Logo Parlement Buxellois

Commission de l'Environnement et de l'Énergie, réunion du 7 décembre 2022

10:10 § 103 → Vidéo
Partager

Présidence : M. Martin Casier, troisième vice-président.

Voorzitterschap: de heer Martin Casier, derde ondervoorzitter.

Partager
10:10 § 105 → Vidéo
Partager

Vraag om uitleg van de heer Fouad Ahidar

aan de heer Alain Maron, minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie,

betreffende het beheer van de regionale Recyparks in Brussel.

Demande d'explications de M. Fouad Ahidar

à M. Alain Maron, ministre du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale chargé de la Transition climatique, de l'Environnement, de l'Énergie et de la Démocratie participative,

concernant la gestion des recyparks régionaux à Bruxelles.

Partager
10:10 § 107 → Vidéo
Partager

De voorzitter.- Bij afwezigheid van de heer Fouad Ahidar wordt de vraag om uitleg voorgelezen door mevrouw Hilde Sabbe.

Mevrouw Hilde Sabbe (one.brussels-Vooruit).- Containerparken zijn erg belangrijk voor het sorteren en valoriseren van afval. Ze bieden bovendien de mogelijkheid om recycleerbaar afval, grofvuil of speciaal afval te verwerken. De Brusselse regering wil de komende jaren het aantal containerparken dan ook verdubbelen.

Momenteel telt het Brussels Gewest vijf containerparken. Langs het kanaal worden er twee nieuwe gebouwd: een bij de Budabrug en een in Anderlecht, aan de Fernand Demetskaai. Daarnaast koopt het gewest een stuk grond in Jette, waar een achtste containerpark zal komen. Voorts loopt er een onderzoek naar bijkomende locaties. One.brussels-Vooruit juicht dat initiatief toe.

Aangezien sommige containerparken, zoals dat van Sint-Pieters-Woluwe, steeds meer bezoekers krijgen, zou het een goede zaak zijn als er een aantal nieuwe komen. Het zou bovendien nuttig zijn als de werkdruk en het profiel van de werknemers van de containerparken die door Net Brussel worden beheerd, gedetailleerd in kaart worden gebracht. Ik kijk uit naar cijfers over het aantal bezoekers van elk containerpark en de manier waarop het personeel over de verschillende parken is verdeeld.

Voorts wil ik wijzen op een tekortkoming die zich helaas steeds vaker in een aantal Brusselse openbare instellingen voordoet. Het personeel dat rechtstreeks contact heeft met de gebruikers, beheerst het Nederlands immers vaak niet of nauwelijks. Zo werden een collega en zijn vrouw in het containerpark Brussel-Noord, bij de Van Praetbrug, geconfronteerd met een weigering om hen in het Nederlands te woord te staan. Het personeel en de manager waren daar niet toe in staat of niet toe bereid. De manager antwoordde op hun vraag dat hij geen zin had om Nederlands te spreken, aangezien ze zich in Brussel bevonden en hij niet verplicht was om die taal te spreken.

Dergelijk incidenten doen zich helaas vaker voor. Naar aanleiding van het incident werden overigens verscheidene getuigenissen verzameld. Daarin werden agressiviteit en een gebrek aan tweetaligheid het vaakst genoemd.

Ik kan mij voorstellen dat het werk van de betrokken personeelsleden niet altijd eenvoudig is. Zij worden met moeilijke situaties en agressie van bepaalde gebruikers geconfronteerd, maar dat rechtvaardigt geenszins de weigering om klanten te bedienen in een van de officiële talen van het gewest.

Hoeveel personeelsleden tellen de Brusselse containerparken?

Beschikt u over cijfers met betrekking tot het bezoekerspercentage van de containerparken?

Is er een verband tussen het aantal personeelsleden en het bezoekerspercentage?

Hoeveel personeelsleden in de containerparken zijn als tweetalig erkend?

Welke maatregelen stelt Net Brussel voor om een tweetalige dienstverlening aan de gebruikers te garanderen?

Ontving de afdeling customer and citizen support klachten over het feit dat gebruikers niet in hun eigen taal werden bediend, of over agressief gedrag bij het personeel?

Beschikt de interne dienst voor preventie en bescherming over een rapport over agressief gedrag van gebruikers tegenover personeelsleden? Welke aanbevelingen werden op basis daarvan geformuleerd?

M. le président.- En l'absence de M. Fouad Ahidar, sa demande d'explications est lue par Mme Hilde Sabbe.

Mme Hilde Sabbe (one.brussels-Vooruit).- Les recyparks sont très importants pour le tri et la valorisation des déchets. Le gouvernement bruxellois souhaite donc, à raison, doubler leur nombre dans les années à venir.

Il serait utile de cartographier la charge de travail et le profil des travailleurs des parcs à conteneurs gérés par Bruxelles Propreté. J'aimerais connaître la fréquentation de chaque recypark et la répartition du personnel entre eux.

Par ailleurs, je déplore que, comme dans de nombreuses institutions publiques bruxelloises, le personnel en contact direct avec les usagers ne maîtrise souvent que peu, ou pas, le néerlandais. De plus, la difficulté du travail ou l'agressivité de certains usagers ne peuvent pas justifier qu'on refuse de servir des clients dans une des langues officielles de la Région.

Combien de personnes travaillent dans les recyparks de Bruxelles ?

Quel est le taux de fréquentation des recyparks ? Y a-t-il une corrélation entre le nombre d'employés et le taux de fréquentation ?

Combien d'employés des recyparks sont reconnus comme bilingues ? Quelles mesures prend Bruxelles Propreté pour garantir un service bilingue ? Des plaintes concernant le manque de bilinguisme ou le comportement agressif du personnel ont-elles été reçues ?

Le service interne pour la prévention et la protection au travail dispose-t-il d'un rapport sur les comportements agressifs des usagers envers les membres du personnel ? Quelles recommandations ont été formulées sur cette base ?

Partager
10:14 § 111 → Vidéo
Partager

Mme Aurélie Czekalski (MR).- Les dépôts clandestins en Région bruxelloise constituent un véritable fléau. Bruxelles Propreté et Fost Plus ont d'ailleurs annoncé le lancement d'une campagne visant à sensibiliser la population à cette problématique. Même si, en 2021, les services de Bruxelles Propreté ont enregistré une diminution du nombre de dépôts clandestins par rapport à 2020, ces derniers restent omniprésents à Bruxelles.

C'est pourquoi Mme Teitelbaum et moi-même saluons la création de nouveaux recyparks . Il est essentiel d'exercer un contrôle sur la gestion des déchets pour optimiser le recyclage. Les recyparks sont un moyen d'associer davantage les citoyens au maintien de la propreté de nos voiries et au recyclage.

Avez-vous des chiffres à nous communiquer sur la quantité de déchets collectés dans les recyparks en Région bruxelloise ?

Quelle sera la capacité de stockage des déchets des nouveaux recyparks ?

Des mesures ont-elles été prises pour dissuader les citoyens de recourir aux dépôts clandestins ?

Qu'est-il prévu pour inciter les citoyens à faire usage des recyparks ?

Mevrouw Aurélie Czekalski (MR).- Hoewel Net Brussel in 2021 een daling van het aantal sluikstorten vaststelde, zijn ze nog alomtegenwoordig in Brussel. Daarom zijn mevrouw Teitelbaum en ik blij met de nieuwe containerparken.

Hoeveel afval wordt er in de Brusselse containerparken ingezameld?

Wat is de opslagcapaciteit van de nieuwe containerparken?

Wat doet u om sluikstorten te voorkomen?

Hoe zult u mensen aanmoedigen om hun afval naar de containerparken te brengen?

Partager
10:15 § 113 → Vidéo
Partager

De heer Alain Maron, minister.- U vraagt mij hoeveel personeelsleden er in de containerparken van Net Brussel aan de slag zijn. Momenteel werken daar tachtig mensen. Het personeel heeft verschillende profielen: er zijn schatters, die moeten nagaan of de toegangsvoorwaarden worden nageleefd, zogenaamde kaaiwerkers, die de burgers moeten begeleiden en ervoor moeten zorgen dat de sortering in de verschillende containers wordt gerespecteerd, en omkaderend personeel.

Wat de bezoekersaantallen betreft, kan ik bevestigen dat de containerparken sinds 2019 een stijgend aantal bezoekers kennen. In 2021 werden bijna 360.000 bezoeken geregistreerd voor alle containerparken samen. Voor de toewijzing van personeel aan een containerpark wordt rekening gehouden met het aantal bezoekers.

Ik bezorg gedetailleerde cijfers per jaar en per containerpark aan de diensten van het parlement, zodat u ze kunt raadplegen in het verslag.

Wat het taalgebruik en met name het gebruik van het Nederlands door het personeel betreft, bevestigt Net Brussel dat het merendeel van het personeel in de containerparken Franstalig is. Om de Nederlandstalige burgers zo goed mogelijk van dienst te zijn, volgen de containerparkmedewerkers een permanent opleidingsprogramma, met onder meer beroepsgerichte taalcursussen Nederlands. Het doel van dat opleidingsprogramma is ervoor te zorgen dat het personeel over de basiskennis beschikt om de Brusselse burgers in beide talen te ontvangen. Volgens Net Brussel zijn er geen formele klachten ingediend over het gebruik van het Nederlands in de containerparken, wat natuurlijk niet wegneemt dat zich problemen kunnen voordoen.

Wat agressief gedrag van bezoekers betreft, wil ik er allereerst op wijzen dat verbaal en fysiek geweld volstrekt onaanvaardbaar zijn. Soms doet zich echter wel degelijk dergelijk geweld voor in de containerparken. Net Brussel heeft daarover cijfers beschikbaar. In 2021 werden 91 meldingen van fysiek of psychologisch geweld geregistreerd.

M. Alain Maron, ministre.- Quatre-vingt agents de divers profils travaillent actuellement au sein des recyparks de Bruxelles Environnement.

Les déchetteries connaissent un nombre croissant de visiteurs depuis 2019, avec près de 360.000 visites en 2021. Les chiffres de fréquentation sont pris en compte pour l’affectation du personnel.

Les chiffres détaillés par année et par recypark seront communiqués aux services du parlement.

Bruxelles Propreté confirme que la majorité du personnel affecté aux recyparks est francophone, mais suit un programme de formation continue visant à acquérir les notions de base pour accueillir le citoyen bruxellois dans les deux langues. Aucune plainte n’a été formellement déposée concernant l’emploi du néerlandais au sein des déchetteries.

En 2021, 91 signalements de violence physique ou psychologique de la part de visiteurs ont été enregistrés, ce qui est bien entendu totalement inacceptable.

Partager
10:18 § 115 → Vidéo
Partager

Om die situatie aan te pakken, nam Net Brussel verscheidene maatregelen. Die omvatten de invoering van procedures die moeten worden gevolgd bij agressie tegenover het personeel, alsook een procedure voor de inrichting van de ingang van het containerpark.

Het personeel van de containerparken neemt deel aan een permanent opleidingsprogramma om te leren omgaan met verbale en fysieke agressie. Het doel van de opleiding is de personeelsleden aan te leren hoe ze correct moeten reageren in moeilijke situaties, met het doel om die te ontmijnen.

Différentes mesures ont été prises, dont la mise en place de procédures, l’aménagement de l'entrée des recyparks et un programme de formation continue pour la gestion des agressions physiques et verbales.

Partager
10:19 § 117 → Vidéo
Partager

(poursuivant en français)

Nous avons abordé beaucoup d'éléments dans nos débats autour de clean.brussels. Notre stratégie de lutte contre les dépôts clandestins est claire : information, sensibilisation, solutions alternatives et sanctions. Nous avons également débattu d'un projet d'ordonnance qui facilitera le système de sanction.

Nous renforçons les collectes à domicile et les communes le font aussi. Les recyparks mobiles sont de plus en plus nombreux, là aussi en collaboration avec les communes, et ils fonctionnent fort bien, parallèlement à l'augmentation du nombre de recyparks.

Les métaux, bois, déchets électroniques, briquaillons et encombrants représentent 29.500 tonnes collectées en 2021. Ces flux constituent l'essentiel et sont en croissance de 5 % par rapport à 2020.

(verder in het Frans)

Ons strijdplan tegen sluikstorten is duidelijk: informatie, bewustmaking, alternatieve oplossingen en sancties. Naast de uitbreiding van de vaste containerparken organiseren we meer ophalingen aan huis en mobiele containerparken.

Metaal, hout, elektronisch afval, puin en grofvuil waren de belangrijkste afvalstromen die in 2021 werden ingezameld en waren goed voor 29.500 ton. Dat is een stijging met 5% ten opzichte van 2020.

Partager
10:20 § 119 → Vidéo
Partager

Mme Aurélie Czekalski (MR).- Les déchetteries mobiles fonctionnent en effet très bien. J'ai eu l'occasion de tester ce dispositif dans ma commune et je crois que beaucoup de Bruxellois l'utilisent. Ces initiatives sont complémentaires et doivent être encouragées.

- L'incident est clos.

Mevrouw Aurélie Czekalski (MR).- De mobiele containerparken hebben veel succes. Zulke aanvullende initiatieven moeten aangemoedigd worden.

- Het incident is gesloten.

Partager
10:22 § 123 → Vidéo
Partager

Question orale de Mme Aurélie Czekalski

à M. Alain Maron, ministre du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale chargé de la Transition climatique, de l'Environnement, de l'Énergie et de la Démocratie participative,

concernant l'absence de mesures de CO2 sur le site Celine depuis janvier 2022.

Mondelinge vraag van mevrouw Aurélie Czekalski

aan de heer Alain Maron, minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie,

betreffende het ontbreken van CO2-metingen op de Ircel-site sinds januari 2022.

Partager
10:22 § 125 → Vidéo
Partager

Mme Aurélie Czekalski (MR).- Lors d'une longue interview, publiée le 3 septembre dernier, vous avez déclaré que l’industrie et les pouvoirs publics étaient les secteurs qui gaspillent le plus d’énergie et que le gouvernement bruxellois comptait dès lors prendre une série de mesures. Parmi les mesures évoquées et soumises au gouvernement, figurait l’extinction des lumières à l’intérieur des bâtiments publics quand ils ne sont pas occupés. Vous avez déclaré à juste titre que des bâtiments vides éclairés la nuit étaient une aberration.

Permettez-moi de citer vos propos : « On est dans une société du gaspillage. Si vous regardez autour de vous, vous voyez qu’à plein de moments et à plein d’endroits, on jette l’énergie par les fenêtres et l’argent et le CO2 par les fenêtres ! À quoi servent les grands panneaux publicitaires lumineux ? C’est une déperdition d’énergie colossale ! À quoi sert-il de laisser des tours de bureaux publics ou privés éclairées la nuit ? Et ça arrive tout le temps. »

Toutefois, je m'étonne de constater, sur le site de la Cellule interrégionale de l'environnement (Celine), l'absence de mesures de CO2 en Belgique depuis le 20 janvier dernier. Alors que nous sommes censés mettre en œuvre des mesures pour diminuer le CO2, ces mesures ne seraient plus d'application en Belgique, car Bruxelles Environnement les aurait arrêtées.

Pourquoi ces mesures n'apparaissent-elles plus sur le site de Celine depuis le 20 janvier dernier ? Confirmez-vous que ce soit Bruxelles Environnement qui les aurait arrêtées ? Si oui, pourquoi ? Quand ces mesures vont-elles reprendre ? Comment les politiques du gouvernement bruxellois visant la diminution des émissions de CO2 sont-elles mesurées et surveillées depuis janvier 2022 ?

Mevrouw Aurélie Czekalski (MR).- In september verklaarde u in een interview dat de regering maatregelen overweeg om de energieverspilling in de industrie en bij de overheid aan banden te leggen. U plaatste bijvoorbeeld vraagtekens bij grote lichtreclamepanelen en bij de verlichting van overheidsgebouwen wanneer iemand aanwezig is.

Het verbaast mij dat er op de website van de Intergewestelijke Cel voor het Leefmilieu sinds 20 januari 2022 geen CO2-metingen meer zijn gepubliceerd. Heeft Leefmilieu Brussel die metingen stopgezet? Waarom? Hoe wordt het gewestelijke beleid om de CO2-uitstoot te verminderen sinds januari 2022 gemonitord?

Partager
10:24 § 127 → Vidéo
Partager

M. Alain Maron, ministre.- Le dioxyde de carbone (CO2) est un gaz à effet de serre qui a un impact sur le climat, mais il ne peut pas être considéré comme un polluant au même titre que les autres polluants mesurés de manière plus classique dans le réseau de surveillance de la qualité de l’air. Compte tenu des teneurs présentes dans l’air ambiant - 700 parties par million (PPM) tout au plus en air extérieur lors de pics de pollution -, le CO2 n’a pas d’effets négatifs immédiats sur la santé publique, contrairement aux particules fines et oxydes d'azote. La concentration de CO2 dans l’atmosphère augmente en raison de l’utilisation massive de combustibles fossiles.

Par contre, en air intérieur, il convient de limiter la présence du CO2. Habituellement, on considère qu'il convient de ne pas dépasser le seuil de 1.000 PPM dans les habitations. Depuis la crise du Covid-19, ces informations sont indiquées en permanence dans de plus en plus d'endroits. À partir de 2.000 PPM, les effets sur la santé se font ressentir. La suffocation se produit à environ 70.000 PPM.

Le niveau de concentration de CO2 en intérieur est, en outre, un très bon indicateur de l’efficacité de la dispersion des polluants dans l’air ambiant. En effet, les épisodes de pollution se caractérisent par des concentrations élevées de CO2. Un bâtiment doté d'un bon système de ventilation permet d'éviter l'ensemble des polluants, ce qui implique une diminution de la concentration de CO2.

En Région bruxelloise, les concentrations de CO2 sont mesurées depuis 1997 dans les stations extérieures d’Ixelles, Uccle et Woluwe-Saint-Lambert. Toutefois, ces mesures ont été arrêtées définitivement au début de l'année 2022 pour les raisons suivantes :

- le CO2 n’est pas un composé réglementé dans les directives européennes en matière de qualité de l’air ;

- la vétusté des moniteurs de mesure, certains comptant plus de vingt ans de service. Il s’ensuit que ces appareils sont irréparables en cas de panne, par manque de pièces de rechange ;

- la diminution de l’intérêt scientifique pour la caractérisation de l’efficacité de la dispersion des polluants depuis la mesure du black carbon, qui fournit une information de qualité au moins équivalente.

Cela explique pourquoi les mesures de CO2 en Région bruxelloise ont été mises à l’arrêt et n’apparaissent plus sur le site internet de la Cellule interrégionale de l'environnement (Celine) .

De heer Alain Maron, minister.- CO2 is een broeikasgas dat vooral een effect heeft op het klimaat. De maximale concentratie van 700 PPM tijdens vervuilingspieken in de buitenlucht heeft geen onmiddellijke gevolgen voor de luchtkwaliteit en de volksgezondheid.

In de binnenlucht moet de aanwezigheid van CO2 echter worden beperkt en wordt de drempelwaarde van 1.000 PPM best niet overschreden. Bij 2.000 PPM en hoger worden gezondheidseffecten gevoeld. Verstikking treedt op bij ongeveer 70.000 PPM.

De CO2-concentratie binnenshuis is ook een heel goede indicator van de algemene binnenluchtvervuiling. Wanneer de algemene vervuiling daalt, daalt ook de CO2-concentratie.

In het Brussels Gewest werden sinds 1997 CO2-concentraties gemeten in de meetstations van Elsene, Ukkel en Sint-Lambrechts-Woluwe. Die metingen zijn echter begin 2022 definitief stopgezet, omdat CO2 geen stof is die in de Europese richtlijnen inzake luchtkwaliteit is opgenomen, de meetapparatuur oud is en de meting van zwarte koolstof een even goede indicator voor de verspreiding van verontreinigende stoffen in de lucht is.

Partager
10:28 § 129 → Vidéo
Partager

En ce qui concerne la manière dont les résultats de nos politiques de réduction des émissions de CO2 sont mesurés - il s'agit bien de politiques climatiques et non de qualité de l'air -, sachez que les émissions directes de CO2 de la Région de Bruxelles-Capitale sont calculées chaque année, pour la série temporelle de 1990 à (n-2), n étant l’année en cours. En effet, il faut le temps d'agréger les résultats.

Le calcul des émissions est réalisé conformément aux lignes directrices internationales de référence (convention-cadre des Nations unies sur les changements climatiques, CCNUCC). Les inventaires établis dans le cadre des rapportages à l'Union européenne et aux Nations-Unies sont soumis à des relectures indépendantes, ce qui assure la qualité et la validation des résultats. Parmi les nombreux rapports édités, le site de Bruxelles Environnement propose l'évolution de nos émissions directes de CO2, secteur par secteur. Notez que ces émissions ne sont pas mesurées à l'aide de dispositifs installés sur la voie publique.

Les données produites permettent de suivre l’évolution des émissions des différents secteurs d’activité et sources d’émissions en Région de Bruxelles-Capitale, évolution qui dépend entre autres des politiques et mesures mises en place. Les inventaires d’émissions détaillés, accompagnés d’une analyse des tendances observées, sont disponibles sur le site web de Bruxelles Environnement.

De directe CO2-uitstoot in Brussel wordt elk jaar berekend voor de periode van 1990 tot (n-2), waarbij n het lopende jaar is. Het kost namelijk tijd om de resultaten samen te voegen.

De emissies worden berekend overeenkomstig de internationale referentierichtsnoeren. De inventarissen, die aan de Europese Unie en de Verenigde Naties moeten worden meegedeeld, worden onderworpen aan een onafhankelijke controle om de betrouwbaarheid van de resultaten te waarborgen.

Leefmilieu Brussel publiceert op zijn website de evolutie van de directe CO2-uitstoot van de verschillende activiteitensectoren en emissiebronnen, een evolutie die onder meer afhangt van de genomen beleidsmaatregelen.

Partager
10:29 § 131 → Vidéo
Partager

Mme Aurélie Czekalski (MR).- Je vous remercie pour ces précisions. Le site ne mentionne pas les raisons pour lesquelles ces informations ont été retirées. Je suis d'ailleurs connectée au site Celine et je m'aperçois que le fil Twitter n'est pas mis à jour. Or il me semble important de communiquer en temps réel. Ce sont donc de petites choses à améliorer.

M. Alain Maron, ministre.- Il s'agit d'un projet interfédéral, mais nous relaierons l'information. Une adaptation est par ailleurs intervenue dans le baromètre de la qualité de l'air, de manière indépendante. Elle ne concerne pas le CO2, mais les autres polluants.

- L'incident est clos.

Mevrouw Aurélie Czekalski (MR).- De website vermeldt niet waarom de informatie is verwijderd. Ook de informatie op Twitter is niet bijgewerkt. Het is belangrijk om in real time te communiceren.

De heer Alain Maron, minister.- Ik zal de opmerking doorgeven.

- Het incident is gesloten.

Partager
10:30 § 137 → Vidéo
Partager

Question orale de Mme Aurélie Czekalski

à M. Alain Maron, ministre du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale chargé de la Transition climatique, de l'Environnement, de l'Énergie et de la Démocratie participative,

concernant la limitation de l'éclairage public et des panneaux publicitaires lumineux.

Question orale jointe de M. Jonathan de Patoul

concernant les enseignes lumineuses en Région bruxelloise.

Mondelinge vraag van mevrouw Aurélie Czekalski

aan de heer Alain Maron, minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie,

betreffende de beperking van openbare verlichting en verlichte reclameborden.

