Logo Parlement Buxellois

Commission des Affaires économiques : réunion du 11 octobre 2023

09:43 § 103 → Vidéo
Partager

Présidence : M. Alain Vander Elst, doyen d'âge.

Voorzitterschap: de heer Alain Vander Elst, oudste lid in jaren.

Partager
09:43 § 105 → Vidéo
Partager

Vraag om uitleg van mevrouw Khadija Zamouri

aan mevrouw Barbara Trachte, staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bevoegd voor Economische Transitie en Wetenschappelijk Onderzoek,

betreffende de vergoedingspremie voor ondernemingen bij hinder door openbare werken.

Demande d'explications de Mme Khadija Zamouri

à Mme Barbara Trachte, secrétaire d'État à la Région de Bruxelles-Capitale chargée de la Transition économique et de la Recherche scientifique,

concernant la prime d'indemnisation des entreprises en cas de nuisances causées par des travaux publics.

Partager
09:43 § 107 → Vidéo
Partager

Mevrouw Khadija Zamouri (Open Vld).- Brussel vernieuwt, investeert en verandert. En dat zie je, of je nu in Jette vertoeft, in de buurt van het Centraal Station of bij Josaphat. Investeringen in de infrastructuur zijn goed en noodzakelijk, niet alleen om verbeteringen aan te brengen, maar ook om innovatie en hedendaagse toepassingen mogelijk te maken. Ik denk daarbij aan meer laadpalen op straat, meer groen, verbeterde tramlijnen, leidingen enzovoort.

Zulke aanpassingen vergen echter tijd, soms zelfs zeer veel tijd. Dat kan wrevel opwekken bij bewoners en ondernemers in de buurt. Voor ondernemingen zijn werken die heel lang duren bijzonder lastig, want daardoor kampen ze met een gebrek aan inkomsten. Klanten geraken eenvoudigweg niet tot in de winkel en zo wordt er natuurlijk niets verkocht, met vaak rampzalige gevolgen voor de ondernemers. Doordat de buurt tijdens de werken minder goed bereikbaar is, zijn er sowieso minder voorbijgangers. Dat maakt het moeilijker om voldoende omzet te draaien, wat gevaarlijk is.

Een handelswijk moet immers leven om aantrekkelijk te zijn. Op lange termijn hebben lokale ondernemingen in principe weliswaar baat bij investeringen in de openbare ruimte, maar dat neemt niet weg dat de overheid alert moet zijn voor de situatie tijdens de werken. In een grootstad als Brussel zullen er altijd wel ergens omvangrijke werken aan de gang zijn en zullen we dus permanent geconfronteerd worden met dergelijke situaties.

Helaas horen we vaak dat ondernemers twijfelen aan de voordelen van ingrepen in de openbare ruimte op lange termijn. Soms betwijfelen ze of ze het einde van de werken nog zullen meemaken, want ze slepen soms zo lang aan dat de handelaars in kwestie vertrekken. De energiecrisis en de pandemie liggen nog niet zo ver achter ons en die maakten het voor ondernemingen moeilijk om een appeltje voor de dorst te bewaren.

Mme Khadija Zamouri (Open Vld).- Bruxelles se transforme et se modernise et c'est une bonne chose. Mais ces travaux durent parfois très longtemps, ce qui peut susciter du mécontentement.

En particulier, ces travaux entraînent souvent un manque à gagner pour les entreprises dont l'accessibilité est réduite. Éprouvés par la crise énergétique et la pandémie, ils ont du mal à rester optimistes même si, à long terme, ils bénéficieront de ces investissements dans l'espace public.

Les autorités doivent être attentives à la situation pendant les travaux.

Partager
09:46 § 109 → Vidéo
Partager

Handelaars hebben vaak reeds al hun spaargeld geïnvesteerd. Daarom zijn openbare werken voor sommigen zo moeilijk te verteren. De Brusselse regering stelt wel een vergoeding ter beschikking voor de ongemakkelijke situatie waarin ze terechtkomen als de werken op zijn minst gedurende 29 opeenvolgende dagen plaatsvinden en indien de handelszaken bij de bouwplaats liggen en aan nog een aantal andere voorwaarden is voldaan. Als de zaak minder dan twee voltijdsequivalenten (VTE's) in dienst heeft, bedraagt de premie 2.000 euro. Werken er tussen twee en vijf VTE's, dan stijgt het bedrag tot 2.350 euro. Vanaf vijf tot net geen tien VTE's, gaat het om 2.700 euro. Dat is alvast een welkome steun.

De Brusselse regeling is al intelligenter dan die van Vlaanderen, waar de bovengrens werd vastgelegd op negen werknemers in plaats van VTE's. De Brusselse bedragen liggen ook hoger dan in Vlaanderen, al bestaat daar ook de mogelijkheid om een sluitingspremie te ontvangen.

De hinderpremie is een belangrijk instrument, maar de regering moet die regelmatig bijsturen om de kwaliteit te verbeteren. Zo kan ze gerichter werken met hetzelfde budget. Nu gaat het om een lineaire premie. Met de nieuwe technologie en informatie is het misschien mogelijk om die premie gerichter toe te kennen.

Recent lazen we in Bruzz dat Brussel (zowel de stad Brussel als het gewest) de schadevergoeding voor winkeliers rond de werken van metrolijn 3 uitbreidt. Eerder werd er al een speciale premie ingevoerd. De metro is een project van lange adem en daar houdt het gewest nu ook rekening mee. Bij sommige werken is er meer flexibiliteit nodig. Naar aanleiding van metrolijn 3 en de situatie bij het Zuidpaleis gaat daar veel aandacht naar uit. Dat is goed, want het is bijzonder moeilijk om een dode handelswijk nieuw leven in te blazen. Het doel van de premie bestaat er dan ook nog steeds in om de handelskernen levend te houden.

Si les travaux durent au moins 29 jours consécutifs, le gouvernement bruxellois prévoit une indemnité pour les commerces employant moins de dix équivalents temps plein (ETP) situés à proximité du chantier, dont le montant varie en fonction du nombre d'ETP.

Actuellement, cette prime est linéaire. Mais la technologie pourrait permettre de l'allouer de manière plus ciblée.

Dans des travaux d'envergure, il faut faire preuve de flexibilité si l'on veut que les noyaux commerciaux survivent. La Ville de Bruxelles et la Région, qui ont assoupli les conditions d'accès aux indemnités pour les commerces jouxtant les travaux de la ligne 3 du métro, semblent heureusement l'avoir compris.

Partager
09:49 § 111 → Vidéo
Partager

Heeft er een algemene evaluatie of analyse van de premies en tegemoetkomingen plaatsgehad? In welke mate dekken de premies de inkomstenderving? Helpt de premie ondernemingen om werken te overleven?

Komt er uit de analyse een onderscheid tussen de bedrijven naar voren, waarbij voor sommige de premie volstaat en voor andere niet?

Wordt het succes van de premie gevolgd na afloop van de werken? Met andere woorden, komt er achteraf een analyse van de bedrijven die na de werken nog actief zijn?

Kan de toekenning van de premie worden verfijnd door ze aan de omzet te koppelen, databanken te vergelijken en artificiële intelligentie toe te passen?

Wanneer worden de handelszaken op de hoogte gebracht van de geplande werken? Vroeger speelde Atrium, dat nu in hub.brussels is opgenomen, een belangrijke rol op dat gebied. Neemt hub.brussels die rol nu actief op? Verloopt dat goed?

Les primes et allocations ont-elles fait l'objet d'une évaluation globale ? Dans quelle mesure les primes couvrent-elles les pertes de revenus ? Aident-elles les entreprises à poursuivre leurs activités pour survivre ?

La prime est-elle insuffisante pour certaines entreprises ?

L'efficacité de la prime est-elle évaluée au moyen d'une analyse des entreprises encore en activité après les travaux ?

L'octroi de la prime pourrait-il être lié au chiffre d'affaires, au moyen d'un programme de comparaison de bases de données ?

Quand les commerces sont-ils informés des travaux ? L'agence hub.brussels a-t-elle efficacement repris ce rôle informatif initialement effectué par Atrium ?

Partager
09:50 § 113 → Vidéo
Partager

M. Sevket Temiz (PS).- Madame la Secrétaire d'État, outre les questions de mobilité que j'ai posées à vos collègues du gouvernement, je vous ai également adressé deux questions sur l'impact de la mobilité sur les commerçants bruxellois. En effet, nous devons éviter que les conséquences néfastes des travaux, aussi importants soient-ils, aient des répercussions sur les petits commerçants indépendants de notre ville-région. De plus, nous savons que les services de hub.brussels disposent d'une équipe se rendant sur le terrain pour informer les commerçants de leurs droits et des démarches à suivre.

Dans un monde de plus en plus dématérialisé, l'approche humaine doit perdurer. Rien ne vaut une conversation en face à face pour expliquer les droits des commerçants et indépendants, ainsi que les dispositifs publics mis en place pour les accompagner au mieux. Il y a quelques mois, vous m'avez informé du fait qu'une indemnisation forfaitaire pouvait être accordée par Bruxelles Économie et Emploi aux entreprises employant moins de dix équivalents temps plein (ETP) et qui exploitent un commerce situé dans ou à front de l'emprise d'un chantier de niveau 2. Un chantier de niveau 2 est un chantier coordonné durant au moins 29 jours consécutifs et qui interrompt la circulation de transit ou des transports en commun au moins dans un sens de circulation. Le montant de cette indemnisation est compris entre 2.000 et 2.700 euros selon le nombre d'ETP travaillant dans le commerce.

Vous m'aviez également rassuré sur le fait que hub.brussels fait partie de la commission de coordination des chantiers dépendant de Bruxelles Mobilité. Au mois de juin dernier, vous avez également mentionné dans votre réponse que, s'agissant du cadre général des primes, Bruxelles Mobilité pilote actuellement une réforme de l'ordonnance du 3 mai 2018 relative aux chantiers en voirie publique. Une réflexion est donc en cours pour faire évoluer les indemnités perçues par les commerçants affectés par des travaux publics.

Dès lors, en cette période où les petits commerçants ont besoin de visibilité, serait-il possible de revoir à la baisse ce nombre minimal de 29 jours que j'évoquais ?

Est-il envisageable d'augmenter les budgets de hub.brussels pour mettre en place un système intégré d'information où la plateforme internet serait utilisée complémentairement aux visites des agents de hub.brussels ?

Comment la Région pourrait-elle soutenir davantage les organismes d'intérêt public et administrations bruxelloises afin de fluidifier au maximum la relation entre les autorités régionales, commerçants et associations commerçantes des quartiers où les répercussions des travaux peuvent être plus importantes ?

Enfin, quelles informations pouvez-vous nous donner concernant cette nouvelle ordonnance « Chantiers » ?

De heer Sevket Temiz (PS).- We moeten ervoor zorgen dat openbare werken zo min mogelijk negatieve gevolgen hebben voor handelaars. Hub.brussels beschikt over een team dat ter plaatse gaat om handelaars te informeren en hen op hun rechten te wijzen. Dat is bijzonder belangrijk, want er gaat niets boven een persoonlijk gesprek.

Enkele maanden geleden deelde u me mee dat Brussel Economie en Werkgelegenheid een forfaitaire schadevergoeding tussen 2.000 en 2.700 euro kan toekennen aan bedrijven met minder dan tien voltijdsequivalenten (VTE) als de bouwplaats minstens 29 opeenvolgende dagen duurt en het doorgaand verkeer of het openbaar vervoer in minstens één richting onderbreekt.

In juni 2023 vermeldde u dat Brussel Mobiliteit aan een hervorming van de ordonnantie van 2018 betreffende de bouwplaatsen op de openbare weg werkte. Er wordt dus nagedacht over een wijziging van de vergoedingen voor handelaars die onder openbare werken lijden.

Zal het minimumaantal van 29 dagen worden verlaagd?

Zullen de budgetten van hub.brussels worden verhoogd om een internetplatform te creëren als aanvulling op de bezoeken van het team van hub.brussels?

Hoe zal het gewest de relaties tussen de gewestelijke overheidsdiensten, de handelaars en de handelaarsverenigingen verbeteren in de wijken waar de impact van de werken groot is?

Welke informatie kunt u ons geven over de nieuwe ordonnantie over de bouwplaatsen?

Partager
09:53 § 115 → Vidéo
Partager

Mme Clémentine Barzin (MR).- Merci à Mme Zamouri de nous avoir permis de faire le point sur cette ordonnance « Chantiers ». Aujourd'hui, après quatre ans de législature, où en est la mise en œuvre de cette ordonnance ?

Comment cette mise en œuvre s'est-elle opérée concrètement avec les services de la Région, et comment la coordination avec les services chargés des chantiers s'est-elle déroulée ? Les communes et hub.brussels y ont-elles pris part ?

Dans quelles communes cette ordonnance a-t-elle été activée ? Je pense particulièrement au piétonnier, qui a été source de préoccupations pour de nombreux commerces. Je pense également aux chantiers à Ixelles, plus précisément ceux de la place du Châtelain et de la place Flagey. Les commerçants sont inquiets et souhaitent que les effets de ces chantiers soient minimisés autant que possible.

Comment la situation a-t-elle évolué depuis 2019 et qu'en est-il des chantiers à venir ?

Quel est le budget alloué à l'ordonnance « Chantiers » depuis le début de la législature ? Ce budget fait-il partie du budget total des aides économiques reçues, à savoir 30 millions d'euros ?

Est-il possible, le cas échéant, de maximiser ces budgets en fonction des besoins de nos commerçants bruxellois ?

Mevrouw Clémentine Barzin (MR).- Hoe werd de ordonnantie betreffende de bouwplaatsen de voorbije vier jaar in de praktijk omgezet? Hoe verliep de coördinatie met de verantwoordelijke diensten? Werden de gemeenten en hub.brussels bij de coördinatie betrokken?

In welke gemeenten werd de ordonnantie toegepast? Hoe is de situatie geëvolueerd sinds 2019? Hoe zit het met de toekomstige bouwplaatsen?

Welk budget is er sinds het begin van de regeerperiode uitgetrokken voor de ordonnantie? Maakt dat budget deel uit van het totale budget van 30 miljoen euro voor economische steun? Is het mogelijk om de budgetten eventueel op te trekken naargelang van de behoeften van de Brusselse handelaars?

Partager
09:55 § 117 → Vidéo
Partager

De heer Gilles Verstraeten (N-VA).- Ik sluit mij aan bij het debat en de nuttige vraag van mevrouw Zamouri. Het lijkt mij een goede zaak dat we de maatregel een paar jaar na de inwerkingtreding evalueren.

Het is een veelgehoorde klacht in Brussel, die we opvangen in verscheidene gemeenten en bij uiteenlopende groepen, waaronder de taxi-, Uber- en Boltchauffeurs: "Il y a trop de chantiers à Bruxelles !" Altijd zijn er werken. Een grote stad is natuurlijk altijd een klein beetje in verandering, maar in Brussel bestaat de indruk dat het echt wel te veel en te vaak gebeurt.

Voorts stel ik vast dat bij bepaalde grote werken veel handelaars het gevoel hebben dat de bestaande regeling ontoereikend is. Dat hoorde ik bijvoorbeeld naar aanleiding van de werken in de Wayezstraat in Anderlecht om de trams vlotter te laten rijden en meteen ook de straat opnieuw aan te leggen. Heel veel winkeliers klaagden daar dat ze zich in de steek gelaten voelden. Ze voelden zich onvoldoende gehoord en vonden dat de steun ontoereikend was. Dan krijg je natuurlijk verhalen over winkels die sluiten en dergelijke.

Uiteraard moet er altijd een afweging worden gemaakt tussen de beschikbare budgetten, want je kunt niet altijd alles compenseren zonder budgettaire gaten te slaan, en het verlenen van zo ruim mogelijke steun om de hinder te compenseren.

Misschien moet die steun bovendien zo gericht mogelijk zijn. De impact zal immers per handelszaak verschillen. Handelaars die bijvoorbeeld in de detailhandel binnen een niche actief zijn, rekenen vaak voor hun handel op klanten die van wat verder weg komen. Zij zullen misschien veel meer verlies lijden dan de lokale bakker om de hoek. Als er werken zijn waarbij de auto's niet meer door de straat kunnen, maar de handelszaken te voet nog wel bereikbaar zijn, zal een handelaar die steunt op klanten uit de onmiddellijke omgeving misschien veel minder verlies lijden.

Ik stelde de vraag destijds naar aanleiding van de covidpremies ook al: in welke mate is het mogelijk om economische steun voor bepaalde onvoorziene omstandigheden af te stemmen op het werkelijk geleden verlies? Zijn er op dat vlak mogelijkheden? Onderzoekt u dat?

Hoe staat het op dit moment met de evaluatie?

M. Gilles Verstraeten (N-VA).- Une grande ville est toujours en changement, mais à Bruxelles, on a l'impression qu'il y a vraiment trop de chantiers et trop souvent. De nombreuses personnes s'en plaignent.

De plus, pour certains grands chantiers, la réglementation semble inadéquate. Par exemple, rue Wayez, beaucoup de commerçants ne se sont pas sentis entendus et ont trouvé le soutien insuffisant. Il y a aussi des fermetures de magasins.

Bien sûr, il faut toujours faire un compromis entre les budgets disponibles et le soutien. Il faudrait peut-être aussi cibler davantage ce soutien. En effet, l'impact d'un chantier n'est, par exemple, pas le même pour une boulangerie de quartier que pour celui qui dépend de clients venant de plus loin.

Dans quelle mesure est-il possible d'adapter le soutien économique pour certaines circonstances exceptionnelles, comme des chantiers ou une épidémie, aux pertes réelles ? Étudiez-vous cette question ?

Où l'évaluation des mesures en est-elle ?

Partager
09:58 § 119 → Vidéo
Partager

Mevrouw Barbara Trachte, staatssecretaris.- In deze commissie hebben we regelmatig de gelegenheid om te praten over de grote werken die in de belangrijkste winkelstraten worden uitgevoerd en die het gewest en de gemeenten voor een enorme uitdaging stellen. De uitvoering van renovatiewerken en de verbetering van de openbare ruimte en de infrastructuur voor openbare diensten zijn essentieel voor het algemeen belang en de levenskwaliteit, maar ze hebben ook grote gevolgen voor handelszaken. Daarom heeft het gewest een premie ingevoerd om handelaars te ondersteunen.

Mme Barbara Trachte, secrétaire d'État.- Les travaux de rénovation et l'amélioration des espaces publics et des infrastructures sont essentiels pour l'intérêt général et la qualité de vie, mais ils ont un impact sur les commerçants. C'est pourquoi la Région a instauré une prime de soutien aux commerçants.

Partager
09:59 § 121 → Vidéo
Partager

(poursuivant en français)

Cela est en effet prévu par une ordonnance.

(verder in het Frans)

Dat is vastgelegd bij ordonnantie.

Partager
09:59 § 123 → Vidéo
Partager

(verder in het Nederlands)

Artikel 84 van de ordonnantie van 3 mei 2018 betreffende bouwplaatsen op de openbare weg bepaalt dat de regering een forfaitaire schadevergoeding kan toekennen aan ondernemingen die gevestigd zijn aan of grenzen aan een weg waaraan werken gebeuren van niveau 2. Een werf van niveau 2 is een gecoördineerde werf die minstens 29 opeenvolgende dagen duurt en het doorgaande verkeer of het openbaar vervoer in minstens een richting onderbreekt.

De ordonnantie werd aangevuld met het besluit van 14 februari 2019 betreffende de forfaitaire schadevergoeding voor handelszaken die getroffen worden door een bouwplaats op de openbare weg.

Zoals u weet, varieert het bedrag van die halfjaarlijkse vergoeding volgens het aantal voltijdsequivalenten (VTE) in het bedrijf. Het gaat om 2.000 euro voor ondernemingen met minder dan twee VTE's, 2.350 euro voor ondernemingen met twee tot vijf VTE's, 2.700 euro voor ondernemingen met vijf tot tien VTE's. Om daarvoor in aanmerking te komen, moeten de ondernemingen voldoen aan een aantal criteria, die ik uiteengezet heb in de commissie van 21 juni 2023 als antwoord op een vraag van de heer Temiz.

(poursuivant en néerlandais)

L'ordonnance de 2018 relative aux chantiers en voirie publique prévoit que le gouvernement peut accorder une indemnité aux entreprises situées sur ou à proximité d'une voirie sur laquelle se déroule un chantier durant au moins 29 jours consécutifs et interrompant la circulation dans un sens au moins. Cette ordonnance a été complétée par l'arrêté de 2019 relatif à l'indemnisation forfaitaire des commerces impactés par un chantier en voirie publique.

Le montant de cette indemnité semestrielle varie en fonction du nombre d'équivalents temps plein de l'entreprise.

Partager
10:01 § 125 → Vidéo
Partager

(poursuivant en français)

En effet, un travail de révision de l'ordonnance est en cours. Bruxelles Mobilité est à la manœuvre pour réformer le système, sous l'autorité de ma collègue, Mme Van den Brandt.

(verder in het Frans)

Brussel Mobiliteit werkt inderdaad aan een herziening van de ordonnantie.

Partager
10:02 § 127 → Vidéo
Partager

(verder in het Nederlands)

In dat kader heb ik aan hub.brussels en Brussel Economie en Werkgelegenheid gevraagd om samen met de diensten van Brussel Mobiliteit na te denken over wijzigingen aan het vergoedingsmechanisme voor de handelaars, zodat zo goed mogelijk kan worden ingespeeld op de verschillende situaties.

(poursuivant en néerlandais)

Dans ce cadre, j'ai demandé à hub.brussels et à Bruxelles Économie et Emploi de se pencher avec Bruxelles Mobilité sur les modifications à apporter à ce mécanisme d'indemnisation pour l'adapter aux différentes situations.

Partager
10:02 § 129 → Vidéo
Partager

(poursuivant en français)

Les travaux de modification de cette ordonnance sont en cours. Je peux néanmoins évidemment vous transmettre certaines données en vue d'une évaluation. J'en possède quelques-unes, notamment sur le nombre de primes octroyées ces dernières années pour les chantiers de type 2, c'est-à-dire ceux visés par l'ordonnance, en fonction du type d'entreprise par nombre d'équivalent temps plein. Cela vous permettra d'avoir une idée du budget octroyé dans le cadre de ce mécanisme.

