Voorzitterschap: de heer Guy Vanhengel, voorzitter.

Vraag om uitleg van de heer Mathias Vanden Borre

aan de heer Rudi Vervoort, minister-president van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Territoriale Ontwikkeling en Stadsvernieuwing, Toerisme, de Promotie van het Imago van Brussel en Biculturele Zaken van Gewestelijk Belang,

betreffende "het gewestelijk beheer van natuurrampen".

De heer Mathias Vanden Borre (N-VA).- Ik heb mijn interpellatie in augustus ingediend. Het is goed nieuws dat ze nu aan bod komt. Ik hoop dat de gevolgen van de natuurramp in Wallonië in de mate van het mogelijke overwonnen zijn, maar de berichten in de media blijven bijzonder verontrustend.

De rampenbestrijding in ons land verloopt volgens het subsidiariteitsbeginsel. Speelt de crisissituatie zich af binnen een gemeente, dan coördineert de burgemeester de hulpverlening. Zijn meerdere gemeenten betrokken, dan ligt de coördinatie bij de gouverneur. Als de ramp de provinciegrenzen overstijgt, dan moet de federale minister van Binnenlandse Zaken optreden.

Daags na de watersnood, op 15 juli, trok de federale overheid de coördinatie van de noodhulp naar zich toe. Na amper elf dagen werd, na grote druk vanuit Luik en het Waals Gewest, het crisisbeheer al naar de provincies overgeheveld.

De aanpak van de provinciegouverneur bleek ondermaats te zijn. Omdat hij er niet in slaagde een slagkrachtige crisiscel te organiseren, besliste de Waalse overheid een Commissariaat voor de Heropbouw op te richten.

Dat commissariaat moest zich in eerste instantie toeleggen op de heropbouw van de getroffen gebieden en op de coördinatie van de hulpverlening. De focus lag echter vooral op de heropbouw en daardoor werden de honderden mensen die hun woning waren verloren, enigszins uit het oog verloren. Zij moeten het nog steeds stellen zonder huisvesting en andere levensnoodzakelijke voorzieningen. Daarom besliste de federale overheid een ondersteuningsteam naar het commissariaat te sturen.

De fouten op het vlak van het Waalse crisisbeheer maken ons ervan bewust dat die jammer genoeg ook in het Brussels Gewest gemaakt kunnen worden. Het gewestelijke beleid inzake crisisbeheer en snelle rampenbestrijding lijkt op het eerste gezicht ook in Brussel versnipperd en onduidelijk.

Zo is de hoge ambtenaar van Brussel-Hoofdstad volgens de bijzondere wet bevoegd voor de civiele veiligheid en de voorbereiding van plannen betreffende noodsituaties. Naargelang het geval moet de hoge ambtenaar die opdrachten vervullen onder het gezag van de federale minister van Binnenlandse Zaken of onder dat van de Brusselse regering.

Daarnaast is er Brussel Preventie & Veiligheid, waarvan de directeur-generaal, in samenwerking met het Nationaal Crisiscentrum, het gewest op rampen moet voorbereiden. Binnen Brussel Preventie & Veiligheid is er dan nog het gewestelijke crisiscentrum, dat tijdens evenementen en in nood- en crisissituaties wordt ingeschakeld.

Voor grootschalige evenementen werkt dat crisiscentrum vaak met een eengemaakt commando, doorgaans onder leiding van de politiezone Brussel-Hoofdstad / Elsene. Het is me echter niet duidelijk of dat ook het geval is bij nood- en crisissituaties.

Het Globaal Veiligheids- en Preventieplan bevat enkele maatregelen voor het geval waarin het gewest geconfronteerd wordt met de gevolgen van nood- en crisissituaties, zoals natuurrampen.

De Brusselse preventie- en veiligheidsstructuren en hun partners ontwikkelen acties en projecten om:

- goede praktijken te bevorderen om de veerkracht van de bevolking bij noodsituaties te versterken;

- goede praktijken te bevorderen op het vlak van renovatie en inrichting van de infrastructuur om de stedelijke veerkracht ten aanzien van opkomende dreigingen te verhogen;

- preventiecampagnes te organiseren over wat burgers in een crisis- en noodsituatie moeten doen;

- de Brusselse veiligheidsketen te consolideren in samenwerking met de sectoren van de noodplanning en het crisisbeheer;

- de begeleiding van de betrokkenen te verbeteren.

Bij de zesde staatshervorming werd de tussenkomst van de overheid bij natuurrampen overgeheveld naar de gewesten. De regering heeft die bevoegdheid toevertrouwd aan Brussel Plaatselijke Besturen, omdat het ambt van gouverneur in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is afgeschaft en de hoge ambtenaar niet bevoegd is voor rampen.

Ook het budget voor het rampenfonds van het Brussels Gewest roept vragen op. Volgens de initiële begroting 2021 wordt dat fonds gestijfd met een budget van 145.000 euro. Dat is heel weinig in vergelijking met het Vlaamse fonds, dat functioneert met een budget van 190 miljoen euro, waarvan 100 miljoen euro voor natuurrampen is voorbehouden. Tijdens de begrotingscontrole heb ik gemerkt dat de middelen nauwelijks zijn aangepast.

Wie coördineert de verschillende hulpdiensten op het terrein bij een natuurramp? Is er een commandostructuur? Welke protocollen zijn van kracht?

Hoe zit het met de bevoegdheidsverdeling tussen de minister-president, de hoge ambtenaar en de federale overheid? Op basis van welke analyses is die bevoegdheidsverdeling tot stand gekomen?

Hoe staat het met de maatregelen uit het Globaal Veiligheids- en Preventieplan ?

Volstaat het huidige budget van het rampenfonds voor natuurrampen? Zijn er buffers aangelegd?

(verder in het Nederlands)

Het bedrag dat in de initiële begroting voor 2021 uitgetrokken is, en dat trouwens jaarlijks wordt hernomen, is inderdaad beperkt tot 145.000 euro, omdat dergelijke gebeurtenissen gelukkig heel zeldzaam zijn in het Brussels Gewest. Uit federale statistieken blijkt dat slechts 1% van de erkende rampen in dit land in de afgelopen 25 jaar betrekking had op het Brussels Gewest. Het Brussels Parlement heeft bij de opmaak van de begroting 2015 in de gewestbegroting vier specifieke begrotingsallocaties gecreëerd om particulieren, privébedrijven en lokale overheden te vergoeden en expertisekosten te dekken. Een rampenfonds was voor het Brussels Gewest niet relevant.

Wat betreft de overvloedige regenval van 4 juni 2021 zal het exacte bedrag van de gewestelijke tegemoetkoming eind 2021 bekend zijn. De slachtoffers beschikken immers over een termijn van drie maanden na de maand waarin het besluit tot erkenning van de natuurramp in het Belgisch Staatsblad werd bekendgemaakt, om hun dossier bij het gewest in te dienen. Dat wil zeggen dat het tegen 30 november ingediend moet zijn.

Momenteel hebben de diensten van het Brussels Gewest slechts één dossier ontvangen waarin een privépersoon een tegemoetkoming aanvraagt. Uit onderzoek van Brussel Plaatselijke Besturen is gebleken dat het dossier in zijn huidige vorm onontvankelijk is. Mochten de oorspronkelijk vastgelegde kredieten niet volstaan om de aan het gewest gevraagde steun te dekken, dan treedt het interministeriële solidariteitsmechanisme in werking.

Het crisisbeheer en de coördinatieprocedures om burgers in noodsituaties geschikte en doeltreffende operationele hulp te bieden, vallen hoofdzakelijk onder de bevoegdheid van de hoge ambtenaar van Brussel-Hoofdstad . Zij heeft me de volgende antwoorden op uw vragen gegeven.

Voor de coördinatie tussen de hulpdiensten in geval van een natuurramp gelden de bepalingen van het koninklijk besluit van 22 mei 2019 betreffende de noodplanning en het beheer van noodsituaties op gemeentelijk en provinciaal niveau. Diezelfde tekst regelt ook de rol van de burgemeesters en provinciegouverneurs in geval van crisisgebeurtenissen en -situaties die coördinatie of beheer op nationaal niveau vergen.

In het koninklijk besluit wordt bepaald voor welke noodsituaties een operationele coördinatie vereist is binnen een structuur die als CP-Ops (Commandopost Operaties) wordt aangeduid. De hoogste officier van de hulpverleningszone op wiens grondgebied de interventie plaatsvindt - in Brussel is dat de brandweerdienst - en die aanwezig is op de plaats van de interventie, wordt belast met de operationele coördinatie tot een directeur van de CP-Ops wordt aangesteld.