Toegevoegde mondelinge vraag van de heer Jonathan de Patoul

betreffende de lichtreclame in het Brussels Gewest.

Partager
10:30 § 141 → Vidéo
Partager

Mme Aurélie Czekalski (MR).- Monsieur le Ministre, le 1er septembre 2022, vous annonciez que, compte tenu de la flambée des prix de l’énergie, la Région bruxelloise entendait limiter l’éclairage public et les panneaux publicitaires lumineux. La proposition était à l'étude pour certaines heures la nuit - par exemple entre 1h et 6h du matin -, mais il va de soi que cette décision ne devait pas entraîner de problèmes de sécurité. Cette mesure devait être discutée avec les bourgmestres des différentes communes.

Deux jours plus tard, les différents gestionnaires d’éclairage public en Région bruxelloise - Sibelga pour les voiries communales, Bruxelles Mobilité pour les voiries régionales et Bruxelles Environnement pour les parcs - déclaraient qu'il s'agissait d'une fausse bonne idée et que chacune de ces administrations mettait tout en œuvre depuis longtemps en vue de limiter la consommation d’énergie.

L’éclairage est essentiel, notamment pour favoriser le sentiment de sécurité des femmes dans l’espace public. Si vous coupez l’éclairage entre 1h et 6h du matin, nombreuses sont les femmes que vous pénaliserez dans leurs déplacements ! En effet, elles n’oseront plus rentrer seule la nuit à leur domicile. Il en va aussi de la sécurité routière. Bruxelles Mobilité gère l’éclairage au niveau des carrefours très importants, mais aussi des grandes artères et des tunnels, et il serait dangereux de couper l’éclairage à ces endroits la nuit.

Depuis le début du mois de septembre, la situation a évolué. Comme Bruxelles Mobilité et Sibelga le rappelaient dans la presse, une partie des lampadaires de la Région est équipée d’un dimmer. Ce dispositif permet une économie d’énergie, mais le changement complet du parc de lampadaires est long et les investissements prennent du temps. Actuellement, 25.000 « points lumineux » sont gérés par Bruxelles Mobilité : 12 % du réseau de surface est équipé d'éclairage LED intelligent. Pour les 12,5 km de tunnels, ce chiffre monte à 35 %.

Sibelga entretient 87.500 points lumineux à Bruxelles. Quelque 75 % d'entre eux sont équipés d’ampoules basse consommation et 10.000 luminaires sont équipés de lampes LED. Entre 22h et 6h du matin en voirie communale - excepté sur les passages piétons et dans les zones à fortes rotations pour des raisons de sécurité -, Sibelga applique la gradation progressive de lumière. Selon Sibelga, ce système offre encore environ 10 % d’économie.

Les 40 % des 2.540 points de lumière gérés par Bruxelles Environnement sont équipés d'ampoules LED. Les responsables procèdent dès qu’ils le peuvent aux adaptations, mais tous les lampadaires en place ne le permettent pas pour le moment. Pour protéger la faune, Bruxelles Environnement tend à réduire l’éclairage dans ses parcs, mais il en va de la sécurité des usagers. Certains parcs risquent de devenir des coupe-gorge et il est impossible de couper toute source d'éclairage partout, du crépuscule à l’aube. Pour des raisons de sécurité, certaines zones de police demandent même de rallumer l'éclairage public en raison des trop nombreux problèmes qui surviennent dans l'obscurité.

Quel est le réel impact de la limitation de l’éclairage public et des panneaux publicitaires lumineux sur la consommation globale de Bruxelles ? Quels études et chiffres peuvent être avancés en termes d’économie d’énergie ?

Combien de bâtiments sont éclairés par Sibelga ?

Que représente l’éclairage d’ornement ? Combien de bâtiments ont un éclairage décoratif qui pourrait être coupé la nuit et de quel ordre serait l'économie permise ?

Quelles pistes sont-elles à l’étude et quels sont les retours des bourgmestres, zones de police, Bruxelles Mobilité, Bruxelles Environnement et Sibelga quant au fait de limiter l’éclairage public ?

Mevrouw Aurélie Czekalski (MR).- Op 1 september kondigde u aan dat het Brussels Gewest de openbare verlichting en lichtreclames gedurende een deel van de nacht wou doven. De maatregel mocht vanzelfsprekend niet tot veiligheidsproblemen leiden en moest nog met de burgemeesters worden besproken. Maar uw plan botste op een negatief advies van de diverse instanties verantwoordelijk voor de openbare verlichting, die er bovendien op wezen dat ze al alles in het werk stellen om het energieverbruik in te dammen.

Door de uitschakeling van de openbare verlichting verhoogt het onveiligheidsgevoel van vrouwen, die 's nachts niet meer de deur uit zullen durven, en komt de verkeersveiligheid in het gedrang.

Momenteel beheert Brussel Mobiliteit 25.000 lichtpunten. Van de bovengrondse verlichting bestaat 12% uit intelligente ledlampen, in de 12,5 km tunnel is dat 35%.

Sibelga heeft 87.500 lichtpunten in Brussel, waarvan 75% van zuinige lampen en 10.000 met ledlampen. Tussen 22 en 6 uur dimt Sibelga de verlichting, waardoor het 10% extra bespaart.

Van de 2.540 lichtpunten van Leefmilieu Brussel is 40% met leds uitgerust en dat percentage neemt geleidelijk aan toe. Om de fauna te beschermen, dimt Leefmilieu Brussel de verlichting in parken, maar dat gaat ten koste van de veiligheid van parkbezoekers. Sommige politiezones vragen zelfs om de openbare verlichting opnieuw te ontsteken.

Wat is de reële impact van openbare verlichting en lichtreclame op het globale energieverbruik? Hoeveel gebouwen verlicht Sibelga? Hoeveel gebouwen hebben decoratieve verlichting die 's nachts kan worden gedoofd en hoeveel zouden we daardoor besparen?

Partager
10:34 § 143 → Vidéo
Partager

M. Jonathan de Patoul (DéFI).- Il s’agit peut-être d’une réalité à laquelle nous nous sommes malheureusement habitués, mais notre ville-région a la fâcheuse tendance d’allumer quantité de lumières superflues, une fois le jour tombé. En effet, si l'on comprend aisément que l’éclairage public est souvent utile et parfois nécessaire, d’autres sources de lumière telles que les enseignes publicitaires causent leur lot de problèmes, que nous avons trop souvent tendance à négliger. Peut-être la crise que nous connaissons nous permet-elle de remettre le sujet plus facilement sur le tapis.

Parmi ces problèmes, citons en vrac une consommation énergétique souvent inutile en ces temps critiques, la perturbation du sommeil des riverains ou encore les conséquences néfastes sur les animaux. Je rappelle d’ailleurs que la commission délibérative mixte sur la biodiversité a émis des recommandations afin de réduire la pollution lumineuse.

Pour sensibiliser l'opinion à cette problématique, un groupe de citoyens et d’activistes s'est donné pour mission de sillonner les rues des villes la nuit et d’éteindre manuellement les enseignes lumineuses qui seraient restées allumées. Ceci, sans toucher, bien sûr, à tout ce qui est d’utilité publique, tel que les panneaux des pharmacies, postes de police ou autres. Sans juger du bien-fondé de ce genre d’initiatives, force est de constater qu’elles apportent une réponse relativement rapide au problème.

Avez-vous connaissance d'alternatives moins néfastes pour la faune ou moins énergivores que les solutions standard utilisées actuellement ? J'ai déjà pu remarquer que le site du Rouge-Cloître, par exemple, était doté d'éclairages rouges, qui éclairent tout en offrant une lumière plus tamisée.

Avez-vous prévu une interdiction généralisée de l’utilisation d’enseignes lumineuses, passé une certaine heure ?

Des données sont-elles disponibles quant à la pollution lumineuse dans notre Région ? Quelle en est l'évolution ces dernières années ? Existe-t-il des données relatives à la consommation énergétique des enseignes lumineuses dans notre Région ?

Plus largement, où en est-on dans la création d’un « maillage noir », à l’instar des maillages vert et bleu ?

Quant aux recommandations formulées par la commission délibérative mixte sur la biodiversité, quelles suites y sont-elles données ?

De heer Jonathan de Patoul (DéFI).- Openbare verlichting is vaak nuttig en soms nodig, maar andere lichtbronnen, zoals lichtreclames, leiden tot slaapstoornissen, energieverspilling en verstoring van de natuur.

Om het grote publiek bewust te maken van de problematiek, trekt een groep activisten er 's nachts op uit om niet-gedoofde lichtreclames uit te schakelen. Apotheken en politiekantoren worden vanzelfsprekend ongemoeid gelaten.

Hebt u weet van minder nadelige of minder energievretende alternatieven? Aan het Rood Klooster wordt alles verlicht met rood, minder fel licht.

Bent u van plan het gebruik van lichtreclames na een bepaald uur te verbieden? Zijn er gegevens over de lichtvervuiling en het energieverbruik van lichtreclames in het Brussels Gewest?

Hoe zit het met de ontwikkeling van een zwart netwerk en met de aanbevelingen van de overlegcommissie Biodiversiteit?

Partager
10:37 § 145 → Vidéo
Partager

M. Alain Maron, ministre.- Bien entendu, loin de moi - et de tous, me semble-t-il - l’idée de faire des parcs et des rues des coupe-gorge. La sécurité des Bruxellois et des Bruxelloises est primordiale et ne peut être compromise par les mesures d'économie d’énergie.

Au vu de l’ampleur de la crise énergétique à laquelle l’Europe est confrontée, les ministres européens de l’Énergie ont approuvé un plan assurant une sécurité énergétique pour faire face à la perturbation et à l'interruption des approvisionnements en gaz russe qui concernent les États européens à divers degrés. Ce plan repose également sur des mesures drastiques visant à diminuer la consommation et s'impose à tous les gouvernements européens.

Pour sa part, le gouvernement bruxellois a acté, le 1er septembre 2022, la mise en œuvre de mesures additionnelles en réponse à la crise énergétique. Dans le cadre de mesures visant l’exemplarité des pouvoirs publics, une circulaire a été envoyée à l’ensemble des organismes publics bruxellois les invitant à contribuer aux économies d’énergie en respectant une série de consignes liées, notamment, à la température, à la limitation des éclairages intérieur et extérieur des bâtiments et à l'optimisation des déplacements. La limitation de la consommation permet de lutter contre les ruptures d'approvisionnement au niveau européen, faire baisser les prix et les factures d’énergie des organismes publics qui, à l'instar des entreprises et des ménages, sont pris à la gorge par leurs factures.

Dans cet esprit d’exemplarité des pouvoirs publics, le gouvernement bruxellois a également sollicité un engagement des opérateurs de l’éclairage public bruxellois, à savoir, Sibelga pour l’éclairage des voiries communales, Bruxelles Mobilité pour l’éclairage des voiries régionales, et Bruxelles Environnement pour l’éclairage des parcs dont l'organisme a la charge. Toutefois, il leur a été demandé explicitement, par courrier, de veiller à la sécurité et au sentiment de sécurité.

Ainsi, les responsables de Sibelga, intercommunale en dehors de ma tutelle, ont rencontré les bourgmestres pour décider ensemble des mesures visant l’éclairage public.

Concernant l’éclairage public communal, qui concerne l'essentiel des voiries, les bourgmestres, réunis à la conférence des bourgmestres de la Région de Bruxelles-Capitale du 29 octobre dernier, ont décidé de faire marche arrière concernant la mesure d’extinction de l’éclairage public trente minutes avant le lever du soleil, qu'ils avaient pourtant adoptée lors de ladite conférence à la fin du mois de septembre. Cette mesure ne leur avait pas été explicitement recommandée.

De heer Alain Maron, minister.- Uiteraard mag de veiligheid niet in het gedrang worden gebracht door energiebesparende maatregelen.

Als reactie op de grote energiecrisis hebben de Europese ministers van Energie, nu de Russische gasleveringen aan Europese landen verstoord zijn, een plan met drastische maatregelen om energie te besparen, aangenomen. Aanvullend keurde de Brusselse regering op 1 september een rondzendbrief met richtlijnen over verwarming, binnen- en buitenverlichting en optimalisatie van verplaatsingen voor de Brusselse openbare instellingen goed.

De Brusselse regering heeft ook de beheerders van de openbare verlichting gevraagd om energie te besparen, zonder de veiligheid in het gedrang te brengen.

De burgemeesters zijn uit veiligheidsoverwegingen teruggekomen op hun beslissing om de openbare verlichting dertig minuten voor zonsopgang te doven.

Partager
10:40 § 147 → Vidéo
Partager

Pour des raisons de sécurité, ils ont donc décidé de revenir à l’horaire traditionnel d’application : l'allumage au coucher du soleil et l'extinction au lever du soleil. Ce sujet a d’ailleurs été expliqué durant la commission plénière du 21 octobre dernier.

La mesure d’économie d’énergie qui subsiste en matière d’éclairage public au sens strict - en dehors des illuminations de fin d’année - concerne l’augmentation de la gradation progressive de lumière des luminaires télécontrôlés. Sans modifier les plages horaires, une réduction de 20 % s'applique à ces luminaires durant les plages horaires où l’intensité lumineuse était de 100 % précédemment, et une réduction de 10 % durant les plages où l’intensité lumineuse était réduite à 70 % et 50 %. Les éclairages sont ainsi un peu moins puissants.

Le gain estimé de cette diminution de l'intensité lumineuse est de 480 mégawattheure (MWh) pour la période allant du 1er octobre au 31 mars. Cette économie représente 1,7 % de la consommation globale de l’éclairage public communal sur la période hivernale. Comme vous l'avez précisé, ce pourcentage est faible, car tout l'éclairage n'est pas muni de dimmers.

Pour ce qui concerne les 25 installations de mise en lumière de bâtiments publics et des monuments, gérées par Sibelga et qui ne participent pas de l’éclairage public au sens strict, Sibelga a pris contact avec les communes concernées, comme convenu à la conférence des bourgmestres de la Région de Bruxelles-Capitale. À ce jour, plusieurs installations ont été mises hors service, après vérification et intervention sur site pour déconnecter le circuit d’alimentation. Il ne s’agit donc pas d’une modulation de la puissance lumineuse, mais d’une coupure pour une longue durée et non nuit par nuit. Les puissances mises hors service à ce jour représentent une déconnexion de 26.500 kWh pour la période hivernale.

Certes, il s'agit d'une économie d'énergie symbolique, mais elle est utile pour la sensibilisation générale. Tout le monde veut et doit faire des économies d'énergie et réduire sa consommation. Imposer aux ménages et aux entreprises des réductions de leur consommation tout en gaspillant par ailleurs serait incohérent.

Pour ce qui est des parcs et de la biodiversité, Bruxelles Environnement intègre trois dimensions sociétales importantes dans la gestion de l’éclairage des espaces verts :

- l’utilisation rationnelle de l’énergie impliquant l’utilisation d’éclairage LED moins énergivore et la gradation progressive de lumière ;

- la prise en considération du sentiment d’insécurité dans les espaces de transit, les promenades et les parcs situés dans des quartiers plus denses ;

Er wordt, zonder de uurregeling aan te passen, op het energieverbruik bij de dagelijkse openbare verlichting bespaard door de lichtintensiteit te dimmen met respectievelijk 20% en 10%. Dat is goed voor ongeveer 480 Mwh tussen 1 oktober tot 31 maart of 1,7% van het globale elektriciteitsverbruik voor gemeentelijke openbare verlichting tijdens de winter. Dat is relatief weinig, omdat niet alle lampen dimbaar zijn.

Van de 25 installaties die openbare gebouwen en monumenten verlichten, heeft Sibelga er meerdere voor langere tijd uitgeschakeld. Dat leverde tot nu toe al een besparing van 26.500 kWh op.

Dat is slechts een symbolische hoeveelheid, maar ze is goed voor de algemene bewustwording.

Leefmilieu Brussel maakt voor de verlichting van groenvoorzieningen gebruik van minder energieverslindende en dimbare ledverlichting en houdt daarbij rekening met enerzijds het onveiligheidsgevoel en anderzijds de vrijwaring van de biodiversiteit door de uitschakeling van het licht in bepaalde zones na middernacht.

Partager
10:43 § 149 → Vidéo
Partager

- la préservation de la biodiversité nocturne (chauves-souris, rapaces nocturnes, etc.) en limitant les plages éclairées par l’extinction des feux après minuit dans certaines zones.

Il faut en permanence préserver l'équilibre entre ces trois objectifs.

En ce qui concerne l’impact sur la biodiversité, l’éclairage artificiel présente effectivement des impacts généralement négatifs pour la faune et la flore. Il convient d’en limiter les effets autant que faire se peut, en particulier dans les zones protégées et les corridors écologiques.

Les solutions moins néfastes pour la faune sont connues : couleur et direction limitée de l’éclairage, allumage intelligent en fonction de la fréquentation du lieu, etc. Ces diverses options permettent en général de répondre in situ aux enjeux tant de sauvegarde de la biodiversité que de garantie du sentiment de sécurité des citoyens.

Concernant le travail prospectif relatif à l’établissement d’un maillage noir déjà évoqué au sein de cette commission et qui constitue un moyen de préserver la biodiversité, Bruxelles Environnement a commencé par l’étude d’un cas pilote à Jette, dans des quartiers situés entre les stations de la zone spéciale de conservation III du réseau Natura 2000. Il s’agira ensuite d’étendre le périmètre d’étude à de nouvelles stations.

Les recommandations formulées par la commission délibérative de notre Parlement consacrée à la biodiversité ont été analysées avec attention et intérêt par mon cabinet. Elles appuient la légitimité d’une partie d’un travail en cours au sein de Bruxelles Environnement et indiquent des directions possibles pour de futurs projets. Ces orientations seront discutées dans le cadre du prochain programme de travail de Bruxelles Environnement, en lien avec les ressources de l’administration.

Enfin, s'agissant des mesures de sobriété énergétique dans les parcs gérés par Bruxelles Environnement, l'administration s’aligne sur la décision de la Ville de Bruxelles de maintenir en fonctionnement les fontaines d’ornement les plus emblématiques tant que les températures ne seront pas franchement négatives (- 7 °C). Quatre fontaines seront ainsi maintenues en fonctionnement - dont celles du parc du Cinquantenaire et du Sablon - et toutes les autres, moins emblématiques, ont été mises en hivernage de fin novembre à fin mars pour protéger les installations du gel.

D’autres mesures ont également été prises pour cet hiver. Pour les sites que l'on peut fermer au public et au personnel entre 18 et 8h, Bruxelles Environnement éteindra l’éclairage 30 minutes après la fermeture et l'allumera 30 minutes avant l’ouverture du parc pour laisser le temps aux gardiens et jardiniers de quitter ou d’arriver sur les lieux avant le public. Ce dispositif concernera 10 % des sites gérés par Bruxelles Environnement.

Monsieur de Patoul, vous m’interrogez par ailleurs sur la limitation de l’éclairage des enseignes lumineuses. J'ai vu le même reportage que vous. Certains sont devenus spécialistes de l'escalade pour éteindre les enseignes. À la suite de la consultation de Brupartners, de Brulocalis et du Conseil de l'environnement de la Région de Bruxelles-Capitale sur le sujet, j’ai proposé au gouvernement de fixer la plage horaire d’extinction des enseignes lumineuses, de l’éclairage intérieur des bureaux et des commerces de 23 à 6h.

Door de verlichtingskleur aan te passen, de lichtbundels te beperken en intelligent te verlichten kunnen we de impact op de fauna en flora beperken en tegelijk het onveiligheidsgevoel bij de bezoekers verminderen. In Jette loopt een proefproject in verband met het zwarte netwerk.

De aanbevelingen van de overlegcommissie Biodiversiteit bevestigen dat Leefmilieu Brussel nuttig werk doet en geven aan welke richting het met nieuwe projecten uit moet.

Om energie te besparen in parken die het beheert, sluit Leefmilieu Brussel zich aan bij de beslissing van de stad Brussel om de belangrijkste fonteinen niet uit te schakelen, zolang de temperatuur boven de -7° ligt.

In parken die tussen 18 en 8 uur voor het publiek gesloten zijn, dooft Leefmilieu Brussel de verlichting een half uur na sluitingstijd tot een half uur voor openingstijd.

Na overleg met Brupartners, Brulocalis en de Raad voor het Leefmilieu van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heb ik de regering voorgesteld om lichtreclames, kantoor- en winkelverlichting tussen 23 en 6 uur te laten doven.

Partager
10:47 § 151 → Vidéo
Partager

Les enseignes lumineuses d’établissements ouverts au-delà de 23h pourront être maintenues afin de préserver leur visibilité à l’égard de leurs usagers ou clients pendant leurs heures d’ouverture.

En charge de la sécurité, les bourgmestres pourront en outre déroger à la mesure d'extinction des enseignes sur certaines parties du territoire communal si cette mesure venait à mettre la sécurité des citoyens en péril.

Au-delà des réductions de consommation énergétique, des mesures illustratives, visibles dans l’espace public, permettent de démontrer l’urgence de la situation et d'encourager l’utilisation rationnelle de l’énergie aux différents niveaux de la société. Ce type de mesures a pour vocation d’assurer la cohérence des messages dans l’espace public, de contribuer à créer de nouvelles normes sociales en matière énergétique et de faire entrer dans les mœurs la fin du gaspillage énergétique.

(M. Tristan Roberti, président, prend place au fauteuil présidentiel)

Lichtreclames van handelszaken die na 23 uur open zijn, mogen tijdens de openingsuren blijven branden.

De burgemeesters kunnen voor de veiligheid beslissen om de verlichting op bepaalde plekken toch aan te laten.

Naast de energiebesparing maken zichtbare maatregelen ook duidelijk dat we werk moeten maken van rationeel energieverbruik.

(De heer Tristan Roberti, voorzitter, treedt als voorzitter op)

Partager
10:48 § 155 → Vidéo
Partager

Mme Aurélie Czekalski (MR).- Je vous remercie pour cette réponse concrète. Les économies d'énergie que vous entendez réaliser ne peuvent se faire au détriment de la sécurité.

Si le dispositif de dimmer ne peut être appliqué partout et à toutes les sources d'éclairage, je vous encourage néanmoins à accélérer le changement, à installer des lampes LED et à envisager davantage d'éclairage intelligent lorsque c'est possible.

Et si certains parcs de Bruxelles Environnement ferment leurs portes à partir d'une certaine heure, la configuration de certains espaces ne permet pas de fermeture. Il s'agit souvent de lieux de passage entre deux quartiers et c'est précisément là qu'il conviendrait de faciliter les choses. Les Bruxellois ne doivent pas avoir peur de traverser ces endroits à pied, en rentrant du travail alors qu'il fait déjà assez sombre à partir de 16h30 ou 17h.

Mevrouw Aurélie Czekalski (MR).- Energiebesparing mag niet ten koste van de veiligheid gaan. Hoewel het niet mogelijk is om overal dimbare lampen aan te brengen, moet u zo snel mogelijk werk maken van meer leds en intelligente verlichting.

Niet alle parken gaan 's nachts dicht. Vaak gaat het om een verbinding tussen twee wijken. Het is belangrijk dat mensen die na het werk naar huis gaan, zich daar niet onbehaaglijk voelen.

Partager
10:49 § 157 → Vidéo
Partager

M. Jonathan de Patoul (DéFI).- Votre proposition relative aux enseignes lumineuses est-elle sur le point d'être appliquée ?