Je ne dispose en revanche pas des données sur les chantiers par commune, mais nous allons chercher ces informations et nous les transmettrons au secrétariat de la commission.

(verder in het Frans)

De herziening is nog aan de gang, maar ik kan u wel gegevens bezorgen, zoals het aantal premies dat de afgelopen jaren is toegekend voor bouwplaatsen van niveau 2.

De gegevens over de bouwplaatsen in elke gemeente moet ik opvragen. Ik zal de informatie nadien doorgeven aan het commissiesecretariaat.

Partager
10:03 § 131 → Vidéo
Partager

(verder in het Nederlands)

Het gewest betaalt niet alleen een vergoeding, maar begeleidt ook de handelaarsverenigingen en de handelaars tijdens de werken.

(poursuivant en néerlandais)

Les associations de commerçants et les commerçants bénéficient aussi d'un accompagnement.

Partager
10:03 § 133 → Vidéo
Partager

(poursuivant en français)

Cela se fait à travers le travail d'accompagnement de hub.brussels, qui siège à la commission de coordination des chantiers. Le but est de limiter autant que possible les incidences négatives sur les commerçants. Dans ce cadre, hub.brussels veille à la communication à l'attention de tous les usagers du quartier, la participation de toutes les parties prenantes, la redynamisation du quartier, l'accessibilité du quartier pendant les travaux, et ce, conformément à sa mission de protection de l'économie locale.

(verder in het Frans)

De begeleiding wordt verstrekt door hub.brussels, dat zorgt voor de communicatie met alle gebruikers van de wijk, de participatie van alle belanghebbenden, de heropleving van de buurt en de bereikbaarheid tijdens de werken.

Partager
10:04 § 135 → Vidéo
Partager

(verder in het Nederlands)

Daarnaast worden de teams van hub.brussels regelmatig ingezet voor verscheidene acties naargelang de plaatselijke situatie. Zo nemen ze deel aan stuurgroepen van bouwplaatsen, helpen ze handelaarsverenigingen opzetten en verstrekken ze een methodologische toolbox, die ook online beschikbaar is bij Smart Retail City Lab.

(poursuivant en néerlandais)

Les collaborateurs de hub.brussels offrent aussi d'autres types d'appui adaptés aux différentes situations locales.

Partager
10:04 § 137 → Vidéo
Partager

(poursuivant en français)

Ils sensibilisent aussi les entrepreneurs à l'existence des aides régionales accessibles. Ainsi, les équipes de hub.brussels se rendent sur le terrain. Monsieur Temiz, j'ai répondu à vos questions précises sur des chantiers existants situés chaussée de Haecht ou place Pogge.

(Remarques de M. Temiz)

C'est le cas aussi sur des chantiers plus importants et ayant des conséquences plus lourdes encore, par exemple autour du boulevard Lemonnier ou de l'avenue de Stalingrad. Les services de hub.brussels sont donc sur place avant et pendant le chantier, entre autres pour aider les commerçants à remplir des documents, évaluer la situation sur le terrain, etc. Ils soutiennent également des projets pour maintenir l'attractivité du quartier. La question de l'obtention de l'aide se pose donc, mais des adaptations peuvent être mises en œuvre sur place pour maintenir l'attractivité du quartier.

Ils ont aussi un rôle à jouer dans la transmission aux communes des données qualitatives ou quantitatives que l'agence produit. Ainsi, hub.brussels est dotée d'une équipe de terrain en mesure de procéder à des comptages, par exemple. Ceux-ci leur permettent de déterminer les commerces véritablement touchés par des travaux, le nombre de passants qui continuent - en voiture, transport en commun, à pied... - à transiter par les quartiers en travaux et qui accèdent aux commerces pendant le chantier.

Les services de hub.brussels peuvent aller chercher ces données à la demande des communes ou spontanément. Ils permettent ainsi de mesurer l'impact économique des travaux, de déployer, le cas échéant, des mesures de soutien à l'activité économique et de relayer les doléances des commerçants à la commission de coordination des chantiers.

(verder in het Frans)

Ze gaan voort ter plaatse om winkeliers te informeren over de gewestelijke steunmaatregelen en ze te helpen bij het invullen van de documenten. Ze ondersteunen ook projecten om de wijk aantrekkelijk te houden.

Mijnheer Temiz, uw vragen over de werken in de Haachtsesteenweg en op het Poggeplein heb ik al beantwoord.

(Opmerkingen van de heer Temiz)

Tot slot kunnen de teams van hub.brussels op verzoek van de gemeenten of op eigen initiatief tellingen uitvoeren om te bepalen hoeveel mensen de wijk met de auto, het openbaar vervoer of te voet blijven bezoeken. Zo kunnen ze de economische impact van de werken nagaan, waar nodig maatregelen nemen om de economische activiteit te ondersteunen en eventuele klachten van handelaars doorgeven aan de Coördinatiecommissie van de Bouwplaatsen.

Partager
10:06 § 141 → Vidéo
Partager

(verder in het Nederlands)

Dergelijke ingrepen kunnen worden uitgevoerd op verzoek van het gewest of van een gemeente. In het laatstgenoemde geval wordt de samenwerking vastgelegd in de raamovereenkomst tussen hub.brussels en de betrokken gemeente. Het gewest, en meer bepaald de administraties waarvoor ik bevoegd ben, zetten zich op verschillende manieren in om de handelaars tijdens werken te ondersteunen. De diensten werken goed samen met de instellingen die de werken coördineren. Verder geven ze de bezorgdheden en informatie over de situatie van de handelaars door aan de verschillende beslissingsorganen of organisatoren van de werken om de impact op het economische leven van de betrokken wijken tot een minimum te beperken.

(poursuivant en néerlandais)

Ces interventions peuvent être réalisées à la demande de la Région ou d'une commune. Les administrations dont je suis responsable s'engagent à soutenir les commerçants pendant les travaux. Outre une bonne collaboration avec la coordination des chantiers, elles relaient les informations relatives aux commerçants pour atténuer les nuisances des chantiers.

Partager
10:07 § 143 → Vidéo
Partager

(poursuivant en français)

Voilà les informations que je pouvais vous communiquer aujourd'hui. Comme je vous l'ai dit, je possède des données chiffrées supplémentaires, notamment au sujet des communes, que je vais transmettre au secrétariat de la commission. Vous les recevrez dans les prochains jours.

(verder in het Frans)

Dat is alle informatie die ik vandaag kan verstrekken. De aanvullende cijfers, met name over de gemeenten, zal ik binnen enkele dagen aan het commissiesecretariaat doorgeven.

Partager
10:07 § 145 → Vidéo
Partager

Mevrouw Khadija Zamouri (Open Vld).- U hebt een algemeen antwoord gegeven, maar ik had graag ook precieze cijfers gekregen. Hoelang op voorhand worden handelaars op de hoogte gebracht als er vandaag ergens werken worden opgestart? Ik zal mijn vragen ook schriftelijk stellen.

Volgens u wordt er voortgewerkt aan de ordonnantie. Kunt u daar wat meer over vertellen? U zei ook dat hub.brussels communiceert over de werken en deelneemt aan allerlei stuurgroepen en dergelijke. Er bestaat blijkbaar ook een raamovereenkomst tussen de gemeenten en het gewest over het delen van informatie enzovoort.

Dat is allemaal goed en wel, maar ik stelde ook meer specifieke vragen. Zo vroeg ik bijvoorbeeld of de premies die ondernemingen kregen, volstonden om te garanderen dat ze overleven. Op basis van die analyse moeten we in de toekomst het draaiboek, waarover hub.brussels ongetwijfeld beschikt, misschien aanpassen.

Er zullen in een wereldstad als Brussel immers altijd werken worden uitgevoerd. Dat is niet erg, zolang ze maar vlot en flexibel verlopen, met voldoende oog voor de wijk en de omgeving.

Mme Khadija Zamouri (Open Vld).- J'aimerais avoir des chiffres plus précis. Combien de temps à l'avance les commerçants sont-ils avertis d'un chantier ? Je poserai également mes questions par écrit.

Où les travaux relatifs à l'ordonnance en sont-ils ?

Je n'ai par ailleurs pas eu de réponses à certaines de mes questions spécifiques.

Dans une métropole comme Bruxelles, il y aura toujours des chantiers. Ce n'est pas grave, pour autant que leur déroulement soit fluide et veille suffisamment au quartier et à son environnement.

Partager
10:10 § 147 → Vidéo
Partager

Werden de premies geëvalueerd? Zijn ze voldoende gebleken? Kunnen de handelaars overleven dankzij de premies? Zijn ze een succes of moet er nog aan het systeem worden gesleuteld? Wordt er in de ordonnantie verwezen naar een dergelijke evaluatie a posteriori, bijvoorbeeld na een jaar?

Les primes ont-elles été évaluées ? Se sont-elles avérées suffisantes pour assurer la survie des entreprises ? Le système doit-il encore être amélioré ? L'ordonnance prévoit-elle une évaluation a posteriori ?

Partager
10:11 § 149 → Vidéo
Partager

M. Sevket Temiz (PS).- Madame la Ministre, certaines questions n'ont pas trouvé de réponse étant donné que l'ordonnance « Chantiers » est en cours de modification. Cependant, j'aimerais revenir sur quelques points et vous communiquer les dires de certains commerçants de la place Pogge.

Les travaux ont non seulement des conséquences financières pour eux, leurs nuisances sont aussi multiples. Ils ont un impact sur la collecte des déchets, la circulation et la poussière. Depuis que les premières demandes de primes ont été introduites, certains commerçants n'ont toujours reçu aucune réponse de l'administration. Les travaux devaient initialement durer six mois, mais ils ont été prolongés.

Surtout, il y a un évident problème de communication. Qui s'occupe de cette communication ? Vous dites que hub.brussels siège à la commission de coordination des chantiers. J'ignore combien d'agents circulent sur ces chantiers, mais il serait peut-être utile d'augmenter le nombre d'agents de hub.brussels.

Nous reviendrons certainement sur ces questions puisque l'ordonnance est en cours de révision. Sachez toutefois qu'aujourd'hui, les chantiers sont trop nombreux et qu'ils durent longtemps. Le fait que les commerçants n'aient pas été prévenus des prolongations est problématique. À cet égard, vous pouvez agir, peut-être en augmentant le nombre d'agents de hub.brussels.

De heer Sevket Temiz (PS).- De werken op het Poggeplein hebben niet alleen financiële gevolgen voor de handelaars, ze veroorzaken ook stof en hebben een impact op de afvalophaling en het verkeer. Sommige handelaars hebben nog steeds geen antwoord gekregen op hun subsidieaanvraag. Bovendien zijn de werken, die aanvankelijk zes maanden zouden duren, ondertussen verlengd, maar de handelaars werden daarvan niet op de hoogte gebracht. Daar moet iets aan worden gedaan.

Wie is verantwoordelijk voor de communicatie? Ik weet niet hoeveel medewerkers van hub.brussels de situatie op de bouwplaatsen zelf opvolgen, maar het zou misschien nuttig zijn om er nog meer in te zetten.

Partager
10:13 § 151 → Vidéo
Partager

Mme Clémentine Barzin (MR).- Madame la Secrétaire d'État, l'ordonnance relative aux chantiers est en révision et son évaluation devra donc être réalisée. Nous avons appris des choses concrètes à ce sujet, mais nous ne disposons toutefois pas des éléments d'évaluation concernant les communes touchées par les gros chantiers, les retours des commerçants ou les budgets engagés.

Si nous voulons assurer la pérennité de cet outil important, l'évaluation doit nous donner des informations engageantes à cet égard. En l'occurrence, votre réponse ne nous a pas permis d'obtenir des éléments qui nous permettraient d'envisager avec sérénité la suite des événements. Êtes-vous en mesure de nous rassurer ? J'espère par ailleurs que les éléments d'évaluation concrets dont vous disposez manifestement seront joints au rapport écrit.

Mevrouw Clémentine Barzin (MR).- Om de ordonnantie te kunnen herzien, moet ze eerst worden geëvalueerd. Die evaluatie moet ons informatie verschaffen over de gemeenten die getroffen worden door grote bouwplaatsen, de feedback van de handelaars of nog de vrijgemaakte budgetten.

Uw antwoord bevat geen informatie waarmee we de toekomst met vertrouwen tegemoet kunnen zien. Ik hoop dan ook dat u de concrete elementen waarover u beschikt, bij het schriftelijk verslag zult voegen.

Partager
10:14 § 153 → Vidéo
Partager

De heer Gilles Verstraeten (N-VA).- In België wordt het gevoerde beleid over het algemeen niet voldoende grondig geëvalueerd en becijferd, maar in Brussel vormt dat nog meer een probleem dan elders. De regering voert maatregelen in en zet die soms jarenlang voort zonder zich af te vragen of ze wel werken. Dat geldt ook voor deze hinderpremies. Je kunt de vraag ook ruimer stellen en bijvoorbeeld nagaan hoe vermeden kan worden dat er te veel werken plaatsvinden en hoe een betere coördinatie tussen de publieke instanties en tussen het gewest en de gemeenten mogelijk is. Daar loopt het immers vaak mis, waardoor bepaalde wegen meermaals opengegooid moeten worden.

De regering gaat uit van een systeem met een basispremie, waarbij iedereen hetzelfde bedrag krijgt. Dat is in feite een lowtechoplossing, maar het systeem mag mijns inziens behouden worden, want elke handelszaak ondervindt wel enige hinder. Ik vraag me echter af of daarnaast ook kan worden onderzocht of de compensatie van het werkelijke verlies mogelijk is, aangezien elke handelszaak anders is.

M. Gilles Verstraeten (N-VA).- En Belgique, et surtout à Bruxelles, les politiques ne sont généralement pas suffisamment évaluées et quantifiées. Il en va de même pour ces primes. On pourrait aussi examiner comment éviter la profusion des chantiers et améliorer la coordination entre les pouvoirs publics.

Le système doté d'une prime de base identique pour tout le monde peut être maintenu, mais je me demande si une compensation supplémentaire pour la perte réelle pourrait être envisagée.

Partager
10:16 § 155 → Vidéo
Partager

Mme Barbara Trachte, secrétaire d'État.- Je vous remercie pour ces éléments qui témoignent des retours que vous avez du terrain.

La modification de l'ordonnance se déroule sur l'initiative et sous le contrôle de mon homologue. Je pense donc que c'est à elle que vous devez vous adresser pour obtenir des réponses à vos questions. Nous y participons, nous amenons les éléments relatifs aux primes octroyées ou aux doléances rencontrées sur le terrain, mais c'est elle qui a pris l'initiative de modifier le texte et c'est sous sa direction que les travaux ont lieu.

À ma connaissance, il persiste des difficultés autour de la définition de chantier de niveau 2. J'imagine que c'est l'un des éléments sur lesquels l'évaluation et la modification de l'ordonnance se pencheront. À ce stade, même si hub.brussels accompagne au maximum les commerçants sur le terrain, aucune demande globale de modification du dispositif en place ne m'est parvenue, ni d'associations de commerçants, ni des représentants des classes moyennes, ni de Brupartners. Cela ne signifie pas que nous ne devions pas l'évaluer, mais il n'y a pas de demande forte de modification.

Il n'y a pas non plus d'intention de supprimer l'indemnisation de chantier. Nous poursuivrons donc la mesure dans le cadre de travaux publics qui génèrent des difficultés sur le terrain.

Dans le cas de chantiers de grande ampleur et de très longue durée, comme dans le quartier Stalingrad-Lemonnier, il est exact que le dispositif est inadapté. En pareils cas, nous mettons en place des indemnisations et des accompagnements différents.

Mevrouw Barbara Trachte, staatssecretaris.- Ik dank u voor uw feedback van het terrein.

De wijziging van de ordonnantie wordt uitgevoerd op initiatief en onder leiding van mijn collega. U kunt dus het best contact met haar opnemen voor een antwoord op uw vragen.

Hub.brussels doet zijn uiterste best om de handelaars te ondersteunen. Ik heb geen verzoek tot wijziging van het bestaande systeem ontvangen van handelaarsverenigingen, vertegenwoordigers van de middenstand of Brupartners. Er wordt niet luid om verandering geroepen.

Het is niet de bedoeling om de overlastvergoeding af te schaffen. Het klopt evenwel dat de regeling niet volstaat in geval van grote en langdurige werken, zoals in de Lemonnier-Stalingradwijk. In dergelijke gevallen bieden we verschillende soorten compensatie en steun aan.

Partager
10:19 § 157 → Vidéo
Partager

Je vous transmettrai également les données que vous m'avez demandées, mais dont je ne dispose pas ici. Nous essaierons d'assurer un suivi précis de vos demandes. De même, nous demanderons à hub.brussels un rapport d'évaluation plus complet des différents chantiers qu'elle a accompagnés jusqu'à présent.

Monsieur Temiz, s'agissant de vos demandes au sujet du quartier Pogge, je me renseignerai. Ce que vous me dites m'étonne, car, en principe, Bruxelles Économie et Emploi, qui est responsable de l'octroi de la prime, est très rapide. C'est d'ailleurs là une différence de taille avec les autres Régions. Je ne comprends donc pas ce qu'il s'est passé et nous vérifierons ce point.

Concernant la communication, j'entends les problèmes que vous soulevez. Vous avez toujours la possibilité de m'interroger en commission, mais vous pouvez aussi le faire à tout moment en dehors des instances parlementaires. Hub.brussels aussi peut réagir rapidement. Vous ne devez pas hésiter à nous faire savoir les difficultés rencontrées.

Ik heb de gevraagde informatie niet bij de hand, maar ik zal ze u later bezorgen. Ik zal ook hub.brussels een uitgebreider evaluatieverslag vragen over de verschillende bouwplaatsen die het heeft begeleid.

Mijnheer Temiz, ik ben verbaasd dat de handelaars in de Poggewijk de premie nog niet hebben ontvangen, want normaal kent Brussel Economie en Werkgelegenheid die heel snel toe. Ik zal onderzoeken wat er is gebeurd.

Ik noteer ook het gebrek aan communicatie. Aarzel niet om ons op de hoogte te brengen van eventuele andere problemen.

Partager
10:20 § 159 → Vidéo
Partager

Mevrouw Khadija Zamouri (Open Vld).- Ik kijk uit naar de meer gedetailleerde informatie die u zult bezorgen. Ik ben ook blij dat u hub.brussels zult vragen om een balans op te maken van het succes van de premies en de invloed daarvan op de overlevingskansen van de handelszaken.

- Het incident is gesloten.

Mme Khadija Zamouri (Open Vld).- J'attends avec impatience les données que vous transmettrez. Je me réjouis également que vous chargiez hub.brussels d'analyser l'influence des primes sur la survie des commerces.

- L'incident est clos.

Partager
10:21 § 163 → Vidéo
Partager

Question orale de M. Sevket Temiz

à Mme Barbara Trachte, secrétaire d'État à la Région de Bruxelles-Capitale chargée de la Transition économique et de la Recherche scientifique,

concernant le nouvel incitant pour l'économie sociale et durable bruxelloise.

Mondelinge vraag van de heer Sevket Temiz

aan mevrouw Barbara Trachte, staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bevoegd voor Economische Transitie en Wetenschappelijk Onderzoek,

betreffende de nieuwe maatregel die de Brusselse sociale en duurzame economie moet bevorderen.

Partager
10:21 § 165 → Vidéo
Partager

M. Sevket Temiz (PS).- Vous avez récemment annoncé dans la presse écrite la création d’un nouvel incitant à destination des épargnants bruxellois, afin qu’ils investissent leur épargne dans des coopératives. Dans les faits, il s’agit d’octroyer un crédit d’impôt de 3,5 % annuel pendant cinq ans pour tout investissement de 100 à 100.000 euros dans trois coopératives - Crédal, F’in Common, Hefboom - retenues par les pouvoirs publics.

L'objectif de ces coopératives est de favoriser l’économie locale, solidaire et durable par l'octroi de prêts aux personnes qui rencontrent souvent des difficultés à emprunter pour leurs projets auprès des institutions bancaires classiques.

Cet objectif louable, qui s’inscrit dans le cadre de l’ordonnance bruxelloise sur la mobilisation de l’épargne citoyenne au bénéfice de la transition économique, me pousse à vous poser les questions suivantes : existe-il un filet de sécurité pour les épargnants qui investissent dans ces coopératives, autrement dit une garantie en cas de faillite de la coopérative ?

Pouvez-vous estimer le montant en euros que les épargnants investiraient dans ces coopératives d’ici un an ?

L'avantage fiscal se limite-t-il aux habitants de la Région de Bruxelles-Capitale ?

Les trois coopératives ont-elles déjà, par le passé, versé des dividendes aux souscripteurs ? Dans l'affirmative, pour quels montants ?

Votre cabinet prévoit-il une campagne de sensibilisation multilingue, sachant que des dizaines de milliers de citoyens de la Région parlent une autre langue que le français ou le néerlandais ?

De heer Sevket Temiz (PS).- U wilt de Brusselaars stimuleren om hun spaargeld in een coöperatie te investeren en doet dat met een belastingvermindering van 3,5% per jaar gedurende vijf jaar voor elke investering van 100 tot 100.000 euro in drie door de overheid geselecteerde coöperaties: Crédal, F'in Common en Hefboom.

De coöperaties stimuleren de plaatselijke, solidaire en duurzame economie via leningen aan personen die voor hun project geen lening bij een klassieke bank krijgen.

Hebben de spaarders die in een coöperatie investeren enige garantie wanneer die failliet gaat?

Kunt u een raming geven van het bedrag dat over een jaar in de coöperaties zal zijn geïnvesteerd?

Is het belastingvoordeel uitsluitend bedoeld voor inwoners van het Brussels Gewest?

Hebben de coöperaties in het verleden dividenden gestort aan de intekenaars? Zo ja, hoe hoog waren die?