De belangrijkste opdrachten van die directeur zijn het opzetten en leiden van de CP-Ops, de coördinatie van de multidisciplinaire interventie en de organisatie van het interventiegebied. Het gaat met name om volgende taken:

- het multidisciplinaire overleg tussen de directeurs van de betrokken disciplines en de andere leden van de CP-Ops bevorderen;

- de werkzaamheden van de CP-Ops organiseren, de continuïteit ervan waarborgen en bepalen wie er toegang toe heeft;

- regelmatig informatie verstrekken over de noodsituatie, samen met de meer gedetailleerde situatierapporten aan de bevoegde autoriteiten en de noodcentrale 112, onder meer via het nationale veiligheidsportaal;

- als de operationele coördinatie gepaard gaat met een strategische coördinatie, het bevoegde beleidsniveau adviseren en de beslissingen uitvoeren of doen uitvoeren;

- de locaties van de interventie organiseren en zorgen voor een goede visuele weergave op een kaart, met name via het nationale veiligheidsportaal;

- de bevoegde noodcentrale 112 gebruiken als belangrijkste communicatiemiddel om de bevoegde instanties te alarmeren, naar de plaats van de noodsituatie te sturen en de centrale van hun aankomst te verwittigen;

- de risico's beoordelen die verbonden zijn aan de inzet van personeel bij de reddingsoperatie en gepaste maatregelen ter bescherming van het personeel voorstellen, zo nodig op basis van de aanbevelingen van een speciaal daartoe aangestelde adviseur;

- een logboek bijhouden.

Voor de uitvoering van die opdrachten wordt de directeur CP-Ops bijgestaan door een operationele commandopost die is samengesteld uit de operationele directeurs van elke betrokken instantie: de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, de politie, de civiele bescherming, defensie en de openbare vervoersmaatschappijen. Hij neemt zijn beslissingen in overleg met die operationele directeurs en kan ook andere personen, onder wie deskundigen of instanties die nodig zijn voor de operationele coördinatie, oproepen voor de vergaderingen van de CP-Ops.

De directeur van de CP-Ops kan ook om de aanwezigheid van een vertegenwoordiger van het bevoegde beleidsniveau bij de CP-Ops verzoeken (bijvoorbeeld de burgemeester op gemeentelijk niveau). Indien er een strategisch beheer wordt georganiseerd in het kader van de afkondiging van een fase van gemeentelijk of provinciaal crisisbeheer, blijft de directeur van de CP-Ops het bevoegde beleidsniveau regelmatig raadplegen via de meest aangewezen kanalen.

De verdeling van de bevoegdheden inzake crisisbeheer tussen de minister-president, de hoge ambtenaar van Brussel-Hoofdstad en de federale staat wordt geregeld aan de hand van meerdere regelgevende teksten. In verband met de bevoegdheidsverdeling tussen het federale en provinciale niveau, dat in het laatstgenoemde geval samenvalt met het Brussels Gewest, preciseert het koninklijk besluit van 22 mei het kader, de actoren en het bevoegde beleidsniveau voor het geval dat een provinciale of federale fase in werking treedt.

Dat laatste wordt ook geregeld door het koninklijk besluit van 31 januari 2003 houdende vaststelling van het noodplan voor evenementen in crisissituaties die een coördinatie of een beheer op nationaal niveau vereisen.

In geval van een gijzeling of een terroristische aanslag gelden de specifieke bepalingen van het koninklijk besluit van 18 mei 2020 tot vaststelling van het nationaal noodplan betreffende de aanpak van een terroristische gijzelneming of terroristische aanslag, met onder meer de onmiddellijke inwerkingtreding van een federale crisisfase en het beheer daarvan door de minister van Binnenlandse Zaken.

De bevoegdheidsverdeling tussen de minister-president en de hoge ambtenaar van Brussel-Hoofdstad wordt geregeld door artikel 48, § 3 van de bijzondere wet van 12 januari 1989. De minister-president is bevoegd voor de taken in verband met de openbare orde, de hoge ambtenaar voor de taken die de provinciegouverneurs toegewezen krijgen in verband met civiele veiligheid en de uitwerking van de plannen van noodtoestanden.

Aangezien de nieuwe hoge ambtenaar op 26 juli 2021 in functie is getreden, wordt momenteel een stand van zaken van de werkzaamheden opgemaakt. De prioriteiten die onder de bevoegdheden van de diensten van de hoge ambtenaar vallen, zullen begin 2022 worden vastgelegd in overleg met de veiligheids- en hulpdiensten van het gewest.

Ik veronderstel dat u na deze uitleg over het multidisciplinaire beheer van evenementen, inziet dat het geïntegreerd gewestelijk communicatie- en crisiscentrum, dat zeven dagen per week geactiveerd kan worden, een essentiële troef is.

Wat de uitvoering van de maatregelen uit het Globaal Veiligheids- en Preventieplan betreft, wordt er samen met de partners een jaarlijks uitvoeringsplan opgesteld. Daarnaast ziet de Gewestelijke Veiligheidsraad tijdens zijn vergaderingen toe op de uitvoering van de maatregelen. Krachtens de bijzondere wet is de Gewestelijke Veiligheidsraad immers bevoegd voor het toezicht op dat plan.

De heer Mathias Vanden Borre (N-VA).- De operationele commandopost (CP-Ops) speelt een fundamentele rol in crisissituaties. Wie komt in aanmerking om die aan te sturen en hoe verloopt de aanstelling?

Het is toch opmerkelijk dat u zegt dat er maar één dossier is ingediend. In september werd in een krantenartikel de schade aan gebouwen op 14 miljoen euro geraamd. Er was ook sprake van een akkoord met Assuralia om de schade te vergoeden. Ik meen dat Brussel ook middelen uit een Europees fonds voor slachtoffers van de watersnoodramp heeft ontvangen. Waar gaan die middelen dan naartoe, als het gewest blijkbaar geen schade vergoedt?

In crisissituaties blijkt u heel wat bevoegdheden te hebben en kunt u soms zelfs de rol van de gouverneur overnemen. Drie burgemeesters zeggen nu dat de toestand aan het Noordstation uit de hand loopt en dat de minister van Binnenlandse Zaken moet optreden. Dat komt erop neer dat ze u overslaan, terwijl u eigenlijk in de plaats van de minister van Binnenlandse Zaken een aantal maatregelen zou moeten nemen om de crisis aan te pakken. Hoe reageert u op die vraag van de burgemeesters?

De heer Rudi Vervoort, minister-president.- Ik ben het volledig eens met de drie burgemeesters.

De aanstelling van de directeur van de operationele commandopost hangt af van de omstandigheden van de crisis in kwestie. Dat wordt niet op voorhand vastgelegd.

Brussel Plaatselijke Besturen heeft wel degelijk nog maar één dossier ontvangen.

- Het incident is gesloten.

Toegevoegde vraag om uitleg van de heer Mathias Vanden Borre,

betreffende "het gewestelijke actieplan voor het toezicht op prostitutie".

De heer Mathias Vanden Borre (N-VA).- Zoals u weet, heb ik ook een voorstel ingediend.

We lazen ze al in het Globaal Veiligheids- en Preventieplan (GVPP) 2017-2020 en in het huidige regeerakkoord, en bij de voorstelling van het GVPP 2021-2024 in maart 2021 stelden we dezelfde maatregelen vast met betrekking tot de aanpak van het prostitutieprobleem: de invoering van een intergemeentelijke coördinatie en de harmonisering van de aanpak van prostitutie.

De invoering van een intergemeentelijke coördinatie wordt in het nieuwe GVPP als een onderdeel van het gewestelijk actieplan prostitutie voorgesteld. Dat actieplan zal "naar verwachting" worden uitgewerkt tijdens de periode waarin het GVPP 2021-2024 van kracht is. Vier jaar lijkt me een zeer lange periode voor het uitwerken van een actieplan. Wanneer zal het worden uitgevoerd? Het voornemen dateert al van 2017, maar voor zover ik weet, is er nog niets van gekomen.

In de commissie voor de Gelijke Kansen van 8 juni 2021 verwees staatssecretaris Ben Hamou naar het gewestelijk actieplan prostitutie. Het zou de bedoeling zijn om een gewestelijke actieplan prostitutie op te stellen, dat nauwe samenwerking met de lokale besturen, de politiezones, het parket, de geassocieerde vzw’s enzovoort vergt. De staatssecretaris verklaarde dat er in overleg met de stakeholders aan de uitvoerings- en opvolgingsmodaliteiten wordt gewerkt.

Wat is de stand van zaken van het actieplan? In welke mate is de intergemeentelijke coördinatie tot stand gekomen? In welke mate werden de gemeentelijke maatregelen geharmoniseerd? Welke vzw’s en ngo’s worden bij het gewestelijk actieplan prostitutie betrokken?

Hoeveel middelen trekken het gewest en andere stakeholders voor het actieplan uit? Wat is het totale budget voor de uitvoering van het plan? Hoe vaak hebben de stakeholders het gewestelijk actieplan prostitutie besproken? Ik denk dan in de eerste plaats aan de gemeenten. Welke hindernissen zijn er?