M. Alain Maron, ministre.- L'approbation d'un arrêté en gouvernement permet, par une mesure d'exception prévue en cas de crise énergétique, de prendre ce type de mesures. Les commerçants peuvent déjà éteindre leurs enseignes, mais la mesure deviendra obligatoire, dans quelques semaines, à l'issue du parcours légal.

L'arrêté a été approuvé en première lecture au gouvernement. Nous espérons une deuxième lecture encore cette année pour une entrée en vigueur de ces mesures concernant les chaufferettes et les enseignes lumineuses au 1er janvier 2023. Bien que nous voulions aller vite, nous devons favoriser la solidité juridique des prescrits légaux liés aux obligations et sanctions qui seront introduites.

- Les incidents sont clos.

De heer Jonathan de Patoul (DéFI).- Wordt uw voorstel over lichtreclames binnenkort van kracht?

De heer Alain Maron, minister.- Winkeliers kunnen hun lichtreclame nu al doven, maar over enkele weken wordt dat verplicht.

De regering heeft het besluit in eerste lezing goedgekeurd. We hopen dat de nieuwe regels voor terrasverwarmers en lichtreclames op 1 januari kunnen ingaan.

- De incidenten zijn gesloten.

Partager
10:51 § 163 → Vidéo
Partager

Question orale de M. Martin Casier

à M. Alain Maron, ministre du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale chargé de la Transition climatique, de l'Environnement, de l'Énergie et de la Démocratie participative,

concernant le stress hydrique des arbres en Région bruxelloise durant l'été 2022.

Mondelinge vraag van de heer Martin Casier

aan de heer Alain Maron, minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie,

betreffende de droogtestress van de bomen in het Brussels Gewest tijdens de zomer van 2022.

Partager
10:51 § 165 → Vidéo
Partager

Toegevoegde mondelinge vraag van mevrouw Lotte Stoops

betreffende het beschermen van bomen tegen de droogte.

Question orale jointe de Mme Lotte Stoops

concernant la protection des arbres contre la sécheresse.

Partager
10:51 § 167 → Vidéo
Partager

M. Martin Casier (PS).- Cette question n'est plus réellement d'actualité puisque les pluies sont réapparues et la sécheresse est bien moins dramatique.

Cet été encore, les températures ont battu des records à Bruxelles et en Europe, et les habitants n’ont pas été les seuls à en souffrir. Les arbres, dont les feuilles ont viré à un jaune-orangé anormal pour la saison, portent également les stigmates de la sécheresse. En effet, certains arbres n’arrivent plus à faire monter suffisamment de sève jusqu'à leur cime, provoquant un retard dans leur croissance, une chute anormale des feuilles, mais surtout la mort de grosses branches charpentes, qui finissent parfois par tomber, comme ce fut le cas à l'abbaye de Forest au début du mois de septembre.

La situation est d’autant plus impressionnante que les arbres sont habitués aux modifications climatiques. Ils ont, par exemple, survécu aux fortes chaleurs de 1976 ou à la canicule de 2003, exceptionnelle à l'époque, mais qui devient hélas de plus en plus courante. Les arbres ont le réflexe naturel de réagir à ce stress hydrique en réduisant leur consommation d'eau. Or depuis 2018, les sécheresses sont presque annuelles et provoquent, malgré ce mécanisme, de plus en plus de mortalité chez les arbres.

Il est donc primordial de prendre ce problème à bras-le-corps et de planter dès aujourd'hui des arbres qui seront mieux adaptés aux nouvelles conditions climatiques tout en alimentant le plus possible le sol où les racines puisent leurs nutriments.

De heer Martin Casier (PS).- Afgelopen zomer steeg het kwik in Brussel en elders in Europa opnieuw tot ongekende hoogte en was het kurkdroog. Na de opeenvolgende hitte- en droogterecords sinds 2018 bleek dat nefast voor onze bomen: bladen verkleurden en vielen veel te vroeg af en in bepaalde gevallen stierven grote takken af. Daarom moeten we bomen planten die beter bestand zijn tegen de nieuwe klimaatomstandigheden.

Partager
10:54 § 169 → Vidéo
Partager

Quelle est la proportion d’arbres décédés des suites de la sécheresse à Bruxelles ?

Quelle a été la cadence d’arrosage durant l’été ? Comment Bruxelles Environnement s'est-elle adaptée à cette sécheresse ?

Avez-vous dû déplorer des accidents dus à la chute de branches durant l’été ? Des opérations de coupes et de tailles anticipées ont-elles dû être déployées ?

Existe-t-il un groupe de réflexion au sein de Bruxelles Environnement concernant les essences d’arbres à planter ? Quelles sont les pistes envisagées ?

Enfin, notre pays compte moins de dix arboristes-analystes. Ce métier est pourtant indispensable afin de surveiller l’évolution et la santé des arbres. Des recrutements sont-ils prévus en Région bruxelloise ?

Hoeveel procent van de bomen is er afgestorven wegens de droogte?

Hoe vaak werden ze tijdens de zomer besproeid? Hoe heeft Leefmilieu Brussel zich aan de droogte aangepast?

Hebben de afgestorven takken ongevallen veroorzaakt? Moest er preventief gesnoeid worden?

Welk type bomen wil Leefmilieu Brussel in de toekomst planten?

Zal het Brussels Gewest boomdeskundigen aanwerven?

Partager
10:55 § 171 → Vidéo
Partager

Mevrouw Lotte Stoops (Groen).- Het komt goed uit dat de behandeling van mijn vraag wat vertraging opgelopen heeft, want op 13 oktober gaf de Europese Commissie het officiële startschot voor haar platform voor stedelijk groen, als onderdeel van het EC Initiative inzake stedelijke groenplannen. Begin september konden we in de pers lezen en ook zelf vaststellen dat de bomen in de Brusselse parken veel te lijden hebben onder de aanhoudende droogte. Volgens het KMI waren de laatste zomermaanden samen de droogste sinds het begin van de metingen. Zoals de heer Casier zegt, komt de vroegere 'normale' toestand niet meer terug. Sommige bomen beginnen hun bladeren sneller te verliezen, andere moeten om veiligheidsredenen gesnoeid of zelfs omgehakt worden. Bijvoorbeeld in de parken van Vorst vertonen meerdere bomen ernstige tekenen van verzwakking. De pas aangeplante kleine boompjes kunnen niet meer overleven.

Gezien de klimaatverandering is het niet onwaarschijnlijk dat we de komende jaren nog meer extreem droge en warme zomers zullen krijgen, met grote gevolgen voor de natuur en natuurlijk ook voor de dieren en mensen die bewoners zijn van die natuur. Het is dus belangrijk om snel maatregelen te nemen die onze stad veerkrachtiger maken en onze bomen en ander groen beschermen. Bij Brussel Mobiliteit is intussen een facilitator aangesteld voor de ontharding van de gewestwegen en het geïntegreerde regenwaterbeheer. Die facilitator en zijn team zullen bovendien ook de functie van boommeester op zich nemen om de uitvoering van de geplande strategische bomenplannen in goede banen te leiden.

Welke connectie is er binnen Leefmilieu Brussel met deze boommeesterfunctie bij Brussel Mobiliteit?

Drie gemeenten (Brussel-Stad, Elsene en Jette) hebben al een bomenplan. Wat zijn de mogelijkheden om alle gemeenten extra te motiveren om een lokale boommeester aan te stellen, of hen op een andere manier vanuit het gewest te ondersteunen?

U kondigde eerder aan dat er voor het eerst een droogteplan zal komen in ons gewest. In hoeverre zal dat samenhangen met het aangekondigde bomenplan? Hoe kunnen die plannen elkaar aanvullen?

Wat zijn de andere maatregelen die het gewest op korte of lange termijn zal nemen om het openbaar groen te beschermen?

Mme Lotte Stoops (Groen).- Le 13 octobre dernier, la Commission européenne a officiellement lancé sa plateforme « Urban Greening », destinée à encourager les villes à élaborer un plan de végétalisation.

Il importe en effet d'agir rapidement pour rendre Bruxelles plus résiliente face au changement climatique et protéger nos arbres et espaces verts. À Bruxelles Mobilité, un facilitateur a été désigné pour la déminéralisation des voiries régionales et la gestion intégrée des eaux pluviales. Il assurera également le rôle de « maître arboriste (boommeester) » pour guider la mise en œuvre des plans stratégiques en la matière.

Quel lien existe-t-il entre Bruxelles Environnement et le maître arboriste de Bruxelles Mobilité ?

Trois communes (la Ville de Bruxelles, Ixelles et Jette) ont déjà leur plan arbres. Dans quelle mesure la Région peut-elle soutenir ou encourager les communes à nommer, à leur niveau, un maître arboriste ?

Vous avez annoncé un plan régional de lutte contre la sécheresse. Dans quelle mesure sera-t-il lié au plan arbres annoncé ?

Quelles autres mesures la Région prendra-t-elle à court ou long terme pour protéger ses espaces verts ?

Partager
10:58 § 173 → Vidéo
Partager

M. Alain Maron, ministre.- Les arbres de la Région vivent leur quatrième épisode de sécheresse en moins de cinq ans. Les stress hydriques fragilisent les individus les moins vigoureux, allant parfois jusqu’à occasionner une mort précoce. Il s’agit souvent d’arbres mal adaptés à leur environnement, car leurs exigences écologiques n’ont pas été suffisamment prises en considération au moment de leur plantation. Ce sont parfois aussi des arbres ayant manqué de soins à des étapes cruciales de leur vie, par exemple des arbres ayant fortement besoin de lumière, oubliés dans l’ombre de leurs voisins. Ce sont enfin des arbres qui semblent ne plus être adaptés à un environnement qui tend à changer rapidement et de manière significative. Je pense notamment au hêtre, une essence nécessitant des apports en eau considérables et réguliers.

Il est difficile de dresser un bilan chiffré des arbres touchés par les épisodes successifs de sécheresse dans notre Région, car ils le sont tous à des degrés divers et parce que les sécheresses n’expliquent pas tout. Beaucoup d’arbres se rétabliront, pour autant que les mois à venir soient suffisamment pluvieux. Certains arbres sont déjà morts ou vont mourir.

Cet été, Bruxelles Environnement n’a pas relevé d’accidents dans ses parcs occasionnés par la chute de branches. L'institut a néanmoins constaté une dizaine de bris de branches vivantes de grosses dimensions attribuables à la sécheresse. Ces cas sont heureusement rares. Des opérations de coupes et de tailles anticipées ont lieu depuis 2018 en vue de sécuriser certains parcs, et ce, en raison de la chute de branches mortes en raison de la sécheresse. Je pense ici notamment aux cimes des hêtres du parc Duden.

De heer Alain Maron, minister.- De bomen in Brussel hebben op vijf jaar tijd al vier droogteperioden doorgemaakt en sommige overleefden dat niet. Het betreft doorgaans bomen die niet of niet meer goed aangepast waren aan hun omgeving en de snel wijzigende omstandigheden. Beuken hebben bijvoorbeeld regelmatig en veel water nodig.

In feite lijden alle bomen in Brussel onder de gevolgen van de opeenvolgende droogteperioden, maar wel in verschillende mate. Bovendien verklaart de droogte niet alles. Vele bomen zullen zich gelukkig herstellen, als het de komende maanden voldoende regent.

Leefmilieu Brussel heeft geen weet van ongevallen in parken door afvallende takken. Sinds 2018 voert het al preventieve snoeiingen uit om bepaalde parken te beveiligen. Ik denk bijvoorbeeld aan de beuken in het Dudenpark.

Partager
11:00 § 175 → Vidéo
Partager

(verder in het Nederlands)

In droogteperiodes staat de kwestie van het waterverbruik in de groene ruimten uiteraard centraal. Als algemene regel geldt dat Leefmilieu Brussel de bomen die de laatste twee jaar, of zelfs vier jaar in het geval van de grootste bomen, zijn geplant, water geeft om hun voortbestaan te garanderen. Bijzondere aandacht wordt besteed aan de aanleg van beschermde parken. Afhankelijk van het gebied en de groene ruimten varieert de frequentie van besproeiing van nul tot drie keer per week.

(poursuivant en français)

Bruxelles Environnement intègre depuis plusieurs années la question des dérèglements climatiques dans ses réflexions d'aménagement et de gestion. Le plan de gestion de la forêt de Soignes a ainsi été actualisé en 2019 afin notamment de préparer la conversion de sa hêtraie vers une forêt diversifiée, plus à même d'endosser les modifications du milieu avec, entre autres, une plus grande proportion de chênes sessiles.

Bruxelles Environnement travaille à structurer l'approche du patrimoine arboré régional de manière à proposer une stratégie intégrée. Il s'agit de développer des codes de bonne pratique de plantation ou d'entretien, d'organiser des formations pour les gestionnaires communaux, d'envisager les évolutions nécessaires du cadre juridique pour garantir la protection de notre canopée et de mieux intégrer la composante écologique des arbres qui, pour l'instant, sont essentiellement traités sous les angles de la gestion du risque et de l'urbanisme. Ce travail est régulièrement discuté avec Bruxelles Mobilité et urban.brussels, pour aboutir à un cadre qui fasse consensus. Évidemment, l'adaptation locale des palettes végétales fait l'objet de discussions. Il s'agit d'une problématique complexe.

(poursuivant en néerlandais)

En période de sécheresse, Bruxelles Environnement arrose, jusqu'à trois fois par semaine selon la zone, les arbres plantés au cours des deux dernières années, ou quatre dernières années pour les plus gros spécimens, et ce, afin d’assurer leur survie.

(verder in het Frans)

Al sinds enkele jaren houdt Leefmilieu Brussel rekening met de klimaatverandering bij het aanleggen en beheren van groene ruimten. Zo werd het beheersplan van het Zoniënwoud in 2019 bijgewerkt, waarbij er meer ingezet wordt op diversiteit en bomen die beter bestand zijn tegen de veranderingen, zoals wintereiken.

Leefmilieu Brussel streeft ook naar een gestructureerde aanpak van het gewestelijke bomenerfgoed, bijvoorbeeld door het opstellen van een gids met goede praktijken voor het planten en onderhouden van bomen en door opleidingen te organiseren voor gemeentelijke boombeheerders. Het werkt daarvoor nauw samen met Brussel Mobiliteit en urban.brussels. Over de aanpassing van de beplanting is het niet altijd evident om overeenstemming te bereiken.

Partager
11:02 § 177 → Vidéo
Partager

Concernant les arboristes-analystes en Belgique, la situation est en voie d’amélioration, entre autres grâce au lancement d’une formation de post-graduat en gestion des arbres dans une haute école à Roulers. Quinze diplômés en sortent chaque année. Le service de gestion du patrimoine arboré de Bruxelles Environnement emploie cinq gestionnaires d’arbres et cinq arboristes-grimpeurs qui se forment en continu. Par ailleurs, l’administration est occupée à préparer des formations générales à l’intention des gestionnaires communaux, en vue de renforcer leurs connaissances en la matière.

Dankzij de start van een postgraduaatsopleiding in Roeselare komen er in België jaarlijks vijftien boomdeskundigen bij. De vijf bosbeheerders en vijf snoeiers bij Leefmilieu Brussel volgen regelmatig bijscholingen. Daarnaast werkt het agentschap aan algemene opleidingen voor de beheerders bij de gemeenten.

Partager
11:03 § 179 → Vidéo
Partager

(verder in het Nederlands)

Mevrouw Stoops, in het kader van hun strategie voor veerkracht hebben de teams van Brussel Mobiliteit een interne facilitator Water en Natuur aangesteld, die uitsluitend intern werkt. Het is dus niet de bedoeling dat hij vragen van derden beantwoordt, wat de facilitatoren van Leefmilieu Brussel wel doen.

De facilitator zorgt ervoor dat de ambities inzake natuur in de grote herinrichtingsprojecten hoger liggen. Daarnaast moet hij het aantal kleine onthardingsprojecten uitbreiden en er waar mogelijk voor zorgen dat er gekozen wordt voor een ecologisch beheer van groene ruimten. Hij staat bovendien in voor het bomenbestand langs de gewestwegen, dat belangrijk is voor de voltooiing van het groene netwerk.

(poursuivant en néerlandais)

Les équipes de Bruxelles Mobilité ont désigné un facilitateur Eau et Nature qui travaille exclusivement en interne et qui n’est donc pas destiné à répondre aux questions de tiers, contrairement aux facilitateurs de Bruxelles Environnement.

Il veille entre autres au patrimoine arboré des voiries régionales.

Partager
11:04 § 181 → Vidéo
Partager

(poursuivant en français)

Les services de Bruxelles Environnement restent en contact étroit avec Bruxelles Mobilité pour discuter des bonnes pratiques à privilégier dans les opérations de végétalisation de la ville.

Concernant l’action des communes en matière de protection et gestion des arbres (et de végétalisation), je vous renvoie à la réponse à la question orale de M. de Patoul du 28 septembre, qui traitait du même sujet. Je n'ai rien à ajouter aux réponses apportées à ce moment-là.

Par ailleurs, un axe est dédié à la gestion des sécheresses dans le projet de nouveau plan de gestion de l’eau ; une prise en considération particulière des contraintes de gestion liées à la performance écosystémique des dispositifs de végétalisation devra encore y être intégrée, notamment pour rationaliser et prioriser les usages de l’eau.

Ainsi, on sait, par exemple, que les plantations exercent un effet rafraîchissant lorsqu’elles disposent d’assez d’eau, que les jeunes arbres ont des besoins d’arrosage accrus pendant la période de reprise, mais aussi que certains pouvoirs locaux utilisent encore beaucoup d’eau et de ressources pour arroser sur tout leur territoire des balconnières de plantes annuelles qui ne jouent pas ou peu de rôle écologique, au-delà de leur aspect décoratif. Ces éléments seront pensés en lien, notamment, avec les principes de gestion écologique.

(verder in het Frans)

Leefmilieu Brussel overlegt regelmatig met Brussel Mobiliteit over goede praktijken inzake vergroening van de stad.

Wat de acties van de gemeenten ter bescherming van de bomen betreft, verwijs ik naar mijn antwoord op de vraag van de heer de Patoul op 28 september 2022.

Voorts is er in het ontwerp voor het nieuwe waterbeheerplan rekening gehouden met de aanpak van droogte. Er moet wel verder worden uitgewerkt welke vegetatie best prioritair water krijgt en waar er kan worden bespaard. Daarbij moet er rekening mee worden gehouden dat groen een verkoelend effect heeft wanneer het voldoende water krijgt, dat jonge bomen in bepaalde periodes veel water nodig hebben en dat sommige gemeentebesturen planten met een beperkte ecologische bijdrage blijven besproeien.

Partager
11:05 § 183 → Vidéo
Partager

M. Martin Casier (PS).- La situation est paradoxale, car une manière de maintenir les températures relativement basses en centre-ville et en milieu urbain est d'assurer la présence de canopées et d'arbres, et, en même temps, ce sont eux qui, les premiers, subissent la sécheresse. Nous devons éviter ce cercle vicieux ou en minimiser les impacts autant que possible.

Vos réponses me satisfont. Je ne doutais évidemment pas que Bruxelles Environnement travaillait activement sur la question. Je vous remercie d'avoir rappelé l'existence de la formation des arboristes-analystes à Roulers, qui permettra de se doter de toute la connaissance scientifique nécessaire et de leur capacité de travail.

Pour le reste, nous devons accélérer les processus, l'information des acteurs locaux, leur sensibilisation à l'utilisation rationnelle et appropriée de l'eau, et enclencher un changement systémique sur ces questions. Il est aussi essentiel, en effet, de déminéraliser les quartiers au centre-ville et permettre à l'eau de percoler à nouveau dans les terres.

Les bases me semblent claires à la fois pour les administrations et votre cabinet. Je vous propose de refaire un état des lieux prochainement, en espérant que l'été prochain soit plus clément et pluvieux, et que cet hiver le soit largement afin de recharger les nappes phréatiques ainsi que les couches supérieures et inférieures des sols.

De heer Martin Casier (PS).- Wij moeten zo veel mogelijk de negatieve impact van droogte beperken, want bomen worden er al eerste door geveld, terwijl ze net een verkoelend effect in de stad hebben.

Ik ben tevreden dat Leefmilieu Brussel maatregelen uitwerkt. De opleiding in Roeselare zal de kennis over het onderwerp alleen maar vergroten. Toch moet alles nog sneller verlopen en moeten de gemeenten goed worden geïnformeerd en gesensibiliseerd rond zuinig waterverbruik. Daarnaast is er verdere ontharding nodig, zodat het regenwater in de grond kan dringen.

Partager
11:07 § 185 → Vidéo
Partager

Mevrouw Lotte Stoops (Groen).- Uw aanpak gaat de goede richting uit, onder meer via de beste praktijken. Zoals u zei is er nog vaak discussie tussen verschillende administraties (urban.brussels, Brussel Mobiliteit). Dankzij de toevoeging van de functie van boommeester aan de onthardingsambtenaar wordt er nu wel vaak administratie-overschrijdend gewerkt. Het is goed te horen dat de beste praktijken via die samenwerking versterkt zouden kunnen worden, want dat zal nodig zijn om over de grenzen van gewest en gemeenten heen tot de beste aanpak te komen.

Zoals ik al aankondigde heeft de Europese Commissie midden oktober haar platform voor stedelijk groen gelanceerd. Ze heeft ook alle Europese steden van meer dan 20.000 inwoners opgeroepen om ambitieuze stedelijke vergroeningsplannen te ontwikkelen die afgestemd zijn op de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030. Die stedelijke vergroeningsplannen zijn dan gekoppeld aan belangrijk EU-beleid en aldus gerelateerd aan Europese financieringen en fondsen. Ik was dan ook heel blij te vernemen dat Leefmilieu Brussel als leidende partner van het Europese project LIFE UrbanGreeningPlans op 24 november 2022 de Brusselse sector heeft uitgenodigd voor een uitwisseling en een prospectieve reflectie over de lopende vergroeningsinitiatieven in het Brussels Gewest. Naar ik hoorde was de conclusie van de dag dat wij een onafhankelijke boommeester nodig hebben. Ik ben heel benieuwd naar de opvolging van de aanbevelingen van die reflectiedagen met onze Brusselse experten en zal er later zeker op terugkomen.

- De incidenten zijn gesloten.

Mme Lotte Stoops (Groen).- Confier la fonction de maître arboriste au facilitateur de Bruxelles Mobilité permet d'encourager la collaboration entre Bruxelles Mobilité et Bruxelles Environnement, ce dont on ne peut que se réjouir.

Par ailleurs, j'ai appris avec grand plaisir que Bruxelles Environnement, en tant que chef de file du projet européen LIFE Urban Greening Plans, a invité le 24 novembre dernier le secteur bruxellois à un échange et à une réflexion prospective sur les initiatives de verdissement en cours en Région bruxelloise. La journée se serait conclue par un appel à nommer un maître arboriste indépendant. Je vous interrogerai à ce sujet prochainement

- Les incidents sont clos.

Partager
11:10 § 195 → Vidéo
Partager

Question orale de M. Martin Casier

à M. Alain Maron, ministre du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale chargé de la Transition climatique, de l'Environnement, de l'Énergie et de la Démocratie participative,

concernant les surcoûts tarifaires pour certains utilisateurs de panneaux photovoltaïques.

Mondelinge vraag van de heer Martin Casier

aan de heer Alain Maron, minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie,

betreffende de bijkomende tarifering voor sommige gebruikers van fotovoltaïsche panelen.

Partager
11:11 § 197 → Vidéo
Partager

M. Martin Casier (PS).- Dans le contexte actuel de flambée des prix de l’énergie, la possession de panneaux photovoltaïques est, malgré les coûts d’installation, plus que jamais rentable. Elle constitue une source d’économies et représente un véritable enjeu en matière de production d'énergie, avec des émissions de CO2 beaucoup plus limitées que d'autres sources de production.