Duizenden Brusselaars spreken geen Frans of Nederlands. Bent u van plan om een bewustmakingscampagne in meerdere talen te voeren?

Partager
10:23 § 167 → Vidéo
Partager

Mme Barbara Trachte, secrétaire d'État.- J'ai déjà apporté un certain nombre d'informations en réponse à la question écrite n° 736 de M. Koyuncu. J'ai également présenté le projet d'ordonnance mobilisant les parties citoyennes au bénéfice de la relance et de la transition économique le 15 février 2023 en commission. Vous pouvez vous y référer pour trouver des informations complémentaires à ma réponse.

Ce projet a été adopté le 10 mars dernier par le Parlement. L'objectif est de faire appel à l'épargne citoyenne comme nouvelle source de financement des entreprises bruxelloises de notre économie locale pour soutenir leur trésorerie et améliorer leur solvabilité. Le dispositif vise à mobiliser l'épargne citoyenne auprès des coopératives de crédit, ce qui constitue l'un des deux volets de l'ordonnance. Ce dispositif est entré en vigueur le 1er juin 2023 et prévoit d'octroyer un crédit d'impôt aux particuliers assujettis à l'impôt sur le revenu des personnes physiques en Région de Bruxelles-Capitale qui acquièrent une part de coopérateur auprès d'une coopérative de crédit éligible.

Pour être éligibles, les coopératives de crédit doivent satisfaire à certaines conditions. Ces dernières permettent d'abord de s'assurer du sérieux et de la solidité de ces coopératives, et donc de rassurer l'épargnant en constituant un filet de sécurité. La coopérative doit être agréée comme entreprise sociale et démocratique, conformément à l'ordonnance du 23 juillet 2018 relative à l'agrément et au soutien des entreprises sociales, et doit bénéficier d'une garantie publique européenne, fédérale ou régionale, qui couvre au minimum 30 % du montant total des crédits et participations, ou la coopérative doit pouvoir se prévaloir d'une garantie équivalente.

En outre, les coopératives prêtent à un grand nombre d'entreprises, ce qui est de nature également à atténuer le risque pour elles, et donc, pour les coopérateurs. Elles ont donc des portefeuilles élargis.

Par ailleurs, ces coopératives doivent évidemment satisfaire à des conditions qui permettent de s'assurer qu'elles investissent dans des entreprises bruxelloises. Elles doivent par exemple démontrer que, pendant six mois au moins chaque année, leur capital est mobilisé à minimum 70 % dans des crédits aux entreprises ou des participations au capital d'entreprises.

Mevrouw Barbara Trachte, staatssecretaris.- Op 10 maart 2023 keurde het parlement een ontwerp van ordonnantie goed waarmee het de Brusselaars wil stimuleren om via kredietcoöperaties in Brusselse bedrijven te investeren. De maatregel ging op 1 juni 2023 in en houdt een belastingvermindering in voor de aankoop van een aandeel van een van de betrokken coöperaties door particulieren die onderworpen zijn aan de personenbelasting in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

De coöperaties moeten aan voorwaarden voldoen. Zo moeten ze als sociale en democratische onderneming erkend zijn en over een garantie van de Europese, federale of gewestelijke overheid beschikken die minstens 30% dekt van het totale bedrag aan kredieten of participaties. Heeft ze die niet, dan moet ze een gelijkwaardige garantie kunnen krijgen. Wat eveneens zekerheid biedt, is dat de coöperaties aan een groot aantal ondernemingen lenen, waardoor ze over een ruime portefeuille beschikken. Er zijn overigens ook voorwaarden die garanderen dat de coöperaties in Brusselse ondernemingen investeren.

Partager
10:26 § 169 → Vidéo
Partager

C'est Bruxelles Économie et Emploi qui contrôle le respect de ces différentes conditions. À terme, une procédure d'agrément sera mise en place, dont les conditions seront reprises dans un arrêté basé sur ce que je viens de vous indiquer. Le dispositif n'est donc pas limité aux trois coopératives que vous avez évoquées. Toute coopérative qui répondrait à ces conditions peut s'y inscrire. Il pourrait donc y avoir de nouvelles coopératives de crédit qui en bénéficieraient elles-mêmes avant d'en faire bénéficier ensuite l'économie locale.

Il est complexe de déterminer a priori le montant que les épargnants investiront dans ces coopératives d'ici un an. Deux dispositifs existants, qui présentent des similarités avec le dispositif dont il est question ici, peuvent toutefois donner quelques indications. Ainsi, le prêt proxi permet de mobiliser environ 2 millions d'euros par an, tandis que la réduction d'impôt pour les participations sous la forme d'actions dans des fonds de développement du microfinancement dans les pays en développement, telle qu'instituée par le niveau fédéral, permet de mobiliser environ 10 millions d'euros par an. En ramenant ce montant à la population de la Région de Bruxelles-Capitale, on aboutit à un chiffre d'environ 1 million d'euros. Ces chiffres ne sont qu'indicatifs - d'autant que le dispositif démarre et est assez méconnu -, mais nous permettent de faire des projections. Nous serions évidemment ravis que nos attentes soient dépassées.

En ce qui concerne les dividendes octroyés pour 2022, celui attribué par la Coopérative de crédit alternatif était de 0,11 % ; F'in Common a pour sa part versé un dividende de 1 % et Hefboom de 0,50 %. Ces dividendes s'additionnent à l'avantage fiscal évoqué précédemment.

Notons que le 1819 a communiqué sur la mesure. Ainsi, son site internet contient une page dédiée à sa présentation. Par ailleurs, les trois coopératives citées ont pris l'initiative de communiquer ensemble sur le dispositif, en français et en néerlandais. Elles ont notamment créé un site internet à cet effet et cette initiative a été soutenue par la Région. Les coopératives éligibles peuvent bien évidemment publier des communications par elles-mêmes si elles l'estiment intéressant.

Si de nouvelles coopératives répondent aux conditions et pensent pouvoir attirer de l'épargne citoyenne tout en soutenant des entreprises locales qui ont besoin de financement, nous sommes tout à fait ouverts à de nouvelles collaborations. Le but est de donner à des entreprises bruxelloises de nouvelles pistes de financement en mobilisant l'épargne des citoyens de la manière la plus sûre et garantie possible.

Brussel Economie en Werkgelegenheid controleert of aan de voorwaarden is voldaan. Op termijn komt er een erkenningsprocedure en kan elke coöperatie die aan de voorwaarden voldoet, zich inschrijven. De maatregel blijft dus niet beperkt tot de drie coöperaties die u hebt genoemd.

Het is moeilijk om vooraf te ramen hoeveel spaarders over een jaar in de coöperaties zullen hebben geïnvesteerd. Een vergelijkbare federale maatregel levert tot 10 miljoen euro per jaar op. Als we dat naar Brussel extrapoleren, komen we uit op ongeveer 1 miljoen euro. Dat cijfer is echter louter indicatief.

In 2022 keerde Crédal een dividend van 0,11% uit. Bij F'in Common ging het om 1% en bij Hefboom om 0,50%. Die dividenden komen bovenop het fiscale voordeel.

Op de website van 1819 is informatie over de maatregel te vinden. Ook de betrokken coöperaties verspreiden via hun website informatie in het Frans en het Nederlands over het initiatief.

Uiteraard sta ik open voor samenwerking met andere coöperaties die aan de voorwaarden voldoen.

Partager
10:29 § 171 → Vidéo
Partager

M. Sevket Temiz (PS).- Cela me rassure que les coopératives doivent certifier qu'elles investissent dans des sociétés bruxelloises. Avez-vous une idée des entreprises bruxelloises qui ont été en contact avec ces coopératives ainsi que des investissements réalisés ?

Mme Barbara Trachte, secrétaire d'État.- Nous n'en sommes qu'au début, entendez-le comme un exemple.

- L'incident est clos.

De heer Sevket Temiz (PS).- Het is goed dat de coöperaties moeten garanderen dat ze in Brusselse bedrijven investeren. Weet u met hoeveel bedrijven er contact is opgenomen en welk bedrag werd geïnvesteerd?

Mevrouw Barbara Trachte, staatssecretaris.- Daarvoor loopt de maatregel nog niet lang genoeg.

- Het incident is gesloten.

Partager
10:30 § 177 → Vidéo
Partager

Question orale de Mme Marie Nagy

à Mme Barbara Trachte, secrétaire d'État à la Région de Bruxelles-Capitale chargée de la Transition économique et de la Recherche scientifique,

concernant la non-décision concernant le renouvellement du financement du projet Archisols.

Question orale jointe de M. Martin Casier

concernant la pérennité du projet Archisols.

Mondelinge vraag van mevrouw Marie Nagy

aan mevrouw Barbara Trachte, staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bevoegd voor Economische Transitie en Wetenschappelijk Onderzoek,

betreffende het uitblijven van een beslissing over de verdere financiering van het Archisolsproject.

Toegevoegde mondelinge vraag van de heer Martin Casier

betreffende de toekomst van het project Archisols.

Partager
10:30 § 181 → Vidéo
Partager

Mme Marie Nagy (DéFI).- Archisols, projet financé par Innoviris, vise une amélioration des usages des terres par la connaissance des sols. Son terrain d’investigation actuel est constitué de trois communes bruxelloises - Anderlecht, Uccle et Woluwe-Saint-Lambert - impliquées dans la construction du projet.

Afin de répondre à une série d’enjeux environnementaux - verduriser la ville afin de lutter contre le réchauffement climatique - et alimentaires - encourager l’agriculture urbaine au travers de la stratégie Good Food -, il importe de se pencher sur le passé industriel de Bruxelles et de déterminer si les sols présentent des traces de pollution.

Les outils à disposition des citoyens et des acteurs de terrain concernant la pollution des sols - notamment la carte de l’état du sol de Bruxelles Environnement - sont incomplets, l’information étant manquante pour plus de 80 % du territoire de la Région bruxelloise. Parmi les éléments qui nous étonnent dans la notification qui aurait été formulée par Innoviris lors de la demande de renouvellement du projet en mars dernier, citons la façon dont est qualifié l’intérêt des communes impliquées dans le projet.

D’après Innoviris, ces dernières n’expriment pas un besoin de recherche lié à la transformation des pratiques, mais plutôt un intérêt opportuniste à l'égard du résultat produit par l’outil élaboré. Cette formulation est d’autant plus surprenante que les communes sont le plus petit dénominateur commun administratif dans notre pays et qu’elles ont des pouvoirs énormes en matière d’occupation du territoire. Je pense ici notamment à l'asphaltage des routes ou à la délivrance de permis d'urbanisme.

Les enjeux pour les communes sont loin d’être « opportunistes », ils sont même pratiques et immédiats. Le projet Archisols a pour corollaire le recensement des faiblesses et des blocages dans les fonctionnements actuels afin d’en faciliter la réforme grâce à la création d’un système qui fonctionne, qui génère de la connaissance et qui influe directement sur les décisions en matière de gestion territoriale.

La mobilisation des trois administrations communales a été exemplaire. En mettant à la libre disposition des chercheurs du projet Archisols certaines de leurs parcelles et les archives pertinentes qui s’y rapportent, les communes espèrent que les résultats de la recherche ouvriront de nouvelles pistes de réflexion sur ces problématiques. Nul n'ignore que de nombreux projets d'aménagements urbains sont contrecarrés par la pollution des sols. La connaissance de cette pollution est parfois inexistante, souvent imprécise, et ne s'appuie qu'occasionnellement sur des analyses chimiques récentes.

Mevrouw Marie Nagy (DéFI).- Het doel van het door Innoviris gefinancierde Archisolsproject is om beschikbare gronden dankzij bodemkennis beter in te zetten. Momenteel onderzoekt het gronden in Anderlecht, Ukkel en Sint-Lambrechts-Woluwe.

Om opgewassen te zijn tegen de uitdagingen inzake klimaat en voeding moet het gewest nagaan welke gronden verontreinigd zijn. Burgers en spelers op het terrein beschikken op dat vlak immers over onvoldoende gegevens.

In maart 2023 beschreef Innoviris het belang van de bij het project betrokken gemeenten echter op een vreemde manier. Volgens de instelling hebben de gemeenten geen behoefte aan onderzoek naar andere praktijken, maar eerder een opportunistisch belang bij het resultaat. Naar mijn oordeel zijn de gemeentelijke belangen echter verre van "opportunistisch" en net bijzonder praktisch van aard. Dankzij Archisols worden zwakheden en blokkeringen in de werking blootgelegd, wat een hervorming vergemakkelijkt.

De drie gemeenten hebben zich sterk ingezet voor het project en hopen dat de resultaten tot nieuwe inzichten leiden. Veel stedenbouwkundige projecten lopen immers door bodemverontreiniging in het honderd. Vaak is er geen of te weinig informatie over de verontreiniging en vond er geen recent chemisch onderzoek plaats.

Partager
10:33 § 183 → Vidéo
Partager

Les communes sont convaincues des fondements du projet Archisols, à savoir que les archives dormantes sont une mine d'informations. Par ailleurs, j'aime à souligner qu'il s'agit d'une collaboration exemplaire entre les niveaux communal, fédéral et régional.

Pouvez-vous m’indiquer le bilan que vous dressez du projet Archisols ?

Avez-vous émis une décision officielle sur le renouvellement du financement du projet Archisols alors que le projet s’est terminé ce mois de juin ?

Wat zijn uw conclusies over Archisols?

Nam u een beslissing over de hernieuwing van de financiering van het project, die tot juni 2023 liep?

Partager
10:34 § 185 → Vidéo
Partager

M. Martin Casier (PS).- Mme Nagy a magnifiquement résumé le projet. Il s'agit d'un consortium exemplaire et d'un travail réellement pertinent. Cette collaboration entre acteurs de la recherche, acteurs publics et communes fonctionne particulièrement bien. Elle permet d'améliorer la connaissance de nos sols et donc, sur bien des aspects, nos politiques publiques : question climatique, production des sols, pollution, économie, installations, questions des habitants, etc.

Dans un débat comme celui qui a lieu actuellement sur les pollutions orphelines, Archisols a vraiment un sens. Par exemple, pour les substances per- et polyfluoroalkylées, il s'agit de connaître les occupations des sites, car ces pollutions sont très difficiles à détecter.

Nous avons appris entre-temps qu'avait été rendu, en 2023, un premier avis provisoire négatif d'Innoviris quant à la prolongation de ce financement. D'après nos informations, l’avis de justification du refus ne semble pas avoir pris en considération tous les éléments du dossier remis par le consortium. Une phase de médiation a eu lieu, ce que nous saluons.

Quelles raisons ont poussé Innoviris à rendre un avis provisoire négatif quant au renouvellement de cette coopération ?

Le projet Archisols ayant un vrai intérêt pour nos politiques publiques, êtes-vous en contact avec Innoviris concernant cette demande de renouvellement de partenariat ?

Qu’est-il ressorti de la phase de médiation ? A-t-on trouvé une voie plus heureuse ?

De heer Martin Casier (PS).- Archisols is een consortium dat nuttig werk verricht en uitstekend functioneert. Het zorgt voor een betere bodemkennis, wat tot een beter beleid inzake klimaat, grondgebruik, verontreiniging enzovoort leidt.

Recent gaf Innoviris echter een negatief advies over de verlenging van de financiering. Volgens mijn informatie is er in dat advies niet met alle elementen uit het dossier van het consortium rekening gehouden. Het is een goede zaak dat er een bemiddelingsprocedure is gestart.

Vanwaar het negatieve advies van Innoviris? Hebt u met Innoviris over de hernieuwingsaanvraag overlegd? Wat leverde de bemiddeling op?

Partager
10:36 § 187 → Vidéo
Partager

Mme Barbara Trachte, secrétaire d'État.- Le projet Archisols a reçu des subventions d'Innoviris dans le cadre de l'action Co-création. Une première de 24.970 euros a été octroyée en 2020 pour la phase de montage du projet. Elle a permis au porteur du projet de réunir le consortium de partenaires et de développer sa proposition. Cette première étape s'est déroulée sur huit mois, entre juillet 2020 et février 2021.

Après cette phase de montage, le consortium a remis une proposition complète qui a été évaluée positivement par le jury et proposée au financement. Parmi les critères retenus pour l'évaluation, citons le caractère innovant et le besoin de recherche, la qualité du dispositif de corecherche, la qualité de l'objectif de résilience ou encore les perspectives d'impact et de valorisation du projet.

Concrètement, si la proposition complète couvre une période totale de 48 mois, le financement est divisé en deux périodes de 18 mois pour le lancement et de 30 mois pour la poursuite de la corecherche. Chaque période fait l'objet d'une demande de financement spécifique.

Le consortium a ainsi bénéficié d'une subvention de 499.329 euros pour la phase de lancement qui a démarré à l'automne 2021. Nous nous trouvons actuellement dans l'étape de renouvellement qui fait l'objet d'une analyse par Innoviris, avec à la clé la décision relative au financement des 30 derniers mois correspondant à la poursuite de la corecherche.

Pour des raisons de confidentialité, Innoviris ne communique pas sur l'évaluation des projets individuels. Il remet un avis scientifique d'opportunité dans le cadre de ses missions et un jury incluant des experts externes évalue le projet sur la base des critères définis par l'ordonnance du 27 juillet 2017 visant à promouvoir la recherche, le développement et l'innovation par l'octroi d'aides à finalité non économique en faveur des organisations non marchandes, des organismes de recherche et des entreprises.

Mevrouw Barbara Trachte, staatssecretaris.- Archisols kreeg in het kader van de actie Co-Creation subsidies van Innoviris. In 2020 ging het om 24.970 euro voor de oprichting van het project.

Vervolgens diende het consortium een volledig voorstel in, dat de jury positief beoordeelde en voor financiering voordroeg. Het voorstel had betrekking op een periode van 48 maanden, waarbij de financiering werd opgesplitst in twee periodes van 18 maanden voor de opstart en een periode van 30 maanden voor de voortzetting van het onderzoek.

Voor elke periode werd een aparte financieringsaanvraag ingediend. Zo ontving het consortium 499.329 euro voor de eerste fase, die in de herfst van 2021 van start is gegaan. Momenteel zit het project in de hernieuwingsfase, waarvoor Innoviris een analyse uitvoert.

Innoviris communiceert niet over de evaluatie van individuele projecten. Het geeft juridisch advies en laat het project evalueren door een jury van experts, op basis van de in de ordonnantie van 2017 vastgelegde criteria.

Partager
10:39 § 189 → Vidéo
Partager

Ces critères sont :

- la qualité scientifique du projet de recherche et son caractère innovant, qui doit représenter une avancée de l'état de l'art dans le domaine concerné ;

- la pertinence et la faisabilité du projet ;

- la compétence du demandeur pour réaliser le projet ;

- les perspectives de valorisation des résultats du projet ainsi que l'impact de cette valorisation pour la Région.

S'agissant du projet Archisols, Innoviris a, en effet, annoncé aux porteurs dudit projet qu'il remettait un avis négatif sur le financement de la phase de renouvellement. Ces derniers ont, comme vous le savez, contesté les motifs invoqués par Innoviris et une médiation a été organisée pour leur permettre d'apporter des clarifications sur les points soulevés par le jury. Cela a eu lieu lors d'une audition qui s'est tenue dans les locaux d'Innoviris le 26 mai 2023. Je pense que ces échanges sont positifs. De nouveaux éléments ont été présentés par les porteurs du projet et ont été intégrés au dossier.

L'évaluation suit son cours. Innoviris ne communiquera pas à ce sujet tant que le processus d'évaluation ne sera pas formellement finalisé. Ce n'est qu'après qu'une décision politique pourrait intervenir. Voilà où nous en sommes. Je ne peux donc pas vous fournir d'autres informations que celles qui sont déjà en votre possession. L'issue ne devrait plus tarder, puisque les auditions ont eu lieu il y a plusieurs mois. Les porteurs du projet Archisols en seront informés et je ne doute pas que vous serez attentifs à cette décision.

Die criteria betreffen de kwaliteit van het onderzoeksproject en zijn innoverende karakter; de relevantie en de haalbaarheid van het project; de capaciteit van de aanvrager om het project uit te voeren; en de verwachte impact voor het gewest.

Voor Archisols gaf Innoviris inderdaad een negatief advies betreffende de hernieuwing. De initiatiefnemers achter het project betwistten echter de door Innoviris aangehaalde motieven, waarop een bemiddelingsprocedure is gestart. De initiatiefnemers legden nieuwe elementen voor, die in het dossier zijn opgenomen.

Zolang de evaluatie loopt, communiceert Innoviris niet over het dossier. Een besluit op beleidsniveau is maar mogelijk als de evaluatie bekend is. Meer informatie kan ik niet geven, maar ik verwacht binnenkort wel meer nieuws.

Partager
10:41 § 191 → Vidéo
Partager

Mme Marie Nagy (DéFI).- Mercredi dernier, le ministre de l’Environnement a été interrogé sur l’angle environnemental de ce projet. Il s’est montré extrêmement positif, comme nous, tant sur le processus que sur l’utilité du projet. Vous le savez, la question de la pollution du sol connaît à présent des avancées, même au niveau européen. De ce fait, l'importance de cette problématique s'en verra augmentée dans notre pays aussi.

Je trouve logique qu’Innoviris évalue en conservant ses critères. Je tiens toutefois à souligner que la capacité de faire appel à la fois aux Archives générales du Royaume, entité fédérale scientifique, aux communes bruxelloises ainsi qu'à la Région, est un grand pas en avant pour l’amélioration des prises de décision en matière d’environnement. Tout cela est essentiel pour la Région. J’espère que votre cabinet y accordera un regard bienveillant et qu’Innoviris y sera sensible.

Mevrouw Marie Nagy (DéFI).- Minister van Leefmilieu Maron staat positief tegenover het project. Een goede kennis inzake bodemverontreiniging wordt immers almaar belangrijker.

Het is logisch dat Innoviris bij de evaluatie aan zijn criteria vasthoudt. De mogelijkheid om op zowel het Algemeen Rijksarchief, de gemeenten als het gewest een beroep te doen, houdt echter een grote verbetering van de besluitvorming inzake milieu in. Hopelijk houdt Innoviris daar rekening mee.