Begin augustus vernamen we in de pers dat de gemeente Sint-Joost-ten-Node opnieuw een bordeel heeft aangekocht. De gemeente betaalde volgens de pers 300.000 euro voor het pand. Voor de aankoop kreeg ze blijkbaar een gewestelijke subsidie.

Kadert de gewestelijke subsidie voor de aankoop van een bordeel in Sint-Joost-ten-Node in het gewestelijk actieplan prostitutie? Kunt u de subsidie toelichten? Waar komt de subsidie vandaan en waarvoor moet ze dienen?

De heer Mathias Vanden Borre (N-VA).- Ik was niet alleen. Mevrouw Bianca Debaets kon evenmin aanwezig zijn. Onze voorstellen stonden samen op de agenda.

(verder in het Nederlands)

Het plan voorziet echter niet in een gebouw zoals Villa Tinto in Antwerpen. De motivatie van de gemeente Sint-Joost-ten-Node om gebouwen in de omgeving van de Linnéstraat aan te kopen, moet men zoeken in de stadsvernieuwingscontracten. Van die laatste is inmiddels ruimschoots aangetoond dat ze bijdragen tot een betere leefomgeving en stadsherwaardering. Er is voorzien in cofinanciering door het gewest en de gemeente in kwestie. Daarnaast kan de gemeente de impact van de renovatie vergroten door eigen investeringen toe te voegen.

In dit specifieke geval dient de operatie om een sterk symbolisch project te ontwikkelen, waarbij vervallen huizen worden aangekocht en opgeknapt. Het project betreft openbare huisvesting van hoge kwaliteit en een sociale wasserij. De gemeente Sint-Joost-ten-Node stuurt het project aan en treedt op als bouwheer. Het volledige programma en het gedetailleerde projectdossier staan op de website van urban.brussels.

(verder in het Nederlands)

Bovenop de steun aan de verenigingen komt de gewestelijke steun aan de gemeenten. Die kadert onder meer in het Brussels Preventie- en Buurtplan. Dankzij de projecten die daarmee gefinancierd werden, kon worden gezorgd voor een zichtbare en geruststellende aanwezigheid in de openbare ruimte en werd de conflictbemiddeling in de openbare ruimte uitgebouwd. Ook werd het druggebruik preventief aangepakt aan de hand van lokale acties van gemeenschapswachten, polyvalente preventieambtenaren, straathoekwerkers en maatschappelijk werkers.

Ook de gewestelijke bijdrage voor de financiering van de politiezones kan vermeld worden. Die neemt de vorm aan van een jaarlijkse subsidie voor veiligheids- en preventie-uitgaven die verband houden met de functie van nationale en internationale hoofdstad die Brussel vervult. Daarin is dus ook de uitvoering van lokale maatregelen begrepen.

Daarnaast wordt er werk gemaakt van de harmonisering van de aanpak van prostitutie in de openbare ruimte. Die omvat ook de follow-up van de straatprostitutie door de administratieve overheid en de buurtpolitie, bijvoorbeeld in de Alhambrawijk, om die te beteugelen en in goede banen te leiden.

De heer Mathias Vanden Borre (N-VA).- Mijnheer Mouhssin, u zegt dat de ambities van het Globaal Veiligheids- en Preventieplan te hooggegrepen zijn. Nu breekt mijn klomp. Hoewel we al vijf à zes jaar over dezelfde aanpak spreken, is die nog niet geformaliseerd. Terwijl het probleem al decennia bestaat in Brussel, beweert u doodleuk dat het plan te ambitieus is. Dat is een zwaktebod.

De oplossing is redelijk duidelijk: er moet een verbod worden ingevoerd op straatprostitutie, terwijl raamprostitutie goed omkaderd moet worden, in samenwerking met alle betrokken hulp- en veiligheidsdiensten. Zo kunnen de prostitutie en de daaraan gerelateerde problemen stuk voor stuk worden aangepakt, zoals veel Belgische steden ons hebben voorgedaan. In Brussel heerst echter vaak een manifeste onwil om problemen op te lossen, waardoor ze blijven etteren.

Mijnheer de minister-president, uw antwoord bevat enkele nieuwe elementen, waarvoor dank. Toch blijf ik vooral uitkijken naar het plan zelf. Er wordt nog aan geschaafd, maar kunnen de parlementsleden de tekst alvast ontvangen? U spreekt van 27 miljoen euro. Kunt u ons een overzicht bezorgen van hoe die middelen worden ingezet? Komt de GAS-wetgeving, die van groot belang is, er bijvoorbeeld in voor?

Het is de taak van het gewest om een eengemaakt politiereglement uit te werken. Zult u met een voorstel komen? De gemeenten Sint-Joost-ten-Node en Schaarbeek hebben onlangs een sluitingsuur afgesproken. Welke rol speelt het gewest daarin? Hoe zullen de betrokken organisaties worden ondersteund?

Het is tijd om het plan op tafel te leggen, zodat we het debat kunnen voeren en het kunnen vergelijken met het voorstel dat ik heb ingediend.

De heer Mathias Vanden Borre (N-VA).- Mijnheer Mouhssin, het is voor mij zo klaar als een klontje dat het gewest en de gemeenten alle instrumenten in handen hebben om het prostitutieprobleem in de stad aan te pakken. Andere steden, met minder bevoegdheden dan het Brussels Gewest, slagen er wel in om het probleem duurzaam en tot tevredenheid van de buurtbewoners en de prostitutiesector aan te pakken. Brussel slaagt daar niet in en verwijst andermaal naar de federale overheid. Dat is een zwaktebod. U en uw partij zitten zowel op gemeentelijk als op gewestelijk vlak in de meerderheid, mijnheer Mouhssin. Neemt u dan ook uw verantwoordelijkheid en doet u wat aan de problemen!

- De incidenten zijn gesloten.

Vraag om uitleg van mevrouw Cieltje Van Achter

aan de heer Rudi Vervoort, minister-president van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Territoriale Ontwikkeling en Stadsvernieuwing, Toerisme, de Promotie van het Imago van Brussel en Biculturele Zaken van Gewestelijk Belang,

betreffende "de noodzaak aan een nieuwe taxiordonnantie".

Mevrouw Cieltje Van Achter (N-VA).- Door de recente ontwikkelingen heb ik mijn tekst een beetje moeten aanpassen, maar de meeste vragen blijven pertinent.

Uw beleid met betrekking tot de taxisector is ongezien. Heel wat chauffeurs zitten plots zonder werk, maar u doet niets om daar verandering in te brengen en rekening te houden met hun zorgen. Wat nieuw is, is dat uw collega's in de regering het niet meer eens zijn met uw standpunt. Dat roept heel wat vragen op over de werking van de regering. Tegelijk ben ik blij met deze wending in het dossier, want we moeten dringend een oplossing vinden.

Iedereen beseft dat de taxisector in een archaïsch, achterhaald wettelijk kader opereert. Dat is de oorzaak van alle problemen. Het wettelijk kader had jaren geleden moeten worden aangepast, maar de modernisering van dat kader blijft vooralsnog uit.

In februari verklaarde u dat chauffeurs van Uber en Heetch niet meer welkom waren in het Brussels Gewest. U beloofde een ordonnantie tegen de zomer. In juli was er echter nog geen akkoord over de algemene principes en vandaag zijn de chauffeurs werkloos.

Wat verwacht u van de chauffeurs die door uw toedoen hun bron van inkomsten verloren hebben? Vindt u dat ze maar een andere job moeten zoeken? Ik heb u die vraag in september al gesteld, maar ze is nog altijd even actueel.

U hebt mij, in antwoord op een schriftelijke vraag, de cijfers inzake boetes, waarschuwingen en inbeslagnames bezorgd. Vooral de limousines kregen veel processen-verbaal, de taxi's beduidend minder. Hoe verklaart u dat? Ik kan me voorstellen dat het bij de limousines om Uberdiensten ging en dat de ritten niet drie uur op voorhand waren geboekt. Waarover gingen de processen-verbaal voor de taxi's?

U bent intussen ruim drie jaar bevoegd voor het taxibeleid. Wat hebt u in die periode verwezenlijkt? Welke maatregelen hebt u de voorbije jaren ten gunste van de taxisector genomen? Zelf heb ik nog niets concreets gezien, maar u kunt me misschien overtuigen van het tegendeel.

Hoever staat de opmaak van de ordonnantie inzake de taxisector? Er zou sinds vorige week een akkoord zijn over de eerste lezing. Wat zijn de grootste problemen? Betreffen die de numerus clausus? Rechtvaardigen die problemen het feit dat u de kwestie al zo veel jaren laat aanslepen? Is de hele regering het eens over de tekst? Wat is het tijdschema? Wanneer wordt de tekst aan het parlement voorgelegd?