Cependant, quelques fournisseurs d’énergie ont d’ores et déjà annoncé vouloir réclamer un forfait supplémentaire à leurs clients wallons détenteurs de panneaux solaires.

Même si la Commission de régulation de l'électricité et du gaz considère qu’il n’existe aucune infraction à la réglementation, pour les petits producteurs d’énergie verte, il s'agit d'une double peine. En effet, ceux-ci participaient déjà au tarif prosommateur - producteur + consommateur -, une redevance annuelle forfaitaire instaurée en 2020 pour participer au financement de l’utilisation de leur réseau. Ils payeront donc en quelque sorte deux fois, indépendamment du fait qu'ils ont déjà investi dans leurs panneaux solaires.

Derrière ce surcoût, il y a l’idée de rééquilibrer la situation entre les détenteurs de panneaux et les autres. Ceux qui n’avaient pas de panneaux photovoltaïques payaient un coût d’équilibrage proportionnellement très élevé par rapport à leur consommation. Or, à ce jour, il semblerait que les fournisseurs appliquant ce surcoût ne prévoient pas de baisse du prix d’équilibrage pour ceux qui n’ont pas de panneaux photovoltaïques !

Nous sommes là dans une situation absurde : il s’agirait ici d’une espèce de taxe supplémentaire pour les détenteurs de panneaux solaires, qui ne se verrait pas traduite par une baisse de prix pour les autres.

À Bruxelles, les prosommateurs ne paient pas les frais de réseau, qui représentent environ un tiers de la facture d’électricité, et bénéficient de certificats verts - notre Région étant la seule à en connaître encore -, mais l’exemple de la situation wallonne n’est pas pour rassurer les Bruxellois, déjà plus réticents à l’installation que dans les deux autres Régions. À Bruxelles, en effet, la surface utilisable n'est couverte qu'à 6,2 % de panneaux photovoltaïques. Il ne s'agirait donc pas d'ajouter d’autres freins.

Avez-vous pris connaissance de cette situation en Région wallonne ? Quels sont les risques de voir de tels surcoûts s'appliquer à Bruxelles ?

Quelle est la position de votre cabinet ainsi que du régulateur Brugel sur la situation wallonne et le développement potentiel de cette situation à Bruxelles ?

À la suite de ces modifications, certains propriétaires parlent de somme nulle dans l’économie réalisée, alors qu'ils ont investi dans des panneaux solaires. Ne risque-t-on pas de décourager ceux qui s’apprêtaient à installer des panneaux solaires, freinant ainsi les objectifs régionaux en matière de transition énergétique ?

En raison de la situation institutionnelle complexe de notre pays, certains Bruxellois pensent que tel est déjà le cas à Bruxelles et trouvent la situation confuse. Il faut donc être extrêmement prudent à cet égard.

De manière plus générale, comment améliorer la transparence tarifaire pour les utilisateurs de panneaux photovoltaïques ? En ce qui me concerne, j'ai installé des panneaux photovoltaïques il y a peu, et il faut bien admettre que, si le mécanisme de certificat vert n'est pas très compliqué sur le papier, il n'est pas très pratique à l'usage. En outre, le rôle de Brugel se limite à celui d'une plateforme qui ne propose qu'un accompagnement limité. Le système n'est pas impossible, mais il est compliqué et, surtout, il manque parfois de transparence. J'aurais aimé avoir votre avis sur la question.

De heer Martin Casier (PS).- Door de huidige hoge energieprijzen zijn zonnepanelen rendabeler dan ooit. Enkele energieleveranciers kondigden echter aan dat ze een extra forfaitair bedrag willen aanrekenen aan Waalse eigenaars van zonnepanelen.

Volgens de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas is er geen sprake van een inbreuk op de regelgeving, maar kleine producenten van groene energie betalen op die manier wel dubbel. Sinds 2020 zijn zij immers ook al een retributie voor het gebruik van het elektriciteitsnet verschuldigd.

De energieleveranciers willen met de bijkomende heffing een evenwicht creëren tussen eigenaars van zonnepanelen en andere verbruikers. Wie geen zonnepanelen heeft, zou immers in verhouding tot zijn verbruik een zeer hoge bijdrage betalen. Voor die groep zouden de energieleveranciers het tarief echter niet verlagen.

In Brussel betaalt wie zonnepanelen heeft, geen kosten voor het gebruik van het net. De aankondiging van de energieleveranciers stimuleert de Brusselaars alvast niet om zonnepanelen te laten installeren, terwijl het gewest op dat gebied al achterloopt op Vlaanderen en Wallonië.

Bent u op de hoogte van de situatie in het Waals Gewest? Hoe groot is het risico dat die tariefverhoging er ook in Brussel komt? Hoe staan u en Brugel daartegenover?

Zal d at niet ontmoedigend werken voor wie nog zonnepanelen wilde installeren, waardoor de gewestdoelstellingen inzake energietransitie in gevaar komen?

Hoe wilt u de tarieven transparanter maken voor eigenaars van zonnepanelen? Het systeem van groenestroomcertificaten, dat in Brussel nog steeds geldt, is immers ingewikkeld.

Partager
11:15 § 199 → Vidéo
Partager

M. Alain Maron, ministre.- J’ai bien pris connaissance de l’existence du forfait pour le service d’équilibrage appliqué par certains fournisseurs en Wallonie. Je vous confirme qu’à ce jour, aucun n’applique un tel forfait à Bruxelles.

Ce forfait est à concevoir comme une partie de l’offre commerciale du fournisseur. Chaque client, y compris prosommateur, doit choisir son fournisseur ou son contrat en comparant les offres de prix, à l’aide des fiches tarifaires qu'ils publient.

Un client-prosommateur doit prendre davantage de paramètres en compte. En plus du prix de la « commodity » (le prix facturé pour un kilowattheure ou kWh prélevé) et du prix de la redevance annuelle (le prix fixe annuel facturé pour le service de fourniture), communs à tous les consommateurs, un prosommateur doit également comparer :

- le prix offert pour les kWh injectés (le prix auquel le fournisseur propose de racheter l’électricité injectée), facteur applicable à Bruxelles uniquement ;

- le rachat des certificats verts proposé (ou non) par le fournisseur ainsi que le prix offert par certificat vert. Il n’est toutefois pas obligatoire de revendre son certificat vert à son propre fournisseur.

En Wallonie, le client-prosommateur devrait également inclure désormais, dans sa comparaison des offres commerciales, le prix d’un éventuel forfait supplémentaire pour un service d’équilibrage rendu par le fournisseur à son client-prosommateur.

Certains éléments en vigueur en Wallonie ne le sont pas en Région bruxelloise. Cette dernière se distingue en outre au niveau de deux facteurs importants :

- le compteur des prosommateurs ne tourne pas à l’envers à Bruxelles. Un compteur spécifique permet techniquement de distinguer les flux d’injection et de prélèvement, chacun assorti d’un tarif différent ;

- le mécanisme de compensation n’est plus en vigueur en Région de Bruxelles-Capitale.

De ce fait, la facturation d’un forfait pour un service d’équilibrage que rendrait le fournisseur à son client-prosommateur serait beaucoup plus difficilement justifiable à Bruxelles. Le fournisseur y facture en effet son service de fourniture sur l’ensemble des kWh prélevés par le client-prosommateur, et pas seulement sur le delta entre le prélèvement et l’injection.

Pour pouvoir facturer un forfait supplémentaire pour l’équilibrage, le fournisseur devrait dès lors dûment démontrer qu’il est effectivement exposé à des surcoûts pour ce service (c’est-à-dire des coûts d’équilibrage encore non imputés via la facturation normale des kWh prélevés sur le réseau). Un même service ne peut pas être facturé deux fois et un surcoût ne peut être imputé que s’il a été réellement consenti.

De heer Alain Maron, minister.- Vooralsnog past geen enkele energieleverancier de forfaitaire bijdrage voor Waalse eigenaars van zonnepanelen in Brussel toe.

Een dergelijk forfait maakt deel uit van het commerciële aanbod van een leverancier. Klanten kunnen best bij de keuze van een leverancier prijzen vergelijken. Wie zonnepanelen heeft, moet daarbij met meer parameters rekening houden. Voor klanten in Wallonië verschillen die parameters bovendien deels van die voor Brusselse energieverbruikers. In Wallonië draait de teller bijvoorbeeld terug wanneer eigenaars van zonnepanelen energie op het net zetten. In Brussel is dat niet het geval. Daarnaast bestaat er in het Brussels Gewest geen compensatiemechanisme. Een bijkomende heffing voor het gebruik van het net is in Brussel dan ook veel minder verdedigbaar. Om die te kunnen invoeren, zou de energieleverancier moeten aantonen dat hij extra kosten maakt om tot een evenwicht tussen alle verbruikers te komen.

Partager
11:18 § 201 → Vidéo
Partager

Sur la base des informations dont je dispose, Brugel partage ces éléments de positionnement et reste attentif à l’éventuelle émergence de cette pratique sur le marché bruxellois. Si nécessaire, Brugel examinera la légalité du forfait appliqué. En l’absence de l’existence actuelle de cette pratique commerciale à Bruxelles, le régulateur bruxellois ne s’est cependant pas positionné publiquement sur le sujet.

En ce qui concerne la transparence des offres des fournisseurs, c’est bien la fiche tarifaire qui permet au client de prendre connaissance du prix proposé par le fournisseur.

Dans un but de protection du consommateur, il est utile de rappeler que la dernière révision des ordonnances « Gaz-électricité » avait intégré des obligations à charge des fournisseurs en matière d’information relative à la facturation, de transparence et de lisibilité des conditions contractuelles et d’absence d’obstacles à l’exercice des droits des clients. Il y a une amélioration progressive de la situation, mais, je vous l'accorde, ce n'est pas si simple de s'y retrouver.

En outre, le comparateur Brusim et le service d’accompagnement gratuit Infor Gaz Elec - prévus dans l’ordonnance « Électricité » - offrent un support à la comparaison des offres et au choix d’un fournisseur accessible à tous les clients bruxellois, y compris ceux qui sont prosommateurs et peuvent obtenir du soutien et des aides à ce niveau-là.

Nous avons attiré l'attention de Brugel et de Sibelga, qui ne sont donc pas des organismes sous notre tutelle, sur la complexité du système d'encodage des certificats verts. Nous devrions arriver un jour à les convaincre de travailler ensemble et d'utiliser un site unique. Aujourd'hui, la démarche se fait en plusieurs étapes. Il faut passer par le site de Sibelga, puis par le site de Brugel et enfin par une revente. Chacun campe sur sa position et je n'ai aucun pouvoir d'injonction à cet égard.

Mochten de energieleveranciers ook in Brussel een dergelijke heffing willen invoeren, dan zal Brugel de wettelijkheid ervan toetsen.

Bij de recentste herziening van de ordonnanties betreffende gas en elektriciteit zijn verplichtingen rond informatie over de factuur en transparantie over onder andere de contractvoorwaarden opgenomen. De situatie verbetert stilaan, maar het blijft moeilijk voor de consument om zijn weg erin te vinden.

De tarievenvergelijker Brusim en de begeleidingsdienst van het Brussels informatiecentrum voor gas en elektriciteit bieden ondersteuning bij de vergelijking van het aanbod van verschillende leveranciers.

Ik heb Brugel en Sibelga er bovendien op gewezen dat de aangifte van groenestroomcertificaten complex is, aangezien je eerst naar de website van Sibelga moet en vervolgens naar die van Brugel. Ik hoop dat ze ooit een gemeenschappelijke site gebruiken.

Partager
11:20 § 203 → Vidéo
Partager

M. Martin Casier (PS).- Cette espèce de numéro de duettistes entre Sibelga et Brugel ne simplifie pas la situation. Même si c'est le jeu des certificats verts, cette situation de marché rend les choses opaques. Le prosommateur doit à chaque fois individuellement contacter quelqu'un qui lui répond par courriel, etc. Ce n'est pas du tout impossible, mais c'est compliqué. Je m'attendais à une plateforme facilement accessible. Or j'ai dû regarder la vidéo de Brugel trois fois pour comprendre ce qu'on attendait de moi !

M. Alain Maron, ministre.- Mais elle est bien faite !

M. Martin Casier (PS).- C'est exact ! Mais, même si je suis bac + 9, la procédure reste un peu compliquée.

Pour en revenir au début de votre réponse, je suis content que vous nous rassuriez - ainsi que sur votre position - et qu'il n'y ait pas de telles demandes aujourd'hui.

La difficulté est que, comme le confirmait la Commission de régulation de l'électricité et du gaz, une telle demande n'est pas illégale. Nous n'allons pas réformer l'ordonnance en permanence, mais il faudrait peut-être penser à des balises. Nous comprenons bien les fournisseurs, qui se trouvent actuellement dans une situation financière compliquée et tendue. Ce sont plutôt les producteurs qui se mettent de l'argent plein les poches, mais cela ne peut se faire au détriment de citoyens qui ont réalisé cet investissement, ou qui n'ont pas les moyens de le faire. Il nous faudra y être attentifs.

- L'incident est clos.

De heer Martin Casier (PS).- Dat maakt de situatie inderdaad ondoorzichtig en ingewikkeld. Ik had gehoopt dat er een eenvoudig te gebruiken website bestond, maar ik moest de video van Brugel drie keer bekijken om er wat van te snappen!

De heer Alain Maron, minister.- Die is wel goed gemaakt.

De heer Martin Casier (PS).- Dat klopt, maar zelfs voor een hoogopgeleide blijft het moeilijk.

Ik vind het wel geruststellend dat er geen bijkomende tarieven in het Brussels Gewest zijn aangekondigd. Het probleem is echter dat ze niet onwettelijk zijn. Het zou wellicht geen slecht idee zijn om grendels in te bouwen. Ik begrijp dat energieleveranciers in een moeilijke situatie zitten, terwijl de producenten bakken geld verdienen. Er mag echter geen oplossing komen op de kap van burgers die in zonnepanelen investeerden.

- Het incident is gesloten.

Partager
11:23 § 213 → Vidéo
Partager

Demande d'explications de M. Emmanuel De Bock

à Mme Elke Van den Brandt, ministre du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale chargée de la Mobilité, des Travaux publics et de la Sécurité routière,

et à M. Alain Maron, ministre du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale chargé de la Transition climatique, de l'Environnement, de l'Énergie et de la Démocratie participative,

concernant les explications de la baisse de 90 % des polluants le jour de la journée sans voiture.

Vraag om uitleg van de heer Emmanuel De Bock

aan mevrouw Elke Van den Brandt, minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit, Openbare Werken en Verkeersveiligheid,

en aan de heer Alain Maron, minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie,

betreffende de verklaringen voor de daling met 90% van de vervuilende stoffen op Autoloze Zondag.

Partager
11:23 § 215 → Vidéo
Partager

M. Emmanuel De Bock (DéFI).- Tout le monde ou presque se réjouit de la journée annuelle sans voiture, qui permet une respiration intéressante, malgré les contraintes et les coûts qu’elle génère. À ce propos, il serait intéressant de rappeler combien elle coûte, en matière de mobilisation de nos forces vives. Je vous propose de nous faire parvenir par le secrétariat les chiffres relatifs aux coûts globaux qu'entraîne l'organisation d'une telle journée.

Au niveau des recettes, il est certain qu’il y a moins de pollution à l'occasion de la journée sans voiture. Nous nous en réjouissons, mais il serait intéressant d’objectiver cet état de fait. Je vous remercie d’avoir relayé l'information qui viendrait de Bruxelles Environnement : apparemment, nous avons connu une baisse de 90 % des polluants (NO et NO2) lors du dimanche sans voiture. Ce chiffre m’a immédiatement interpellé, car il signifie qu'en journée, nous avons été bien au-delà des objectifs du Groupe d'experts intergouvernemental sur l'évolution du climat et que nous prendrions part plus activement à la lutte contre le réchauffement climatique si l'on organisait de telles journées plus fréquemment.

Néanmoins, le monoxyde d'azote (NO) et le dioxyde d'azote (NO2) sont émis lors des phénomènes de combustion. Le NO2 est issu de l'oxydation du NO. Les sources principales sont les véhicules (près de 60 %) et les installations de combustion (centrales thermiques, chauffages...). Or, ce dimanche sans voiture, la circulation fonctionnait à concurrence d'environ 5 %. Dès lors, si l'on agit sur 60 % de la pollution classique à 95 %, il reste toujours 40 % de polluants issus de nos autres comportements humains et en particulier urbains. Où sont passés ces 40 % qui ne seraient plus devenus que 10 % puisque 90 % des polluants ont apparemment disparu ?

De heer Emmanuel De Bock (DéFI).- Bijna iedereen is blij met de jaarlijkse Autoloze Zondag, die ondanks de beperkingen en kosten een interessante adempauze biedt. Kunt u ons de totale kostprijs van het initiatief meedelen?

Volgens Leefmilieu Brussel waren de concentraties stikstofoxide (NO) en stikstofdioxide (NO2) tijdens de Autoloze Zondag met 90% gedaald. Dat cijfer trok onmiddellijk mijn aandacht, want dat betekent dat we tijdens die dag ruim boven de doelstellingen van de Intergouvernementele Werkgroep inzake Klimaatverandering zaten.

NO en NO2 komen vrij bij verbrandingsprocessen. De belangrijkste bronnen zijn voertuigen (60%) en verbrandingsinstallaties. Op de Autoloze Zondag was er nog maar 5% verkeer. Wat is er gebeurd met de 40% vervuiling door ander menselijk gedrag, aangezien er maar 10% vervuilende stoffen meer in de lucht zaten?

Partager
11:26 § 217 → Vidéo
Partager

Ensuite, peut-on disposer de chiffres fiables de la part de Bruxelles Environnement et obtenir la source des moyennes des dimanches sans voiture, ainsi que le créneau horaire retenu ? En effet, la journée sans voiture reprend des créneaux de 9 à 19h sur les graphiques. Il serait intéressant de vérifier l’évolution de la pollution tout au long de la journée.

D'ailleurs, les chiffres émanant des différentes stations de mesure montrent que la baisse du NO2 est cinq fois moindre lors du dimanche sans voiture, avant même son début. En effet, son taux est quasi nul entre 3 et 5h du matin, alors qu’il atteint 15 μg/m³ en moyenne les autres dimanches durant cette plage horaire. Comment expliquez-vous ces différences qui ne sont donc en rien liées à l'absence de voiture ? S’agit-il d’un phénomène météorologique ?

Le reste de la journée, on observe des niveaux relatifs atteignant la moitié d’un dimanche normal, ce qui n’a rien à voir avec 90 %. Sur les stations de mesure de Neder-Over-Heembeek et d'Uccle, c'est entre 15 et 18h que l’on frôle le niveau zéro. À noter qu’à Uccle, on voit qu’entre 8 et 12h, on a quasiment la même mesure de NO qu’un dimanche normal. Pourquoi ?

Quant aux particules fines, nous nous réjouissons qu’elles soient en baisse, mais là aussi, cette baisse n’est pas continue et varie entre 2 et 10. Une moyenne révélerait sans doute une baisse de moitié des particules fines alors que la circulation automobile est quasi nulle. C’est dire que les automobiles ne représentent pas le seul enjeu sur lequel il faut agir, et qu’une présentation tronquée peut donner un faux sentiment d’objectif atteint alors qu’il reste beaucoup de travail. Il est évidemment encourageant de voir nos efforts se concrétiser, mais il faut objectiver les chiffres reçus.

Hoe worden de gemiddelde concentraties op autoloze zondagen berekend? Op welke tijdstippen worden de metingen uitgevoerd? De Autoloze Zondag duurde van 9 tot 19u. Het zou evenwel interessant zijn om na te gaan hoe de vervuiling in de loop van de hele dag evolueerde.

Zo was de NO2-concentratie bijna nul tussen 3 en 5u 's ochtends, terwijl ze op andere zondagen in dezelfde periode gemiddeld 15 μg/m³ bereikte. Hoe verklaart u dat verschil? Had dat met het weer te maken?

De rest van de dag waren de concentraties ongeveer de helft lager dan op een normale zondag. Er was dus geen daling met 90%. In de meetstations van Neder-Over-Heembeek en Ukkel werd het nulniveau benaderd tussen 15 en 18u. In Ukkel daarentegen waren de NO-concentraties tussen 8 en 12u bijna even hoog als op een normale zondag. Hoe komt dat?

Er was ook minder fijnstof, maar die daling was niet continu en schommelde tussen 2 en 10. Een gemiddelde zou waarschijnlijk een halvering van het fijnstof laten zien, terwijl het autoverkeer bijna nul was. Dat betekent dat niet alleen het autoverkeer moet worden aangepakt.

Partager
11:28 § 219 → Vidéo
Partager

Mme Aurélie Czekalski (MR).- Comme mon collègue, je ne nie pas le lien entre trafic routier et certaines formes de pollution locale aux endroits de forte densité de trafic. Mais, comme mes collègues et moi-même ne cessons de le répéter, le trafic routier n'est pas la seule source de pollution et les concentrations mesurées à Bruxelles sont influencées par différents facteurs chimiques, météorologiques et d'origine extra-muros. Il y a aussi l'isolation du bâti, sujet sur lequel nous revenons très souvent. Réduire les émissions des moyens de transport est nécessaire, mais le véritable enjeu est la réduction de la consommation d'énergie du vieux parc de bâtiments de Bruxelles.

Quelle est la méthodologie utilisée par Bruxelles Environnement pour les mesures effectuées le dimanche sans voiture ? Quelles sont les méthodologies pour l'analyse et la communication ?

Pour quelles raisons constate-t-on sur le site de la Cellule interrégionale de l'environnement une diminution des émissions de NO, NO2 et CO2 à certaines stations et pas à d'autres ?

Pourquoi les particules fines, particulièrement les PM2,5 considérées comme les plus dangereuses, augmentent-elles à certains endroits lors du dimanche sans voiture ?

Mevrouw Aurélie Czekalski (MR).- Er is een verband tussen het wegverkeer en bepaalde vormen van plaatselijke verontreiniging, maar het wegverkeer is niet de enige bron van vervuiling. De echte uitdaging bestaat erin het energieverbruik van de oude Brusselse gebouwen te verlagen.

Welke methodologie gebruikt Leefmilieu Brussel voor de metingen op autoloze zondagen? Wat zijn de methodes voor analyse en communicatie?

Waarom was er volgens de website van de Intergewestelijke Cel voor het Leefmilieu een daling van de uitstoot van NO, NO2 en CO2 in sommige meetstations en in andere niet?

Waarom nam het fijnstof toe op sommige plaatsen tijdens de Autoloze Zondag?

Partager
11:30 § 221 → Vidéo
Partager

M. Alain Maron, ministre.- Je rappelle que le NO2 n'a rien à voir avec le réchauffement climatique, ni avec les accords de Paris, ni avec les rapports du Groupe d'experts intergouvernemental sur l'évolution du climat , lesquels visent la baisse des émissions de CO2. L'objectif des journées sans voiture n'est donc pas de diminuer les émissions de CO2.

M. Emmanuel De Bock (DéFI).- Le NO2 n'en reste pas moins un polluant.

M. Alain Maron, ministre.- C'est en effet un polluant extrêmement nocif dont les effets sur la santé sont délétères.

Les dimanches sans voiture sont une initiative intéressante qui nous permet, chaque année, de nous rendre compte des multiples possibilités de nous déplacer en Région de Bruxelles-capitale. En outre, elle est bénéfique en matière de qualité de l’air et de bruit. Elle favorise également des moments de loisir et de rencontre entre les habitants. Chaque année, de nombreuses communes organisent des activités festives gratuites pour petits et grands, qui sont des moments idéaux pour profiter de notre ville et mettre en avant la culture, le sport et le vivre-ensemble.