Partager
10:43 § 193 → Vidéo
Partager

M. Martin Casier (PS).- Même si votre réponse me laisse quelque peu sur ma faim, je comprends la logique de la procédure administrative et de la réponse d'Innoviris.

Pour compléter ce que disait Mme Nagy quant aux propos de M. Maron la semaine dernière, nous avons bien eu confirmation que le cadastre des sols de Bruxelles Environnement est lui-même incomplet et doit donc être renforcé, non seulement en vertu de nos obligations européennes en la matière, mais aussi plus largement, pour une bonne politique publique.

Même si Archisols ne constitue pas la panacée universelle, le projet devrait réellement permettre d'améliorer ce cadastre et représente donc un outil particulièrement pertinent. Je suivrai bien entendu le processus administratif d'Innoviris et j'espère pouvoir me réjouir dans quelque temps d'une décision positive.

- Les incidents sont clos.

De heer Martin Casier (PS).- De grondinventaris van Leefmilieu Brussel is onvolledig en moet worden bijgewerkt, zodat het gewest aan zijn Europese verplichtingen kan voldoen.

Met Archisols raakt niet alles opgelost, maar het project biedt wel een aanzienlijke verbetering. Ik hoop dat Innoviris een gunstige beslissing neemt.

- De incidenten zijn gesloten.

Partager
10:44 § 197 → Vidéo
Partager

Question orale de Mme Clémentine Barzin

à Mme Elke Van den Brandt, ministre du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale chargée de la Mobilité, des Travaux publics et de la Sécurité routière,

à Mme Ans Persoons, secrétaire d'État à la Région de Bruxelles-Capitale chargée de l'Urbanisme et du Patrimoine, des Relations européennes et internationales, du Commerce extérieur et de la Lutte contre l'incendie et l'Aide médicale urgente,

et à Mme Barbara Trachte, secrétaire d'État à la Région de Bruxelles-Capitale chargée de la Transition économique et de la Recherche scientifique,

concernant le permis d'urbanisme en vue de la verdurisation de la place Flagey et son impact sur la mobilité ainsi que l'activité économique.

Mondelinge vraag van mevrouw Clémentine Barzin

aan mevrouw Elke Van den Brandt, minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit, Openbare Werken en Verkeersveiligheid,

aan mevrouw Ans Persoons, staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bevoegd voor Stedenbouw en Erfgoed, Europese en Internationale Betrekkingen, Buitenlandse Handel en Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp,

en aan mevrouw Barbara Trachte, staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bevoegd voor Economische Transitie en Wetenschappelijk Onderzoek,

betreffende de impact van de stedenbouwkundige vergunning voor de vergroening van het Flageyplein op de mobiliteit en de economische activiteit.

Partager
10:44 § 199 → Vidéo
Partager

Mme Clémentine Barzin (MR).- De nombreux chantiers en cours à Bruxelles ont un impact significatif sur la circulation et sur le chiffre d'affaires des commerçants. À l'occasion d'une précédente question, j'ai souhaité obtenir des informations sur l'aménagement de la place du Châtelain. Dans sa réponse, la ministre Van den Brandt m'a informée du déménagement du marché du Châtelain vers la place Flagey pendant les travaux, qui devraient durer un an. Le chantier des impétrants ayant pris beaucoup de retard, cette délocalisation devrait cependant se poursuivre durant l'automne, voire plus longtemps.

L'aménagement de la place Flagey et de la place Sainte-Croix pour davantage de verdurisation a désormais franchi quelques étapes administratives. La commission de concertation a manifestement conclu une suspension de procédure le 28 juin, avec l'introduction d'un permis modificatif.

Les derniers travaux de la place Flagey ont duré six ans. Quinze ans plus tard, le bourgmestre d'Ixelles dit espérer que ceux-ci ne seront pas trop importants, afin de limiter la perturbation du quartier. Les coûts estimés - entre 500.000 et 1 million d'euros - laissent néanmoins présager un chantier d'une certaine envergure. D'après ma lecture des travaux en cours dans cette zone de Bruxelles - principalement ceux des tunnels Bailli et Vleurgat, qui dureront plus de sept ans au total -, la mobilité sera clairement perturbée pour les trois marchés de la place Flagey, les commerçants et les riverains.

Après deux crises successives, les activités de nos indépendants et de nos commerçants méritent plus d'attention. Les marchés jouent un rôle vital dans l'économie et la vie locale. Dans ce contexte, il est essentiel de réduire au maximum les perturbations causées par les chantiers à Bruxelles et, en l'occurrence, à Ixelles. Les acteurs économiques de la Région sont à bout. Sans coordination efficace de ces projets afin d'assurer la continuité des activités économiques, nous risquons de voir l'économie locale s'effondrer ou déménager, avec comme conséquence la rupture de la mixité des fonctions de quartiers entiers.

Avec cette accumulation de chantiers se pose la question de l'équilibre entre, d'une part, ces aménagements et, d'autre part, les citoyens et les acteurs économiques.

Quels changements ont été apportés au projet dans le permis d’urbanisme modificatif, et quels délais sont attendus ? Quand les travaux devraient-ils débuter ?

Comment les différentes phases de travaux seront-elles conciliées avec les trois marchés de la place Flagey ?

Quelle est la durée prévue du chantier ?

Pouvez-vous détailler le plan de mobilité accompagnant ce nouvel aménagement ?

Pendant le chantier, avez-vous évalué les impacts sur la mobilité, notamment en combinaison avec les travaux du tunnel Louise ?

Quels contacts les autorités ont-elles établis avec les commerçants ? Quels en sont les enseignements ?

Avez-vous mis au courant les maraîchers de ce projet, singulièrement ceux qui vont se déplacer du Châtelain à Flagey durant un an le mercredi ?

Hub.brussels est-elle associée à la prise en compte de la situation des commerçants et des maraîchers ? L’ordonnance « Chantiers » leur sera-t-elle appliquée avec indemnisation ?

Mevrouw Clémentine Barzin (MR).- Heel wat openbare werken in Brussel hebben een grote weerslag op het verkeer en op de omzet van handelaars. De markt van het Kasteleinsplein moest wegens werken verhuizen naar het Flageyplein en zou daar een jaar blijven, maar de terugkeer naar het Kasteleinsplein wordt nog minstens tot het einde van de herfst uitgesteld.

Voor de toekomstige vergroeningswerken aan het Flageyplein en het Heilig-Kruisplein moet een stedenbouwkundige wijzigingsvergunning worden aangevraagd.

De vorige werken aan het Flageyplein hebben zes jaar aangesleept. Vijftien jaar later hoopt de burgemeester van Elsene dat de nieuwe werken de wijk niet zullen verstoren, maar de uitgebreide kostenraming doet iets anders vermoeden. Ook de andere werken in deze wijk, zoals aan de Baljuwtunnel en de Vleurgattunnel, zullen de mobiliteit verstoren.

Na twee opeenvolgende crises verdienen zelfstandigen en handelaars meer aandacht. Markten bekleden een vitale rol in de economie en het lokale leven. Daarom is het zeer belangrijk om de storende gevolgen van openbare werken te beperken. Ze moeten doeltreffend gecoördineerd worden, anders stort de lokale economie in en komen de gemengde functies van een buurt in het gedrang.

Er rijzen dus vragen over het evenwicht tussen openbare werken enerzijds en de belangen van burgers en economische actoren anderzijds.

Wat verandert er als gevolg van de stedenbouwkundige wijzigingsvergunning? Kunt u de termijnen toelichten? Wanneer zouden de werken starten?

Hoe worden de fases van de openbare werken afgestemd op de markten op het Flageyplein? Hoe lang duren de werken aan het plein? Kunt u het bijhorende mobiliteitsplan toelichten?

Wat is de impact van de werken aan het Flageyplein in combinatie met de renovatie van de Louizatunnel op de mobiliteit?

Welke contacten zijn er met de handelaars?

Zijn de betrokken marktkramers op de hoogte?

Zal hub.brussels ook rekening houden met de handelaars en marktkramers? Worden de schadeloosstellingen zoals bepaald in de ordonnantie inzake openbare werken uitgekeerd?

Partager
10:48 § 201 → Vidéo
Partager

Mme Barbara Trachte, secrétaire d'État.- La végétalisation de la place Flagey, aujourd'hui extrêmement minérale, réduira les effets néfastes du dérèglement climatique et permettra d'améliorer la biodiversité et la qualité de vie. Elle facilitera l'évacuation et l'infiltration des eaux pluviales, ce qui résoudra le problème d'inondation des boîtes électriques souterraines.

Bien que le projet se concentre sur les aspects végétaux et hydrauliques, d'autres adaptations sont également réalisées pour améliorer la sécurité intermodale. Par ailleurs, le nouvel aménagement de végétalisation n'interfère pas avec le plan de mobilité de la place. Les travaux sont en effet réalisés sur la place et son pourtour sans toucher aux voies où circulent les voitures.

En ce qui concerne le permis d'urbanisme et ses modifications, la secrétaire d'État Ans Persoons et la commune d'Ixelles indiquent que la procédure de demande de permis est en cours. Le 28 juin dernier, urban.brussels a demandé à Bruxelles Mobilité de revoir les plans de la délivrance du permis d'urbanisme, et les modifications sont les suivantes :

- le remplacement des fosses d'arbre carrées par des fosses rondes ;

- le changement de configuration de la place de livraison devant les numéros 1 et 3 de la place Flagey ;

- l’adaptation et la simplification de certaines fosses pour le passage du Service d'incendie et d'aide médicale urgente ;

- la suppression du béton de bordure.

Vous constaterez que les changements demandés sont mineurs et n'affectent en rien les activités économiques.

Bruxelles Mobilité dispose de six mois pour introduire de nouveaux plans. La date de délivrance du permis dépend du moment d'introduction des plans modifiés et de leur contenu, ainsi que du temps pris pour les analyser.

En ce qui concerne les phases de travaux, la ministre Van den Brandt et la commune d'Ixelles indiquent que la Région et la commune sont en discussion avec l'entreprise qui réalisera les travaux pour obtenir un sous-phasage précis et réduire autant que possible l'emprise et l'impact sur le marché.

Les travaux devraient débuter à l'automne 2023 pour se terminer au printemps 2024. Le calendrier précis dépendra des conditions du permis d'urbanisme, de l'autorisation de chantier délivrée par la commission de coordination des chantiers, ainsi que du calendrier des festivités qui auront lieu sur la place Flagey. Les travaux se dérouleront en quatre phases pour permettre le déroulement d'un maximum de festivités tout en minimisant l'inconfort des chalands et des promeneurs.

Mevrouw Barbara Trachte, staatssecretaris.- De vergroening van het Flageyplein zal de gevolgen van de klimaatopwarming en het overstromingsprobleem opvangen en is bevorderlijk voor de biodiversiteit.

Andere aanpassingen zullen de verkeersveiligheid verbeteren, maar hebben geen gevolgen op het mobiliteitsplan aangezien de werken op het plein zelf plaatsvinden en geen betrekken hebben op de omliggende rijwegen.

De aanvraag voor de stedenbouwkundige vergunning loopt. In juni heeft urban.brussels enkele wijzigingen opgelegd aan Brussel Mobiliteit, met name aan de vorm van de kuilen waarin bomen worden aangeplant, de inrichting van bepaalde leveringsplaatsen, de doorgangen voor de nooddiensten en het verwijderen van betonnen randen. Het gaat dus om geringe wijzigingen die geen invloed hebben op de economische activiteiten.

Brussel Mobiliteit heeft zes maanden tijd om de aangepaste plannen in te dienen. De datum waarop de vergunning wordt afgegeven, hangt af van de inhoud van die plannen.

Het Brussels Gewest en de gemeente Elsene onderhandelen met de aannemer over de precieze planning en het beperken van de overlast. De werken zouden komende herfst starten en volgende lente eindigen. De exacte planning hangt af van de vergunningen. Het gewest en de gemeente onderhandelen met de aannemer over een duidelijke fasering waarbij de markt zo weinig mogelijk wordt ontzien en er rekening wordt gehouden met de geplande evenementen.

Partager
10:50 § 203 → Vidéo
Partager

En ce qui concerne la concertation avec les commerçants et les maraîchers, une séance d'information a été organisée le 23 janvier 2023 pour les commerçants et les acteurs clés du quartier. Les personnes présentes à la réunion étaient favorables au projet de végétalisation de la place. Une enquête a ensuite été réalisée auprès des maraîchers du Châtelain concernant la localisation du marché. Ils ont souhaité rester dans les alentours de la place, en extérieur et sans rotation, ce qui excluait de rester dans le quartier du Châtelain.

La commune d'Ixelles a rencontré les maraîchers le 22 mai 2023 pour leur faire part des résultats du sondage. À l'heure actuelle, sur la base des derniers plans transmis et des avis des maraîchers, les trois marchés sont maintenus et se tiendront sur l'avenue du Général de Gaulle ou à Flagey, en fonction des différentes phases de travaux, à partir du 13 décembre 2023.

D'autres réunions de concertation sont prévues avec la commune d'Ixelles, hub.brussels et les commerçants et maraîchers à la mi-octobre. Le phasage précis des travaux sera alors présenté et la législation liée à l'ordonnance « Chantiers » sera appliquée, selon les conditions établies dont nous avons parlé tout à l'heure.

Mme Clémentine Barzin (MR).- J'entends bien l’organisation qui est mise en place et le faible impact prévu sur la mobilité. Nous y serons attentifs.

En ce qui concerne plus précisément les maraîchers, pour avoir aussi entendu ceux de la place du Châtelain, c'est en fait la solution la moins mauvaise qu'ils ont acceptée. Ce n'était pas leur souhait plein et entier. J'invite dès lors les autorités locales et régionales à rester attentives à la manière concrète d’organiser les choses.

Je note que les trois marchés auront lieu. Pour ce qui est de la partie de la voirie occupée, il s'agira des rues autour des étangs d'Ixelles. Or, il m'est revenu qu'il est compliqué pour les chalands de les parcourir. Je vous invite vraiment à tenir compte, d'une part, des aspects de mobilité sur ces voies de circulation et, d'autre part, de tout l'aspect commerçant au vu du risque d'engendrer une diminution de l'activité et, partant, des revenus de ces commerçants, dont on connaît la fragilité. J'espère que des mesures d'encadrement, de suivi et d'accompagnement seront prises de manière très constructive en leur faveur.

- L'incident est clos.

Op 23 januari 2023 vond een informatievergadering plaats met de handelaars en de voornaamste instanties uit de wijk. Iedereen was het eens met de vergroeningsplannen. Uit het daaropvolgende overleg met de marktkramers van het Kasteleinsplein bleek dat dat ze niet anders konden dan uitwijken.

Vanaf 13 december zullen naargelang de fasering van de werken de drie markten op de Generaal de Gaullelaan of bij het Flageyplein plaatsvinden.

Midden oktober vinden er overlegvergaderingen plaats om de precieze fasering te bespreken. De ordonnantie betreffende openbare werken wordt toegepast volgens de voorwaarden die we zonet hebben besproken.

Mevrouw Clémentine Barzin (MR).- We zullen erop blijven toezien dat de werken een zo gering mogelijke impact op de mobiliteit hebben.

De marktkramers hebben voor de minst slechte oplossing gekozen. Ik verzoek u rekening met hen te blijven houden voor de organisatie van de werken.

Blijkbaar zullen de marktkramen op de straten rond de vijvers van Elsene worden geplaatst. Voor klanten is het lastig om die helemaal af te lopen. Ik verzoek u aandacht te blijven schenken aan de mobiliteit en aan de handelaars. Ik hoop dat de maatregelen die voor hen worden genomen, tot resultaten leiden.

- Het incident is gesloten.

Partager
10:55 § 211 → Vidéo
Partager

Vraag om uitleg van mevrouw Khadija Zamouri

aan de heer Bernard Clerfayt, minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Werk en Beroepsopleiding, Digitalisering, Plaatselijke Besturen en Dierenwelzijn,

betreffende het succes en de aanpassingen van het inburgeringsbeleid en de tewerkstelling van nieuwkomers.

Demande d'explications de Mme Khadija Zamouri

à M. Bernard Clerfayt, ministre du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale chargé de l'Emploi et de la Formation professionnelle, de la Transition numérique, des Pouvoirs locaux et du Bien-être animal,

concernant le succès et les adaptations de la politique d'accueil ainsi que la mise à l'emploi des primo-arrivants.

Partager
10:55 § 213 → Vidéo
Partager

Demande d'explications jointe de Mme Farida Tahar

concernant l'accès à un travail légal pour les personnes sans titre de séjour.

Toegevoegde vraag om uitleg van mevrouw Farida Tahar

betreffende de toegang tot legaal werk voor personen zonder verblijfsdocumenten.

Partager
10:56 § 215 → Vidéo
Partager

Mevrouw Khadija Zamouri (Open Vld).- Sinds vorig jaar is er ook in Brussel een verplicht inburgeringstraject. Elke nieuwkomer wordt op die manier betrokken en krijgt de kans om deel uit te maken van de maatschappij. Zo zorgt de overheid voor een inclusievere aanpak ten opzichte van nieuwkomers en biedt ze hen gelijke kansen om een menswaardig leven te kunnen uitbouwen.

Elke nieuwe Brusselaar heeft zijn eigen vaardigheden, geschiedenis en talenten. Dat is het positieve mensbeeld van de Open Vld. Die vaardigheden en eigenschappen lopen sterk uiteen en vaak wordt er al snel een onderscheid gemaakt tussen hoger opgeleide en laaggeschoolde nieuwkomers. Die verschillende groepen vereisen dan ook een verschillende aanpak. Daarom heeft uw voorganger al initiatieven opgezet voor hoogopgeleide nieuwkomers. Ik verwijs in dat verband onder andere naar het project @level2work, dat een onestopshop werd waar die nieuwkomers alle informatie kunnen vinden over integratie, inburgering en de begeleiding naar werk. Dat project is opgezet in 2016, maar loopt nog altijd en is een vaste waarde geworden. Zo werden in december 2022 de resultaten van het IncluCitiesproject voorgesteld.

In de commissievergadering van 5 juli antwoordde u aan collega Temiz dat de onestopshop bedoeld is voor alle diensten die gericht zijn op bijstand aan en begeleiding van nieuwkomers om te zorgen voor een snelle overschakeling van het onthaaltraject naar sociale en beroepsinschakeling. Dat antwoord komt ook tegemoet aan mijn eerdere vragen en uiteenzettingen over inburgering waarin het belang van werk wordt benadrukt. Werken blijft immers de beste manier van integratie. De inburgeringscursus geeft daartoe slechts een eerste aanzet.

In Vlaanderen is de overheid al lang bezig met de verplichte inburgering en ook daar wordt nog altijd gezocht naar de perfecte formule. Begin augustus berichtte de krant over een nieuw initiatief van Vlaams minister van Integratie Bart Somers dat erop gericht is om laaggeschoolde nieuwkomers klaar te stomen voor knelpuntberoepen. De zogenaamde leerjob zal deel uitmaken van het inburgeringstraject voor nieuwkomers die geen diploma secundair onderwijs hebben. Zo hebben ze ten minste een beroepskwalificatie op zak.

Mme Khadija Zamouri (Open Vld).- Depuis l'année dernière, la Région bruxelloise dispose aussi de son parcours d'intégration obligatoire, dans le but de garantir une approche plus inclusive des primo-arrivants et de leur offrir les mêmes chances de vivre dans la dignité.

Chaque nouveau Bruxellois possède ses propres compétences et talents. Ce bagage étant très différent d'une personne à l'autre, souvent s'opère une distinction entre les primo-arrivants hautement et faiblement qualifiés. Votre prédécesseur avait déjà pris des initiatives en faveur des primo-arrivants hautement qualifiés, telles que le projet @level2work, un point de contact unique rassemblant toutes les informations sur l'intégration et l'accompagnement au travail de ce public. Lancé en 2016, ce projet est aujourd'hui une valeur sûre et les résultats du projet IncluCities ont été présentés en décembre 2022.

En Flandre, une nouvelle initiative du ministre flamand de l'Intégration, Bart Somers, vise à former les primo-arrivants faiblement qualifiés aux métiers en pénurie.

Partager
10:59 § 217 → Vidéo
Partager

Brussel neemt soortgelijke initiatieven, zoals IntegraJobs voor de zorgsector.

Hoe staat het momenteel met de werkgelegenheid voor nieuwkomers in Brussel? Hoeveel nieuwkomers vinden er binnen het jaar werk? Hoeveel worden er opgeleid of begeleid?

Het project IncluCities is afgerond. Hoe zal die onestopshop nu verder evolueren? Kunnen alle nieuwkomers daarbij terecht of is die nog steeds gericht op hogeropgeleiden? Welk effect heeft de onestopshop en biedt die ook begeleiding?

Is er een volledige lijst beschikbaar van de diverse partnerschappen die Actiris aanging met de verschillende sectoren om nieuwkomers met relevante basisvaardigheden naar werk te leiden? Hoeveel arbeidsovereenkomsten heeft dat al opgeleverd?

Zijn er nog andere initiatieven om nieuwkomers aan werk te helpen, bijvoorbeeld door de gelijkschakeling van diploma's?

Zijn er plannen om het Vlaamse initiatief over te nemen in het Brusselse inburgeringsbeleid?

Quel est le niveau d'emploi des primo-arrivants à Bruxelles ? Combien d'entre eux trouvent du travail dans l'année, sont formés ou accompagnés ?

À présent que le projet IncluCities est terminé, comment ce point de contact unique est-il appelé à évoluer ? S'adressera-t-il à tous les primo-arrivants ou toujours uniquement aux hautement qualifiés ?

Dispose-t-on d'une liste des divers partenariats noués par Actiris pour mettre à l'emploi les primo-arrivants dotés d'aptitudes de base pertinentes ? Combien de contrats de travail en ont déjà résulté ?

Existe-t-il d'autres initiatives pour contribuer à la mise au travail des primo-arrivants, comme à travers l'équivalence des diplômes ?

Envisagez-vous de copier l'initiative flamande ?