De PS is niet van plan om te zoeken naar een tijdelijke oplossing voor de Uber-chauffeurs, terwijl ik dat toch zou verwachten. Kunt u die houding wat toelichten?

Mevrouw Els Rochette (one.brussels-Vooruit).- One.brussels-Vooruit betreurt de situatie. We hebben gisteren, samen met de andere meerderheidspartijen, een noodordonnantie ingediend, al deden we dat niet van ganser harte.

Iedereen is ervan overtuigd dat er op korte termijn oplossingen moeten komen en op lange termijn een goed taxiplan, waardoor taxi-, Uber- en andere chauffeurs allemaal onder dezelfde arbeidsvoorwaarden kunnen werken.

De noodordonnantie kreeg onze steun omdat de tweeduizend chauffeurs die afgelopen vrijdag hun werk verloren, inkomenszekerheid moeten krijgen. We daarom op de steun van andere parlementsleden.

Op de lange termijn moeten we ons in de eerste plaats toeleggen op een kwaliteitsvolle dienstverlening, want de voorbije jaren liet die wel eens te wensen over. Voorts moet de sociale wetgeving worden nageleefd, want persoonlijk sta ik bijzonder sceptisch tegenover de uberisering van de arbeidsmarkt

De heer Arnaud Verstraete (Groen).- Over een aantal zaken zijn we het wel eens. Zo delen we de globale visie die erin bestaat dat we willen evolueren naar een situatie waarin taxi's die vaste standplaatsen gebruiken en vrij rondrijdende taxi's naast elkaar kunnen bestaan. Daarbij is het de bedoeling dat de sector waardevolle banen schept voor een belangrijke doelgroep in de Brusselse samenleving. Ook moeten alle taxibedrijven de wetgeving naleven en moet er een gelijk speelveld ontstaan voor alle vervoersdiensten. Dat alles moeten we zien te verwezenlijken tegen de best mogelijke voorwaarden voor de klanten en volgens Groen ook met een minimale uitstoot. Een dergelijke langetermijnvisie staat overigens in het regeerakkoord. We willen op middellange termijn een evenwichtig kader scheppen, dat rust en zekerheid biedt voor iedereen.

We staan echter voor een dringend probleem op korte termijn, dat ook al aan bod is gekomen tijdens de plenaire vergadering van 26 november. Sinds de gerechtelijke uitspraak van woensdag 24 november vielen zo'n 2.000 chauffeurs en hun gezinnen plots zonder inkomen. Ik denk dat we het erover eens zijn dat die chauffeurs slachtoffers zijn van de situatie. Zij zijn geen kwaadwillige daders. Het enige wat zij willen, is een inkomen voor zichzelf en hun gezin. Zij konden niet kiezen uit tien mogelijke betrekkingen, maar hebben simpelweg de baan aanvaard die ze konden krijgen en hebben daarvoor overigens vaak nog moeten investeren. Die chauffeurs staan nu van de ene op de andere dag op straat. Voor Groen is het ondenkbaar om ze nu gewoon aan hun lot over te laten en hen af te schepen met het argument dat ze niet op hulp moeten rekenen omdat ze nu eenmaal voor een multinational werken.

Daarom hebben we samen met DéFI, Open Vld en one.brussels-Vooruit een voorstel van ordonnantie ingediend. We hopen dat ook de andere collega's van de meerderheid die tekst zullen steunen, want vorige donderdag tijdens de ministerraad zijn daar afspraken over gemaakt. De ingediende tekst werd in opdracht van uw kabinet door adviseurs, juristen en advocaten opgesteld. Het enige mat me verwondert, is dat de PS het voorstel niet zelf heeft ingediend. Ik begrijp dat niet, want ik neem aan dat iedereen een oplossing wil. Bovendien is deze oplossing door uw diensten uitgewerkt. Krijgt deze oplossing nog steeds de goedkeuring van u en uw regering?

Als parlementsleden zijn wij bereid om een kortetermijnoplossing te steunen, zolang er nog geen langetermijnoplossing is uitgewerkt. De PS-fractie heeft een ordonnantie over het taxiplan ingediend, maar de Raad van State en andere instanties moeten daar hun advies nog over geven. Ik heb vernomen dat het ontwerp enkel in eerste lezing door de regering is goedgekeurd.

Zelfs als we het ontwerp, zonder de nodige adviezen, op de eerstvolgende plenaire vergadering aannemen, zal dat nog geen oplossing betekenen voor de Uber-chauffeurs die vanaf 13 december op straat staan. De regering moet nadien immers nog de nodige uitvoeringsbesluiten nemen.

Wij kunnen vandaag dus niet anders dan de tijdelijke oplossing goedkeuren om 2.000 chauffeurs uit de nood te helpen. Wat is uw standpunt als bevoegde minister? We hebben dezelfde doelstellingen voor ogen, maar ik ben niet zeker dat we het eens zijn over de manier waarop we dit probleem het best aanpakken.

Mevrouw Cieltje Van Achter (N-VA).- Mijnheer de minister-president, ik heb weinig antwoorden gekregen, maar ik heb heel aandachtig geluisterd naar wat u wel hebt gezegd.

Het is verrassend dat u geen informatie hebt over die rechtszaken. De twee betrokken bedrijven, Taxis Verts en Uber, zijn uw gesprekspartners en die zouden u toch moeten informeren. Het zijn geen kleine spelers, dus het is heel vreemd dat uw gesprekken met hen zich blijkbaar niet op dat niveau begeven.

Het is ook niet duidelijk wat uw standpunt is over de tijdelijke oplossing. U zegt dat die niet van uw kabinet komt en juridische onzekerheden bevat, maar het is toch beter dan niets. Heel wat Brusselaars gebruiken Uber omdat die dienst transparant is. Je wordt niet verrast, er worden geen omwegen gereden en je kunt heel gemakkelijk betalen zonder cash. Mensen voelen zich ook heel veilig bij Uber, omdat ze het traject kennen en alles gevolgd wordt. Qua dienstverlening verkiezen heel wat Brusselaars Uber boven taxi's. U zou dat in uw ontwerp van ordonnantie kunnen oplossen en ervoor kunnen zorgen dat Uber- en taxiklanten van dezelfde goede dienstverlening kunnen genieten, uiteraard met oog voor de positie van de chauffeur bij zowel de taxi's als de limousines. Dat is in beide sectoren heel belangrijk.

De N-VA staat achter een hervorming, die er dringend moet komen. Ik hoop dat u daar eindelijk werk van maakt. Ik hoor dat er nog grote struikelblokken zijn. Zo is er nog altijd geen duidelijkheid over de numerus clausus. Ik betwijfel of u het dossier werkelijk ter harte neemt en vooruitgang wilt boeken. Als zulke grote discussies nog moeten worden gevoerd, ben ik er nog meer van overtuigd dat de N-VA een tussentijdse oplossing zal steunen.

Mevrouw Els Rochette (one.brussels-Vooruit).- Ik stel voor dat we deze crisis aangrijpen om duurzame oplossingen te vinden voor de taxisector, alle chauffeurs en de Brusselaars. Ik roep alle partijen van de meerderheid en de oppositie op om daar samen werk van te maken. Ik denk immers dat we allen hetzelfde doel nastreven.

Het bedroeft me dat de chauffeurs van verhuurdiensten van voertuigen met bestuurder en de taxichauffeurs nu lijnrecht tegenover elkaar staan. Daarvoor moeten we zo snel mogelijk een politieke oplossing vinden. We moeten ook een grondige dialoog aangaan met beide partijen, waarbij we hen ervan moeten verzekeren dat we werkelijk samen met hen op zoek zijn naar oplossingen.

De heer Arnaud Verstraete (Groen).- Mijnheer Vervoort, u hebt niet bevestigd dat we een oplossing zullen kunnen bieden aan de 2.000 chauffeurs als we de komende tijd alleen de ordonnantie over het Taxiplan goedkeuren. U hebt met andere woorden ook niet ontkend dat een noodordonnantie noodzakelijk is voor een kortetermijnoplossing. Daaruit maak ik op dat beide ordonnanties noodzakelijk zijn. Op korte termijn moeten we een noodordonnantie goedkeuren en vervolgens moeten we na het advies van de Raad van State en dergelijke een ordonnantie aannemen voor een oplossing op de lange termijn.

Het is belangrijk dat u uw bevoegdheid voor de taxisector ten volle uitoefent en ze gebruikt om een noodordonnantie op te stellen. Ik hoop dat we niet verzanden in een welles-nietesspelletje en dat we al het e-mailverkeer moeten controleren. De tekst van de noodordonnantie is immers wel degelijk door uw kabinet verstuurd. Ook al weet ik niet waar hij oorspronkelijk vandaan komt, het staat wel vast dat uw kabinetsmedewerkers de tekst hebben bewerkt en aangepast. Vervolgens is hij bij de parlementsleden terechtgekomen en uiteindelijk hebben we het voorstel ingediend in het parlement omdat er een oplossing nodig is.