D'ailleurs, les Bruxellois et Bruxelloises ne s’y trompent pas, puisque cette année, une pétition demandant l’organisation d’un plus grand nombre de journées de ce type a rassemblé près de 9.000 signatures. Ce dernier point doit nous faire réfléchir. En plus de rendre notre ville plus agréable et de permettre de réduire la consommation de carburants, ce type d’initiative remporte un beau succès d’estime auprès de nos citoyens.

Bruxelles Environnement n’est pas chargée de l’organisation de telles journées, pas plus que mon cabinet. Selon les informations que nous a transmises Bruxelles Mobilité, une telle journée coûte approximativement 950.000 euros, dont un tiers pour le renforcement de l’offre de la STIB et un tiers pour la fermeture des entrées de tunnel.

Je suppose que vous interrogerez la ministre Elke Van den Brandt sur le sujet pour plus de détails.

De heer Alain Maron, minister.- NO2 heeft niets te maken heeft met de klimaatopwarming.

De heer Emmanuel De Bock (DéFI).- Het is niettemin een vervuilende stof.

De heer Alain Maron, minister.- NO2 heeft inderdaad bijzonder schadelijke gevolgen voor de gezondheid.

Autoloze zondagen zijn een interessant initiatief om de andere verplaatsingswijzen in de kijker te zetten. Ze doen ons ook beseffen dat minder verkeer gunstig is voor de luchtkwaliteit en het lawaai. Tot slot zijn het ideale momenten om van de stad te genieten en cultuur, sport en ontmoetingen te bevorderen.

Volgens Brussel Mobiliteit, dat dit evenement organiseert, kost een autoloze dag ongeveer 950.000 euro, waarvan een derde voor de versterking van het MIVB-aanbod en een derde voor de sluiting van de tunnels. Meer details kunt u wellicht van minister Van den Brandt krijgen.

Partager
11:33 § 231 → Vidéo
Partager

Vous m'interrogez également sur l'incidence de tels événements sur la qualité de l’air, aspect sur lequel travaille le laboratoire de la qualité de l’air de Bruxelles Environnement. À ce sujet, permettez-moi de vous fournir de plus amples informations méthodologiques qui décrivent l’évaluation et l’analyse de la qualité de l’air réalisées par Bruxelles Environnement à l’occasion du dimanche sans voiture.

La réduction des concentrations de NO2 apparaît en effet très élevée dans toutes les stations de mesure. Elle s’explique par une réduction drastique des émissions de trafic en Région bruxelloise durant toute la période d’interdiction du trafic, une quasi-absence d’émissions provenant des systèmes de chauffage en raison de températures encore clémentes au mois de septembre et par des conditions météorologiques très favorables à la dispersion des polluants.

La combinaison de ces trois éléments explique les faibles concentrations de polluants relevées par Bruxelles Environnement lors du dimanche sans voiture. Par rapport aux journées sans voiture des autres années, nous observons une réduction des niveaux de pollution plus importante. Cette réduction est probablement due à la bonne dispersion des polluants qui prévalait ce dimanche 18 septembre 2022.

Plus précisément, nous observons une diminution des concentrations de NO2 de 77 à 86 % selon la station de mesure considérée par rapport à un jour ouvrable moyen, et de 66 à 80 % par rapport à un dimanche moyen. Sur le plan méthodologique, la concentration moyenne lors du dimanche sans voiture est calculée à partir des concentrations mesurées le 18 septembre entre 9h30 et 19h00.

Les concentrations des jours ouvrables moyens et des dimanches moyens sont, quant à elles, obtenues en calculant la moyenne des concentrations lors des jours concernés pendant la période de référence - à savoir 2019 et 2021 -, en ne sélectionnant que la plage horaire de 9h30 à 19h00 pour assurer la cohérence avec la plage horaire du dimanche sans voiture.

Je communiquerai au secrétariat de la commission un tableau reprenant les concentrations moyennes des différents polluants que sont le monoxyde d’azote, le dioxyde d’azote, le carbone noir, les particules fines PM10 et PM2,5 mesurées par Bruxelles Environnement dans les stations de mesure, ainsi que le pourcentage de réduction des concentrations entre le dimanche sans voiture et un jour ouvrable moyen.

Toutefois, comme je l'ai précisé, nous observons toujours des réductions considérables lors du dimanche sans voiture par rapport à un dimanche moyen. Ces réductions ont été encore plus marquées cette année en raison de phénomènes atmosphériques entraînant une dispersion des polluants plus importante que d'habitude.

Tijdens de jongste Autoloze Zondag werd in alle meetstations een zeer grote vermindering van de NO2-concentraties vastgesteld. Dat kan worden verklaard door een drastische vermindering van de verkeersemissies, het nagenoeg ontbreken van emissies van verwarmingssystemen als gevolg van de nog zachte temperaturen en de meteorologische omstandigheden, die zeer gunstig waren voor de verspreiding van verontreinigende stoffen.

De vermindering van de vervuiling was ook groter dan de voorgaande jaren. Dat is waarschijnlijk te danken aan de goede verspreiding van de verontreinigende stoffen.

De NO2-concentraties lagen 77 tot 86% lager dan op een gemiddelde werkdag en 66 tot 80% lager dan op een gemiddelde zondag. De gemiddelde concentratie op de Autoloze Zondag werd berekend op basis van de concentraties die tussen 9u30 en 19u werden gemeten.

De concentraties op gemiddelde werkdagen en gemiddelde zondagen worden verkregen door het gemiddelde te nemen van de concentraties op de betrokken dagen tijdens de referentieperiode, namelijk 2019 en 2021, waarbij alleen de tijdsperiode van 9u30 tot 19u werd geselecteerd.

Ik zal het commissiesecretariaat een tabel met al die cijfers bezorgen.

We stellen op een autoloze zondag steeds aanzienlijke dalingen vast in vergelijking met een gemiddelde zondag. Die dalingen waren dit jaar nog meer uitgesproken als gevolg van de goede weersomstandigheden.

Partager
11:36 § 233 → Vidéo
Partager

M. Emmanuel De Bock (DéFI).- Le rapport du Groupe d'experts intergouvernemental sur l'évolution du climat (GIEC) indique que, si le secteur agricole est le deuxième émetteur de gaz à effet de serre, c’est l’élevage intensif qui en est particulièrement la cause. Il entraîne une expansion des terres agricoles dans les forêts, et donc une perte massive de biodiversité, ainsi qu’une libération dans l’atmosphère de quantités énormes de CO2. L’élevage intensif est également le champion des émissions de protoxyde d’azote (N2O) et de méthane.

M. Alain Maron, ministre.- Le protoxyde d'azote, c'est encore autre chose. Mais soit.

M. Emmanuel De Bock (DéFI).- Passons, mais on ne peut nier que ce soit quand même en lien avec la problématique du réchauffement climatique. Ne pas en tenir compte serait isoler les dynamiques.

Je suis un peu circonspect quant aux données que vous transmettez. Je lirai les annexes. Vous avez dit « de 77 % à 86 % » et « de 66 % à 80 % », or la communication officielle annonce 90 %, un peu plus optimiste que la réalité.

D'autre part, je ne vois toujours pas s'il s'agit des pic de diminution ou de moyennes. J'ai transmis les tableaux des relevés. Selon les créneaux horaires, il y a des variations importantes par station, parfois avec de fortes baisses, parfois avec un statu quo. En tout cas, on n'atteint pas une baisse de 90 % de NO2 sur la journée par rapport à une journée moyenne. Ce n'est pas possible. Cette présentation erronée est problématique, dès lors que 40 % de ces émissions sont liées à des facteurs autres que la circulation routière : habitat, industries, hôpitaux, entreprises, incinérateurs, qui continuent parfois à tourner même le week-end. Il faut être prudent avec cette communication laudative sur les effets bénéfiques en matière de pollution, car même s'ils existent, ils sont sans doute moindres qu'imaginés.

De heer Emmanuel De Bock (DéFI).- In het rapport van de Intergouvernementele Werkgroep inzake Klimaatverandering staat dat intensieve veeteelt de meeste broeikasgassen uitstoot, gevolgd door de landbouwsector. Intensieve veeteelt is ook de koploper inzake de uitstoot van stikstofprotoxide (N2O) en methaan.

De heer Alain Maron, minister.- Stikstofprotoxide is iets helemaal anders.

De heer Emmanuel De Bock (DéFI).- We kunnen niet ontkennen dat er een verband is met de klimaatopwarming. We mogen beide kwesties niet scheiden.

U vermeldt een daling van 77% tot 86% en van 66% tot 80%, terwijl officieel een daling van 90% werd meegedeeld, wat optimistischer is dan de werkelijkheid. Bovendien weet ik nog altijd niet of het om pieken of gemiddelden gaat. In de tabellen zijn er afhankelijk van de tijdstippen grote verschillen tussen de meetstations, maar er is nergens een daling van 90% in vergelijking met een gemiddelde dag.

Die verkeerde voorstelling van de zaken is problematisch. 40% van de NO2-emissies houdt verband met andere factoren dan het wegverkeer. Zelfs als de effecten van de Autoloze Zondag gunstig zijn op de vervuiling, zijn ze waarschijnlijk minder groot dan gedacht.

Partager
11:39 § 239 → Vidéo
Partager

Mme Aurélie Czekalski (MR).- J'ai parfois l'impression, à entendre les chiffres que vous voulez bien nous communiquer, que vous essayez de noyer le poisson. C'est pourquoi je vous interroge sur la méthodologie choisie, l'analyse qui en est faite, la communication, etc. J'ai le sentiment que vous ne communiquez que certains éléments. Cette matière est complexe.

Vous n'avez pas expliqué pourquoi la concentration de particules fines, les plus dangereuses, augmentait lors des dimanches sans voiture.

M. Alain Maron, ministre.- Le tableau qui vous a été communiqué montre que, pendant les horaires du dimanche sans voiture, les deux stations de mesure ont enregistré, en comparaison avec un dimanche moyen, une baisse significative des concentrations de particules fines à Molenbeek-Saint-Jean et Uccle, à savoir 64 % et 57 % pour les PM10 et 70 % et 68 % pour les PM2,5.

Cela étant dit, les sources de particules fines sont diverses et lesdites particules peuvent voyager sur de longues distances. Dans certaines conditions météorologiques, la Région bruxelloise peut donc être soumise à une pollution aux particules fines venant de l'extérieur de son territoire.

Pour l'oxyde (NO) et le dioxyde d'azote (NO2), la situation est très différente. En ville, leur source principale est le trafic automobile, et le lien est direct : les stations de mesure placées dans les zones à trafic automobile dense enregistrent systématiquement des taux de NO et NO2 largement supérieurs à ceux enregistrés par les stations de mesure éloignées du trafic. C'est d'ailleurs pour cette raison que l'Europe nous oblige à placer des stations de mesure dans les zones fortement polluées par le trafic automobile. La littérature scientifique est très claire à ce propos. L'instauration d'une zone de basses émissions vise, justement, à réduire la pollution par le NO et le NO2.

À la station placée où le trafic automobile est le plus dense, la diminution est de 90 % pour le NO et de 86 % pour le NO2 pendant le dimanche sans voiture, en comparaison avec un dimanche moyen. Les chiffres sont similaires à Molenbeek-Saint-Jean. À Uccle, par contre, où le trafic est moins dense, la diminution est respectivement de 36 % et 77 %.

Il est incontestable qu'une baisse du trafic automobile entraîne une réduction de la pollution de l'air et des nuisances acoustiques.

Mevrouw Aurélie Czekalski (MR).- U geeft heel wat cijfers, maar u hebt niet uitgelegd waarom de fijnstofconcentraties toenamen op de Autoloze Zondag.

De heer Alain Maron, minister.- Tijdens de Autoloze Zondag werd er in vergelijking met een gemiddelde zondag een aanzienlijke daling van de concentraties fijnstof vastgesteld in Sint-Jans-Molenbeek en Ukkel van respectievelijk 64 % en 57% voor PM10 en 70% en 68% voor PM2,5.

De bronnen van fijnstof zijn heel divers. Fijnstof kan bovendien grote afstanden afleggen. Onder bepaalde meteorologische omstandigheden kunnen we dus worden blootgesteld aan verontreiniging van buiten het gewest.

Voor NO en NO2 is de situatie heel anders. Er is een direct verband met het autoverkeer: meetstations in gebieden met veel autoverkeer registreren systematisch veel hogere niveaus van NO en NO2 dan de meetstations ver van het verkeer. Dat is de reden waarom Europa ons verplicht meetstations te installeren in zones met veel verkeer.

In het station met de hoogste verkeersdichtheid werd 90% minder NO en 86% minder NO2 gemeten op de Autoloze Zondag dan op een gemiddelde zondag. De cijfers zijn vergelijkbaar in Sint-Jans-Molenbeek. In Ukkel daarentegen, waar het verkeer minder druk is, bedroeg de daling respectievelijk 36% en 77%.

Partager
11:43 § 243 → Vidéo
Partager

M. Emmanuel De Bock (DéFI).- Vous mentionnez qu'il existe des différences et que les valeurs atteignent 90 % dans certaines stations, mais seulement 30 % dans d'autres. Dès lors, je pense qu'il faut veiller à ne pas présenter les chiffres comme une généralité, alors que, sur l'ensemble de la Région, les moyennes ne sont pas atteintes.

Je ne nie pas pour autant les bénéfices enregistrés. Cela nous permet des mesurages particulièrement intéressants et de prendre conscience des avantages qu'il y a à ne pas utiliser son véhicule à une échelle globale. Même si certaines stations enregistrent des valeurs de 90 %, la réalité est que la diminution dans d'autres stations n'est que de 30 %.

En conclusion, je pense que Bruxelles Environnement aurait pu fournir des informations exhaustives plutôt que d'être trop optimiste et trop laudative.

M. Alain Maron, ministre.- Permettez-moi de corriger vos chiffres, qui ne sont pas corrects. En ce qui concerne le NO2, les pourcentages de diminution s'élèvent à 85, 81, 86 et 77 %, soit nettement plus que les 30 % évoqués. La diminution est nettement plus importante, où que l'on se trouve. Même à Uccle, la diminution est de 77 %.

En ce qui concerne le NO, les pourcentages sont de 79, 70 et 90 %. La réduction atteint même à Uccle 36 %. Ces chiffres concernent le NO, pas le NO2. Or, les chiffres de Bruxelles Environnement portaient bien sur le dioxyde d'azote, qui est le polluant le plus important à suivre.

M. Emmanuel De Bock (DéFI).- Sauf erreur de ma part, ce sont les pointes que vous mentionnez, et non l'effet cumulé.

M. Alain Maron, ministre.- C'est la diminution moyenne entre 9 et 19h.

M. Emmanuel De Bock (DéFI).- J'ai beaucoup plus de réserves à ce sujet, et je reviendrai sur les valeurs cumulées.

- L'incident est clos.

De heer Emmanuel De Bock (DéFI).- In sommige meetstations werd een daling van 90% vastgesteld, maar in andere slecht een daling van 30%. Leefmilieu Brussel had meer uitgebreide informatie moeten geven in plaats van de beste cijfers als algemeen resultaat te presenteren.

De heer Alain Maron, minister.- De NO2-waarden waren gedaald met 85, 81, 86 en 77%, dus heel wat meer dan 30%. Voor NO is dat 79, 70, 90 en 36%.

De heer Emmanuel De Bock (DéFI).- Dat zijn volgens mij de pieken, maar niet het cumulatieve effect.

De heer Alain Maron, minister.- Het gaat om de gemiddelde daling tussen 9 en 19u.

De heer Emmanuel De Bock (DéFI).- Daar ben ik niet zo zeker van.

- Het incident is gesloten.

Partager
11:45 § 255 → Vidéo
Partager

Question orale de Mme Anne-Charlotte d’Ursel

à M. Alain Maron, ministre du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale chargé de la Transition climatique, de l'Environnement, de l'Énergie et de la Démocratie participative,

concernant la gestion des populations de perruches en Région bruxelloise.

Mondelinge vraag van mevrouw Anne-Charlotte d’Ursel

aan de heer Alain Maron, minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie,

betreffende het beheer van de parkietenpopulaties in het Brussels Gewest.

Partager
11:45 § 257 → Vidéo
Partager

Mme Anne-Charlotte d’Ursel (MR).- Depuis 1974, le territoire régional a vu apparaître des hordes de perruches vivant sur les arbres et y nidifiant pour les années à venir. Elles y étaient arrivées, à l’origine, en s’échappant du parc Meli installé sur le plateau du Heysel. Depuis, on dénombre à Bruxelles plus de 20.000 perruches de différentes espèces : la perruche à collier, la conure veuve et la perruche Alexandre.

On les trouve notamment sur la place Guy d’Arezzo à Uccle, parfois appelée « place des perruches » par les riverains en raison de la quantité de conures veuves qui s’y trouvent, et où les grands nids dans les arbres ont déjà présenté des risques de chute. D’autres endroits de nidification sont le parc Duden, le parc de Forest et le parc Ten Reuken, situé à cheval sur Auderghem et Watermael-Boitsfort.

La perruche à collier et la perruche Alexandre ont, quant à elles, l’habitude de passer leurs nuits dans de grands dortoirs qu’on trouve par exemple dans le parc Élisabeth, à Koekelberg, et sur l’ancien site de l’OTAN, à Evere.

Depuis 1992, la Région bruxelloise est aidée par l’ASBL Aves, entité ornithologique faisant partie de l’association Natagora, pour observer l'évolution des populations de ces différentes espèces ainsi que leurs interactions avec les espèces indigènes.

Le plan nature, adopté par le gouvernement bruxellois en avril 2016, fixait pour 2020 sept objectifs en matière de défense de la biodiversité à Bruxelles. La perruche y était répertoriée comme une espèce invasive, au même titre que l’ouette d’Égypte et la bernache du Canada. Le plan prévoyait une stratégie pour évaluer en permanence leurs évolutions et interactions. Or, le dernier recensement publié date de 2016. L'évolution des populations de ces trois espèces de perruches ne semble donc pas faire l'objet d'un suivi. Quand a été effectué le dernier recensement des populations de perruches sur le territoire de la Région ? Si aucun n’a eu lieu depuis six ans, pour quand cela est-il prévu ?

Quel est le nombre actualisé d’individus, par espèce, sur le territoire bruxellois ? Ce nombre est-il en augmentation ? Dans l'affirmative, ces animaux en viennent-ils à occuper des espaces les mettant en concurrence avec des espèces indigènes ?

Des mesures visant à éviter la prolifération excessive du nombre de perruches sont-elles mises en place avec les communes ? Si oui, lesquelles ?

Le plan nature fixait des objectifs pour 2020. Bruxelles Environnement compte-t-elle développer un nouveau plan en matière de défense de la biodiversité, et notamment de gestion des espèces invasives ? Si oui, quels en sont les principaux objectifs ?

En prenant exemple sur la Ville de Bruxelles, la Région envisage-t-elle de se doter d’un plan canopée afin de mieux maîtriser les différents arbres de la Région, en harmonie avec la faune qui y niche ?

Quelles mesures concrètes Bruxelles Environnement entreprend-elle pour sensibiliser les citoyens bruxellois au fait de ne pas nourrir les espèces invasives ?

Mevrouw Anne-Charlotte d’Ursel (MR).- Sinds 1992 volgt het gewest met de hulp van de vzw Aves de evolutie van de populatie parkieten in Brussel, die nu al met meer dan 20.000 zijn, en hun interactie met de inheemse vogelsoorten. In het Gewestelijk Natuurplan uit 2016 wordt de parkiet beschouwd als een invasieve soort, waarvan de evolutie voortdurend moet worden gemonitord.

Wanneer had de recentste telling plaats? Wat zijn momenteel de aantallen per parkietensoort? Hoe bedreigend is de concurrentie met de inheemse soorten? Hebt u maatregelen klaar om het enorme aantal parkieten in te dijken? Zal Leefmilieu Brussel zijn plan bijstellen om op die manier de biodiversiteit beter te dienen? Komt er ook een specifiek plan voor de bomen op het Brusselse grondgebied, zodat boomkruinen en nestende vogels beter op elkaar zijn afgestemd.? Hoe maakt Leefmilieu Brussel de Brusselaars ervan bewust dat ze de invasieve soorten zeker niet mogen voederen?

Partager
11:49 § 259 → Vidéo
Partager

M. Alain Maron, ministre.- Le dernier recensement des populations de perruches sur le territoire régional remonte à l’année 2016, année de rédaction de l’atlas des oiseaux nicheurs de Bruxelles. Dans le cadre du suivi des espèces, Bruxelles Environnement a lancé en 2022 la mise à jour de cet ouvrage. Les populations nicheuses et hivernantes des trois espèces de perruches seront évaluées par kilomètre carré et pour l’ensemble de la Région. Les recherches de terrain, coordonnées par Natagora, prendront fin en 2025, après quoi les effectifs des trois espèces et leur localisation précise seront publiés.

Selon le dernier recensement des perruches à collier, quelque 7.400 individus présents au dortoir ont été recensés. Le nombre maximum de perruches à collier a fluctué entre 8.000 et 10.000 individus de 2009 à 2015, ce qui pourrait se traduire par une stabilisation, voire une légère baisse des effectifs au dortoir. Ce nombre incluait environ 400 perruches Alexandre. Nous estimons cette espèce en progression. Concernant les conures, entre 200 et 250 individus ont été recensés en 2016. La progression de cette espèce est jugée très lente.

Comme je l'ai déjà expliqué, l’influence négative de la perruche à collier sur l’avifaune cavernicole indigène n’est à ce jour pas démontrée. En Région bruxelloise, la gestion de cette population particulière d’oiseaux se fait notamment au travers d’une série d’interdictions concernant l’achat, la vente ou le don d'animaux de cette espèce. L’administration de Bruxelles Environnement mène par ailleurs des campagnes d’information contre le nourrissage d’espèces sauvages.

En ce qui concerne le plan nature adopté en 2016, ses objectifs stratégiques sont toujours d’actualité. Nous avons voulu consacrer le temps de travail de l’administration à la poursuite de la mise en œuvre du plan. Ainsi, le plan nature a été prolongé. Depuis, les projets en matière de protection de la biodiversité et de végétalisation de la Région sont nombreux : avancées dans la rédaction des plans de gestion Natura 2000, relance de la « Nature Academy », constitution d’un groupe de travail rassemblant Bruxelles Mobilité et Bruxelles Environnement sur la question de la végétalisation des espaces ouverts, etc.

Pour ce qui est d'un éventuel plan canopée, j’estime que le rôle de Bruxelles Environnement, en tant qu’administration régionale, est de faciliter et de structurer le travail des communes, pour que celles-ci participent au développement d’un maillage vert régional consistant. C'est ce que nous faisons au quotidien, en plus du travail que nous effectuons avec Bruxelles Mobilité.

Ainsi, nous subventionnons les communes pour l’établissement de plans arbres communaux et les aidons à dresser l’inventaire de leur patrimoine. Nous travaillons également à la rédaction d’un guide de l’arbre en ville à destination de tous les acteurs publics et privés, nous organisons des formations sur la gestion du patrimoine arboré à destination des opérateurs publics, et nous effectuons un travail de mise en commun des bases de données du patrimoine arboré de différents opérateurs.

