22 Datum antwoord: 31/05/2022
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
06/05/2022 Ontvankelijk Uitgebreid Bureau van het Parlement
 
Vraag   

De term "Third Places" is belangrijk en wordt steeds meer gebruikt op gewestelijk, economisch, cultureel, toeristisch en maatschappelijk gebied. Vele ruimten op onze grondgebieden maken aanspraak op deze benaming of hebben er belangstelling voor. "Third Places" is een term die vele ladingen dekt: er bestaan veel verschillende soorten Third Places, waar uiteenlopende activiteiten plaatshebben en verschillende doelgroepen samenkomen. Maar wat ze allemaal gemeen hebben is dat ze diep verankerd zijn in het grondgebied, ertoe strekken de stad  te heruitvinden en creatief werk benaderen in een geest van solidariteit en transitie. In dat opzicht zijn ze vandaag van essentieel belang voor het creatieve en artistieke leven in ons Gewest.

Heeft uw administratie al een reflectie gehouden over de Third Places in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest? Heeft u al nagedacht over een definitie? Bent u van plan een kadaster van de Third Places op te stellen? Op welke maatschappelijke gebieden zijn er volgens u Third Places?  Hebt u al bepaald welke in het Brussels Gewest gesubsidieerde operatoren aanspraak mogen maken op de benaming “Third Place”? Zo ja, welke?

 

 

 
 
Antwoord    Ik heb de eer u het volgende antwoord mee te delen:

Oorspronkelijk is de ‘derde plaats’ een begrip dat op het einde van de jaren’ 80 ontwikkeld werd in de Amerikaanse stedelijke sociologie (R. Oldenburg: The great good place). Het gaat om een ruimte tussen de sociale omgevingen thuis enerzijds en de werkplek anderzijds. Deze biedt plaats voor een vrij en vrijwillig gemeenschappelijk gebruik (van instrumenten, competenties enz.) als voedingsbodem voor het experiment en sociale vernieuwingen.

In de literatuur bestaan meerdere omschrijvingen van het begrip. Enerzijds vindt men definities die het begrip beperken tot ruimten die contactbevorderend werken voor beroepsmensen en cultureel creatieven in fablabs of in coworking spaces. Anderzijds zijn er ook meer generieke en omvattende beschrijvingen van ongeprivatiseerde plaatsen waar ontmoetingen en uitwisseling mogelijk zijn zonder dat deze nader worden omschreven.

In zijn publicatie ABOUT.brussels #01 uit 2020 over coworking spaces in het Brussels Gewest omschrijft Perspective deze derde plaatsen als « 
plaatsen waar wordt samengewerkt en die noch de woonplaats (“first place”), noch de traditionele werkplaats (“second place”) zijn. De contacten die er worden gelegd, stimuleren kennisuitwisseling, experiment en innovatie. » Deze definitie omvat ook bedrijfsincubatoren, fablabs en bepaalde « study spaces » en hybride vormen van coworking spaces. De moeilijk nauwkeurig te omschrijven coworking spaces onderscheiden zich evenwel van andere gedeelde werkplekken door hun vermogen om uitwisseling en het delen van kennis te bevorderen.

Andere analyses die Perspective heeft uitgevoerd over bibliotheken (ABOUT.brussels #04) en study spaces (ABOUT.brussels #05) geven aan dat bepaalde omschrijvingen en onderzoeken over het begrip ‘derde plaats’ eveneens in dit soort ruimten kunnen voorzien.

Het derde-plaatsbegrip blijkt dus bijzonder rekbaar te zijn. En ook al verschijnen regelmatig verwijzingen naar dit begrip, is dat de reden waarom Perspective er geen specifiek gebruik van maakt in zijn methodologieën, zelfs niet bij de bouw van indicatoren.

Maar dat betekent niet dat er geen ruimten die als derde plaatsen bestempeld kunnen worden aanwezig zijn in het Gewest of zelfs door het Gewest gehanteerd en ontwikkeld worden. Zo ontwikkelt Citydev bijvoorbeeld coworking spaces, incubatoren en fablabs in de context van meerdere projecten. Bepaalde plaatsen met een tijdelijk gebruik kunnen zelfs als derde plaatsen worden aanzien. In dat kader brengt het Loket voor Tijdelijke Gebruiksbestemmingen momenteel de tijdelijke projecten in kaart die actief zijn op het grondgebied.

Tot besluit kan ik daarom stellen dat het Gewest wel degelijk de theoretische en analytische meerwaarde van het derde-plaatsbegrip erkent, maar niet over een specifieke strategie voor derde plaatsen beschikt, omdat het moeilijk is de precieze contouren ervan te bepalen.