Vraag om uitleg van mevrouw Els Rochette

aan de heer Rudi Vervoort, minister-president van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Territoriale Ontwikkeling en Stadsvernieuwing, Toerisme, de Promotie van het Imago van Brussel en Biculturele Zaken van Gewestelijk Belang,

betreffende "de aanpak van het stijgend aantal fietsdiefstallen in het Brussels Gewest".

Mevrouw Els Rochette (one.brussels-Vooruit).- Wat begin september in de media te lezen was, heeft mijn zoon helaas aan den lijve moeten ondervinden. Eind augustus werd zijn fiets gestolen op het privédomein van ons appartementsgebouw in Vorst.

Na rondvraag bleek dat het de derde nacht op rij was dat dieven met een vastgemaakte fiets aan de haal gingen. De dagen daarna werden nog vier fietsen ontvreemd. Telkens op dezelfde manier, tussen 3 en 5 uur ’s ochtends. Alles staat mooi op camera, maar dat schrikt de dieven blijkbaar niet af.

Het viel op hoe weinig buren aangifte deden. Dat blijkt ook uit algemene cijfers. In het hele gewest waren er vorig jaar 4.474 aangiftes van fietsdiefstal. Dat zijn er een derde meer dan in 2016. Toch zouden volgens Pro Velo vorig jaar naar schatting zo'n 12.000 fietsen zijn gestolen. Bijna de helft daarvan was op het moment van de diefstal gestald in een gedeelde ruimte van een gebouw.

In maart van dit jaar polste ik bij minister Van den Brandt over de stand van zaken van het nieuwe fietsdiefstalactieplan. Ondertussen heeft de regering het actieplan op dinsdag 7 september goedgekeurd. De nadruk ligt op handhaving. Elke politiezone zou tegen 2023 minstens een fietsagent krijgen.

In samenwerking met de politiezones wil Brussel Preventie & Veiligheid de onlineverkoop van gestolen fietsen aan banden leggen. Aangifte doen van fietsdiefstal moet dan weer eenvoudiger via Police-on-web kunnen. Er is ook opnieuw sprake van lokfietsen op hotspots voor fietsdiefstallen. Met zo’n fiets kan de politie criminelen opsporen, omdat er een gps-tracker aanhangt. Daarvoor is wel nog een akkoord van het parket nodig.

Welke politiezones hebben al een fietsagent in dienst? Wat is de taakomschrijving van de fietsagenten? Ligt de pakkans van fietsdieven in die zones hoger? Welke zones doen het goed en welke minder? Het zou goed zijn de aanpak van fietsdiefstal in het gewest te harmoniseren.

Het streefdoel van het fietsdiefstalactieplan zou zijn om het risico op fietsdiefstal te halveren tegen 2030. Dat is pas over acht jaar. Voor velen mag dat sneller. Wat zijn de tussentijdse doelstellingen?

Aangifte doen van een diefstal via Police-on-web is vandaag al laagdrempelig, maar nog te weinig ingeburgerd. Enerzijds is die mogelijkheid onvoldoende bekend. Anderzijds kan de opvolging van de klacht beter. Vaak blijft een proces-verbaal uit of duurt het weken vooraleer er een wordt opgemaakt. Dat versterkt het idee dat het geen zin heeft aangifte te doen.

Hoe gaat u de bekendheid van deze mogelijkheid op Police-on-web vergroten? Welke maatregelen neemt u zodat klachten sneller worden opgevolgd? Zijn er doelen wat betreft de doorlooptijd tussen aangifte en proces-verbaal? Krijgen de politiezones extra personeel om sneller te kunnen werken?

Een aangifte en een proces-verbaal zijn de eerste stappen. Uiteindelijk moet het parket de aangifte opvolgen, zodat misdrijven ook bestraft worden. Welke stappen hebt u gezet opdat de dossiers niet zonder gevolg blijven? Hebt u overlegd met het parket? Wat heeft dat overleg opgeleverd? Zijn er afspraken over de opvolging van fietsdiefstallen?

Ook voor de inzet van lokfietsen is een akkoord nodig van het parket. Welke stappen zijn gezet? Wanneer mogen we een akkoord verwachten?

Beschikt u over cijfers over de pakkans van fietsdieven? Hoeveel fietsdieven werden de voorbije jaren op heterdaad of later, op basis van een aangifte of camerabeelden, effectief gestraft? Wat houden die straffen precies in? Op welke manier werken Brussel Preventie & Veiligheid en parking.brussels samen om fietsdiefstal te bestrijden?

De heer Rudi Vervoort, minister-president.- Het aantal fietsdiefstallen in het Brussels Gewest is met 68% gestegen in vergelijking met 2010. Daarom werd een gecoördineerde aanpak van fietsdiefstallen opgenomen in het nieuwe Globaal Veiligheids- en Preventieplan (GVPP), dat de regering in januari heeft goedgekeurd. Specifiek werd een sterkere gecoördineerde aanpak van fietsendiefstal opgenomen als maatregel en operationele doelstelling in het kader van thematiek 5 van het GVPP: eigendomsdelicten.

Parallel en complementair daarmee werkte Brussel Mobiliteit, in samenwerking met de betrokken instanties, een tweede actieplan over fietsendiefstal uit. Dat actieplan werd in september 2021 ter goedkeuring voorgelegd aan de regering. Het omvat 29 concrete acties die worden voorgesteld voor een periode van vier jaar. Brussel Preventie & Veiligheid heeft zich als coördinator van het preventie- en veiligheidsbeleid geëngageerd om een actieve rol te spelen in de uitvoering van dat actieplan. De planning van die verschillende initiatieven wordt momenteel voorbereid in het kader van de uitvoering van het GVPP.

De invoering van fietsagenten is gepland in 2022. Voor de stand van zaken moet u contact opnemen worden met de politiezones die de maatregel coördineren. De politiezones nemen uiteraard ook nu al een aantal initiatieven. Zo heeft de politiezone Brussel-Hoofdstad / Elsene een Facebookpagina 'Veloflic polbru' opgericht, een platform met informatie over fietsen die werden teruggevonden. Ook de politiezone Brussel-Noord heeft een project tegen de bestrijding van fietsdiefstal. Mybike.brussels heeft een nieuwe Facebookgroep opgericht, die momenteel meer dan 7.000 leden telt.

Brussel Mobiliteit leidt de taskforce en is dan ook het best geplaatst om de vraag over het streefdoel van het plan te beantwoorden.

Het gebruik en de aankoop van fietsen blijft stijgen, onder andere door de coronacrisis. Bovendien stijgt ook het aantal diefstallen van dure fietsen (elektrische fietsen, koersfietsen) en zouden bij diefstal uit gebouwen bendes actief zijn.

In 2020 was het aantal aangiften van fietsdiefstallen via Police-on-web meer dan vier en een halve keer zo hoog als in 2015 en 67% hoger dan in 2019. Er wordt onderzocht welke rol BPV kan spelen om die online aangiftemogelijkheid nog meer onder de aandacht te brengen.

Werkgroepen van de federale politie stellen nieuwe formulieren voor de digitale aangifte van diefstal op, waardoor ook andere aangiftes via Police-on-web zullen kunnen gebeuren. Naar aanleiding van de coronacrisis werd het digitale aangifteloket alvast tijdelijk uitgebreid. De mogelijkheid om verschillende feiten aan te kunnen geven via Police-on-web zou de bekendheid ook ten goede komen.

De federale politie staat in voor het beheer van Police-on-web. Ze stuurt lijsten door naar de desbetreffende politiezones. De vraag over de doorlooptijd moet u daar stellen.

In 2020 vervolgde het parket van Brussel 8% van de eenvoudige fietsdiefstallen. In een groot deel van de gevallen is vervolging onmogelijk om technische redenen (onvoldoende bewijzen, onbekende dader enzovoort) of opportuniteitsredenen.

Een eerste proefproject met lokfietsen werd dit jaar opgezet door de politiezone Brussel-Hoofdstad / Elsene. Er is een akkoord met het parket over de betrapping op heterdaad, maar niet op het plaatsen en volgen van zenders.

In 2020 werden 4.474 fietsdiefstallen geregistreerd. In 171 gevallen (4%) kon minstens één gekende verdachte worden geïdentificeerd. In totaal werden er 203 verdachten geïdentificeerd, bijna uitsluitend mannen, van wie 88% meerderjarig en 12% minderjarig was. De identificatie van verdachten vergt een verdere inhoudelijke analyse op basis van de processen-verbaal en onderzoeken.

Brussel Preventie & Veiligheid neemt actief deel aan de taskforce Fietsdiefstal, waarbij verschillende partners betrokken zijn. Daarnaast zijn er nog de rondetafels van de Brusselse technopreventie adviseurs. Ook in dat netwerk voor het uitwisselen en delen van informatie tussen de verschillende gemeenten en politiezones was de diefstal van fietsen uit privéwoningen een specifiek aandachtspunt.