De heer Alain Maron, minister.- De laatste parkietentelling dateert al van 2016, het jaar waarin de Brusselse atlas van nestvogels werd opgesteld. In 2022 startte Leefmilieu Brussel een geactualiseerde telling van de drie parkietensoorten. Dat werk wordt gecoördineerd door de natuurvereniging Natagora en zal tot 2025 duren.

Er zouden momenteel zo'n 7.400 halsbandparkieten in Brussel verblijven. Een tiental jaren geleden waren dat er nog 10.000. Van de alexanderparkiet zouden er zo'n 400 zijn, een aantal dat toeneemt, terwijl men rekent dat er 200 tot 250 monniksparkieten zijn, een aantal dat zeer traag oploopt.

Een negatieve invloed van de halsbandparkiet op het inheemse vogelbestand is niet aangetoond. In Brussel trachten we deze populatie te beheersen door een verbod op verkoop, aankoop en schenking in te stellen. Verder informeren we de mensen om deze vogels zeker niet te voederen.

De strategische doelstellingen uit het Natuurplan van 2016 zijn nog steeds actueel. Het plan werd dan ook gewoon verlengd. Dat alles resulteerde al in talloze projecten inzake de bescherming van de biodiversiteit en de vergroening van het gewest.

Het is aan Leefmilieu Brussel om de gemeenten bij te staan bij het uitbouwen van een samenhangend groen netwerk. Eerst moeten ze een inventaris van hun bomenpatrimonium opstellen. We werken aan een gids over bomen in de stad, bedoeld voor besturen en particulieren. Er worden ook opleidingen georganiseerd over deze kwestie.

Partager
11:52 § 261 → Vidéo
Partager

Mme Anne-Charlotte d’Ursel (MR).- Mes questions relaient les interpellations de citoyens qui ont observé dans leur quartier l'arrivée de vols de perruches. J'ai lu que ces oiseaux voyageaient beaucoup et pouvaient nicher dans des endroits très divers. Ces mêmes citoyens se disent inquiets de la possible disparition ou exclusion d'espèces indigènes.

Les chiffres que vous nous donnez sont relativement anciens et un nouveau recensement serait donc utile. La ville de Madrid a décidé de réduire drastiquement le nombre de ces oiseaux - ils en arrivaient à exclure les espèces indigènes - par stérilisation des œufs. Mais pour ce faire, encore faut-il connaître le nombre d'individus.

Mevrouw Anne-Charlotte d’Ursel (MR).- Burgers wijzen mij er geregeld op dat enorme vluchten parkieten in hun buurt neerstrijken. Zij zijn bang dat andere soorten in de verdrukking zouden komen.

Een nieuwe vogeltelling is zeker nodig. In Madrid waren de uitheemse soorten het helemaal aan het overnemen en daarom is de stad overgegaan tot sterilisatie van de eieren.

Partager
11:55 § 263 → Vidéo
Partager

Enfin, en ce qui concerne le plan canopée, nous savons bien de quel type d'habitat ces perruches ont besoin. Je décèle chez Bruxelles Environnement la volonté de cajoler ces vieux arbres dans lesquels elles élisent domicile et je m'en réjouis. Toutefois, un plan canopée à l'échelle régionale aurait tout son sens, notamment dans le cadre de la biodiversité, d'autant plus que certaines communes conçoivent leur propre « tiny forest » dans leur coin.

Dès lors, Monsieur le Ministre, je vous appelle à franchir un pas supplémentaire dans cette vision de la biodiversité sur l'ensemble du territoire régional.

- L'incident est clos.

Parkieten hebben een specifieke habitat nodig om te nesten. Ik bespeur bij Leefmilieu Brussel de tendens om net die oude bomen te koesteren waarin de parkieten het liefst neerstrijken. Dat is mooi, maar een overkoepelend gewestelijk bomenplan moet voor meer biodiversiteit zorgen. Ik hoop dat u daar mee zult voor zorgen.

- Het incident is gesloten.

Partager
11:56 § 267 → Vidéo
Partager

Question orale de M. Gaëtan Van Goidsenhoven

à M. Alain Maron, ministre du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale chargé de la Transition climatique, de l'Environnement, de l'Énergie et de la Démocratie participative,

concernant la prise en considération des revendications citoyennes sur l'importance de la sauvegarde des espaces verts dans le cadre de la révision du PRAS.

Mondelinge vraag van de heer Gaëtan Van Goidsenhoven

aan de heer Alain Maron, minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie,

betreffende de inachtneming van de eisen van de burgers inzake het belang van de bescherming van groene ruimten in het kader van de herziening van het GBP.

Partager
11:56 § 269 → Vidéo
Partager

M. Gaëtan Van Goidsenhoven (MR).- Récemment, la Commission européenne a rendu un rapport à la Belgique, la rappelant à l’ordre en matière de préservation de la biodiversité. Il y est précisé que notre pays est le plus mauvais élève de l’Union en ce qui concerne la sauvegarde des habitats naturels et les surfaces de zones forestières protégées. Toujours selon ce rapport, les dépenses de la Belgique en matière d’environnement ne représentaient que 0,71 % du produit intérieur brut entre 2014 et 2020, alors qu’il faudrait au moins en consacrer 0,85 % pour atteindre nos objectifs climatiques.

L’été que nous venons de traverser a démontré l’importance de rendre nos villes plus respirables pour nos concitoyens, en préservant au maximum les espaces verts, véritables poumons. De plus, si nous voulons atteindre les objectifs climatiques et la neutralité carbone d'ici à 2050, préserver et développer nos espaces verts en ville est d’une importance stratégique. Permettre à la nature de s’installer durablement en ville, c’est s’assurer d’y jouir d’un air plus sain et de disposer d'îlots de fraîcheur en abondance en cas de fortes chaleurs, ainsi que d'endroits agréables à vivre pour nos concitoyens.

Pourtant, en 2020, l’université d’Amsterdam observait qu’entre 2009 et 2014, Bruxelles avait perdu près de 14 % d’espaces verts. Précisons qu’il ne s’agit pas de perte de parcs ou de forêts, mais de zones de friches où des bâtiments ont été construits. D’autres espaces « sauvages » sont menacés par des projets urbanistiques, comme la friche Josaphat ou le marais Wiels.

Conjointement à cela, la Commission européenne a notamment pour objectif, dans ses plans stratégiques dédiés à l’environnement, la préservation de la biodiversité en Europe. Elle prévoit des mesures, d'abord pour stopper la perte de zones naturelles en milieu urbain et ensuite, les développer.

Face aux différents projets où la nature et la biodiversité sont potentiellement menacées par des projets urbanistiques, les riverains se mobilisent. À ce jour, plusieurs pétitions lancées par des citoyens bruxellois en faveur de la préservation de la nature et de la biodiversité en Région bruxelloise ont déjà réuni plus de 40.000 signatures au total. Un manifeste a d’ailleurs été rendu au ministre-président pour demander « d’arrêter de détruire la biodiversité » à Bruxelles. Il est également vivement souhaité par ces associations que le plan régional d'affectation du sol (PRAS) de 2024 prenne en considération l’importance de la sauvegarde des espaces verts à Bruxelles.

De heer Gaëtan Van Goidsenhoven (MR).- De Europese Commissie riep België onlangs op het matje wat het behoud van de biodiversiteit betreft. Ons land is de slechtste leerling van de EU-klas inzake de bescherming van natuurlijke habitats en bosoppervlakte.

De voorbije zomer is gebleken hoe belangrijk het is dat we onze steden leefbaarder maken door groene ruimten te behouden. Dat is bovendien nodig om tegen 2050 de klimaatdoelstellingen te halen.

Tussen 2009 en 2014 is in Brussel bijna 14% aan groene ruimte verdwenen. Het betreft hoofdzakelijk braakliggende terreinen die werden volgebouwd, een lot dat nog ruimten met wilde natuur wacht, zoals de Josaphatsite.

Voorts streeft de Europese Commissie naar het behoud van de biodiversiteit in Europa. Ze neemt maatregelen om het verlies van natuurlijke zones in steden tegen te gaan en ze te ontwikkelen.

De Brusselaars komen vaak in opstand wanneer de natuur en de biodiversiteit bij projecten in gevaar komen. Burgerverenigingen vragen dat de regering in het Gewestelijk Bestemmingsplan 2024 rekening houdt met het belang van het behoud van groene ruimten in het gewest.

Partager
11:59 § 271 → Vidéo
Partager

Votre cabinet a-t-il pris connaissance de ce manifeste ? Dans l'affirmative, quelles conclusions en tirez-vous ?

L’idée d’un moratoire sur la délivrance de toute autorisation d'endommager et détruire les espaces naturels bruxellois, comme le demandent les associations qui ont signé le manifeste, est-elle à l’étude par le gouvernement ?

Une rencontre entre votre cabinet et ces associations a-t-elle eu lieu ? Dans l'affirmative, qu’en est-il ressorti ?

Je vous ai interrogé en début d’année si les données actualisées sur l’état de la biodiversité seraient prises en compte dans le cadre de la procédure de révision du PRAS. Vous m'aviez alors expliqué que des groupes de travail seraient mis en place dans les mois suivants par perspective.brussels pour cerner les enjeux et formuler des propositions pour la révision dudit PRAS. Vous aviez précisé que Bruxelles Environnement y était conviée. Ces groupes de travail ont-ils déjà été instaurés ?

Quelles sont les mesures proposées par ces groupes pour préserver au mieux les espaces verts en Région bruxelloise ?

Bent u op de hoogte van het manifest waarin ze dat vragen? Zo ja, wat zijn uw conclusies? Onderzoekt u de mogelijkheid van een moratorium op toelatingen om natuurruimten te beschadigen of te vernielen?

Overlegde u met de betrokken verenigingen? Zo ja, met welk resultaat?

Eerder verklaarde u dat perspective.brussels werkgroepen rond het thema zou oprichten, die voorstellen voor de herziening van het Gewestelijk Bestemmingsplan moeten doen. Bestaan die werkgroepen ondertussen? Welke maatregelen stellen zij voor om de groene ruimten in het gewest beter te beschermen?

Partager
12:00 § 273 → Vidéo
Partager

M. Alain Maron, ministre.- J’ai effectivement pris connaissance du rapport de l’Union européenne. Comme vous le savez, en raison de sa spécificité et tout particulièrement de sa superficie restreinte à l’échelle nationale, nous pouvons affirmer que ce n’est pas la Région bruxelloise qui pèse le plus dans ces constats concernant la Belgique. La bétonisation est en effet nettement plus marquée en Wallonie et en Flandre qu'à Bruxelles. Même si ma compétence se limite à Bruxelles, il faut également regarder ce qui se passe dans les autres Régions du pays.

Les terrains boisés de la Région sont repris soit en zone forestière, soit en zone à haute valeur biologique, et leur préservation est le plus souvent accrue par leur présence en zone Natura 2000. Bruxelles Environnement a néanmoins entamé une réflexion concernant le « Pledged Area » afin de voir si d’autres leviers peuvent être activés pour garantir, améliorer et accroître la biodiversité à l’échelle bruxelloise, ce qui est également mon souhait en tant que ministre. À cet effet, la révision actuelle du PRAS est bien reconnue comme l'un des principaux leviers permettant de préserver les zones de biodiversité.

Ainsi, dans l’arrêté d’ouverture du PRAS sont rappelés les cinq objectifs de cette révision, qui sont déjà énoncés dans la déclaration de politique générale, et dont l’un est précisément de « préserver les sites de haute valeur biologique et de renforcer le maillage vert ». Dans cet arrêté, les ambitions à cet égard sont d'ailleurs clairement formulées :

« considérant que la qualité biologique d'un espace urbain doit être évaluée au regard d'une multiplicité de facteurs dont son degré de végétalisation, la présence de biotopes, d'éléments connecteurs, sa taille, sa localisation dans le maillage vert et bleu ;

considérant que la ville doit être vue comme un facteur de l'évolution de la biodiversité et réciproquement, la nature comme un facteur déterminant du fonctionnement de la ville et de sa résilience face au changement climatique et aux évolutions socioéconomiques ;

considérant que l'aménagement du territoire est un levier de la préservation de la biodiversité ; que le PRAS est lui-même un outil déterminant de l'aménagement du territoire bruxellois [...]. »

Les groupes de travail chargés de la révision du PRAS ont entamé leurs travaux en octobre, et mon administration y prend part activement. Des groupes dédiés à la biodiversité, aux différents maillages et à l’agriculture urbaine se sont déjà réunis. De même, l'administration plaide en faveur de l'intensification de ces réflexions et demande que soient organisées davantage de rencontres à ce sujet.

De heer Alain Maron, minister.- Ik ben op de hoogte van het rapport van de Europese Unie. Door zijn kleine grondgebied is het echter niet het Brussels Gewest dat in de vaststellingen voor België de doorslag geeft. De verharding is in Vlaanderen en Wallonië veel meer uitgesproken.

Bebost terrein in Brussel is ofwel in een boszone, ofwel in een zone met een hoge biologische waarde opgenomen. De bescherming ervan wordt vaak nog versterkt doordat het tot een Natura 2000-zone behoort. Dat neemt niet weg dat Leefmilieu Brussel op zoek gaat naar bijkomende hefbomen om de biodiversiteit in Brussel te behouden en verbeteren. De herziening van het Gewestelijk Bestemmingsplan kan daar een belangrijke rol in spelen. Dat blijkt ook uit de vijf doelstellingen van die herziening, die al aangekondigd werden in de algemene beleidsverklaring en in het besluit betreffende de start van de herzieningsprocedure werden opgenomen.

De werkgroepen die belast zijn met de herziening van het Gewestelijk Bestemmingsplan, zijn in oktober met hun werkzaamheden gestart.

Partager
12:03 § 277 → Vidéo
Partager

Actuellement, les groupes discutent d’un diagnostic partagé et n’en sont pas encore à préciser les mesures à prendre. Mon administration et mon cabinet ne cessent de rappeler les enjeux climatiques et de préservation de la nature, et préparent leur contribution en mettant à jour, autant que possible, nos outils de connaissance territoriale sur l’état de la nature en Région de Bruxelles-Capitale : carte du réseau écologique bruxellois, carte d’évaluation biologique, stratégie de développement des maillages verts et bleus, atlas des cours d’eau, cartographie des zones d’aléas d’inondations, etc. Et ce, afin que ces informations alimentent le diagnostic de la situation existante et orientent les nouvelles prescriptions.

Néanmoins, s’agissant d’un outil dont la révision et la modification sont à charge de l’administration compétente en la matière, à savoir perspective.brussels, je vous invite à interroger le ministre-président si vous souhaitez de plus amples informations sur le processus de révision en cours et la prise en charge des enjeux climatiques et de sauvegarde de la biodiversité dans la révision du PRAS . Sachez qu'en tant que ministre de l'Environnement, je défends bec et ongles ces éléments dans les discussions sur la révision du PRAS.

Par ailleurs, le projet de nouveau règlement régional d'urbanisme , approuvé tout récemment en première lecture par le gouvernement, a également intégré cette problématique, faisant de l’espace non bâti un champ essentiel de la réglementation urbanistique et renforçant considérablement la prise en compte de la biodiversité dans les espaces ouverts, publics et privés, mais aussi à l’échelle du bâti lui-même. Pour ce faire, il est prévu un recours à l'outil du coefficient de potentiel de biodiversité par surface, proposé par Bruxelles Environnement.

Concernant le manifeste dont vous faites mention dans votre question, nous en avons bien eu connaissance. Des membres de mon cabinet ont rencontré le collectif porteur de ce manifeste, et il est prévu que je les reçoive personnellement la semaine prochaine.

Nous sommes évidemment concernés par leur revendication de moratoire sur toute nouvelle construction située sur des espaces perméables de pleine terre, une forme de « stop béton ».

Les travaux en cours déjà évoqués sur le « Pledged Area » et le PRAS constituent les deux principaux chantiers à partir desquels nous pourrons répondre à cette préoccupation. Mais si le PRAS est un outil puissant, de par sa force réglementaire, il ne peut suffire, et il faudra garantir sa mise en œuvre en renforçant et en ajustant certains outils déjà existants, comme le droit de préemption ou les programmes de rénovation urbaine et de rénovation du bâti, etc., et en imaginant d’autres outils plus innovants, d’ordre financier, juridique et opérationnel.

À ce propos, des réflexions doivent être menées avec les ministres compétents sur la faisabilité de dispositifs, tels que la captation des plus-values, les systèmes de compensation des pertes d’espaces verts, la réforme du précompte immobilier, etc. Il est clair qu’un tournant doit être pris, de manière plus prononcée qu'actuellement, pour gérer avec le plus de parcimonie possible notre patrimoine vert, essentiel à l’écosystème urbain.

Momenteel maken ze een stand van zaken op. Pas daarna zullen ze maatregelen uitwerken. Mijn medewerkers herinneren hen voortdurend aan het belang van natuurbehoud. Ze houden de tools waarmee de toestand van de natuur in Brussel in kaart wordt gebracht, zo veel mogelijk up-to-date. Zo kunnen de werkgroepen de juiste conclusies trekken en goede maatregelen bedenken.

Aangezien de herziening van het Gewestelijk Bestemmingsplan onder de bevoegdheid van perspective.brussels valt, stelt u vragen daarover het best aan minister-president Vervoort.

Voorts is de problematiek van de biodiversiteit en de groene ruimten ook verwerkt in het ontwerp voor de nieuwe Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening , dat de regering onlangs in eerste lezing goedkeurde.

Ik ben wel degelijk op de hoogte van het manifest van de burgerbeweging. Volgende week heb ik een ontmoeting met haar vertegenwoordigers. Uiteraard denk ik na over hun eis om een moratorium in te voeren voor alle nieuwe bouwwerken op onbebouwde terreinen.

Hoewel het Gewestelijk Bestemmingsplan een onmisbaar instrument is als we de biodiversiteit willen bevorderen, zal het op zich niet volstaan. Het moet ook worden uitgevoerd, waarbij bestaande middelen, zoals het voorkooprecht of de programma's voor stadsrenovatie worden verbeterd en nieuwe worden ontwikkeld. Die kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op de financiële, juridische of operationele kant van de zaak en moeten in overleg met de betrokken ministers tot ontwikkeling komen.

Het is in elk geval duidelijk dat er een kentering nodig is en dat we zorgzamer met ons groene erfgoed moeten omspringen.

Partager
12:07 § 281 → Vidéo
Partager

Je le répète, j'essaie de promouvoir cette politique autant que possible en Région bruxelloise en m'appuyant sur l'accord de majorité. C'est clairement la ligne que je suis dans le cadre de la révision du PRAS, par exemple. Toutefois, la protection des espaces verts en Région bruxelloise ne peut pas s'accompagner d'un bétonnage des zones périurbaines, faute de quoi nous n'y gagnerions rien.

Lorsque je vois la bétonisation et la périurbanisation en cours à Wavre, notamment sous l'égide de votre parti, je nourris quelques craintes.

Ik tracht dit beleid zo veel mogelijk te promoten in het Brussels Gewest, waarbij ik op het meerderheidsakkoord steun. De bescherming van groene ruimten in Brussel mag echter niet gepaard gaan met verharding net buiten de stad, want dan boeken we geen vooruitgang. In Waver bijvoorbeeld wordt momenteel veel gebouwd.

Partager
12:08 § 283 → Vidéo
Partager

M. Gaëtan Van Goidsenhoven (MR).- Je ne doute pas qu'il y ait plus de projets en Wallonie et en Flandre, notamment en raison d'une plus grande disponibilité de terrains. Ces Régions avancent néanmoins.

J'entends la volonté de faire du PRAS, notamment à travers la protection de nouvelles zones, un outil de renforcement de la biodiversité. Certes, cela dépend plus de perspective.brussels que de vous. J'interroge régulièrement le ministre-président à ce sujet. Mais votre participation à ces travaux est actée, et vous serez sans doute le meilleur avocat de cette question. Le nouveau PRAS est attendu avec beaucoup d'intérêt.

Il y a évidemment d'autres outils, que vous avez détaillés. Il nous faut aujourd'hui être très vigilants. Les citoyens prennent largement conscience de la nécessité de préserver des espaces verts et de la biodiversité en ville. Il y a beaucoup de points urgents, et les derniers échanges que nous avons eus au sujet de la friche Josaphat avec perspective.brussels, en marge de la commission du Développement territorial, ne sont pas de nature à me rassurer complètement. Mais vous pouvez compter sur ma mobilisation et, comme vous êtes un homme important à Bruxelles, nous pourrons aussi compter sur votre poids politique pour recevoir d'excellentes nouvelles d'ici à la fin de législature.

(Sourires)

- L'incident est clos.

De heer Gaëtan Van Goidsenhoven (MR).- In Wallonië en Vlaanderen is er natuurlijk meer ruimte. Toch boeken ook zij vooruitgang inzake biodiversiteit.

U wilt de biodiversiteit via het Gewestelijk Bestemmingsplan verbeteren. Ik kijk uit naar de nieuwe versie van dat plan.

We moeten alert blijven. Burgers beseffen dat het belangrijk is dat groene ruimten behouden blijven. Er zijn heel wat kwesties die dringend moeten worden aangepakt en het recentste overleg over de Josaphatsite met perspective.brussels was niet geruststellend. U kunt echter op mij rekenen. Ik vertrouw erop dat u uw politieke gewicht in de schaal legt en tegen het einde van de regeerperiode met uitstekend nieuws komt.

(Glimlachjes)

- Het incident is gesloten.

Partager
12:11 § 299 → Vidéo
Partager

Question orale de Mme Aurélie Czekalski

à M. Alain Maron, ministre du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale chargé de la Transition climatique, de l'Environnement, de l'Énergie et de la Démocratie participative,

concernant les terres et granulats recyclés en Région bruxelloise.

Mondelinge vraag van mevrouw Aurélie Czekalski

aan de heer Alain Maron, minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie,

betreffende de gerecycleerde grond en aggregaten in het Brussels Gewest.

Partager
12:11 § 301 → Vidéo
Partager

Mme Aurélie Czekalski (MR).- Le vide juridique qui perdure depuis de nombreuses années en Région bruxelloise sera-t-il comblé ? À vous de me le dire.

Je ne vous l’apprends pas, un projet d’arrêté du Gouvernement de la Région bruxelloise relatif aux granulats recyclés, aux terres et aux granulats recyclés utilisés dans ou sur le sol, modifiant l’arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 1er décembre 2016 relatif à la gestion des déchets, a été rédigé par Bruxelles Environnement. Il a été envoyé au secteur pour avis, mi-2021. Le secteur a déjà fait part de ses remarques à votre cabinet en 2020 et a été informé du nouvel avant-projet à la mi-juin 2021. Mais depuis, plus rien ! Le dossier semble être tombé aux oubliettes.

Dès lors, à l’heure actuelle, il n’y a toujours pas de cadre légal réglementaire en ce qui concerne les terres et les granulats recyclés en Région bruxelloise. Pourtant, une telle réglementation existe en Flandre et en Wallonie depuis plus de dix ans. Ce cadre réglementaire a été mis en place en vertu de la transposition de la directive européenne relative aux déchets et abrogeant certaines directives, dont la transposition devait être réalisée pour le 12 décembre 2010. Ce vide juridique n’a que trop duré. Des solutions existent et sont mises en place depuis de nombreuses années en Flandre et en Wallonie. Dès lors, pourquoi pas à Bruxelles ?