Partager
11:00 § 219 → Vidéo
Partager

Mme Farida Tahar (Ecolo).- À maintes reprises au sein de cette commission et dernièrement en séance plénière, mon groupe a déjà eu l'occasion de vous interroger sur ce sujet. La présente demande d'explications jointe a été déposée il y a déjà plusieurs semaines, ce qui nécessite quelques aménagements. Elle renvoie à une prise de position de vos homologues wallons.

En effet, le 30 août dernier, le ministre-président de la Région wallonne, M. Elio Di Rupo, et la ministre wallonne de l'Emploi, Mme Christie Morreale, ont publié une lettre ouverte dans laquelle ils plaidaient en faveur de la régularisation des personnes sans titre de séjour. Nous savons d'ailleurs, en lisant vos propos, que vous êtes favorable à cette mesure.

Ce courrier souligne l'importance d'envisager la régularisation des sans-papiers, surtout ceux ayant des compétences essentielles pour les secteurs en pénurie. Après cette interpellation, le cabinet du Premier ministre a signalé sa volonté d’entamer une discussion sur le sujet avec les différents protagonistes. Par ailleurs, il est troublant de constater, dans ce contexte, que certains patrons - flamands, entre autres - envisagent de recruter à l’étranger, notamment en Inde et au Mexique. Cette démarche semble paradoxale lorsque l’on sait que bon nombre d’individus présents dans les différentes Régions sont qualifiés et disposés à travailler, mais ne disposent pas de titre de séjour.

En outre, divers acteurs économiques flamands, dont des employeurs et des syndicats, ont récemment interpellé le gouvernement de Jan Jambon, car ils souhaitent diversifier la liste des métiers éligibles à la migration économique hors Union européenne.

Monsieur le Ministre, vous avez vous-même affirmé au sein de cette commission que les personnes sans titre de séjour qui travaillent en Région bruxelloise « exercent des activités économiques pour le compte d'employeurs sans être couvertes par un contrat de travail, ni protégées par le cadre social très protecteur que nous avons en Belgique ». C’est notamment le cas des travailleuses domestiques sans papiers que votre cabinet a reçues jeudi dernier lors d'une mobilisation. Des actions sont d'ailleurs organisées très régulièrement tant devant le Parlement que devant d'autres lieux.

Les trois principales revendications - plus que légitimes - des travailleuses domestiques sans titre de séjour sont un accès légal au travail, l'accès aux formations professionnelles et une protection contre des employeurs abuseurs. Je suppose que vous les soutenez également car, qui, au sein de cette commission, peut rester indifférent à ces trois revendications de femmes qui travaillent dans l'ombre, qui sont invisibilisées et qui demandent simplement à participer à l'essor économique de notre Région ?

Mevrouw Farida Tahar (Ecolo).- Op 30 augustus pleitten Waals minister-president Di Rupo en Waals minister van Werk Morreale in een open brief voor een regularisatie van mensen zonder papieren, in het bijzonder als ze over vaardigheden beschikken om knelpuntberoepen uit te oefenen. Het kabinet van de eerste minister toonde zich bereid om het gesprek aan te gaan met de voornaamste betrokkenen.

Meerdere werkgevers, ook in Vlaanderen, willen werknemers uit het buitenland in dienst nemen, onder meer uit India en Mexico, terwijl er in de verschillende gewesten al mensen verblijven die wel de nodige vaardigheden hebben, maar geen verblijfsvergunning.

Onlangs riepen verschillende Vlaamse economische spelers, onder wie werkgevers en vakbonden, de Vlaamse regering-Jambon op om de beroepenlijst uit te breiden waarvoor economische immigratie van buiten de EU mogelijk is.

U gaf zelf aan dat er in het Brussels Gewest mensen zonder papieren zijn die werken zonder arbeidsovereenkomst en zonder sociale bescherming. Velen daarvan werken als huispersoneel. De betrokken vrouwen voeren geheel terecht actie voor een legale toegang tot werk, beroepsopleiding en bescherming tegen malafide werkgevers.

Partager
11:04 § 221 → Vidéo
Partager

Monsieur le Ministre, vous m'avez déjà fourni des informations en répondant à une question d'actualité, mais pouvez-vous nous en dire davantage sur vos éventuelles réunions organisées dans le cadre de la conférence interministérielle ?

Nous savons que le gouvernement bruxellois soumettra prochainement un projet d'ordonnance sur la migration économique. Nous avons pris connaissance de différents avis, notamment celui de Brupartners. Pour rappel, à la suite de la consultation, Brupartners propose de modifier, voire de supprimer certains articles qui font mention du séjour. Nous savons pourtant que la Région bruxelloise n'est compétente qu'en matière d'emploi. S'il n'y est pas fait mention dans votre texte, quel est votre point de vue sur cet avis rendu par Brupartners ?

Pourquoi la Région bruxelloise ne pourrait-elle pas être avant-gardiste ? Elle pourrait adresser un message au gouvernement fédéral pour lui expliquer que des dérogations peuvent être accordées à certains travailleurs sans titre de séjour dans des métiers en pénurie. Vous avez l'occasion de le faire à travers votre texte, d'autant que de nombreux avis juridiques concordent à ce sujet.

Werd dit thema besproken op de interministeriële conferentie?

De Brusselse regering zal binnenkort een ontwerp van ordonnantie over economische migratie voorleggen aan het parlement. Brupartners bracht daar advies over uit. Hoe staat u tegenover de opmerkingen van Brupartners?

Met deze tekst zou het Brussels Gewest de federale regering het signaal kunnen geven dat uitzonderingen mogelijk moeten kunnen zijn voor sommige personen zonder verblijfsvergunning die een knelpuntberoep uitoefenen.

Partager
11:06 § 223 → Vidéo
Partager

Mme Fadila Laanan (PS).- Je souhaite rappeler la position du groupe socialiste sur cette question. Pour nous, cette préoccupation n'est pas nouvelle. Dans la déclaration de politique régionale (DPR), la défense des travailleurs sans papiers était déjà une de nos priorités. En effet, la DPR prévoit de développer une politique de migration économique ouverte aux travailleurs immigrés présents sur le territoire, avec ou sans papiers, notamment via une réforme du permis de travail.

Cette question est juridiquement complexe, mais elle représente une des grandes priorités du parti socialiste. De plus, l'octroi d'un permis de travail augmentera considérablement le taux d'emploi, notamment dans les métiers en pénurie, et participera aussi de manière active à l'intégration des personnes issues de l'immigration à la sécurité sociale.

Notre ville-région est un lieu de prédilection de séjour pour des personnes qui arrivent sur le territoire belge. Jusqu'à quand pouvons-nous encore accepter l'hypocrisie qui consiste à laisser des personnes se faire exploiter par le travail sans qu'elles aient ni droits ni devoirs ?

J'espère que vous ne vous retrancherez pas une fois encore derrière le principe que l'octroi du titre de séjour n'est pas de votre ressort, mais bien de celui du niveau fédéral. Depuis la sixième réforme de l'État, l'octroi du permis de travail fait partie des compétences de la Région bruxelloise. Or, l'exercice de cette compétence est rendu impossible. Certes, il faut être loyal avec le niveau fédéral, mais l'exercice de nos compétences est aussi très important. Nous devons pouvoir les exercer dans leur intégralité.

Mme Tahar a rappelé les revendications des travailleuses domestiques qui travaillent déjà sur notre territoire et que votre cabinet ainsi que les parlementaires ont reçues à plusieurs reprises. Un courrier a été adressé aux membres du gouvernement par la Fédération générale du travail de Belgique et la Confédération des syndicats chrétiens demandant de ne pas occulter cette partie du problème.

Je vous fais confiance, Monsieur le Ministre, je sais que vous travaillez sur un projet d'ordonnance que vous nous présenterez après son approbation au gouvernement. J'espère que nous pourrons vraiment travailler sur la dimension du permis de travail.

Quant au titre de séjour, laissons l'État fédéral opérer dans son champ de compétences. Notre position politique doit être forte pour montrer que nous soutenons ces travailleurs et veiller à ce qu'ils rentrent dans l'économie visible et active afin d'aussi enrichir notre Région.

Mevrouw Fadila Laanan (PS).- De PS pleit al langer voor een beleid inzake economische migratie waarbij mensen zonder papieren kansen krijgen, onder meer door de hervorming van de arbeidsvergunningen.

Juridisch gezien ligt dat ingewikkeld. Door arbeidsvergunningen toe te kennen aan mensen zonder papieren zal de werkgelegenheidsgraad echter aanzienlijk stijgen, wat een goede zaak is voor knelpuntberoepen. Het zal mensen zonder papieren bovendien toegang verschaffen tot de sociale zekerheid.

Mensen die van elders naar België komen, komen veelal aan in het Brussels Gewest. Hoelang zullen we de huidige hypocrisie nog dulden en toekijken terwijl mensen worden uitgebuit?

Verblijfsvergunningen zijn weliswaar een federale bevoegdheid, maar sinds de zesde staatshervorming is het gewest bevoegd voor het verlenen van arbeidsvergunningen. Het uitoefenen van die bevoegdheid wordt ons echter onmogelijk gemaakt.

Mevrouw Tahar heeft al verwezen naar de acties en eisen van een groep vrouwen zonder papieren die hier als huishoudpersoneel werken. Ik hoop dat we dankzij uw ontwerp van ordonnantie werkelijk vooruitgang zullen boeken inzake arbeidsvergunningen. Het Brussels Gewest moet het politieke signaal geven dat het die arbeidskrachten steunt en dat zij in de reguliere economie aan de slag moeten kunnen gaan.

Partager
11:09 § 227 → Vidéo
Partager

Mevrouw Els Rochette (Vooruit.brussels).- Ik dank collega's Zamouri en Tahar voor hun zeer terechte vragen. De tewerkstelling van nieuwkomers levert aanzienlijke voordelen op voor zowel de individuen zelf als de samenleving in haar geheel. Dat geldt ook voor mensen zonder verblijfsdocumenten.

Werk biedt nieuwkomers enerzijds de kans op een waardig bestaan en de mogelijkheid om sociale rechten op te bouwen in een nieuw land en anderzijds leveren ze een enorme bijdrage aan de economie. Nieuwkomers moeten evenveel arbeidsmarktbegeleiding krijgen als andere werkzoekenden. Werken in een nieuw land is het summum van integratie. Uiteraard vergt die zoektocht een andere aanpak dan voor mensen die hier geboren en getogen zijn.

Daarom is het belangrijk dat er een aanpak op maat voor nieuwkomers komt. Iedereen heeft evenveel recht op werk. Volgens mij geldt dat ook voor mensen zonder papieren. Momenteel zijn er veel mensen zonder verblijfsvergunning aan de slag in knelpuntberoepen. Ze moeten illegaal werken om rond te komen en worden vaak uitgebuit. We kunnen hen misschien niet aan een verblijfsvergunning helpen, maar ik weet zeker dat een arbeidsvergunning moet lukken.

De recente getuigenissen van huishoudhulpen zonder papieren in deze commissie maakten dat eens te meer duidelijk. Het is belangrijk dat er ook voor hen een oplossing komt. Ik sluit me daarom aan bij de vragen van collega's Tahar en Zamouri, ook al gaan ze over een andere groep mensen en is het moeilijk om beide debatten te combineren.

Is er een aanpak op maat voor werkzoekende nieuwkomers met een verblijfsvergunning? Houdt die rekening met hun profiel en achtergrond? Wordt er extra werk gemaakt van hun diploma's of verworven competenties? Hebt u in dat verband overleg met uw collega Maron, bevoegd voor inburgering?

Erkent u dat er iets moet worden gedaan aan de illegale tewerkstelling van mensen zonder papieren? Geeft u hun perspectief op legaal werk?

Mme Els Rochette (Vooruit.brussels).- La mise à l'emploi des primo-arrivants est source de grands avantages, tant pour les individus qui ont ainsi la possibilité de se constituer des droits sociaux, que pour la société et son activité économique. Il convient cependant d'offrir aux primo-arrivants le même accompagnement qu'aux autres demandeurs d'emploi, moyennant bien entendu une approche adaptée.

Actuellement, beaucoup de personnes sans titre de séjour exercent des métiers en pénurie. Elles doivent travailler dans l'illégalité et sont souvent exploitées. Certes, les titres de séjour échappent à votre ressort, mais vous pouvez agir sur les permis de travail.

Existe-t-il une approche sur mesure pour les primo-arrivants demandeurs d'emploi disposant d'un titre de séjour ? S'attache-t-on en particulier à leurs diplômes ou aux compétences acquises ? Vous concertez-vous à cet égard avec votre collègue Maron ?

Reconnaissez-vous la nécessité d'agir contre le travail illégal des personnes sans papiers ? Pouvez-vous leur donner des perspectives de travail légal ?

Partager
11:12 § 231 → Vidéo
Partager

De heer Gilles Verstraeten (N-VA).- Ik vind het ook een beetje vreemd dat die twee debatten door elkaar worden gehaald. Het ene heeft heel weinig tot niets te maken met het andere. Het ene debat gaat over legale economische migratie, die volgens mij een immense meerwaarde kan zijn en ook is voor het Brussels Gewest. In België is de grootste migratiestroom echter een vorm van zogeheten passieve migratie. Veelal gaat het over gezinshereniging en dergelijke meer, waarbij de voornaamste reden om te migreren niet noodzakelijk verband houdt met een economische activiteit. Een groot aantal van die mensen is onderworpen aan het inburgeringsbeleid en dat kan volgens mij een uitstekende hefboom zijn om die mensen zo snel mogelijk in te schakelen op de arbeidsmarkt, onder meer door hen bepaalde beroepsopleidingen te doen volgen. Voor het kosmopolitische Brussels Gewest is dat van essentieel belang om de werkzaamheidsgraad op te krikken en te komen tot een win-winsituatie. Als die personen zo snel mogelijk aan de slag gaan, vallen ze immers niet ten laste van de lokale besturen of van bepaalde systemen. Daar is een aanpak op maat voor nodig.

Daarnaast moet de begeleiding van andere werkzoekenden worden versterkt. De Brusselse regering moet op alle fronten zo veel mogelijk inzetten op begeleiding naar werk en op het aanbieden van degelijke opleidingen. Ze schiet volgens mij op dat vlak tekort en dus moet ze alle zeilen bijzetten voor alle groepen.

M. Gilles Verstraeten (N-VA).- Il est étrange de mélanger les deux débats. L'un concerne la migration économique légale, qui représente une immense valeur ajoutée pour la Région bruxelloise. Cependant, en Belgique, le principal flux migratoire relève d'une forme de migration passive, essentiellement issue du regroupement familial et dont la principale motivation n'est pas forcément liée à une activité économique.

Un grand nombre de ces personnes sont soumises à la politique d'intégration, qui peut se révéler un excellent levier d'insertion sur le marché du travail, moyennant une approche sur mesure. Il convient en outre de renforcer l'accompagnement des autres demandeurs d'emploi, en misant notamment sur une offre de formations sérieuses.

Partager
11:15 § 233 → Vidéo
Partager

Wat de vraag van mevrouw Tahar betreft, daarvoor is het Brussels Gewest niet bevoegd. Wie dat onderdeel werkelijk zo belangrijk vindt, moet dan maar collega's uit de Kamer of uit de federale regering aanspreken. En als die regering dan valt, heb ik daar geen probleem mee. Mijn partij, noch die van minister Clerfayt maakt daar overigens deel van uit.

Ik verzoek de betrokken collega's dan ook met klem om die discussie niet telkens opnieuw hier in het Brussels Parlement te voeren. Ik vind het hypocriet dat sommigen hier telkens ministers aanvallen die niet bevoegd zijn. Dat vind ik ook van degenen die hier telkens klagen over de verschrikkelijke gevolgen van illegale immigratie voor het gewest, maar ondertussen geen migratiebeleid willen voeren en niets willen doen tegen de instroom.

Sommigen roepen op tot regularisatie, maar pleiten daarmee in feite voor het openzetten van een kanaal dat uiteindelijk illegale immigratie bevordert. Als je mensen voorhoudt dat ze in Brussel via een arbeidsvergunning geregulariseerd kunnen worden als ze eerst illegaal naar hier komen en illegaal aan de slag gaan, lopen we het risico dat er spoedig duizenden mensen vanuit heel Europa opeens in Brussel zullen staan. Dat zal dan ook weer fout lopen. Welke voorwaarden je immers ook oplegt, ze zullen nooit voor iedereen haalbaar zijn.

Een regularisatie is alleen maar nuttig als je eerst de situatie onder controle krijgt, en de partijen die het hardst roepen om een regularisatie voor wie hier al lang is, zijn dezelfde partijen die iedere poging om de situatie te beheersen, saboteren. Dat noem ik hypocrisie.

Concernant la question de Mme Tahar, la Région bruxelloise n'est pas compétente en la matière. Que ceux qui trouvent le sujet réellement si important, interpellent leurs collègues à la Chambre ou au gouvernement fédéral.

C'est pourquoi je leur demande vivement d'arrêter de ramener sans cesse cette discussion au Parlement bruxellois. Quelle hypocrisie d'attaquer ici des ministres qui ne sont pas compétents ! Idem pour ceux qui se plaignent des effroyables conséquences de l'immigration illégale pour la Région, tout en refusant la moindre politique migratoire.

Quand certains appellent à la régularisation, ils plaident en fait pour l'ouverture d'une filière qui ne ferait que favoriser cette immigration illégale. Une régularisation n'a de sens qu'une fois la situation sous contrôle. Les partis qui réclament à cor et à cri une régularisation sont les mêmes qui sabotent toute tentative de maîtriser la situation.

Partager
11:17 § 235 → Vidéo
Partager

De heer Bernard Clerfayt, minister.- België is het koninkrijk van het surrealisme met Brussel als hoofdstad en wij laten geen gelegenheid voorbijgaan om dat te bewijzen.

M. Bernard Clerfayt, ministre.- La Belgique, royaume du surréalisme, ne manque aucune occasion de le prouver

Partager
11:17 § 237 → Vidéo
Partager

(poursuivant en français)

Je le répète, la Belgique est le royaume du surréalisme. Bruxelles en est la capitale et nous ne manquons aucune occasion de le prouver. En mélangeant ces deux questions radicalement différentes, même si elles sont reliées par le terme « migrants », le Bureau élargi nous met dans une situation délicate.

D'une part, il y a la migration légale et la manière dont elle est accompagnée par la Région dans le cadre de l’insertion sur le marché de l'emploi. Tel est l'objet de la question de Mme Zamouri.

D'autre part, il y a des personnes en séjour non régulier dont certaines travaillent sur le territoire. La question porte cette fois sur le lien que cela peut avoir avec les compétences travail et emploi de la Région bruxelloise, et avec ses possibilités d'action politique.

(verder in het Frans)

Door twee totaal verschillende vragen samen te behandelen, komen we hier in een benarde positie. De vraag van mevrouw Zamouri gaat over legale migratie. De toegevoegde vraag van mevrouw Tahar gaat over mensen zonder papieren die in het Brussels Gewest werken.

Partager
11:18 § 239 → Vidéo
Partager

(verder in het Nederlands)

Ik zal dus een antwoord geven op de twee aparte vragen. Wat de vraag van mevrouw Zamouri betreft werden in 2021 4.164 nieuwkomers ingeschreven als niet-werkende werkzoekenden bij Actiris. Van hen vond 48,5% een baan van minstens een maand in het jaar volgend op de inschrijving en 16,3% begon een opleiding of studie. Dat is in totaal bijna twee derde.

Actiris heeft een specifieke begeleidingsstrategie voor de doelgroep van de nieuwkomers ontwikkeld. Het heeft een netwerk van partners opgezet om informatie over het volledige en aangepaste dienstenaanbod te verspreiden. Alle informatie is beschikbaar op de website.

Het spreekt voor zich dat het Federaal Agentschap voor de Opvang van Asielzoekers (Fedasil), het Brussels Onthaalbureau voor Inburgering en de drie Brusselse bureaux d'accueil des primo-arrivants (BAPA) bevoorrechte partners zijn. De gelijkwaardigheid van diploma’s staat centraal in de ondersteuning. Dat is echter een bevoegdheid van de gemeenschappen. Het gewest is niet bevoegd om die gelijkwaardigheid te erkennen, al zou het dat graag willen. Ik heb daarover al vaak gesproken in mijn antwoord op vragen.

Ik heb het eerder gehad over de onestopshop. Dat wordt onafhankelijk van het project IncluCities voortgezet. Het biedt een socioprofessioneel traject aan de begunstigden van een integratietraject aan binnen de BAPA’s. In de eerste acht maanden werden 105 individuele socioprofessionele trajecten opgestart. Dat is te weinig, maar het is een begin.

Sinds 2021 is Actiris partner van de vzw FeBi in het kader van de positieve actie IntegraJobs/Vorm. FeBi verenigt verschillende federale en Brusselse opleidingsfondsen, en Maribelfondsen binnen de non-profitsector.

(poursuivant en néerlandais)

Pour répondre à Mme Zamouri, 4.164 primo-arrivants étaient inscrits en 2021 auprès d'Actiris en tant que demandeurs d'emploi inoccupés : 48,5 % d'entre eux ont trouvé un emploi d'au moins un mois au cours de l'année suivante et 16,3 % ont entamé une formation ou des études.

Actiris a développé une stratégie d'accompagnement spécifique pour ce groupe cible, ainsi qu'un réseau de partenaires. Il va de soi que Fedasil, le bureau d'accueil bruxellois néerlandophone pour l'intégration civique et les trois bureaux d'accueil des primo-arrivants sont des partenaires privilégiés. L'équivalence des diplômes est au centre de ce soutien, bien qu'il s'agisse d'une compétence des Communautés, au grand regret de la Région.

Le point de contact unique est maintenu indépendamment du projet IncluCities. Au cours des huit premiers mois, 105 parcours socioprofessionnels individuels ont été lancés.

Depuis 2021, Actiris est partenaire de l'ASBL FeBi dans le cadre de l'action positive IntegraJobs/Form. Ce projet permet de réserver des emplois du secteur non marchand aux primo-arrivants qui disposent des aptitudes nécessaires, mais ont encore besoin d'une formation.