Mevrouw Els Rochette (one.brussels-Vooruit).- Het is mij nog steeds niet helemaal duidelijk of er nu heel snel actie ondernomen wordt. De doelstelling is om het aantal fietsdiefstallen te halveren tegen 2030. Waarom pas over negen jaar? Het betreft immers een ware plaag, waar veel Brusselaars hinder van ondervinden. Dat vind ik toch wel een magere doelstelling.

Ook las ik dat er pas in 2023 een fietsagent in elke politiezone komt, maar u verklaarde net dat dat al in 2022 zal zijn. Heb ik dat correct begrepen? Het zou goed zijn mocht het gewest in 2022 zes fietsagenten tellen, maar dat lijkt me toch te weinig om die lastige plaag te bestrijden.

U zei dat de federale politie het platform Police-on-web beheert en dat ik een antwoord moet zoeken bij de politiezones. Het blijft moeilijk om een overzicht te krijgen van wat er precies allemaal ondernomen wordt.

Ik kijk in ieder geval uit naar de resultaten van het proefproject met lokfietsen in de politiezone Brussel-Hoofdstad/Elsene. Ik vertrouw er ook op dat de taskforce die alle partijen verenigt, resultaten zal opleveren, net als de acties van Brussel Preventie & Veiligheid . Het plan is nu bijna een jaar oud en zal allicht vruchten beginnen af te werpen.

De heer Rudi Vervoort, minister-president.- Een federale coördinatie is noodzakelijk, want het probleem van de fietsdiefstallen doet zich niet alleen in Brussel voor, maar ook in andere steden. Dat heeft onder meer te maken met de stijging van de fietsprijzen en het toenemend fietsgebruik.

- Het incident is gesloten.

Mondelinge vraag van de heer Mathias Vanden Borre

aan de heer Rudi Vervoort, minister-president van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Territoriale Ontwikkeling en Stadsvernieuwing, Toerisme, de Promotie van het Imago van Brussel en Biculturele Zaken van Gewestelijk Belang,

betreffende "het proefproject in de politiezone Zuid inzake de relatie tussen jongeren en de politie".

De heer Mathias Vanden Borre (N-VA).- Begin maart publiceerde de pers de voorlopige resultaten van een steekproef van de Jeugdraad van de VGC. Die was bedoeld om te bestuderen welke gevoelens de politie opwekt bij jongeren. Uit de voorlopige resultaten blijkt dat vier op de vijf Brusselse jongeren zich niet veilig zou voelen bij contacten met de politie.

Dat we het bestaan van dat project via de pers moesten vernemen, is volgens VGC-collegelid van Cultuur en Sport Pascal Smet te wijten aan het feit dat de jongeren en de politie dat project in handen zouden moeten hebben. Er werd volgens hem niet over gecommuniceerd omdat het welslagen van het project belangrijker zou zijn dan de publiciteit.

Enkele weken later merkten we dat de resultaten met slaande trom openbaar werden gemaakt en dat er overal persartikels verschenen waarin uiteraard de naam van het genoemde collegelid werd vermeld. De heer Smet moest naar aanleiding van een vraag om uitleg over de kwestie toegeven dat de enquête van de Jeugdraad geen wetenschappelijk onderzoek is.

Ik vind dat zeer verontrustend. Bij dergelijke gevoelige discussies is het immers uitermate belangrijk om objectieve cijfers te hanteren. Anders ontstaat er een beeldvorming die tot tegenstellingen leidt. Toch zal collegelid Smet de resultaten aanwenden voor zijn beleid. Vandaag blijken de tegenstellingen tussen jongeren en de politie overigens nog steeds zeer groot. Ik denk dan ook niet dat het initiatief veel heeft geholpen.

Tijdens de bespreking van de aangepaste begroting van 2021 van de VGC kwam collegelid Smet met meer nieuws. In navolging van de enquête van de Jeugdraad komt er een proefproject om de relatie tussen jongeren en de politie in Brussel te verbeteren. Dat project zou plaatsvinden in de politiezone Zuid. Volgens de heer Smet komt dat omdat zich daar de meeste incidenten voordoen. Ik geloof dat niet: waarschijnlijk was het gewoon de enige politiezone die eraan wilde meewerken.

Het proefproject wordt uitgevoerd door de vzw JES. De VGC trekt daarvoor 100.000 euro uit. Ook de gemeenten Sint-Gillis, Vorst en Anderlecht zouden bij het project betrokken zijn. Mijnheer de minister-president, volgens collegelid Smet zouden er afspraken zijn gemaakt met Brussel Preventie & Veiligheid (BPV), en bijgevolg dus ook met u.

Het zou de bedoeling zijn om de expertise ook op het bovenlokale niveau in te zetten. Concreet is het de bedoeling dat met lokale partijen en het lokale bestuur in elke gemeente zinvolle acties worden opgezet die de relatie en het vertrouwen tussen politie en jongeren moeten versterken.

Het proces van het project zou als volgt moeten verlopen. In de periode april-september wordt aan de analyse, de visie en het ontwerp van een projectplan gewerkt. De betrokken instanties worden in kaart gebracht en er wordt een onderzoeksmethode uitgewerkt. In oktober-november, nu dus, worden de strategie en het actieplan dan voltooid. Van december tot april worden meerdere acties op het terrein uitgevoerd en getest. Van april tot juli volgt er een evaluatie.

Welke rol speelt BPV in het proefproject? Hoeveel middelen en personeel stelt BPV beschikbaar? Is de eerste fase van het proefproject reeds afgerond? Wat is de analyse, de visie en het ontwerp van het projectplan? Welke onderzoeksmethode wordt er gehanteerd?

Wie zijn de stakeholders? Welke organisaties zijn bij het project betrokken? Wie heeft zitting in de overlegstructuren? Er werd met u afgesproken dat de goede praktijken en ervaringen van het project met andere politiezones worden gedeeld. In welke mate zijn de overige politiezones bij het proefproject betrokken? In welke mate treft de regering voorbereidingen om de expertise op het bovenlokale niveau in te zetten?

Tot slot wil ik er nog aan toevoegen dat Brussel geen pioniersrol speelt op dit gebied. Andere steden, zoals Antwerpen, zetten al langer soortgelijke projecten op. Hebt u weet van informatie-uitwisseling tussen Brussel en Antwerpen of andere steden?

De heer Rudi Vervoort, minister-president.- Het proefproject, dat in samenwerking met de politiezone Zuid, de VGC en de vzw JES ontwikkeld is, volgt op een rondvraag die de VGC bij 2.000 Brusselse jongeren heeft uitgevoerd. Er werden in dat verband werkgroepen in het leven geroepen om het rapport 'Jongeren en politie in Brussel' te financieren.

Brussel Preventie & Veiligheid (BPV) is vertegenwoordigd in de operationele werkgroep en in de bovenlokale expertisegroep, samen met vertegenwoordigers van de Jeugdraad van de VGC, leden van de politiezone Zuid, vertegenwoordigers van de gemeenten Anderlecht, Sint-Gillis en Vorst, en vertegenwoordigers van de vzw JES Brussel. Daardoor kan het de opgebouwde kennis over het project verspreiden via zijn verschillende kanalen op gewestelijk niveau. BPV investeert geen financiële middelen in het proefproject. Mijn kabinet en dat van staatssecretaris Pascal Smet nemen deel aan de strategische werkgroep.

Na het kennismakingsgesprek in maart 2021 met alle partners vond de eerste vergadering van de operationele stuurgroep plaats op 13 juli. Tijdens die vergadering werden de mogelijke doelstellingen en acties van het proefproject overlopen met de partners. De eerste vergadering met de bovenlokale expertisegroep vindt vandaag plaats.

De gesprekken met de jongerenvertegenwoordigers, de politie en alle jeugdorganisaties zijn positief verlopen. Een eerste analyse van de gesprekken met de politie is volop aan de gang. De resultaten zullen later worden meegedeeld.

Parallel aan het strategisch overleg worden bijeenkomsten georganiseerd met de universiteiten en het parket van de jeugdrechtbank. Die fungeren als een 'klankbord' voor de lopende besprekingen.

Voorlopig is het project nog niet uitgebreid tot andere gemeenten en politiezones.

BPV neemt bovendien deel aan een ander initiatief van de vzw JES, in het kader van de projectoproep naar aanleiding van de campagne 'Je kiffe Bruxelles – Aan de slag met jongeren in de grootstad'. Die campagne heeft tot doel de relatie tussen de jongeren, de politie en de jeugdsector te versterken aan de hand van een tweedaagse opleiding. Daarbij is het ook de bedoeling de Brusselse politie vertrouwd te maken met de metropolitane en zeer diverse Brusselse context, alsook met de leefwereld van de jongeren. Zo willen we de agenten instrumenten aanreiken om te interageren met het stedelijke publiek.