De nombreux chantiers sont concernés et les entrepreneurs sont confrontés à des situations ubuesques, où ils sont obligés d'utiliser des matières premières primaires plutôt que des granulés recyclés localement. Tout simplement parce que le chantier est situé à quelques mètres de la frontière, les règles appliquées ne sont pas les mêmes. Nous sommes un petit pays et il est parfois compliqué d’expliquer aux entrepreneurs de telles différences.

Pour quelles raisons ce projet d’arrêté semble-t-il à l’arrêt depuis plus d’un an ? Quelles pistes sont à l’étude pour le faire aboutir ? Quand aboutira-t-il ?

Bruxelles Environnement a-t-elle pris en considération les remarques du secteur ?

Pour quelles raisons les normes seraient-elles beaucoup plus strictes à Bruxelles qu’à Gand, Anvers, Liège, Charleroi, Rotterdam ou encore Paris ? Sur quels arguments ou études se base cette volonté d’appliquer des normes plus strictes en Région bruxelloise ?

Mevrouw Aurélie Czekalski (MR).- In Brussel bestaat er nog steeds geen wettelijk kader met betrekking tot het gebruik van gerecycleerde grond en aggregaten, terwijl de andere gewesten daar al meer dan tien jaar geleden werk van maakten bij de omzetting van de Europese richtlijn inzake afvalstoffen. Hierdoor moeten aannemers op talloze bouwplaatsen dure primaire grondstoffen gebruiken. Nochtans werd er midden 2021 een ontwerpbesluit aan de sector voorgelegd. Waarom blijft Brussel op dat vlak achter?

Welke knopen moeten er worden doorgehakt en wanneer mogen we het besluit verwachten?

Heeft Leefmilieu Brussel rekening gehouden met de opmerkingen van de sector? Waarom zouden de normen veel strikter moeten zijn in Brussel dan in andere grote steden in binnen- en buitenland?

Partager
12:13 § 303 → Vidéo
Partager

M. Alain Maron, ministre.- Le projet d’arrêté sur les terres et granulats recyclés n’est en rien à l’arrêt, mais nous avons préféré travailler avec ordre et méthode. Les équipes de mon cabinet et de Bruxelles Environnement se sont concentrées sur le cadre légal Brudalex 2.0 qui, au-delà de l’obligation de transposition de directives européennes, incarne les ambitions de la Région en matière de prévention, de tri et de réduction des déchets à plusieurs égards. La mise en œuvre de cet outil réglementaire en vue de la transition vers une économie plus circulaire a certes été chronophage, mais elle est essentielle.

En parallèle, Bruxelles Environnement a travaillé sur le projet d’arrêté relatif aux terres excavées et granulats. Afin de s’assurer des fondements du texte, j’ai demandé à mon administration d’étudier plus avant les nombreuses remarques des secteurs consultés au préalable, mais aussi de consulter d’autres instances régionales concernées, par exemple le Port de Bruxelles.

J’ai également demandé de confronter plus en détail les normes appliquées à celles des autres Régions, tout en accordant une attention à notre situation particulière de milieu urbain dense. Enfin, j'ai demandé qu'il soit tenu compte de l’étude relative à un protocole de déconstruction commandée par Bruxelles Environnement et finalisée en juillet 2022. Toutes ces demandes avaient pour objectif d’évaluer si ces éléments devaient être pris en considération pour éventuellement compléter le projet d’arrêté relatif aux terres excavées et aux granulats recyclés, voire élargir le potentiel de circularité des déchets de construction dans la Région.

Tous les éléments précités ainsi que le projet d’arrêté sont à l’étude au sein de mon cabinet. Il s’agit d’une problématique complexe en raison des nombreux acteurs concernés et de l’incidence des différentes législations existantes dans les deux autres Régions. Le secteur a été consulté à plusieurs reprises, et le retour d’expérience des acteurs a permis à Bruxelles Environnement d’adapter le projet d’arrêté, compte tenu de la multitude d’obstacles observés sur le terrain ou encore de la complexité du projet, qui a pu être restructuré et clarifié.

De heer Alain Maron, minister.- Omdat we ordelijk en systematisch te werk willen gaan, concentreerden mijn kabinet en Leefmilieu Brussel zich op het wettelijk kader Brudalex .2.0, dat verder gaat dan de Europese richtlijn. Dat kader weerspiegelt onze ambitie inzake preventie, sortering, beperking en hergebruik van afvalstoffen en is noodzakelijk voor een meer circulaire economie. Zoiets vergt tijd.

Parallel werkte Leefmilieu Brussel aan een ontwerpbesluit inzake afgegraven gronden en aggregaten. Dat moet, op mijn vraag, rekening houden met de opmerkingen van de sector, het advies van gewestelijke instanties zoals de Haven van Brussel, de regelingen in de andere gewesten toegepast in een dichtbevolkte stedelijke omgeving, en de conclusies van de studie van Leefmilieu Brussel van juli 2022 over de opmaak van een protocol betreffende de afbraak van bouwwerken. Momenteel bestudeert mijn kabinet het bijgestuurde ontwerpbesluit van Leefmilieu Brussel.

Partager
12:16 § 307 → Vidéo
Partager

S'agissant des normes, il y aura lieu de faire la distinction entre conditions d’utilisation des terres excavées, d'une part, et granulats recyclés, d'autre part.

Pour les terres, l’utilisation dite libre différera de l’utilisation sur les parcelles d’origine d’où les terres proviennent. Il devra être tenu compte des normes prévues par l’ordonnance relative à la gestion et à l'assainissement des sols pollués (ordonnance « Sols »), mais aussi de normes d’intervention plus souples. Ces normes, qui ne sont pas remises en question, permettent d’exclure l’accroissement de pollutions, comme prévu par l'ordonnance « Sols », et sont similaires aux normes d’utilisation des terres en Région flamande.

Pour les granulats recyclés, le projet d’arrêté prévoira l’application de normes adaptées et encore à déterminer, pour toutes les raisons que j’ai citées, pour tout granulat recyclé utilisé dans des applications telles que les sous-fondations. Ces normes devront, de toute façon, garantir un niveau de protection de la santé et du sol sous-jacent, par exemple en excluant la lixiviation des polluants, c'est-à-dire la percolation lente de l'eau à travers le sol permettant la dissolution des matières solides qui y sont contenues.

L’objectif est de créer non seulement un système de traçabilité des terres et des granulats, mais aussi un exutoire supplémentaire pour ces granulats recyclés à Bruxelles, tout en gardant un niveau de protection élevé et en respectant la législation sur les sols pollués. Cela ne doit donc pas être vu comme un durcissement de la norme par rapport aux autres Régions. Nous ne faisons que rechercher l'équilibre entre objectifs environnementaux, protection des sols et promotion de l'économie circulaire.

Mon cabinet et Bruxelles Environnement travaillent sur de multiples modifications de l'arrêté, lequel devrait être approuvé en première lecture dans le courant du premier trimestre 2023, pour une approbation définitive à l'été ou à la rentrée 2023.

Voor de normen moet men een onderscheid maken tussen gebruik van afgegraven gronden enerzijds en gerecycleerde aggregaten anderzijds. Voor de gronden zal men nagaan vanwaar ze afkomstig zijn en of de regels inzake vervuiling en sanering worden nageleefd. Het is immers niet de bedoeling om extra vervuilde sites te creëren. We zijn streng op dat vlak, maar Vlaanderen is even streng.

Ook voor gerecycleerde aggregaten die in ondergrondse funderingen worden aangewend, zullen voor de hand liggende normen gelden. Het gaat immers over de bescherming van de volksgezondheid. We kunnen ons niet veroorloven dat materialen lekken en dat vervuild water in de grond sijpelt.

Om die doelstellingen te dienen, is het nodig dat alle gronden en aggregaten kunnen worden getraceerd. We willen niet heiliger zijn dan de andere gewesten, maar we willen een hoog beschermingsniveau handhaven, waarbij we naar een evenwicht tussen leefmilieu, grondkwaliteit en circulaire economie streven.

Het is de bedoeling dat het aangepaste ontwerpbesluit in het eerste trimester van 2023 in eerste lezing wordt goedgekeurd. Een definitieve goedkeuring moet dan volgen tijdens of meteen na de zomer.

Partager
12:18 § 309 → Vidéo
Partager

Mme Aurélie Czekalski (MR).- Lors de mes visites de terrain, j'ai rencontré différentes entreprises actives dans le recyclage des terres. Certaines sont basées en Région bruxelloise, pas loin du Port de Bruxelles ou plus au nord, et sont amenées à travailler avec les différentes Régions du pays. Ce qui importe, c'est d'harmoniser les règles. Sur un petit territoire comme la Belgique, la réglementation doit être lisible, afin d'éviter un véritable casse-tête pour ces entreprises. Elles sont demandeuses de clarification.

J'ai pris note des échéances et je salue les consultations régulières organisées avec le secteur. Nous attendons avec intérêt les textes annoncés au cours des prochains mois.

- L'incident est clos.

Mevrouw Aurélie Czekalski (MR).- Ik heb veel plaatsbezoeken afgelegd en daarbij heel wat ondernemingen gesproken die zich met recyclage van grond bezighouden. Zij zijn meestal ook in de andere gewesten actief en verbazen zich over de uiteenlopende regelgeving in de drie gewesten. Er is meer duidelijkheid nodig.

Ik kijk uit naar de teksten.

- Het incident is gesloten.

Partager
12:19 § 313 → Vidéo
Partager

Question orale de Mme Aurélie Czekalski

à M. Alain Maron, ministre du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale chargé de la Transition climatique, de l'Environnement, de l'Énergie et de la Démocratie participative,

concernant le camion à hydrogène de Bruxelles Propreté.

Mondelinge vraag van mevrouw Aurélie Czekalski

aan de heer Alain Maron, minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie,

betreffende de vrachtwagen op waterstof van Net Brussel.

Partager
12:20 § 315 → Vidéo
Partager

Mme Aurélie Czekalski (MR).- Depuis le 7 mars 2022, une benne à ordures ménagères est en test pour la collecte des sacs en porte-à-porte. Bruxelles Propreté participe au projet européen Hector et bénéficie, dans ce cadre, d’un camion-poubelle alimenté à l'hydrogène qui lui a été prêté pour deux ans, de 2019 à 2023. Pour ce test, il a été décidé d’utiliser la station de ravitaillement existante de DATS 24 à Hal. Vous avez évoqué des discussions avec Sibelga sur les perspectives d’approvisionnement en hydrogène et les projets en gestation au sein de la Région bruxelloise.

Vous avez déclaré qu’en ce qui concerne Bruxelles Propreté, si les essais avec le camion sont concluants, ce type de camion pourrait être intégré dans la future stratégie d’investissement, en combinaison avec des camions entièrement électriques.

Une benne à ordures ménagères émet en moyenne 609 g de CO2/kWh, comparativement à une camionnette, qui en émet 209 g/kWh. En effet, de par le fonctionnement de la superstructure, la benne est associée à une consommation énergétique plus importante. Cela confirme la nécessité de la transition de la flotte de Bruxelles Propreté vers un parc vert à 100 %, comme expliqué dans la déclaration de politique générale. Bien qu’évalué de manière qualitative, par sa propulsion électrique, le camion à hydrogène semble être sensiblement moins bruyant que son équivalent thermique.

Aujourd’hui, nous notons des avancées dans les villes européennes, principalement dans les marchés publics et les transports de biens ou nourritures, dans les pays qui adoptent des règles bien spécifiques stimulant les véhicules lourds à zéro émission.

Quels sont les résultats de ce test depuis son lancement, avec les points positifs et négatifs ? Quels sont les problèmes rencontrés ? Comment ce test est-il accueilli par le personnel de Bruxelles Propreté ?

Combien de fois ce camion a-t-il roulé ? Dans quelles conditions ? Quel est le bilan ?

Quelles sont les éventuelles collaborations et mutualisations avec les autres administrations ?

Quels sont les échanges et retours au sujet de ce test avec Fluxys et Sibelga ?

Dans le cadre du projet Hector, l’université des sciences appliquées HAN aux Pays-Bas se chargera de la collecte et de l’analyse des données produites par les sept bennes qui devraient être déployées à travers l’Europe. Quels sont les premiers résultats ?

Des projections sont-elles faites quant au déploiement de véhicules à hydrogène au sein de Bruxelles Propreté et des autres administrations bruxelloises ?

Quelles sont les perspectives en matière d’approvisionnement en hydrogène, si un tel déploiement se concrétise ?

Mevrouw Aurélie Czekalski (MR).- Sinds 7 maart loopt bij Net Brussel een proefproject met een vuilniswagen op waterstof, die telkens bij DATS 24 in Halle wordt volgetankt. Als de resultaten gunstig zijn, kunnen vuilniswagens op waterstof in combinatie met elektrische vuilniswagens een plek krijgen in de toekomstige investeringsstrategie.

Een vuilniswagen stoot gemiddeld 609 g CO2/kWh uit. Daarom moet de vloot van Net Brussel op termijn 100% groen worden. De vuilniswagen op waterstof lijkt verder ook veel minder luidruchtig dan de versie met verbrandingsmotor.

Europese steden zetten stappen om het gebruik van voertuigen met nul uitstoot te stimuleren. Wat heeft het proefproject tot nu toe opgeleverd? Hoe reageert het personeel van Net Brussel?

Werkt Net Brussel samen met andere instellingen? Hoe worden de resultaten met Fluxys en Sibelga gedeeld?

Hoe zit het met de toekomstige aanvoer van waterstof?

Partager
12:22 § 317 → Vidéo
Partager

M. Alain Maron, ministre.- Réduire les émissions de notre parc de véhicules est en effet essentiel. Comme je l'ai déjà indiqué, la sortie progressive du thermique décidée en Région bruxelloise devrait permettre d’éviter 110 décès prématurés par an et d’épargner des centaines de millions d’euros chaque année en soins de santé grâce à l’amélioration de la qualité de l’air. C’est significatif !

Les pouvoirs publics ont un rôle important à jouer dans cette transition. Ils doivent montrer l’exemple en adoptant des technologies moins polluantes, ce que s’efforce de faire Bruxelles Propreté.

Celle-ci possède de nombreux types de véhicules, allant du plus léger (de petites voitures, telles que des Smart) au plus lourd (les camions-poubelles). La tâche est donc complexe, mais nous nous y attelons avec ambition. Ainsi, depuis 2018, la proportion de véhicules électriques au sein de Bruxelles Propreté a fortement augmenté, passant d’environ 50 % à plus de 85 % aujourd’hui.

Des projets pilotes visant à réduire l’impact des véhicules plus lourds ont également débuté, tel le projet Hector consistant à tester un camion-poubelle propulsé par un moteur électrique, lui-même alimenté à l’hydrogène à travers une pile à combustible. Depuis sa mise en service en mars dernier, ce camion a effectué plus d’une quarantaine de sorties.

Comme tout projet pilote, celui-ci a connu des hauts et des bas. Le véhicule a subi plusieurs pannes techniques (réglages du compresseur, des bonbonnes de gaz, de la pile à combustible, du moteur électrique, etc.). Il s'agit, somme toute, de maladies de jeunesse normales. Le camion roulait il y a encore quelques semaines, mais il a depuis été renvoyé en Allemagne chez son fournisseur pour la révision de son système d’alimentation à l’hydrogène.

Il est, à ce stade, prématuré de tirer des conclusions définitives de ce projet, en raison du nombre encore trop limité de sorties réalisées. Bruxelles Propreté ne possède pas encore de données de consommation fiables et suffisamment représentatives. Ces tests ont néanmoins permis de s’assurer de la maniabilité du camion ainsi que de sa bonne tenue sur le terrain. On constate aussi qu'avec son moteur électrique, il est sensiblement moins bruyant que son équivalent thermique, ce qui est un point positif.

Le test de ce camion à hydrogène faisant partie du programme Interreg, des échanges sont prévus avec les sept autres partenaires. Cela nous permettra d’approfondir notre connaissance de la technologie et de mieux comprendre les obstacles auxquels chaque partenaire a fait face, ainsi que la manière de les surmonter. Notons toutefois qu’à ce stade, la plupart de nos partenaires européens sont confrontés aux mêmes difficultés lors de la mise en service de leurs camions. Une série de problèmes techniques doivent être résolus, et aucune conclusion finale n’a été tirée.

De heer Alain Maron, minister.- De overheid moet het goede voorbeeld geven in de afbouw van het gebruik van verbrandingsmotoren.

Sinds 2018 is het aandeel elektrische voertuigen bij Net Brussel gestegen van 50 naar meer dan 85%. Er lopen ook proefprojecten om de impact van zware voertuigen terug te dringen, zoals het Hectorproject met een vuilniswagen op waterstof.

Zoals altijd kent het project ups en downs. Er zijn wel wat technische problemen en de vrachtwagen is intussen terug naar de leverancier in Duitsland voor nazicht van de waterstoftoevoer.

Het is nog te vroeg voor conclusies, omdat de vuilniswagen nog maar een veertigtal keer is uitgereden. Het is alvast duidelijk dat hij minder lawaaierig is dan een vuilniswagen met verbrandingsmotor.

Omdat de proef een onderdeel is van het Interregprogramma, worden de resultaten met de zeven andere deelnemers gedeeld.

Partager
12:26 § 319 → Vidéo
Partager

Vous m’interrogez également sur les collaborations locales qui ont été nouées. À cet égard, une série d’échanges ont eu lieu, notamment avec DATS 24 et Air Liquide, respectivement opérateurs des stations de ravitaillement de Hal et de Zaventem. Il n'existe actuellement pas d'autre station de ravitaillement, mais cela viendra avec le temps à Bruxelles même.

Ce test a en tout cas permis de montrer que la technologie des poids lourds alimentés à l’hydrogène est encore en voie de développement et n’est, à ce stade, pas suffisamment mature pour un déploiement massif en vue d’une utilisation quotidienne. La situation peut toutefois évoluer rapidement.

Par ailleurs, les analyses effectuées dans le cadre de l’accompagnement de Bruxelles Propreté par le facilitateur Mobility & Fleet de Bruxelles Environnement ont confirmé que les distances actuellement parcourues par les camions seraient aussi compatibles avec des véhicules électriques à batterie. En raison du rendement énergétique supérieur des batteries présentes dans les véhicules électriques, elles pourraient constituer un meilleur choix pour toute une série de trajets.

Il s'agit peu ou prou des mêmes questions qui se posent à la STIB quant à savoir quels véhicules passeront à l'hydrogène et à la pile à combustible, ou à d'autres systèmes (batteries, recharges régulières à des moments donnés, etc.) ?

Nous sommes ouverts à toutes les technologies. Cependant, sachant que le choix opéré impliquera des investissements massifs sur de nombreuses années, en ce compris pour l'adaptation des infrastructures et la formation du personnel, nous devons nous assurer de prendre la meilleure décision. Or, force est de constater que les technologies sont encore en évolution.

Ce projet démontre, en tout cas, l’importance de tester les véhicules avant d’envisager une transition massive de la flotte. Dans cette optique, une benne à ordures ménagères électrique et un porte-conteneurs électrique sont en commande dans le but d’évaluer leur comportement sur le terrain. Cette approche sera maintenue dans le cadre des nouveaux marchés de poids lourds prévus en 2023. Elle se reflète également dans la stratégie de transition de la flotte de Bruxelles Propreté, qui vise clairement une décarbonation progressive.

Er zijn een aantal gedachtewisselingen geweest met DATS 24 en Air Liquide, de uitbaters van de waterstations in Halle en Zaventem.

De proef heeft in ieder geval aangetoond dat vervoer met vrachtwagens op waterstof nog niet geschikt is voor dagelijks gebruik.

Uit analyses is gebleken dat de afstanden die de vuilniswagens momenteel afleggen, ook haalbaar zijn met voertuigen met een elektrische batterij, die misschien de betere keuze vormen voor bepaalde trajecten. Hetzelfde speelt bij de MIVB.

Uit dit project blijkt hoe belangrijk het is om voertuigen eerst uit te proberen voor massaal te investeren in een nieuwe vloot. Zo zullen we binnenkort ook een elektrische vuilniswagen uittesten.

Partager
12:28 § 321 → Vidéo
Partager

Mme Aurélie Czekalski (MR).- Votre réponse est l'occasion de dresser le bilan de ce test. Je note que le véhicule est en révision, mais je suppose qu'il reviendra ensuite sillonner les routes bruxelloises. Ces périodes de test permettent de voir ce qui va et ce qui ne va pas, et de résoudre les éventuels problèmes rencontrés. En outre, le test s'inscrit dans le cadre de notre objectif, qui est de viser un parc de véhicules aussi vert que possible.

Je savais qu'il n'y avait pas de station de ravitaillement en Région bruxelloise, mais je me réjouis d'entendre que vous envisagez la possibilité d'en installer une. Cela me permettra de rebondir sur la question lorsque mon texte sur l'avenir des stations-service en Région bruxelloise sera abordé au Parlement.

- L'incident est clos.

Mevrouw Aurélie Czekalski (MR).- Ik neem aan dat de vuilniswagen na het nazicht opnieuw wordt ingezet.

Ik weet dat er geen waterstofstation in Brussel is, maar het verheugt me dat u overweegt om er een te installeren.

- Het incident is gesloten.

Partager
12:30 § 325 → Vidéo
Partager

Question orale de Mme Aurélie Czekalski

à M. Alain Maron, ministre du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale chargé de la Transition climatique, de l'Environnement, de l'Énergie et de la Démocratie participative,

concernant le projet H2GridLab.

Mondelinge vraag van mevrouw Aurélie Czekalski

aan de heer Alain Maron, minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie,

betreffende het H2GridLab-project.

Partager
12:30 § 327 → Vidéo
Partager

Mme Aurélie Czekalski (MR).- L'hydrogène est l'un des éléments clés de la transition énergétique et des plans de relance. C’est dans ce cadre qu'a été lancé le projet « Hydrogen to Grid National Living Lab » (H2GridLab). Ce laboratoire à ciel ouvert permet d'étudier le comportement de l'hydrogène dans les conduites de gaz et autres applications pratiques. Il s’agit d’un projet conjoint de Sibelga, Fluxys et John Cockerill, qui prend place sur le site d’Anderlecht de Sibelga. À partir de panneaux solaires déjà présents, Sibelga produit de l’hydrogène vert en petite quantité, à injecter sur un microréseau local en vue de différents projets d’étude.

Le projet H2GridLab a été l’un des quinze projets innovants de recherche et développement financés cette année-là par le Fonds de transition énergétique. Ce fonds fédéral, créé dans le cadre du passage du nucléaire vers d’autres sources d’énergie, encourage la recherche sur la sécurité d’approvisionnement.

Le système énergétique du futur devra en tout cas se tourner toujours plus vers de nouveaux vecteurs énergétiques décarbonés, tels que l’hydrogène. Cela doit permettre de développer les connaissances techniques et opérationnelles nécessaires, de manière à favoriser la transition vers des énergies renouvelables en Belgique et à Bruxelles.

Dans le cadre de ce projet, l'entreprise John Cockerill devait fournir un électrolyseur - j'ai d'ailleurs eu l'occasion de rencontrer ses représentants avec M. Bouchez il y a quelques semaines. Nous avons cependant appris qu’elle s'était retirée. En effet, à la suite de l’étude de faisabilité, il n’a pas été possible de s'accorder sur la fourniture d’un électrolyseur de type DQ100 depuis leur base en Chine. La construction d’une implantation géante en France et en Belgique par cette même entreprise est en cours, mais les premières livraisons ne seront pas en phase avec le calendrier du projet H2Gridlab.