Partager
11:21 § 241 → Vidéo
Partager

Via het project IntegraJobs worden jobs in de non-profitsector voorbehouden voor nieuwkomers die over de nodige vaardigheden beschikken, maar nog een opleiding nodig hebben. Om werkzoekende nieuwkomers te kunnen bereiken, worden de jobaanbiedingen verstuurd naar organisaties die in contact staan met nieuwkomers. Ze worden dus niet gepubliceerd op de website, om het specifieke karakter van de jobaanbiedingen te waarborgen.

In maart 2023 werden 36 nieuwe overeenkomsten ondertekend in Brussel. De gezochte profielen variëren van chauffeurs en ambulanciers tot administratieve medewerkers, laboranten en IT’ers. Sinds het begin van het project werden 80 overeenkomsten gesloten met Brusselse werkzoekende nieuwkomers.

Dankzij de uitvoering van de competentiebalans door Actiris als basis voor de begeleiding naar werk zullen werkzoekende nieuwkomers een opleidingstraject kunnen starten dat hen duurzaam naar de arbeidsmarkt leidt. De objectivering van de verworven en de te verwerven competenties zal helpen om de problemen op het vlak van de gelijkwaardigheid en de erkenning van diploma's, waarop het gewest geen vat heeft, te overwinnen.

En mars 2023, 36 nouveaux contrats ont été signés et, depuis le début du projet, 80 contrats ont été conclus avec des primo-arrivants demandeurs d'emploi bruxellois.

Grâce au bilan de compétences réalisé par Actiris, ces primo-arrivants peuvent démarrer un parcours de formation. Dans ce cadre, l'objectivation des compétences acquises et à acquérir contribuera à surpasser les problèmes liés à l'équivalence des diplômes.

Partager
11:22 § 243 → Vidéo
Partager

(poursuivant en français)

En parallèle de la problématique de l'accueil des primo-arrivants, se pose celle de la migration dite « économique », distincte des politiques liées au parcours d'intégration et à l'accompagnement vers l'emploi à l'issue de celui-ci. Curieusement, nous n'avons d'ailleurs jamais interrogé M. Maron pour savoir si le public immigré pour raisons économiques avait accès aux bureaux d'accueil des primo-arrivants. À d'autres niveaux, nous n'avons pas voulu mélanger les publics.

Concernant le travail réalisé en conférence interministérielle (CIM) ou chaque fois que nous avons abordé cette question avec mes collègues chargés de l'Emploi dans les Régions, ou du Travail ou de la Migration au niveau fédéral, depuis 2019, en exécution de l'accord de majorité, le gouvernement bruxellois a mobilisé plusieurs leviers pour que l'accès au séjour soit autorisé aux travailleurs qualifiés dans les métiers en pénurie présents sur le territoire.

À ma demande en CIM, et alors que je l'avais déjà demandé à son prédécesseur, la secrétaire d'État fédérale Nicole de Moor a enfin accepté de doubler le délai de conservation du séjour et de le faire passer de trois mois à six mois pour les travailleurs qui avaient obtenu un permis unique avec un contrat de travail et qui, à l'issue de celui-ci, sont contraints de rentrer chez eux. En d'autres termes, j'ai obtenu cet allongement du délai qui octroie davantage de souplesse aux travailleurs immigrés pour raisons économiques, qui ont des compétences dont on manque sur le marché de l'emploi et qui ont perdu leur emploi pour une raison quelconque.

Nous n'avons pas été entendus lorsqu'il s'agissait d'aller un peu plus loin et d'établir des critères permettant d'octroyer un séjour et un permis unique aux travailleurs sans papiers présents sur le territoire, ayant perdu leur droit au séjour à la suite de désordres administratifs et malgré leurs qualifications pour travailler dans des secteurs en pénurie.

(verder in het Frans)

De opvang van nieuwkomers is een zaak, het beleid inzake economische migratie is nog iets anders. Het gaat om twee aparte doelgroepen.

Overeenkomstig het regeerakkoord heeft de Brusselse regering verschillende hefbomen geactiveerd om verblijfsrecht toe te staan aan gekwalificeerde werknemers die hier verblijven en die werken in knelpuntberoepen.

Federaal staatssecretaris Nicole de Moor heeft op mijn vraag de looptijd van de verblijfsvergunning opgetrokken van drie maanden naar zes maanden voor werknemers met een gecombineerde vergunning die na afloop van hun arbeidsovereenkomst naar hun land moeten terugkeren. Deze verlenging biedt meer soepelheid aan werknemers die hun werk verliezen.

We vonden geen gehoor op onze vraag over het vastleggen van criteria voor het verstrekken van gecombineerde vergunningen aan werknemers zonder papieren die hier in knelpuntsectoren kunnen werken.

Partager
11:25 § 245 → Vidéo
Partager

J’ai plusieurs fois cité le cas concret d’une personne qui, en pleine crise sanitaire où nous manquions de bras dans le secteur hospitalier, avait travaillé sous permis unique dans un hôpital. C’est à l’employeur qu’il appartient de prolonger les documents de séjour ; en l’occurrence, l’hôpital a oublié de le faire, sans que quiconque prenne conscience du désordre administratif.

Un autre hôpital engage ensuite cette personne, dont le dossier est rouvert à l’occasion. La conclusion : puisque la prolongation de demande de séjour administratif n’a pas été soumise à temps, cette personne n’est plus en ordre de séjour. L’Office des étrangers a alors opposé un refus catégorique : le délai de trois mois (à l’époque) étant épuisé, l'intéressé est en séjour illégal, ne peut plus obtenir de permis de travail et le retour s’impose.

J’ai déploré cette situation absurde : cette personne n’a jamais cessé de travailler, a fortiori dans un secteur en pénurie, et paie ses impôts. Le secrétariat d’État a persisté à faire la sourde oreille à ce principe de réalité où tout est conforme aux souhaits que nous partageons tous – pas un parti ne s’opposerait à ce que cette personne continue à travailler. Le blocus administratif est pourtant resté inébranlable.

C’est peut-être d’ailleurs le ridicule de cette situation qui m’a permis d’obtenir l’extension du délai de trois à six mois.

Avec certains de ses collègues, M. Di Rupo a rédigé une lettre ouverte publiée dans la presse. Comme je vous l’ai dit en réponse à la question d’actualité : qu’il s’adresse au Premier ministre signifie que M. Di Rupo ne dispose pas lui-même des leviers adéquats, pas plus que Mme Morreale. Le Premier ministre lui a répondu que ce débat devait se tenir à l’intérieur de la majorité parlementaire fédérale.

J’avoue avoir moins d’accès que vous à cette majorité fédérale. Vous disposez, en tant que parlementaires, d’une liberté de parole totale. En tant que ministre, en revanche, je me dois de rester dans le cadre de mes compétences, malgré toute mon envie de m’exprimer sur le sujet.

Les discours de mon parti au Parlement fédéral relèvent des débats et du contexte politique au sein de celui-ci.

Je ne peux que me borner à vous expliquer mes actions en conférence interministérielle pour obtenir des avancées concrètes, comme le passage de trois à six mois.

Ik heb het al enkele keren gehad over de wedervaren van een ziekenhuiswerknemer die in volle covidcrisis zijn gecombineerde vergunning verloor omdat zijn werkgever had nagelaten die te verlengen. De dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) weigerde vervolgens een verblijfsvergunning af te geven, waardoor hij moest terugkeren naar zijn land van herkomst. Dat is te gek voor woorden, want het gaat om iemand die hier werkt en belastingen betaalt.

Federaal staatssecretaris de Moor besteedt geen aandacht aan dit soort absurde situaties, en het standpunt van de administratie is onwrikbaar, hoewel eigenlijk niemand er iets op tegen heeft dat werknemers in knelpuntberoepen die belastingen betalen, hier mogen blijven. Misschien heeft dit soort belachelijke situaties ertoe geleid dat de termijn is opgetrokken van drie naar zes maanden.

De heer Di Rupo heeft samen met enkele collega's een open brief gericht aan de premier, waarop die antwoordde dat dit debat in de federale meerderheid moet worden gevoerd.

Als minister moet ik binnen mijn bevoegdheden blijven, ook al zou ik mij graag willen uitspreken over dit onderwerp. Parlementsleden hebben meer vrijheid om hun mening te uiten.

De betogen van leden van mijn partij in het federale parlement, hebben betrekking op de federale context.

Ik kan enkel uitleggen wat ik heb verricht in de interministeriële conferentie.

Partager
11:28 § 247 → Vidéo
Partager

S'agissant de l'analyse du marché de l'emploi, je rappelle qu’en Région bruxelloise, une telle analyse est systématiquement réalisée dans le cadre des dossiers de permis unique, y compris en cas de recours. Les demandes d’autorisation de travail pour des fonctions reprises sur les listes régionales des métiers dits en pénurie sont traitées plus rapidement, puisque le caractère de pénurie du secteur est automatiquement avéré. Les autres fonctions sont analysées au cas par cas, ce qui prend naturellement un peu plus de temps, au regard de la nature du travail à pourvoir. En effet, tous les emplois ne sont pas normés de manière absolue.

Nous avons souhaité moderniser le mécanisme de migration économique compte tenu de l'existence de métiers en pénurie et de l'absence de certaines compétences sur le marché de l'emploi. Nous voulons donc accélérer et améliorer les procédures qui permettent aux entreprises de trouver ces compétences pour assurer les missions et le service aux citoyens sur le territoire bruxellois.

C'est précisément l'objet de la réforme visée par le projet d'ordonnance relative à la migration économique, qui a été approuvé en troisième lecture par le gouvernement et que j'aurai le plaisir de vous présenter tout prochainement en commission avec tous les documents utiles : avis de Brupartners, avis du Conseil d'État et autres.

La migration économique reste une pierre angulaire de l’attractivité de Bruxelles et de son tissu économique. Il y a environ un an, je vous faisais état de 6.000 dossiers par an sur 700.000 travailleurs à Bruxelles, soit près de 1 % de travailleurs supplémentaires admis en provenance de l'étranger chaque année. Depuis un an et demi, nous assistons à une explosion des demandes (plus de 8.000). Ces 25 à 30 % de demandes supplémentaires sont traitées sans surcroît de personnel et, sans doute, plus rapidement que dans les deux autres Régions. En effet, il est essentiel, tant pour les entreprises que pour les travailleurs, que les mises à l'emploi soient rapides.

Même si la migration économique sera prochainement inscrite à l'agenda de cette commission, je souhaite rappeler son contexte. Il s'agit d'autoriser des travailleurs à intégrer le marché du travail, mais sans qu'il y ait de concurrence inutile avec les travailleurs déjà présents sur ce marché, a fortiori avec ceux qui ne trouvent pas de travail et qui sont au chômage. Or la Région bruxelloise compte 90.000 chercheurs d'emploi et vous m'interrogez constamment sur les moyens à mettre en œuvre pour leur fournir du travail. La migration économique n'a pas pour vocation de concurrencer ces personnes, mais bien de permettre aux entreprises qui n'ont pas trouvé les compétences requises de les trouver néanmoins et d'assurer leurs activités au bénéfice de leurs clients, de l'activité économique et des recettes fiscales à travers les impôts.

Bij de aanvraag van een gecombineerde vergunning in het Brussels Gewest wordt systematisch een analyse van de arbeidsmarkt gemaakt. Aanvragen over knelpuntberoepen worden sneller behandeld dan andere, die geval per geval worden beoordeeld.

Wij wilden de procedure voor economische migratie aanpassen aan de realiteit van de knelpuntberoepen en het tekort aan arbeidskrachten.

Binnenkort zal ik in het parlement het ontwerp van ordonnantie over economische migratie voorstellen.

Economische migratie blijft een hoeksteen van de Brusselse economie. Een jaar geleden waren er jaarlijks 6.000 dossiers betreffende buitenlandse werknemers op een totaal van 700.000 werknemers. Sedertdien stijgen die aanvragen met 25% tot 30%. Ze worden zonder bijkomend personeel en sneller dan in de andere gewesten worden behandeld. Bedrijven moeten immers snel personeel kunnen vinden.

Het is niet de bedoeling dat economische migranten om banen gaan concurreren met de 90.000 Brusselse werkzoekenden. Wel willen we ervoor zorgen dat bedrijven hun vacatures kunnen invullen en hun activiteiten verderzetten, ten gunste van hun cliënteel, de economische activiteit en belastinginkomsten.

Partager
11:31 § 249 → Vidéo
Partager

La migration économique ne se justifie qu'en l'absence de telles compétences sur le marché de l'emploi, et l’autorisation de séjour qui suit l'autorisation de travail - ou l’accompagne - est limitée au fait d'avoir un emploi. Auparavant, quand la personne perdait son travail, elle pouvait rester au maximum trois mois sur le territoire. Désormais, c'est six mois.

Dès lors, le permis unique n'est pas une autorisation de séjour permanente qui vous donne le droit de rester indéfiniment, sous certaines conditions, en Belgique et d'y travailler. Il reste conditionné au fait d’avoir un employeur. La personne peut en changer, mais elle doit rester à l’emploi.

L’autorisation de migration économique est aussi conditionnée au fait que l'employeur signe un contrat de travail aux conditions de la convention collective sectorielle qui s’applique. C’est une condition essentielle pour éviter le dumping social par rapport aux autres travailleurs du secteur. L'employeur qui reçoit l'autorisation pour un travailleur migrant doit évidemment le payer aux mêmes conditions que les autres. Faute de cela, il ferait pression à la baisse sur les conditions de travail (horaires, salaires, congés).

Il ne faut donc pas caricaturer la situation. Une série de personnes présentes sur le territoire travaillent dans des secteurs dont on peut dire qu'ils sont en pénurie. D'autres ne sont pas dans ce cas et ne travaillent pas aux conditions d'une convention collective de travail. Elles sont souvent exploitées et sous-payées, et il n’est pas certain que leurs employeurs les embaucheraient aux conditions de la convention collective applicable.

Economische migratie is enkel geoorloofd wanneer er te weinig mensen met de juiste competenties op de arbeidsmarkt zijn. Een verblijfsvergunning is enkel mogelijk voor werknemers met een arbeidsovereenkomst. Na afloop van die arbeidsovereenkomst mogen zij vanaf nu nog zes in plaats van drie maanden op het grondgebied blijven.

Een gecombineerde vergunning is dus geen permanente verblijfsvergunning en kan enkel worden uitgereikt indien de persoon in kwestie een werkgever heeft.

Om sociale dumping te vermijden is het essentieel dat de werkgever een arbeidscontract aanbiedt waarin de voorwaarden van de sectorale collectieve arbeidsovereenkomst worden nageleefd.

Maak dus geen karikatuur van de situatie. Er zijn buitenlandse werknemers die met een vergunning in knelpuntsectoren werken. Andere bevinden zich niet in dat geval en worden vaak uitgebuit en onderbetaald.

Partager
11:34 § 251 → Vidéo
Partager

Les récits qui m'ont été rapportés par les personnes que j'ai rencontrées confirment qu'elles sont victimes d'exploitation. Elles sont rémunérées à des conditions inframarginales, infrasalariales, avec des horaires inacceptables. Et il n'est pas certain que cet employeur - qui est un exploiteur, il faut le dire ! - les rémunérerait aux conditions de la convention collective de travail. Il y a là une zone de flou, mais qui relève d'un cadre fédéral.

Nous aurons l'occasion de poursuivre ce débat sur le projet d'ordonnance relatif à la migration économique. La Région fait tout pour que les procédures en la matière soient les plus souples possible. Cela permettra de répondre aux pénuries, un problème dont nous comptons par ailleurs simplifier la reconnaissance.

D'autre part, nous continuons à vouloir préserver nos travailleurs d'une concurrence malsaine et du dumping social, en privilégiant le retour à l'emploi des 90.000 personnes inscrites chez Actiris. Si nécessaire, elles seront orientées vers des formations adéquates.

Wanneer ik het ontwerp van ordonnantie over economische migratie voorleg aan het parlement, zullen wij dit debat voortzetten. Het gewest doet er alles aan om zo soepel mogelijke procedures te hanteren en het probleem met de knelpuntberoepen op te lossen.

Voorts willen wij onze werknemers beschermen tegen oneerlijke concurrentie en sociale dumping. We willen de 90.000 Brusselse werkzoekenden ook helpen om werk te vinden, bijvoorbeeld dankzij opleidingen.

Partager
11:35 § 255 → Vidéo
Partager

Mevrouw Khadija Zamouri (Open Vld).- Ik had het in mijn vraag over mensen die hier legaal verblijven en werken via een traject dat wij hebben uitgestippeld. Als mensen een verblijfsvergunning krijgen, moeten ze daarna ook volwaardig in onze maatschappij worden geïntegreerd in plaats van aan hun lot te worden overgelaten. Die integratie verloopt voor mij via werk, zodat die mensen, samen met hun gezin, een mooi leven kunnen uitbouwen.

De vraag is hoe wij als overheid ervoor kunnen zorgen dat die mensen hun droom kunnen waarmaken. Wij moeten de gevolgen dragen van de beslissingen die we nemen. Dat is waar mijn vraag over gaat.

Ik ben blij verrast dat 48% van de ruim 4.000 werkzoekende nieuwkomers een job gevonden heeft en nog meer dat er specifieke jobs voor hen worden voorbehouden, jobs die dus niet bij Actiris voor iedereen worden opengesteld. Op die manier krijgen die mensen ook de kansen waar ze recht op hebben, om vaardigheden op te bouwen, zodat ze verder een mooie toekomst kunnen uitbouwen in het gewest.

Ik meende aan uw antwoord te horen dat u zelf vindt dat het nog beter kan. Uiteraard zou dat goed zijn, maar dit is al een mooi resultaat. U neemt uw verantwoordelijkheid voor de beslissingen die worden genomen. Als we mensen hier op ons grondgebied verwelkomen, maakt dat deel uit van een totaalpakket. Dat is heel belangrijk.

U hebt uitgelegd met welke bevoorrechte partners Actiris werkt en dat het deze kwestie heel discreet aanpakt, om ervoor te zorgen dat het hele concept niet verwaterd raakt. De idee is dat wie een verblijfsvergunning krijgt, daarna een inburgeringstraject op maat volgt. Wel, een job is daar onlosmakelijk mee verbonden.

Ik ben dus tevreden over de antwoorden en ik hoop dat Actiris en zijn partners op die manier voortwerken en blijven streven naar 100% tewerkstelling.

Mme Khadija Zamouri (Open Vld).- Ma demande d'explications portait sur les personnes en séjour légal qui doivent ensuite être intégrées dans notre société. Pour moi, cette intégration passe par le travail.

Je suis heureusement surprise d'apprendre que 48 % des primo-arrivants demandeurs d'emploi ont trouvé du travail et qu'Actiris leur réserve des postes spécifiques.

C'est déjà un beau résultat. J'espère qu'Actiris et ses partenaires poursuivront de la sorte, pour tendre vers un objectif de 100 % de mise à l'emploi.

Partager
11:39 § 259 → Vidéo
Partager

Mme Farida Tahar (Ecolo).- J'ai pris note de ces quelques bonnes nouvelles, notamment de l'allongement du délai, qui relevait d'ailleurs d'une volonté européenne. Je vous invite cependant à aller plus loin. Je déplore que, dans le cadre de l'accord survenu au niveau du gouvernement, le texte soit passé en troisième lecture alors que vous bénéficiez d'une marge de manœuvre. Pour rappel, vous êtes compétent dans le domaine de l'emploi depuis la sixième réforme de l'État.

Il ne s'agit pas d'hypocrisie, Monsieur Verstraeten ! L'hypocrisie, c'est d'avoir conscience de la situation et de laisser faire. Je pense à toutes ces femmes invisibilisées qui travaillent. Mon groupe vous demande simplement d'intégrer à ce texte des amendements portés par des experts de la question. Le groupe Ecolo porte cette proposition de modification de votre texte pour assouplir l'octroi d'autorisation de travail dans le cadre de vos compétences - nous laisserons du reste le niveau fédéral faire son travail. Puisque vous n'avez pas saisi l'occasion qui vous était donnée et puisque la démocratie nous le permet, nous ferons le travail en tant que parlementaires.

Mme Fadila Laanan (PS).- Monsieur le Ministre, je suis comme d'habitude très déçue par la position que vous adoptez. Comme je m'en doutais, vous vous retranchez derrière le niveau fédéral, invoquant notamment la compétence liée au permis de séjour qui ne vous concerne pas. À vous entendre, nous avons l'impression que vous cherchez à mettre en concurrence les demandeurs d'emploi bruxellois et ces travailleurs invisibilisés, victimes d'une économie souterraine et exploités par des employeurs.

Je trouve cela très hypocrite de votre part et nous aurons encore l'occasion de discuter de votre texte, même s'il a été adopté en troisième lecture au gouvernement, car nous conservons notre liberté d'amender ou de voter.

Mevrouw Farida Tahar (Ecolo).- U vernoemt een aantal positieve punten, maar ik roep u op om nog verder te gaan. Sinds de zesde staatshervorming hebt u zeker nog meer bewegingsruimte op het gebied van werkgelegenheid.

Mijnheer Verstraeten, wat ik hypocriet vind, is dat we de zaken op hun beloop laten, terwijl we goed genoeg weten dat al die vrouwen zonder papieren hier werken.

De Ecolofractie vraagt alleen dat u de amendementen in uw tekst opneemt die werden aangedragen door deskundigen ter zake. Wij willen de regeling voor arbeidsvergunningen versoepelen. Helaas grijpt u die gelegenheid niet aan.

Mevrouw Fadila Laanan (PS).- Mijnheer de minister, zoals ik al vreesde, verschuilt u zich achter de federale regering en zegt u dat u uw bevoegdheden niet te buiten wilt gaan. U geeft de indruk dat de uitgebuite en onzichtbare werkkrachten zonder papieren de Brusselse werklozen concurrentie zouden kunnen aandoen. Dat vind ik bijzonder hypocriet. We komen hier vast en zeker nog op terug.