De heer Mathias Vanden Borre (N-VA).- U vatte in uw antwoord eigenlijk gewoon mijn vraag samen. U zegt dat er een aantal vergaderingen van werkgroepen hebben plaatsgevonden. Ik wil echter weten welke concrete afspraken daar zijn gemaakt.

Kunt u de onderzoeksmethode toelichten? U hebt daar niet veel over gezegd, terwijl dat net van essentieel belang is. Het uitgangspunt bestaat erin de relatie tussen Brusselse jongeren en de politie te verbeteren. Overigens heb ik een probleem met de term 'jongeren', want dat is een amalgaam geworden. Het probleem is immers veelal beperkt tot een zeer specifieke groep en is gerelateerd aan andere problemen, zoals drugs, bendes, ontsporende rellen waarbij de omstandigheden worden misbruikt, enzovoort.

Volgens mij moeten we het probleem specifieker bekijken en met een meer wetenschappelijke methode. In de stad Antwerpen werd bijvoorbeeld een gelijkaardige studie uitgevoerd, maar die was wetenschappelijk onderbouwd en werd door een externe partner uitgevoerd. Daaruit bleek dat er in Antwerpen tussen jongeren en de politie veel meer vertrouwen is. Ongeveer 80% van de jongeren zou daar wel vertrouwen hebben in de politie.

De beeldvorming in Brussel komt niet per se overeen met de feiten. Volgens mij moeten de zaken veel beter worden uitgeklaard. Ik mis een duidelijke visie en doelstellingen met betrekking tot uw beleid.

- Het incident is gesloten.

Mondelinge vraag van mevrouw Lotte Stoops

aan de heer Rudi Vervoort, minister-president van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Territoriale Ontwikkeling en Stadsvernieuwing, Toerisme, de Promotie van het Imago van Brussel en Biculturele Zaken van Gewestelijk Belang,

betreffende "de aanpak van voertuigen die geluidsoverlast veroorzaken".

Mevrouw Lotte Stoops (Groen).- In Gent geldt sinds eind juli een nieuw politiereglement om de geluidsoverlast door lawaaiige voertuigen, zoals boomcars of zogenaamde knalpotterroristen, aan te pakken. Als de politie een lawaaimaker betrapt, wordt het voertuig onmiddellijk in beslag genomen. Zo'n bestuurlijke inbeslagname is een maatregel om de openbare rust onmiddellijk te vrijwaren en te herstellen.

Het voertuig wordt meteen weggetakeld en in bewaring genomen, voor een minimale termijn van 72 uur of zolang dat met het oog op de openbare rust vereist is. De takel- en parkeerkosten zijn voor rekening van de overtreder. Het nieuwe reglement wordt na 31 december geëvalueerd.

In Rotterdam en in bepaalde delen van Frankrijk worden testen uitgevoerd met geluidsflitspalen, iets wat in Brussel ook zal gebeuren. In Rotterdam werd voorafgaand aan de test de geluidsoverlast in kaart gebracht, door op een paar drukke plekken in het centrum gedurende twee maanden audio- en video-opnames te maken. Meer dan 6.000 gemeten geluidspieken werden veroorzaakt door dezelfde groep van ongeveer honderd automobilisten. Sommige van hen veroorzaakten op een dag wel zestien keer lawaaioverlast.

De Waalse ministers Tellier en De Bue hebben, net als de ministers Van den Brandt en Maron, al aangegeven dat ze in geluidsradars geïnteresseerd zijn.

Ook in het Brussels Gewest zorgen knalpotterreur, harde muziek, onnodig claxonneren en luid optrekkende wagens en motors voor slapeloze nachten en verstoorde dagen. Geluidsoverlast kan, net zoals luchtvervuiling, grote gevolgen hebben voor de gezondheid van de Brusselaars en heeft ook een negatieve impact op de leefbaarheid van de stad. Het is een niet te onderschatten probleem waar we hard tegen moeten optreden.

Onlangs werd er op democratie.brussels zelfs een petitie gestart om een burgercommissie over dat thema te organiseren. De tijdsgeest is er dus klaar voor. Brusselaars willen dat het debat gevoerd wordt.

In bepaalde politiezones is het momenteel al mogelijk om bestuurlijke inbeslagnames te doen van voertuigen die te hard rijden en daardoor andere weggebruikers in gevaar brengen. Voor het veroorzaken van geluidsoverlast kan dat nog niet.

Beschikken de verschillende Brusselse politiezones al over middelen om knalpotterroristen en andere lawaaiige weggebruikers te controleren en aan te pakken? Welke middelen zijn dat?

Ondersteunt het gewest de verschillende politiezones al op het vlak van de geluidsoverlast? Heeft het gewestelijke plan quiet.brussels ook een politioneel onderdeel?

Hoeveel processen-verbaal zijn er in de afgelopen vijf jaar jaarlijks per politiezone opgesteld voor het veroorzaken van geluidsoverlast met een voertuig? Om welk type voertuigen gaat het: auto's, moto's, vrachtwagens?

Wat zijn de mogelijkheden om in het Brussels Gewest, naar Gents voorbeeld, een bestuurlijke inbeslagname mogelijk te maken voor voertuigen die lawaai veroorzaken?

Beschikt de politie over mobiele meettoestellen om het geluid van voertuigen te meten? Daarmee zou, net als in Rotterdam, de geluidsoverlast in kaart gebracht kunnen worden in de verschillende gemeenten en wijken van het gewest. Meten is weten. Dat zou een goede basis kunnen vormen voor eventuele verdere maatregelen.

Welke gewestelijke hefbomen kunt u binnen uw bevoegdheid verder aanboren om de Brusselaars te verlossen van de dagelijkse impact van geluidsoverlast? Die is vaak terug te voeren tot een kleine groep overtreders, maar staat zeer hoog op de frustratielijst van iedereen.

De heer Rudi Vervoort, minister-president.- Het lawaai waaraan burgers worden blootgesteld, vormt inderdaad een niet te verwaarlozen probleem in een stedelijk gebied als het Brussels Gewest. Het wordt hoofdzakelijk aangepakt door Leefmilieu Brussel, dat administratieve sancties oplegt voor allerlei inbreuken op het gebied van geluidshinder. Het gaat dan om vliegtuigverkeer, buurtlawaai of versterkt geluid.

In 2017 wees Leefmilieu Brussel er volgens haar diensten ook op dat de sirenes van de veiligheidsdiensten een belangrijke oorzaak van lawaai vormen. Ze komen zelfs voor in de top drie van bronnen van geluidsoverlast voor de Brusselse bevolking. In het licht van die vaststelling werd het specifieke probleem opgenomen in het Globaal Veiligheids- en Preventieplan, meer bepaald bij het thema 'milieu en overlast'. Zo wordt bepaald dat Brussel Preventie & Veiligheid zal deelnemen aan de uitvoering van het plan quiet.brussels, dat door Leefmilieu Brussel wordt geleid.

Er worden contacten gelegd met de politiezones en andere hulpdiensten om mogelijke oplossingen met betrekking tot het geluidsniveau van de interventievoertuigen te onderzoeken. Dat is natuurlijk geen gemakkelijke aangelegenheid, omdat ook de doeltreffendheid van de hulpdiensten moet worden gegarandeerd.

Het in kaart brengen van het verkeerslawaai en andere aspecten van het plan vallen volledig onder de bevoegdheid van Leefmilieu Brussel. Ik stel voor dat u zich tot de minister van Leefmilieu richt als u daarover meer details wilt.

Wat repressie betreft, delen de Brusselse politiezones mee dat ze niet over de middelen beschikken om overtredingen die specifiek verband houden met geluidshinder door bromfietsen of motoren, te bestrijden of te meten. In dat verband leert een eerste navraag bij de nationale gegevensbank over bescherming tegen geluidshinder echter dat er zeer weinig feiten worden geregistreerd. Tussen 2018 en 2021 werden amper zestien feiten geregistreerd.

De politiezones zijn ook niet in staat om overtredingen per gemeente te lokaliseren, aangezien ze alleen per zone worden geregistreerd.

De aankoop van geluidsradars is een mogelijke oplossing. Leefmilieu Brussel is op de hoogte van het bestaan van die apparaten en volgt de technologische ontwikkeling op de voet. De testfase in Frankrijk gebeurt met prototypes, waarvan de operationele details nog niet optimaal zijn.

Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is uiteraard geïnteresseerd in de toepassingen van dit type radar, bijvoorbeeld om het lawaai van motorfietsen of in uitgaansbuurten aan te pakken.

Het is de bedoeling dat er in 2022 testtoestellen komen. Op die manier kunnen we de situatie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in kaart brengen en de betrouwbaarheid van de maatregelen evalueren. Als de testen overtuigend blijken, volgt een juridische studie over de bevoegdheden ter zake van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de toegestane geluidsniveaus enzovoort.