Pourriez-vous nous donner un état des lieux du projet H2GridLab ? Quels en sont les premiers résultats, le premier bilan et les prochaines étapes ? Quelles ont été les conséquences du retrait de John Cockerill ? Par quelle entreprise a-t-elle été remplacée pour fournir l’électrolyseur ?

Mevrouw Aurélie Czekalski (MR).- Waterstof zal een sleutelrol spelen in de energietransitie. Daartoe werd het Hydrogen to Grid National Living Lab (H2GridLab) opgericht. In dat open laboratorium in het gebouw van Sibelga in Anderlecht worden het gedrag van waterstof in gasleidingen en andere praktische toepassingen bestudeerd. Sibelga produceert er met behulp van zonnepanelen kleine hoeveelheden groene waterstof die het in een klein netwerk injecteert.

Het federale Energietransitiefonds financiert H2GridLab en nog veertien andere vernieuwende projecten. In een koolstofarme wereld zal waterstof steeds belangrijker worden.

Voor dit project moest de onderneming John Cockerill een elektrolyse-installatie leveren. Nu trekt het bedrijf zich echter terug omdat de levering van zo'n installatie vanuit de vestiging in China niet haalbaar bleek. Het bedrijf bouwt momenteel wel een grote vestiging in Frankrijk en België, maar die komen te laat om een installatie te kunnen leveren voor H2Gridlab.

Het staat het met dat waterstoflaboratorium? Hoe interpreteert u de eerste resultaten? Wat worden de volgende stappen? Wat zijn de gevolgen van het afhaken van Cockerill? Is er al een nieuwe leverancier voor de benodigde elektrolyse-installatie?

Partager
12:32 § 329 → Vidéo
Partager

M. Alain Maron, ministre.- Je profite de votre question pour vous rappeler l’avis émis par le gouvernement bruxellois en février 2021, faisant suite à la demande de la commission Énergie, Environnement et Climat de la Chambre des représentants dans le cadre de l’examen de la proposition de résolution relative à la stimulation du déploiement de la technologie de l’hydrogène en vue de promouvoir le stockage de l’énergie et l’utilisation de l’hydrogène comme vecteur énergétique souple. Cet avis mettait en avant les lignes de force suivantes.

Premièrement, il convient en premier lieu de réduire systématiquement nos consommations d’énergie.

Deuxièmement, la diminution drastique des émissions de gaz à effet de serre doit se faire au niveau local, mais aussi au niveau global, en lien avec l’ambition régionale de réduire aussi les émissions indirectes de gaz à effet de serre induites par les activités régionales.

Troisièmement, l’utilisation d’électricité produite à partir de sources renouvelables de manière directe, plutôt que sa transformation en hydrogène au prix d’importantes pertes énergétiques, se révèle plus rationnelle (conversion, stockage, transport, retransformation dans une pile à combustible), en particulier dans un contexte urbain, où les besoins en électricité sont bien répartis sur le territoire.

Quatrièmement, avant de lancer une production de grande ampleur, il convient de déterminer le besoin d’hydrogène. À ce stade, il semble que ce besoin se présente surtout dans des sous-secteurs dans lesquels l’électrification directe ou encore des réductions substantielles des émissions de gaz à effet de serre sont techniquement compliquées (gros camions, par exemple).

En matière de soutien à la production, seul l’hydrogène vert issu de sources renouvelables devrait entrer en ligne de compte, en lien avec la gestion intelligente de surplus d’électricité verte dans le réseau. Par ailleurs, la Région bruxelloise est d’avis que les mécanismes de soutien devraient s’envisager au niveau de l’Union européenne.

Enfin, à l’heure actuelle, la conversion du réseau de gaz naturel régional en réseau permettant de transporter de l’hydrogène pour le chauffage doit être analysée sur les plans énergétique et économique, et du point de vue de la sécurité des usagers et des installations. Des études sont en cours.

En conclusion, si l’hydrogène n’est pas la solution miracle à tous nos problèmes énergétiques et climatiques, ce gaz aura néanmoins un rôle à jouer dans le mix énergétique, par exemple dans le cadre du stockage d’énergie à très grande échelle, et cela, en bonne intelligence avec les autres vecteurs énergétiques et dans l'optique d’une économie sobre en énergie et libérée des combustibles fossiles.

Cette position nuancée a été adoptée par le gouvernement et guide son action sur ce vecteur.

De heer Alain Maron, minister.- In februari 2021 vaardigde de Brusselse regering een advies uit op verzoek van de Kamer van volksvertegenwoordigers, die toen een resolutie inzake de bevordering van waterstof onderzocht.

Ik licht de krachtlijnen uit ons advies toe.

Om te beginnen moet gestreefd worden naar een systematische vermindering van het energieverbruik. Voorts moet de uitstoot van broeikasgassen drastisch worden teruggeschroefd, zowel lokaal, regionaal als wereldwijd. Ten derde pleiten we voor een toename van de productie van elektriciteit door middel van hernieuwbare energiebronnen. In een stadsomgeving is dat zinvoller dan groene elektriciteit te gebruiken voor de productie van waterstof, waarbij immers heel wat energie verloren gaat.

Verder vragen we dat de behoeften aan waterstof objectief in kaart zouden worden gebracht. Momenteel lijken die het grootst voor het vrachtvervoer, waar de uitstoot van broeikasgassen moeilijk terug te dringen is door middel van elektrificatie. We willen ook enkel groene waterstof met behulp van hernieuwbare energiebronnen produceren. Tot slot adviseren we om studiewerk te verrichten naar de omvorming van het klassieke aardgasnet naar een net dat waterstof voor verwarmingsdoeleinden kan vervoeren. Efficiëntie en veiligheid moeten daarbij vooropstaan.

Waterstof is dus geen mirakeloplossing voor al onze energie- en klimaatproblemen, maar in de energiemix zal waterstof zeker een rol spelen. Dit genuanceerde standpunt vormt de leidraad voor het beleid van de Brusselse regering.

Partager
12:36 § 333 → Vidéo
Partager

Concernant le projet « Hydrogen to Grid National Living Lab » (H2GridLab), vous le signalez vous-même, c’est un projet de Sibelga. Je n’ai pas la tutelle sur cette intercommunale, mais vous avez de nombreux représentants au sein de son conseil d'administration. Voici néanmoins les informations que nous avons obtenues.

« H2GridLab est une étude de faisabilité visant à déterminer l’ensemble des contraintes pouvant s’opposer à la construction d’un « living lab » (laboratoire vivant) à Bruxelles et à formuler la meilleure proposition d’approche de mise en œuvre. L’objectif est triple : créer un centre d’expertise en basse pression pour Sibelga, un centre d’expertise en haute pression pour Fluxys et un centre de test d’applications hydrogène industrielles et résidentielles avec des partenaires académiques ou privés. Dans l’esprit d’un laboratoire vivant, la conception du site est pensée pour rester la plus modulaire possible pour éventuellement pouvoir accueillir de nouveaux arrivants académiques ou industriels.

Afin d’affiner le concept du laboratoire vivant, différentes analyses ont été menées : estimation du potentiel solaire et éolien du site, dimensionnement des infrastructures de production (hydrogène, électricité) et de stockage nécessaires sur la base de profils de demande estimés (modélisation énergétique multimodale, développée en partenariat avec l’ULB), détermination de la localisation privilégiée de l’électrolyseur, analyse de risque liée à la mise en place d’une application hydrogène non résidentielle dans un bâtiment existant, étude de faisabilité et fixation du prix du raccordement électrique et au gaz naturel du site. Le projet a également permis de formaliser la collaboration avec des partenaires académiques (ULB, VUB, Université de Mons) pour l’accueil d’applications hydrogène de recherche sur site (moteur à piston, microturbines, réseau de chaleur expérimental, etc.).

La première phase du projet (étude de faisabilité) doit se terminer fin février 2023. Une consultation du marché est en cours pour la sous-traitance de la conception du microréseau d’hydrogène, son optimisation et la rédaction du cahier des charges associé. En complément, l’électrolyseur sera fourni par l'ULB, qui le financera à partir des subsides obtenus dans le cadre du plan de relance européen. L’ensemble des délivrables susnommés seront présentés aux autorités compétentes en 2023. Cela permettra de lancer la deuxième phase du projet, qui consistera en la mise en œuvre concrète du laboratoire vivant.

Le laboratoire vivant devra permettre d’affiner la connaissance d’une potentielle réutilisation du réseau de gaz pour l’accueil de flux hydrogène, et ce, en toute sécurité. Des tests in situ à différents pourcentages d’hydrogène seront menés afin d’étudier les effets de ce dernier sur les assets. Dans cet esprit, les équipements de gaz extraits du réseau à l'occasion de travaux de maintenance sont actuellement stockés dans l’attente de la construction du laboratoire ». Telle était la réponse transmise par Sibelga.

Sibelga is een intercommunale waarover ik geen bestuurstoezicht uitoefen. Die intercommunale is zelf het best geplaatst om uitleg te geven over het project H2GridLab.

Sibelga liet mij het volgende weten. Het project betreft een studie over de haalbaarheid van een 'living lab' met drie doelstellingen: een expertisecentrum voor waterstof onder lage druk ten behoeve van Sibelga, een expertisecentrum voor waterstof onder hoge druk ten behoeve van Fluxys, en een testcentrum voor industriële en residentiële toepassingen van waterstof. Academische en private partners zijn daarbij welkom.

Voor de realisatie van het laboratorium worden allerlei factoren onderzocht: het potentieel inzake zonne- en windenergie ter plaatse, de nodige productie- en opslaginfrastructuur, de mogelijkheid tot het plaatsen van een elektrolyse-installatie, de veiligheidsrisico's en de aansluiting op het huidige gas- en elektriciteitsnet.

De eerste fase was de haalbaarheidsstudie. Die moet in februari 2023 worden afgerond. Er loopt een marktonderzoek om een onderaannemer te zoeken die het micronetwerk voor waterstof zal realiseren. De ULB zal de elektrolysemachine leveren en financieren met subsidies uit het Europees Herstelplan.

De tweede fase van het project betreft de concrete inwerkingstelling van het laboratorium. In dat laboratorium zal het gebruik van het klassieke aardgasnetwerk voor waterstof verder worden onderzocht. Verschillende tests zullen worden uitgevoerd, met steeds andere waterstofpercentages. Tot zover het antwoord van Sibelga.

Partager
12:39 § 335 → Vidéo
Partager

Mme Aurélie Czekalski (MR).- Il me semble que vous n'avez pas répondu à ma question relative aux conséquences du retrait de Cockerill de ce projet. Cette entreprise a-t-elle été remplacée ?

Pour le surplus, il est important d'avancer en la matière et de continuer à investir dans la recherche et l'innovation. Les constructeurs, de leur côté, le font et je pense que nous devons les aider et les encourager. L'hydrogène représente un potentiel énorme pour le secteur industriel et certains modes de transport. Ainsi, Fluxys se dit prête à utiliser ces conduites et à acheminer l'hydrogène dans notre pays.

Je partage votre avis selon lequel il ne faut pas miser sur une seule technologie, mais plutôt sur un objectif global de décarbonation. Soyons ambitieux et faisons en sorte que notre pays et Bruxelles deviennent des modèles en matière d'innovation, ce qui nous rendrait très fiers.

M. Alain Maron, ministre.- Pour ce qui est de votre question, je vous renvoie vers Sibelga, car je vous ai transmis toutes les informations en ma possession.

- L'incident est clos.

Mevrouw Aurélie Czekalski (MR).- Over de terugtrekking van John Cockerill heb ik niets vernomen. Wie zal dat bedrijf vervangen?

Er moet nog meer worden geïnvesteerd in innovatief onderzoek. De overheid moet de privéspelers daarbij ondersteunen. Waterstof biedt een immens potentieel voor onze industriële sector en voor het transport. Fluxys is alvast bereid om mee te werken.

De heer Alain Maron, minister.- Ik heb alle gegevens verstrekt waarover ik beschik. Voor meer informatie moet u zich tot Sibelga wenden.

- Het incident is gesloten.

Partager
12:40 § 341 → Vidéo
Partager

Question orale de Mme Aurélie Czekalski

à M. Alain Maron, ministre du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale chargé de la Transition climatique, de l'Environnement, de l'Énergie et de la Démocratie participative,

concernant la réforme du RRU et la collecte des déchets.

Mondelinge vraag van mevrouw Aurélie Czekalski

aan de heer Alain Maron, minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie,

betreffende de hervorming van de GSV en de afvalinzameling.

Partager
12:40 § 343 → Vidéo
Partager

Mme Aurélie Czekalski (MR).- Nos trottoirs sont fortement encombrés, que ce soit par du mobilier urbain, des engins en libre-service intégral ou encore des poubelles. Si Bruxelles se veut moderne, sa gestion adéquate et efficace des déchets passe notamment par la mise en place d’un système intelligent de collecte différenciée, épousant les spécificités des quartiers et intégrant les nouvelles technologies.

Le système actuel de collecte des déchets ménagers bruxellois pose parfois quelques problèmes : il est unique dans sa modalité, uniforme territorialement et fondé presque uniquement, hormis les conteneurs, sur les sacs-poubelles en plastique comme collecteurs. Or, il existe différentes possibilités permettant, outre un stockage plus adéquat, une valorisation directe des déchets.

De plus, outre les nuisances liées au recours à un collecteur unique, ce système apparaît comme peu efficace et peu adapté à une ville comme Bruxelles, du fait de son caractère uniforme sur le plan territorial. En raison de ce principe d’organisation, il n’épouse pas les différentes catégories de typologie urbanistique, de fonction sociale et de densité de population entre quartiers et intraquartiers bruxellois.

Dans un mode de gestion de collecte différenciée déployant un éventail de modes de collecteurs épousant les spécificités des quartiers, il est indispensable que l’intégration des équipements de collecte s’opère en amont, lors de la conception urbanistique des bâtiments de logements et des aménagements de voiries, en déployant des systèmes qui remplacent celui des sacs-poubelles déposés en voirie. Dans le cadre de la gestion différenciée, il paraît opportun que ces dispositifs d’intégration urbanistique visent d’abord les zones de nouveau ou futur bâti, et singulièrement les lotissements des nouveaux quartiers.

Dans le cadre de la réforme du règlement régional d'urbanisme (RRU), il est prévu que tout immeuble collectif comprenne un ou plusieurs espaces permettant le stockage, la manipulation et le tri des déchets ou l’accès à un système de conteneurs semi-enterrés ou enterrés. Le local de stockage et de tri des déchets est situé de manière telle à assurer l’évacuation aisée des déchets ménagers vers la voie publique.

Cela fait des années que notre groupe demande d’introduire, dans les dispositions réglementaires en matière d’urbanisme et d’aménagement de voiries, l’obligation d’intégration d’équipements collectifs permettant l’évacuation des déchets PMC, organiques, tout-venant et papiers-cartons. Cette intégration peut se faire soit lors de la conception du lotissement, en installant des équipements de collecte collectifs de surface ou enterrés en voirie du lotissement, soit lors de la conception de l’immeuble, par des infrastructures souterraines en conteneurs enterrés sous l’immeuble ou par pneumatique avec raccordement direct à une installation de tri finale ou intermédiaire.

Quelle a été la participation de Bruxelles Propreté à la réforme du RRU ?

Quel a été l’avis rendu par Bruxelles Propreté quant au fait que tout immeuble collectif doit comprendre un ou plusieurs espaces permettant le stockage, la manipulation et le tri des déchets ou l’accès à un système de conteneurs semi-enterrés ou enterrés ?

Les poubelles des immeubles prennent de la place dans l’espace public. Dans le cadre de la réforme du RRU, quelles pistes sont à l’étude au sein de Bruxelles Propreté pour réduire la place de ces poubelles dans l'espace public ? Quelle est la position de Bruxelles Propreté quant à l’installation d'espaces permettant le stockage, la manipulation et le tri des déchets en front de rue, afin que ses agents puissent aller y chercher les poubelles sans que celles-ci obstruent l’espace public ?

Mevrouw Aurélie Czekalski (MR).- Huisvuil wordt in Brussel bijna uitsluitend in zakken opgehaald, terwijl er efficiëntere opslag- en verwerkingsmogelijkheden bestaan. De ophaling verloopt op dezelfde manier in het hele gewest, zonder rekening te houden met de lokale stedelijke kenmerken, sociale functies of de bevolkingsdichtheid.

Gedifferentieerde afvalophaling vergt de installatie van ondergrondse containers tijdens de bouw- en aanlegfase. Het is dan ook logisch dat ze in de eerste plaats in nieuwe bouwprojecten worden toegepast.

Naar aanleiding van de hervorming van de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening (GSV) moeten appartementsgebouwen voorzien worden van een of meer ruimtes voor het opslaan en sorteren van afval, of gebruikmaken van (gedeeltelijk) ondergrondse containers. Onze fractie vraagt al jaren om collectieve voorzieningen voor de afhaling van PMD+, organisch afval, papier en restafval verplicht te maken.

Hoe was Net Brussel bij de hervorming van de GSV betrokken? Welk advies heeft het verstrekt over de verplichting om zulke afvalvoorzieningen in appartementsgebouwen te integreren?

Hoe wil Net Brussel het aantal vuilniszakken in de openbare ruimte terugdringen? Hoe staat het tegenover voorzieningen voor de opslag en ophaling van afval op straathoeken?

Partager
12:44 § 347 → Vidéo
Partager

M. Alain Maron, ministre.- La révision du règlement régional d’urbanisme (RRU) a mobilisé l’ensemble des organisations publiques régionales et communales. Bruxelles Propreté a été invitée à participer aux groupes de travail relatifs à certains titres du nouveau RRU afin d’apporter son expertise en la matière. Ces groupes de travail, qui se sont réunis entre la fin de l'année 2021 et le printemps de cette année, ont abouti à la version du RRU en cours de relecture.

L’article relatif à la gestion des déchets, à savoir l'article 9 du titre III « Habitabilité », correspond à la ligne de conduite poursuivie par l’agence. Tout d'abord, il vise à garantir la présence d’un local dédié aux déchets et adapté à toutes les composantes d’une telle gestion (stockage, manipulation et tri). L’accessibilité, le dimensionnement au regard du nombre d’habitants et la facilité d’accès vers la voirie publique sont autant d’éléments qui seront mentionnés dans ce titre pour garantir la meilleure configuration possible de ces locaux qui jouent un rôle important dans la qualité même du tri et de la collecte des déchets.

L'article en question envisage également la possibilité de conteneurs enterrés. Pour les raisons que j’ai longuement exposées lors d'une récente réunion de commission, en réponse à la question de M. Loewenstein sur la pertinence de ces conteneurs enterrés, Bruxelles Propreté est favorable à la mise en place d’espaces de tri enterrés dans les projets de nouvelle construction ou de rénovation lourde. Plusieurs réalisations ont déjà vu le jour et une vingtaine sont en projet. Toutefois, la généralisation sur l'ensemble du territoire régional de ce mode de collecte n’est pas à l’ordre du jour, pour diverses raisons.

D’abord, la qualité du tri issu des conteneurs enterrés est encore sujette à amélioration. En effet, les études réalisées sur les systèmes enterrés des différentes intercommunales démontrent une qualité de tri moindre que pour la collecte en porte-à-porte. Des solutions techniques doivent donc être trouvées au préalable.

Ensuite, ce système ne règle pas le problème des dépôts clandestins, très fréquemment constatés autour des conteneurs enterrés, comme c'est le cas autour des bulles à verre.

Enfin, il n’est pas toujours possible ni souhaitable d’enterrer des conteneurs, et cela, pour des questions d’encombrement ou de préservation du sous-sol bruxellois et de l’espace public. Quoi qu'il en soit, l'installation sur le territoire bruxellois de 3.000 ou 4.000 espaces de tri, soit 10.000 conteneurs enterrés, ne serait pas une mince affaire. J'imagine déjà les discussions avec les autorités locales !

De heer Alain Maron, minister.- Net Brussel nam deel aan de werkgroepen over bepaalde onderdelen van de nieuwe GSV.

Het artikel over het afvalbeheer stemt overeen met de werkwijze van Net Brussel. Het bepaalt dat appartementsgebouwen een apart lokaal voor het sorteren van afval moeten krijgen en regelt de toegankelijkheid, de grootte naargelang van het aantal bewoners en de toegankelijkheid vanop de openbare weg.

Het omschrijft ook de mogelijke installatie van ondergrondse afvalcontainers, iets waar Net Brussel voorstander van is bij nieuwbouw of ingrijpende renovatie. Er komt voorlopig echter geen veralgemening van het systeem omdat het nog niet helemaal naar behoren werkt. Uit onderzoek blijkt immers dat er minder goed gesorteerd wordt als er met containers wordt gewerkt dan bij de traditionele ophaling.

Bovendien wordt er vaak illegaal afval gedumpt bij containers en glasbakken. Tot slot is het niet overal wenselijk om ondergrondse containers te plaatsen. Het zou hoe dan ook onbegonnen werk zijn om in Brussel 10.000 ondergrondse containers te plaatsen. Stelt u zich de discussies met de gemeentebesturen maar voor!

Partager
12:47 § 349 → Vidéo
Partager

Cela dit, les deux solutions - un local facile d’accès depuis la voie publique et des conteneurs enterrés - doivent permettre de libérer de la place dans l’espace public, ce qui est évidemment positif.

De même, il est prévu, à l’article 7 du titre I, « Espaces ouverts », que les dispositifs de collecte des déchets tels que les bulles à verre ou les dispositifs de dépôt de vêtements devront de préférence être enterrés ou, à défaut, aménagés de manière qualitative sur le plan paysager. Force est de constater une certaine anarchie pour le moment. Là aussi, nous visons un désencombrement de l’espace public tout en prenant en considération les contraintes des opérateurs qui contribuent à la mise en œuvre des objectifs régionaux en matière de tri et de réemploi.

Pour conclure, nous avons donc bel et bien prévu des avancées significatives dans le cadre de ce projet de RRU qui, je l'espère, sera adopté.

Dat neemt niet weg dat een lokaal dat vlot toegankelijk is vanop de openbare weg of een systeem met ondergrondse containers ruimte openbare ruimte kunnen vrijmaken, wat een goede zaak is.

De GSV bepaalt ook dat glasbakken of textielcontainers bij voorkeur ondergronds moeten worden geïnstalleerd. Ook op die manier willen we meer plaats vrijmaken in de openbare ruimte. De nieuwe versie van de GSV zal dus vooruitgang opleveren.

Partager
12:48 § 351 → Vidéo
Partager

Mme Aurélie Czekalski (MR).- Ma question date de septembre et il est vrai que, depuis, certains points ont été abordés dans d'autres questions. Mais j'avais participé à des échanges concernant un immeuble à Uccle, qui vient d'être inauguré près de la rue Vanderkindere. Le local des poubelles s'y trouve au même niveau que le trottoir et est ouvert le matin par le concierge, puisque les résidents ont la chance d'en avoir un. Les poubelles n'encombrent donc pas le trottoir, et comme il s'agit d'une zone commerçante, c'est d'autant plus pratique. De là ma question !

Il faut en tout cas veiller à faciliter l'accès aux locaux à poubelles en voirie. Nous serons aussi attentifs aux débats qui auront lieu dans le cadre du RRU, notamment concernant ce point spécifique.

- L'incident est clos.

Mevrouw Aurélie Czekalski (MR).- In Ukkel werd onlangs een appartementsgebouw met een afvallokaal op de benedenverdieping in gebruik genomen. De vuilniszakken staan er dus niet meer op het trottoir.

- Het incident is gesloten.

Partager
Traduction
Sync
Agenda
Orateurs