Partager
11:42 § 263 → Vidéo
Partager

De heer Gilles Verstraeten (N-VA).- Ik zal het enkel hebben over de zaken waar wij als gewest het verschil kunnen maken.

Het antwoord op de eerste vraag van mevrouw Zamouri kunnen we optimistisch interpreteren. Het is natuurlijk positief dat twee derde van de nieuwkomers werk vindt, maar wat gebeurt er met de derde groep? Zijn daar gegevens over? Blijven zij langdurig werkloos? Hoe langer iemand werkloos is, hoe moeilijker hij aan de slag raakt. Zijn er ook gegevens over hoe het verder gaat met de 16,3% die een opleiding volgt? Helpt die opleiding hen op relatief korte termijn aan werk?

Er zijn blijkbaar allerlei regelingen, maar die zijn vrijblijvend. Een systematische aanpak voor iedere nieuwkomer is er niet. Die moeten we echter nastreven. Bespreekt u dat met de heer Maron?

Als ik u over specifieke banen hoor spreken, dan vrees ik dat het om bezigheidstherapie gaat, veeleer dan om een maatregel die mensen voorbereidt op de gewone arbeidsmarkt. Kunt u daar meer over zeggen?

Kunnen wij bepaalde procedures in verband met economische migratie automatiseren of meer administratieve herinneringen versturen, niet alleen naar werkgevers, maar ook naar werknemers met zo'n status? Op die manier kunnen ze hun baas erop wijzen dat hun arbeidsvergunning bijna afloopt.

M. Gilles Verstraeten (N-VA).- La réponse à Mme Zamouri peut être interprétée avec optimisme. Il est évidemment positif que deux tiers des primo-arrivants trouvent du travail, mais qu'advient-il du tiers restant ? Et qu'en est-il des 16,3 % qui suivent une formation ? Les mène-t-elle à l'emploi ?

Il nous faut une approche systématique pour chaque primo-arrivant. En discutez-vous avec M. Maron ?

Quand je vous entends parler d'emplois spécifiques, je crains qu'il s'agisse davantage d'occupationnel que d'une mesure qui prépare au marché de l'emploi régulier. Pouvez-vous nous en dire plus à ce sujet ?

Serait-il possible d'automatiser certaines procédures liées à la migration économique, à l'approche de l'échéance du permis de travail ?

Partager
11:44 § 265 → Vidéo
Partager

De heer Bernard Clerfayt, minister.- Ik stel voor dat u een schriftelijke vraag over de nieuwe cijfers indient.

De vraag over economische migratie zal ik beantwoorden tijdens het algemene debat daarover. Ik herinner eraan dat de werkvergunning wordt ingediend door de werkgever. We kennen dus de naam van de werknemer, maar de database bevat niet altijd de meest recente informatie, zoals het laatste adres in geval van een verhuizing.

- De incidenten zijn gesloten.

M. Bernard Clerfayt, ministre.- Adressez-moi une question écrite concernant les nouveaux chiffres.

Nous aurons bientôt un débat sur la migration économique. La demande de permis de travail est introduite par l'employeur. Nous connaissons le nom du travailleur, mas pas toujours sa dernière adresse.

- Les incidents sont clos.

Partager
11:45 § 269 → Vidéo
Partager

Question orale de Mme Isabelle Emmery

à M. Bernard Clerfayt, ministre du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale chargé de l'Emploi et de la Formation professionnelle, de la Transition numérique, des Pouvoirs locaux et du Bien-être animal,

concernant la réforme de l'enseignement qualifiant et de la formation en alternance.

Mondelinge vraag van mevrouw Isabelle Emmery

aan de heer Bernard Clerfayt, minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Werk en Beroepsopleiding, Digitalisering, Plaatselijke Besturen en Dierenwelzijn,

betreffende de hervorming van het kwalificerende onderwijs en het duaal leren.

Partager
11:45 § 271 → Vidéo
Partager

Mme Isabelle Emmery (PS).- Il y a un peu plus d’un an, les gouvernements wallon, de la Fédération Wallonie-Bruxelles et de la Région de Bruxelles-Capitale ont acté leur souhait commun de réformer l’enseignement qualifiant et la formation professionnelle, en partant notamment d’un état des lieux complet du paysage de ces filières.

De cette analyse du secteur découlent plusieurs points positifs, parmi lesquels l'établissement d'un dialogue entre le monde des employeurs et celui des formateurs et enseignants, le renforcement de la formation générale dans l'enseignement qualifiant ou la mobilisation croissante d’outils numériques dans les apprentissages.

Néanmoins, nous ne pouvons faire l’impasse sur un constat inquiétant : 26 % des jeunes adultes bruxellois ont un niveau d’éducation bas et représentent deux demandeurs d’emploi sur trois à Bruxelles. Chaque année, 11.000 jeunes quittent l’enseignement secondaire sans diplôme et 80 % d’entre eux sont issus de l'enseignement qualifiant. Cette situation peut s’expliquer par cet autre constat, qui n’est d’ailleurs pas une surprise puisque nous le déplorons depuis de nombreuses années : l'enseignement qualifiant est souvent un choix par défaut plutôt qu’un choix positif, ce qui peut engendrer le décrochage scolaire.

L’un des défis à relever dans le futur concerne le phénomène de relégation. L’enseignement qualifiant accueille en effet un nombre particulièrement élevé d’élèves en difficulté qui, d’échecs en échecs, se retrouvent parfois malgré eux dans une filière qualifiante ou professionnelle, alors que ces filières devraient, idéalement, être choisies volontairement par amour du futur métier enseigné. Il s’agit d’ailleurs d’un des objectifs du futur tronc commun et du pacte d’excellence.

Un autre point noir concerne la multiplicité des options qualifiantes - plus de 5.000 en Fédération Wallonie-Bruxelles - et une certaine concurrence entre opérateurs.

À la mi-juin, le Parlement de la Fédération Wallonie-Bruxelles a débattu de plusieurs sujets concernant l'enseignement qualifiant : la rationalisation de l’offre afin de la rendre plus cohérente et plus en phase avec les besoins socioéconomiques actuels, les mesures devant favoriser l’ouverture rapide d’options qui correspondent à des métiers en pénurie, ou encore la proposition de généraliser l’enseignement en alternance à l’ensemble des options proposées dans l'enseignement qualifiant.

Mevrouw Isabelle Emmery (PS).- Een jaar geleden uitten de Waalse regering, de Federatie Wallonië-Brussel en het Brussels Gewest de wens om het kwalificerende onderwijs en de beroepsopleidingen te hervormen.

Uit een onderzoek van de sector kwamen meerdere positieve voorstellen naar voren, waaronder een dialoog tussen werkgevers en onderwijzend personeel tot stand brengen, een betere algemene opleiding binnen het kwalificerend onderwijs en het toenemend gebruik van digitale leermiddelen.

We mogen echter niet voorbijgaan aan de verontrustende vaststelling dat 26% van de Brusselse jongvolwassenen laagopgeleid is en twee derde van de Brusselse werkzoekenden uitmaken. Jaarlijks verlaten 11.000 jongeren de middelbare school zonder diploma, van wie 80% uit het kwalificerend onderwijs komt. Dat komt omdat velen alleen in het kwalificerend onderwijs terechtkomen omdat ze geen andere keuze meer hebben, wat schooluitval kan veroorzaken. Dat probleem moet als eerste worden aangepakt.

Een ander negatief punt is dat er veel te veel kwalificerende opleidingen zijn en dat er een zekere concurrentie tussen de onderwijsinstanties bestaat.

Uit een debat in het Parlement van de Federatie Wallonië-Brussel kwamen een aantal voorstellen naar voren. Zo moet het aantal keuzemogelijkheden worden beperkt en beter worden afgestemd op de sociaal-economische behoeften. De opleidingen moeten ook beter worden afgestemd op knelpuntberoepen. Verder zou deeltijds leren mogelijk moeten worden voor alle richtingen in het kwalificerend onderwijs.

Partager
11:48 § 273 → Vidéo
Partager

Ces dix dernières années, le nombre d’apprenants en alternance a diminué de 1 % par an en moyenne. Il s’agit pourtant d’un excellent moyen pour mettre directement en contact apprenants et employeurs et, si l’on considère qu’environ 80 % des personnes qui sortent de l'alternance décrochent un emploi, on ne peut qu’encourager cette filière.

Vous avez annoncé récemment sur les réseaux sociaux une réforme ambitieuse de la formation professionnelle en alternance, dont vous présenterez « prochainement les axes pour moderniser et améliorer la certification ». Pouvez-vous déjà nous en dresser les grandes lignes ? Des réunions avec vos homologues wallon et de la Fédération Wallonie-Bruxelles ont-elles mené à un travail commun ?

En Belgique, environ 7 % des diplômés avec un niveau secondaire qualifiant ont étudié en alternance, contre 30 % en Europe et plus de 80 % en Allemagne, en Suisse ou en Autriche. Par ailleurs, à peine 16 % des employeurs forment des apprenants en alternance dans notre pays, contre 31 % des employeurs en moyenne au niveau européen. La Belgique est donc à la traîne. Ces chiffres concernent le pays, mais qu’en est-il de notre Région ? Quelles mesures sont-elles mises en place pour rattraper notre retard ?

En Fédération Wallonie-Bruxelles, le nombre d’apprenants dans les métiers en pénurie aurait diminué de 8 % depuis 2015. En outre, la participation aux études scientifiques, techniques, informatiques, d’ingénierie ou de mathématiques est inférieure à la moyenne européenne. Qu’en est-il en Région bruxelloise ? Si le constat est identique, qu’allez-vous mettre en place pour y remédier ?

De voorbije tien jaar nam het aantal leerlingen die duaal leren met gemiddeld 1% per jaar af. Het is nochtans een uitstekende manier om leerlingen en werkgevers met elkaar in contact te brengen. Ongeveer 80% van die leerlingen vindt een baan.

Kunt u de krachtlijnen van de aangekondigde hervorming toelichten? Werkte u met uw collega's in de Waalse regering en de Federatie Wallonië-Brussel een gezamenlijke aanpak uit?

In België volgt 7% van de leerlingen uit het kwalificerende onderwijs deeltijds onderwijs, tegenover 30% in Europa. In ons land leidt amper 16% van de werkgevers leerlingen op door middel van deeltijds onderwijs, tegenover gemiddeld 31% in Europa. Hoe zit het met de Brusselse cijfers? Welke maatregelen neemt u om de achterstand weg te werken?

In de Federatie Wallonië-Brussel daalde het aantal leerlingen dat een opleiding voor een knelpuntberoep volgt sinds 2015 met 8%. Bovendien ligt het aantal leerlingen in wetenschappelijke richtingen onder het Europese gemiddelde. Volgt Brussel dezelfde evolutie? Zo ja, wat doet u daaraan?

Partager
11:50 § 275 → Vidéo
Partager

M. Bernard Clerfayt, ministre.- Vous me posez des questions très intéressantes, dont beaucoup concernent l'enseignement en Communauté française ou en Cocof. Je vais donc fournir des réponses qui ne concerneront pas nos collègues néerlandophones dans cette commission. Il s'agit principalement de compétences que j'exerce au sein de la Cocof.

Je n'ai eu de cesse de plaider pour une vision commune de la réforme de l'alternance avec mes collègues de la Région wallonne et de la Communauté française. J'ai expliqué à plusieurs reprises qu'il a été particulièrement difficile, d'abord en raison de la crise sanitaire, ensuite pour toute une série d'autres raisons d'agenda, de parvenir à réunir tous les ministres compétents pour cette réforme. S'il y a bien un secteur où la complexité institutionnelle belge crée de l'éclatement et de la division, c'est celui connu communément sous le terme « alternance ».

L'alternance concerne en effet l'enseignement obligatoire qualifiant - Mme Désir -, l'enseignement supérieur - Mmes Glatigny ensuite Bertieaux - et l'enseignement dit « classes moyennes » qui relève des Régions - M. Borsus et moi-même. À ce panel s'ajoutait la demande, exprimée en tout cas par le sud du pays, que les ministres-présidents de la Communauté française et de la Région wallonne s'en préoccupent également, ce qui entraînait également, un peu contre leur gré, la présence de M. Vervoort et de Mme Trachte aux réunions. Cela faisait un grand nombre de ministres à réunir et il n'a jamais été possible de concilier tous les agendas.

Face à cette difficulté de mettre en branle un processus partagé et cohérent, nous avons entamé une réforme de notre côté. Nos collègues du sud du pays viennent d'annoncer qu'ils travailleraient également sur une autre méthode. Nous suivons leurs travaux et sommes prêts à y intégrer notre pièce du puzzle lorsqu'un dispositif sera annoncé plus clairement.

Pour ma part, j'ai porté une réforme pour le dispositif francophone bruxellois de l'alternance. Le Collège de la Cocof a validé une note d'orientation le 1er juin 2023. Sur la base de cette note visant à opérationnaliser la réforme, des arrêtés d'exécution et un nouveau contrat de gestion liant le gouvernement francophone bruxellois et le centre de formation EFP seront déposés sur la table du Collège de la Cocof d'ici la fin de l'année.

Cette réforme permet, d’une part, de donner suite aux recommandations émises par la commission délibérative, dont les travaux ont été très riches au sein du Parlement francophone bruxellois, et, d’autre part, aux recommandations émises dans l’état des lieux de l’ASBL Agir pour l'enseignement (APE), qui accompagne les réformes de l'enseignement en Communauté française.

De heer Bernard Clerfayt, minister.- Mijn antwoord betreft vooral mijn bevoegdheden binnen de Franse Gemeenschapscommissie en is van minder belang voor de Nederlandstalige commissieleden.

Het was de voorbije jaren bijzonder moeilijk om alle bevoegde ministers samen te brengen om over de hervorming te overleggen. Als er één sector is waar de complexiteit van de Belgische instellingen tot uiting komt, dan wel die van het duaal leren. Er moesten zoveel verschillende ministers voor overleg worden uitgenodigd, dat het nooit is gelukt om een moment te vinden waarop iedereen beschikbaar was.

Daarom begon ik zelf een hervorming uit te werken. De Waalse collega's werken ondertussen met hun eigen aanpak. Ik volg hun werkzaamheden en ben bereid om mijn deeltje aan hun hervorming toe te voegen wanneer die klaar is.

Mijn deel van het werk betreft de hervorming van het Franstalige duaal leren in Brussel. Op basis van de in juni 2023 goedgekeurde oriëntatienota komen er uitvoeringsbesluiten en een nieuwe beheersovereenkomst tussen de Franstalige Brusselse regering en het opleidingscentrum EFP, die ik tegen het einde van het jaar zal voorleggen aan het College van de Franse Gemeenschapscommissie.

Met deze hervorming geef ik gevolg aan de aanbevelingen van de overlegcommissie en de vzw Agir pour l'Enseignement (APE), die de hervormingen in het Franstalige onderwijs begeleidt.

Partager
11:53 § 279 → Vidéo
Partager

Cette réforme vise à moderniser le dispositif actuel, à améliorer la qualité formative du stage, à renforcer l’accompagnement pédagogique dans un objectif de réduction du décrochage scolaire, à améliorer la reconnaissance et la certification propre des diplômes de ceux qui font la formation à l’alternance - ce qui requiert une collaboration accrue avec la Communauté française. La collaboration était excellente avec Mme Glatigny, ministre autrefois en charge de l'enseignement de promotion sociale, et je gage que nous poursuivrons sur cette bonne voie avec Mme Bertieaux avec qui je dois prendre contact. L'objectif est que la promotion sociale puisse certifier des diplômes obtenus dans la formation en alternance proposée par la Cocof à Bruxelles.

Un objectif de la réforme est bien évidemment de redorer l’image de la formation en alternance et d'en faire une filière d'excellence, même si elle ne constitue pas une réussite totale. Il ressort en effet des chiffres qu'avec les adultes, elle fonctionne très bien, mais que la formation en alternance destinée aux jeunes manque d'attractivité. Son image globale pâtit sans doute de certains mauvais résultats et n'illustre pas suffisamment les succès, dont le magnifique programme WorldSkills Belgium, pour ne citer qu'un exemple.

Si je me réfère à l’état des lieux du service d'aide à la promotion de l'emploi, 10 % des apprenants jeunes inscrits dans l’enseignement qualifiant et la formation professionnelle le sont en alternance, ce qui correspond à environ 13.500 individus. Ce chiffre est bien trop faible, surtout si nous le comparons à celui des pays germaniques du centre de l'Europe, où règne une grande culture de l'alternance.

Si j’analyse les chiffres de l’Espace formation PME, la tendance est en effet à une diminution du nombre d’inscrits en apprentissage au cours des dix dernières années. À l'inverse, les chiffres pour les adultes augmentent. Ainsi, si pour l’année scolaire 2012-2013, nous dénombrions 970 inscrits jeunes, en 2022-2023, ce chiffre tombe à 515 inscrits. Du côté des adultes, nous en étions à 4.821 inscrits, contre 5.257 aujourd'hui.

Cette augmentation peut notamment s’expliquer par le fait que la crise sanitaire a suscité chez les citoyens une remise en question du sens de leur travail et un bouleversement de l'image de la formation. Mais, même si l'incidence de la crise sanitaire est indéniable, celle-ci ne peut expliquer la prolongation de la tendance. Cette réforme a donc pour objectif de redynamiser les opérateurs de l'alternance, et nous intégrerons dans le budget de la Cocof quelques moyens supplémentaires pour soutenir le secteur dans un contexte budgétaire difficile.

De hervorming is gericht op modernisering, een betere kwaliteit van de stages, betere begeleiding om schooluitval te beperken en een betere certificering van diploma's, wat meer samenwerking met de Franse Gemeenschap vergt. Het onderwijs voor sociale promotie moet diploma's kunnen certificeren die zijn behaald via duaal leren in Brussel.

Een van de doelen is het blazoen van het duaal leren op te poetsen en er een uitmuntende sector van te maken, al functioneert die niet op alle vlakken even goed. De resultaten onder volwassenen zijn uitstekend, maar jongeren vinden duaal leren onvoldoende aantrekkelijk.

Van alle leerlingen in het kwalificerend onderwijs en de beroepsopleidingen volgen er 13.500, of 10%, deeltijds onderwijs. Dat is te weinig, zeker in vergelijking met sommige andere Europese landen.

Het aantal inschrijvingen bij jongeren daalde bovendien de voorbije tien jaar, terwijl het bij volwassenen steeg. In 2012-2013 waren er 970 jongeren ingeschreven, tegenover 515 in 2022-2023. Bij de volwassenen ging het om respectievelijk 4.821 en 5.257 inschrijvingen.

Een verklaring voor die stijging schuilt in het feit dat velen zich tijdens de coronacrisis vragen stelden over de zin van hun baan. Dat verklaart echter niet waarom de trend zich doorzet. Met de hervorming wil ik de spelers in de sector van het duaal leven een nieuw elan geven. Ik trek in de begroting van de Franse Gemeenschap extra middelen uit ter ondersteuning van de sector.

Partager
11:56 § 281 → Vidéo
Partager

Quelque 3.226 entreprises bruxelloises sont agréées pour accueillir des apprenants, ce qui ne signifie pas qu’elles le font toutes au maximum de leur potentiel. Il faut donc trouver plus d'entreprises pour accueillir des apprenants et veiller à ce qu'elles exploitent au maximum leur potentiel et leur agrément. Cet aspect fera l'objet d'un point particulier dans la note relative à la réforme de l'alternance.

Vous m'interrogez sur le peu d'étudiants belges dans la filière science, technologie, ingénierie et mathématiques (STEM). Il y a une dizaine d'années déjà, un rapport de la Banque nationale de Belgique indiquait que notre pays formait trop peu de jeunes dans cette filière. Le problème n'est pas nouveau. Il relève de l'enseignement obligatoire et de la promotion de l'image des métiers scientifiques qui suscitent de la crainte. Tout le monde pense qu'ils sont très compliqués alors que tout le monde peut réussir, y compris les jeunes filles. Il faut promouvoir la place des femmes dans ces secteurs.

Momenteel hebben 3.226 Brusselse ondernemingen een erkenning voor het opleiden van leerlingen. Dat moeten er meer worden, en ze moeten hun potentieel volledig aanspreken.

Dat te weinig leerlingen in ons land een wetenschappelijke of STEM-richting volgen, is geen nieuw probleem. Het heeft onder meer te maken met de onterechte vrees dat wetenschappen te moeilijk voor hen zijn. Dat geldt in het bijzonder voor meisjes. We moeten vrouwen stimuleren om in de wetenschapssectoren te gaan werken.

Partager
11:57 § 283 → Vidéo
Partager

Mme Isabelle Emmery (PS).- En effet, vous n'avez pas la maîtrise sur l'ensemble de la formation en alternance, mais vous êtes compétent pour un large pan de cette dernière grâce à ce qui est organisé au niveau des classes moyennes. Vous constatez toute la difficulté pour nous, parlementaires, de poursuivre ce travail de contrôle vu les innombrables biais par lesquels nous devons passer. Néanmoins, ce n'est pas parce que c'est difficile qu'il ne faut pas le faire. Nous avons d'ailleurs tenu une commission délibérative à cet égard, c'est dire l'intérêt que porte le Parlement à cet important aspect de la formation.

Je vous remercie pour les éléments d'information que vous avez livrés à propos du futur contrat de gestion de l'Espace formation PME. Sans doute nous livrerez-vous davantage de détails lorsque celui-ci sera conclu. Il sera alors intéressant d'avoir un nouvel éclairage à cet égard.

Quant au rôle des entreprises, que vous jugez important, vous expliquez que nombreuses sont celles à jouer le jeu même si elles ne sont pas au maximum de leurs capacités. Vous mettez également en parallèle le fait que le stage doit être au cœur du dispositif. Il est vrai que, trop souvent, les apprenants rencontrent énormément de difficultés à trouver un stage. Pour ma part, j'en reçois régulièrement qui appellent au secours et qui me demandent un filon pour trouver un stage. Si les stages sont indisponibles, je me demande s'il y a de l'emploi dans ces secteurs. Ne conviendrait-il pas de procéder à quelques réorientations dans le processus ? J'imagine qu'il ne sera pas possible de traiter cette question aujourd'hui, mais cette réflexion sera certainement poursuivie au sein du Parlement au cours des prochains mois. Nous suivrons tout autant les aspects budgétaires.