Daarnaast heeft de afdeling Geluid van Leefmilieu Brussel bij de politiezones klachtenstatistieken over geluidshinder opgevraagd en verzocht om door te geven op welke probleemplekken eventueel metingen met dit type toestel kunnen worden uitgevoerd.

Mevrouw Lotte Stoops (Groen).- Zestien geregistreerde overtredingen, dat is enorm onbenullig! Net zoals bij het gelijkekansenbeleid, blijkt er ook hier een groot dark number te zijn en moet de registratie absoluut verbeteren.

Het is een goede zaak dat u testtoestellen zult inzetten en eerst lessen uit die proefprojecten wilt trekken alvorens het project uit te breiden. Er zijn evenwel nog veel andere zaken mogelijk met de nieuwe technologieën. Zo zou je op afstand het geluid van sirenes kunnen verminderen in streetcanyons enzovoort. We moeten veel meer op nieuwe technieken inzetten, want net als een slechte luchtkwaliteit is ook geluidsoverlast een stille doder.

Het verbaast mij niet dat sirenes in de top drie staan. Ik heb minister Maron daarover al meermaals ondervraagd. Hij heeft een globaal actieplan aangekondigd met alle betrokken partijen, dat ook betrekking heeft op de voertuigen van de politiediensten.

Ik heb niet gehoord of u interesse hebt voor het toepassen van administratieve sancties zoals in Gent. We moeten op alle beleidsniveaus creatieve oplossingen zoeken voor dit probleem.

De 6.000 overtredingen werden door honderd mensen gepleegd. Als we het probleem op een goede manier aanpakken, zal Brussel een pak rustiger worden.

- Het incident is gesloten.

Mondelinge vraag van de heer Mathias Vanden Borre

aan de heer Rudi Vervoort, minister-president van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Territoriale Ontwikkeling en Stadsvernieuwing, Toerisme, de Promotie van het Imago van Brussel en Biculturele Zaken van Gewestelijk Belang,

en aan de heer Pascal Smet, staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bevoegd voor Stedenbouw en Erfgoed, Europese en Internationale Betrekkingen, Buitenlandse Handel en Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp,

betreffende "de onduidelijke rol van Brussel Preventie & Veiligheid op het vlak van brandpreventie".

De heer Mathias Vanden Borre (N-VA).- Op 21 juni ontving ik van staatssecretaris Smet een gedeeltelijk antwoord op mijn schriftelijke vraag nummer 483 over de organisatie van de brandpreventie.

De staatssecretaris is immers verantwoordelijk voor de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp (DBDMH) , die, naast brandbestrijding en de coördinatie van de dringende medische hulp, ook aan brandpreventie en opleiding ter zake doet.

De dienst controleert onder andere gebouwen op brandveiligheid en gaat na of de regelgeving inzake brandpreventie wordt nageleefd. De dienst verstrekt preventieadvies rond alles wat te maken heeft met de bouw en het gebruik van een gebouw, de organisatie van een evenement op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest enzovoort

Ook Brussel Preventie & Veiligheid (BPV) brengt echter bepaalde adviezen over brandpreventie uit. Tijdens de bespreking van het ontwerp van ordonnantie tot wijziging van de ordonnantie van 19 juli 1990 houdende oprichting van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp, op 15 mei 2018, verklaarde de toenmalige bevoegde staatssecretaris het volgende:

“Wat de preventie betreft, brengt BPV slechts bepaalde adviezen uit. Niettemin is de DBDMH bevoegd gebleven voor preventie, inspectie en adviezen. De procedure uit het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening (BWRO) is daar trouwens een voorbeeld van: voor stedenbouwkundige vergunningen en milieuvergunningen wordt een beroep gedaan op Brussel Stedenbouw en Erfgoed en de DBDMH. Inzake evenementen heeft BPV echter een grotere rol."

De minister-president is verantwoordelijk voor BPV. Daarom richtte ik mijn schriftelijke vraag nummer 483 zowel tot de minister-president als tot staatssecretaris Pascal Smet. Die laatste verklaarde in zijn antwoord, dat ik nota bene eerder ontving dan dat van de minister-president, dat hij op de vragen met betrekking tot de rol van BPV niet kon antwoorden en verwees vervolgens door naar de minister-president.

Op 1 juli ontving ik het antwoord van de minister-president, die het volgende verklaarde: "Uw vraag valt onder de bevoegdheid van staatssecretaris Pascal Smet, die belast is met brandbestrijding en dringende medische hulp."

Blijkbaar is het niet duidelijk wie er binnen de regering bevoegd is voor de verschillende aspecten van de brandpreventie. Dat baart me zorgen.

Waarom hebben zowel de staatssecretaris als de minister-president in hun antwoord op mijn vragen over de rol van BPV inzake brandpreventie, naar elkaar verwezen? Is het niet duidelijk wie er voor dat aspect bevoegd is?

Welke rol speelt BPV precies op het vlak van brandpreventie bij evenementen? Waarom zit dat aspect van brandpreventie bij BPV en niet bij de brandweer? Is het wel verstandig vanuit uniformiteits- en veiligheidsoogpunt om die adviezen te splitsen? Op basis van welke analyses werd de beslissing genomen om dat aspect van brandpreventie bij BPV onder te brengen? Voor welk soort evenementen brengt BPV advies uit?

Op welke manier werken BPV en de brandweer samen op het vlak van brandpreventie?

Heeft BPV al brandpreventieadvies uitgebracht voor evenementen? Zo ja, hoeveel adviesaanvragen heeft BPV in 2019 en 2020 ontvangen en hoeveel adviezen heeft het uitgebracht? Voor welke evenementen heeft BPV een negatief advies verstrekt en waarom? Zo niet, waarom heeft BPV nog geen advies uitgebracht en wanneer zal dat wel het geval zijn? Het is belangrijk dat de wetgeving in Brussel wordt nageleefd.

De heer Rudi Vervoort, minister-president.- In het antwoord op uw schriftelijke vraag hebben wij duidelijk aangegeven dat Brussel Preventie & Veiligheid (BPV) geen brandpreventieadviezen uitbrengt, ook niet voor evenementen.

BPV adviseert daarentegen wel bij de aanleg van de openbare ruimtes op basis van security by design, wat inhoudt dat bij het ontwerp rekening wordt gehouden met een preventie- en veiligheidszone. Het is gebaseerd op het principe van crime prevention through environmental design.

Ten behoeve van plaatselijke overheden, gewestelijke partners, politiezones enzovoort, publiceerde BPV in oktober 2019 een eerste gids met de basisbeginselen voor de aanleg van een veilige en uitnodigende openbare ruimte.

Het nieuwe Globaal Veiligheids- en Preventieplan 2021-2024 omvat de verdere uitwerking van dit concept in maatregel 6.2, bedoeld om “goede praktijken op het vlak van renovatie en inrichting van de infrastructuren (wegen/openbare ruimten) te bevorderen om het gedeelde en veilige gebruik van de vervoersnetwerken te vergemakkelijken en om een gedeeld gebruik van de openbare ruimte te promoten”.

BPV is in dat verband van plan om in nauwe samenwerking met zijn gewestelijke partners (perspective.brussels, urban.brussels, Brussel Mobiliteit, equal.brussels) tegen 2022 een nieuwe gids over security by design uit te brengen.

Bovendien wordt de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp (DBDMH), wanneer het multidisciplinaire kader van een evenement wordt vastgesteld, altijd betrokken bij de voorbereiding ervan, hetzij via de afdeling Voorbereiding, hetzij via de afdeling Preventie Evenement.

Daardoor zijn gedurende het eigenlijke verloop van het evenement de contactpunten van de DBDMH reeds bekend en kunnen andere hulp- en interventiediensten ze bereiken. Op die manier kan er in geval van nood tijd worden bespaard en doeltreffender worden opgetreden.

Deze maatregelen worden gecoördineerd en de informatie wordt gebundeld op multidisciplinaire fiches van de cel Civiele Veiligheid, die afhangt van de hoge ambtenaar.

Afhankelijk van de omvang van het evenement, is het ook mogelijk dat het vanuit het crisiscentrum bij BPV wordt gevolgd.

De heer Mathias Vanden Borre (N-VA).- Het is belangrijk dat de structuur duidelijk is, zeker als het om brandpreventie gaat.

Ik vraag me af hoe de onduidelijkheid ooit is ontstaan. Het zou toch beter zijn om dingen van tevoren goed af te stemmen. Het is niet de eerste keer dat de regering pingpong speelt met een schriftelijke vraag omdat niet duidelijk is wie bevoegd is.

Op zich is het positief dat u zegt dat BPV geen adviezen geeft, maar instaat voor de nuttige gids.

- Het incident is gesloten.