Mevrouw Isabelle Emmery (PS).- Net als voor u is het voor de parlementsleden niet eenvoudig om het beleid rond een dergelijk complex onderwerp te controleren. Toch is dat belangrijk.

Ik neem aan dat u ons meer informatie zult bezorgen over de beheersovereenkomst van Espace formation PME zodra die is gesloten.

Heel wat ondernemingen houden zich bezig met duaal leren, maar benutten hun capaciteit niet volledig. Voorts moeten stages centraal staan in het duaal leren, maar veel leerlingen vinden moeilijk een stageplaats. Is er dan wel werk in die sectoren? Moet u het proces niet bijsturen? Die vraag kan wellicht nu niet worden behandeld, maar het parlement zal zich er later over buigen, net als over de budgettaire kant.

Partager
11:59 § 285 → Vidéo
Partager

M. Bernard Clerfayt, ministre.- Rendez-vous lors du budget ! Celui-ci sert principalement à financer un meilleur accompagnement des entreprises et des recherches de stages en entreprise.

- L'incident est clos.

De heer Bernard Clerfayt, minister.- Er komen nog begrotingsbesprekingen. Het extra budget dient om betere begeleiding te bieden aan ondernemingen en de zoektocht naar stageplaatsen te bevorderen.

- Het incident is gesloten.

Partager
11:59 § 289 → Vidéo
Partager

Question orale de Mme Delphine Chabbert

à M. Bernard Clerfayt, ministre du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale chargé de l'Emploi et de la Formation professionnelle, de la Transition numérique, des Pouvoirs locaux et du Bien-être animal,

concernant l'action 19 du plan bruxellois de soutien aux familles monoparentales qui prévoit d'inclure des focus périodiques sur les travailleuses en situation de monoparentalité dans l'évaluation du système des titres-services et le suivi de la mise en œuvre du plan régional de soutien aux familles monoparentales.

Mondelinge vraag van mevrouw Delphine Chabbert

aan de heer Bernard Clerfayt, minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Werk en Beroepsopleiding, Digitalisering, Plaatselijke Besturen en Dierenwelzijn,

betreffende actie 19 van het Plan ter ondersteuning van eenoudergezinnen, die voorziet in aandacht voor vrouwen die werknemer en alleenstaande ouder zijn bij de evaluatie van het stelsel van dienstencheques en de uitvoering van het Plan ter ondersteuning van eenoudergezinnen.

Partager
11:59 § 291 → Vidéo
Partager

Mme Delphine Chabbert (PS).- À Bruxelles, le secteur des titres-services emploie plus de 95 % de femmes, parmi lesquelles plus de 17 % sont des mères célibataires. Près de 98 % de ces travailleuses des titres-services sont d’origine étrangère, et 72 % de nationalité étrangère.

Si vous connaissez ces chiffres, il est bon de les rappeler au moment d'effectuer le suivi du déploiement du plan bruxellois de soutien aux familles monoparentales, adopté en juillet 2021. Celui-ci prévoit 31 actions transversales, dont un grand nombre relève de vos compétences.

Je souhaite aujourd'hui revenir sur la mise en œuvre de l’action 19, qui prévoit d’inclure des focus périodiques sur les travailleuses en situation de monoparentalité dans l’évaluation annuelle du système des titres-services. Cette action vise notamment - et fort pertinemment - à identifier les points forts et les points faibles de ces emplois pour ce public-cible. Elle prévoit à cet effet une analyse des possibilités de collecte des données avec les prestataires de l’évaluation annuelle des titres-services ; une évaluation et une analyse de ces résultats et, enfin, une modélisation des soutiens potentiels à l’emploi de qualité dans le secteur des titres-services pour les cheffes de familles monoparentales.

L’objectif, à terme, est d’ajuster le dispositif sur la responsabilité familiale et la prise en compte des contraintes liées aux horaires, incluant la flexibilité des horaires de travail et la conciliation entre les vies privée et professionnelle, un équilibre difficile à atteindre en tant que parent solo. Parallèlement, ces travailleuses doivent pouvoir se former, développer des compétences, s'assurer une mobilité professionnelle et parvenir à faire valider leurs compétences pour pouvoir trouver un autre emploi.

Avez-vous intégré un focus spécifique dans l’élaboration du cahier des charges spécial dévolu à l’évaluation annuelle des titres-services ? À défaut, il sera difficile de mettre cette action en œuvre et surtout d'en assurer le suivi.

Qu'en est-il de la réalisation effective de la prestation contractuelle, prévue dans l’action 19 du plan bruxellois de soutien aux familles monoparentales ?

Disposez-vous du calendrier de l’évaluation annuelle pour l’année 2023 ? Dans l’affirmative, pouvez-vous nous faire part de son échéance ?

Les résultats et les recommandations de l’évaluation des années précédentes ont-ils été transmis également au secteur de l’aide à domicile, dont on sait qu'il emploie également nombre de femmes, aides ménagères souvent en situation de monoparentalité ?

Mevrouw Delphine Chabbert (PS).- In Brussel telt de dienstenchequesector meer dan 95% vrouwelijke werknemers, van wie meer dan 17% alleenstaande moeders zijn. Bijna 98% van de huishoudhulpen is van buitenlandse afkomst, en 72% heeft een buitenlandse nationaliteit. Het is belangrijk om rekening met die cijfers te houden bij de uitvoering van het Plan ter ondersteuning van eenoudergezinnen, dat in juli 2021 werd aangenomen.

Actie 19 van dat plan voorziet in aandacht voor alleenstaande moeders in de jaarlijkse evaluatie van het stelsel van dienstencheques. De actie is erop gericht om de sterke en zwakke punten van de banen voor deze doelgroep in kaart te brengen. Het uiteindelijke doel is om ervoor te zorgen dat alleenstaande moeders hun beroeps- en privéleven beter met elkaar kunnen verzoenen. Daarnaast moeten ze de mogelijkheid krijgen om opleidingen te volgen en vaardigheden te ontwikkelen waarmee ze een andere baan kunnen vinden.

Hebt u in het bestek voor de jaarlijkse evaluatie van het stelsel van dienstencheques gevraagd om speciale aandacht aan alleenstaande moeders te besteden? Zo niet, dan zal het moeilijk worden om die actie uit te voeren en vooral om er toezicht op te houden.

Wanneer zullen de resultaten van de jaarlijkse evaluatie voor 2023 beschikbaar zijn?

Werden de resultaten en aanbevelingen van de evaluaties van de vorige jaren ook doorgegeven aan de thuishulpsector?

Partager
12:03 § 293 → Vidéo
Partager

Enfin, votre réforme des titres-services inclut-elle des dispositions spécifiques pour les cheffes de familles monoparentales  ? Nous en avons parlé lors des débats sur l'ordonnance, mais j'aimerais refaire le point alors que le suivi de l'exécution de ce plan de soutien est en cours.

Gaan specifieke aspecten van de hervorming van de dienstencheques over alleenstaande moeders?

Partager
12:03 § 295 → Vidéo
Partager

M. Bernard Clerfayt, ministre.- Le gouvernement bruxellois a adopté un plan transversal de soutien aux familles monoparentales. Au sein de ce plan, j’ai porté plusieurs mesures de soutien à l’emploi.

La mesure 19 vise spécifiquement le dispositif des titres-services et l’évaluation réglementaire menée annuellement. Il s'agit d'ailleurs de l'un des rares secteurs bénéficiant d'une évaluation régulière permanente. Les résultats de cette évaluation sont par ailleurs publiés sur le site de Bruxelles Économie et Emploi.

Depuis 2021, l’évaluation annuelle du dispositif des titres-services reprend des données sur les familles monoparentales, tant pour les travailleuses que pour les utilisateurs. Vous avez sûrement pu en prendre connaissance dans les rapports annuels transmis au Parlement, également accessibles sur le site de Bruxelles Économie et Emploi.

J’ai veillé à ce que l’évaluation qui sera menée en 2024 sur les données 2023 apportent des informations complémentaires sur les utilisateurs et aides ménagères en situation de monoparentalité.

Ainsi, il est spécifié dans le cahier spécial des charges du marché public y relatif que « l’adjudicataire présentera également des données spécifiques sur les travailleurs et utilisateurs en situation de monoparentalité. En plus de statistiques sur leur nombre, des données relatives aux heures prestées ou commandées par ces travailleurs/utilisateurs seront également mises en avant et comparées aux données des autres travailleurs/utilisateurs ». Le but est d'obtenir une vision plus qualitative et plus complète des données, notamment en matière de salaire et d’horaires de travail, afin de pouvoir, si nécessaire, agir de manière plus précise à l'égard de ce public cible.

S'agissant du calendrier de l'évaluation pour 2023, comme prévu par la réglementation, l’évaluation 2023 qui porte sur l’année 2022 est attendue pour la fin de ce mois. Après approbation par le gouvernement, l’évaluation sera transmise au Parlement et publiée sur le site de Bruxelles Économie et Emploi.

Concernant votre interrogation sur la transmission de l’évaluation annuelle au secteur de l’aide à domicile, je me permettrai de pointer que le gouvernement prend acte du rapport annuel puis le transmet, outre au Parlement, également à Brupartners, qui est chargé de l'envoyer aux secteurs correspondants.

Tout le monde peut donc prendre connaissance de cette évaluation à tout moment. La transparence est totale, immédiate et automatique. Il arrive peut-être que lors de son envoi au Parlement, l'information se perde dans la masse d'informations et n'atteigne pas les quelques destinataires vraiment intéressés par la matière.

De heer Bernard Clerfayt, minister.- In het Plan ter ondersteuning van eenoudergezinnen staan meerdere maatregelen inzake werkgelegenheid. Zo is actie 19 specifiek gericht op de dienstenchequeregeling en de verplichte jaarlijkse evaluatie van dat systeem.

Sinds 2021 worden voor de jaarlijkse evaluatie van de dienstenchequeregeling gegevens over eenoudergezinnen gebruikt, zowel met betrekking tot werknemers als voor gebruikers.

De evaluatie die in 2024 zal worden verricht op basis van de gegevens van 2023, moet aanvullende informatie opleveren. Zo moet de evaluator naast statistieken over het aantal werknemers en gebruikers die alleenstaande ouders zijn, ook gegevens over de uitgevoerde of bestelde werkuren verstrekken en vergelijken met de gegevens voor andere werknemers en gebruikers. Het doel is om een beter en meer gedetailleerd beeld van de situatie te krijgen, met name met betrekking tot loon en werktijden, zodat we indien nodig gerichtere actie kunnen ondernemen voor de doelgroep.

De evaluatie van 2023, die betrekking heeft op het jaar 2022, moet eind deze maand worden ingediend. Zodra de regering de evaluatie heeft goedgekeurd, zal ze naar het parlement worden gestuurd en op de website van Brussel Economie en Werkgelegenheid worden gepubliceerd. De regering stuurt de evaluatie ook naar Brupartners, die ze verder doorstuurt naar de dienstenchequesector. Iedereen kan dus op elk moment kennisnemen van de evaluatie. We zorgen onmiddellijk en automatisch voor volledige transparantie.

Partager
12:06 § 297 → Vidéo
Partager

Dans la réforme des titres-services, le gouvernement a conservé un quota spécifique en faveur des utilisateurs en situation de monoparentalité. Ces derniers pourront continuer d'acheter 1.000 titres par an au prix de 10 euros.

J’ai également proposé aux partenaires sociaux et au gouvernement, dans le cadre de la réflexion sur les arrêtés d’exécution, que ces utilisateurs soient exemptés des frais complémentaires réclamés par certaines entreprises. Nous en discutons. Voilà les pistes qui sont sur la table.

Bij de hervorming van de dienstencheques heeft de regering een specifiek quotum voor eenoudergezinnen behouden. Zij zullen nog steeds 1.000 cheques per jaar kunnen kopen voor 10 euro per stuk.

Ik heb de sociale partners en de regering ook voorgesteld om eenoudergezinnen vrij te stellen van de extra kosten die sommige bedrijven aanrekenen.

Partager
12:07 § 299 → Vidéo
Partager

Mme Delphine Chabbert (PS).- Être femme, être d'origine étrangère, être seule avec des enfants dans une situation précaire ou être aide ménagère est difficile. Il est donc nécessaire de soutenir les travailleuses de ce secteur tout comme il est nécessaire de prévoir des fonds pour élaborer un plan régional de soutien à la monoparentalité pour les femmes qui en ont le plus besoin.

Je me réjouis d'apprendre que nous disposerons, pour la prochaine évaluation du secteur des titres-services, de données statistiques, quantitatives mais aussi qualitatives, ce qui est essentiel. Nous examinerons ce rapport avec attention et reviendrons sur la question. J'insiste néanmoins sur la nécessité de mobiliser les partenaires sociaux sur cette question, même si vous n'êtes pas directement compétent en la matière.

Enfin, en ce qui concerne la réforme des titres-services, je me félicite que le système ait été adapté afin de permettre aux utilisateurs et utilisatrices d'utiliser davantage de titres-services pour le même prix. À cet égard, une exemption des frais complémentaires serait vraiment une excellente chose.

J'entends que rien n'a été prévu pour les travailleuses proprement dites, mais nous aurons l'occasion d'y revenir une fois que nous disposerons des arrêtés d'exécution.

- L'incident est clos.

Mevrouw Delphine Chabbert (PS).- Ik ben blij te horen dat de volgende evaluatie van de dienstenchequeregeling gebaseerd zal zijn op kwantitatieve en kwalitatieve statistische gegevens, maar het lijkt mij ook belangrijk om de sociale partners daarbij te betrekken.

Het is voorts positief dat het systeem is aangepast, zodat gebruikers meer dienstencheques kunnen gebruiken voor dezelfde prijs. In dat verband zou een vrijstelling van extra kosten een uitstekende zaak zijn.

Ik begrijp dat er geen maatregelen zijn genomen voor de huishoudhulpen zelf, maar we zullen daarop terugkomen zodra we hebben kennisgenomen van de uitvoeringsbesluiten.

- Het incident is gesloten.

Partager
12:09 § 303 → Vidéo
Partager

Question orale de Mme Farida Tahar

à M. Bernard Clerfayt, ministre du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale chargé de l'Emploi et de la Formation professionnelle, de la Transition numérique, des Pouvoirs locaux et du Bien-être animal,

concernant la réduction du quota annuel de titres-services octroyés aux personnes en situation de handicap.

Question orale jointe de Mme Delphine Chabbert

concernant l'accès aux titres-services pour les personnes en situation de handicap.

Mondelinge vraag van mevrouw Farida Tahar

aan de heer Bernard Clerfayt, minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Werk en Beroepsopleiding, Digitalisering, Plaatselijke Besturen en Dierenwelzijn,

betreffende de verlaging van het maximale aantal dienstencheques per jaar voor mensen met een handicap.

Toegevoegde mondelinge vraag van mevrouw Delphine Chabbert

betreffende de beschikbaarheid van dienstencheques voor mensen met een handicap.

Partager
12:09 § 307 → Vidéo
Partager

Mme Farida Tahar (Ecolo).- Une récente mesure initiée dans le cadre de la réforme des titres-services a entraîné la limitation à 1.000 de l'émission de titres-services pour les personnes bénéficiant de quotas spéciaux (non seulement les familles monoparentales, mais aussi les personnes en situation de handicap).

Auparavant, ce nombre était de 2.000. Ce quota spécifique permet à de nombreuses personnes, ainsi qu'à leurs aidants proches, de bénéficier d'une aide à domicile voire d'une assistance quotidienne pour les tâches de la vie courante rendues difficiles par un handicap ou une situation familiale complexe. Il nous revient que cette réduction du quota à 1.000 titres-services rend la situation de ces personnes particulièrement compliquée.

Interrogé à ce sujet, votre cabinet aurait répondu en février dernier que cette situation ne concernait que « 53 clients qui consommaient plus de 1.000 titres-services par an ».

Si cette situation ne concernait effectivement que 53 personnes avant la mise en place de la réforme et l'abaissement du quota, nous pouvons légitimement nous interroger sur la nécessité de cette mesure, puisque ce quota n'était visiblement que peu utilisé et donc peu coûteux.

Depuis 2016, l'ordonnance portant sur l'intégration de la dimension du handicap dans les lignes politiques de la Région de Bruxelles-Capitale vous oblige à deux égards. Elle stipule en effet que « chaque ministre et secrétaire d’État applique le handi-streaming dans toutes les politiques, mesures et actions relevant de ses compétences », mais aussi « évalue tout projet d'acte législatif ou réglementaire au regard du principe de handi-streaming ».

Dans quelle mesure avez-vous intégré la dimension du handicap dans votre réforme des titres-services ? Nous l’avons déjà étudié ici et des votes ont eu lieu, mais je m’interroge spécifiquement sur le cas des personnes en situation de handicap et les familles monoparentales.

Que répondez-vous à ces 53 personnes directement identifiées et concernées par l’abaissement de ce quota, pour lesquelles ces 1.000 titres-services ne sont visiblement pas suffisants ?

Dans quelle mesure les associations venant en aide aux personnes en situation de handicap ont-elles été consultées sur cet abaissement ? Le cas échéant, quelles furent leurs remarques, en avez-vous tenu compte et, si oui, comment ? Un réajustement est-il par exemple à l'ordre du jour ?

Mevrouw Farida Tahar (Ecolo).- Onlangs werd de specifieke aankooplimiet voor bepaalde categorieën zoals eenoudergezinnen en personen met een handicap teruggebracht van 2.000 tot 1.000 dienstencheques per jaar. Die specifieke limiet dient om bepaalde doelgroepen te helpen in hun dagelijks leven, maar de nieuwe beperking tot 1.000 dienstencheques maakt het leven van de betrokkenen bijzonder ingewikkeld.

Volgens uw kabinet waren er voor de invoering van deze beperking slechts 53 gebruikers die jaarlijks meer dan 1.000 dienstencheques kochten. Was het dan wel noodzakelijk om die limiet te beperken?

Sinds 2016 zijn regeringsleden verplicht om in alle beleidslijnen rekening te houden met de dimensie handicap en om elk ontwerp van wetgevende of regelgevende akten vanuit het oogpunt van handistreaming te evalueren.

Op welke manier hebt u bij de recente hervorming van de dienstencheques rekening gehouden met de dimensie handicap?

Hoe houdt u rekening met die 53 personen voor wie 1.000 dienstencheques per jaar blijkbaar niet volstaan?

Hebt u gehandicaptenverenigingen geraadpleegd over die beperking van de jaarlijkse aankooplimiet? Zo ja, wat waren hun opmerkingen?

Partager
12:12 § 309 → Vidéo
Partager

Mme Delphine Chabbert (PS).- Vous nous avez annoncé que la réforme des titres-services aurait pour effet de faire passer le quota des titres-services de 2.000 à 1.000 unités pour les personnes en situation de handicap.

Il faut bien garder à l'esprit que ce quota de 2.000 unités permet aux personnes en perte d’autonomie ou porteuses de handicap qui dépendent de tiers de bénéficier une bonne moitié du temps d’une aide ménagère. Cela qui leur permet de continuer à vivre chez elles et d’éviter une hospitalisation ou un hébergement dans une structure d’accueil ou de repos qui ne leur serait pas favorable et coûterait sans doute beaucoup plus cher à la collectivité. Ces familles sont aujourd'hui inquiètes face aux conséquences de cette réduction pour le public et les aidants proches concernés.

Avez-vous mené des concertations avec les organisations représentatives des personnes en situation de handicap ? Dans la négative, prévoyez-vous de le faire prochainement ?

Une réflexion est-elle menée quant à la possibilité de revoir cette mesure qui pénalise les personnes en perte d’autonomie ou porteuses de handicap ? Or, on sait que le maintien à domicile constitue l'une des priorités du gouvernement.

D’autres solutions sont-elles prévues afin d’assurer ces services essentiels pour ces personnes ? Combien de personnes sont-elles affectées par cette mesure ?

Mevrouw Delphine Chabbert (PS).- Dankzij de aankooplimiet van 2.000 dienstencheques per jaar konden mensen die minder zelfredzaam zijn, bijvoorbeeld omdat ze een handicap hebben, bijna de helft van de tijd een beroep doen op een huishoudhulp. Daardoor konden ze zelfstandig blijven wonen. De betrokkenen zijn dan ook bezorgd over de beperking van de limiet tot 1.000 dienstencheques, en niet alleen voor zichzelf, maar ook wegens de mogelijke gevolgen voor hun mantelzorgers.

Hebt u hierover overlegd met de organisaties die personen met een handicap vertegenwoordigen?

Overweegt u om die beperking te herzien?

Komen er alternatieve oplossingen om de essentiële dienstverlening voor die personen te garanderen?

Voor hoeveel personen heeft de beperking van de aankooplimiet gevolgen?

Partager
12:14 § 311 → Vidéo
Partager

M. Bernard Clerfayt, ministre.- Il y a deux semaines, nous avons approuvé ici même le projet d’ordonnance portant la réforme du dispositif des titres-services. Nous en discuterons lors de la prochaine séance plénière. J’espère que nous pourrons nous réjouir de la mise en œuvre prochaine des améliorations notables touchant les aides ménagères, des améliorations portées par la Région bruxelloise.

Vous m’interrogez sur la réforme du volet prix décidée en 2022 par le gouvernement bruxellois et appliquée depuis le 1er janvier 2023. Les quotas dits spéciaux ont été conservés au bénéfice des utilisateurs en situation de monoparentalité et en situation de handicap. C’est le sujet qui nous préoccupe ici.

Le bénéfice des quotas a été maintenu par le gouvernement, mais le seuil a été porté à 1.000 titres-services par an au prix unique de 10 euros. Il n'y a donc pas d'augmentation au-delà du seuil de 300 titres-services appliqué aux ménages classiques. Ce quota permet de mobiliser une aide ménagère quatre heures par jour et cinq jours par semaine. Auparavant, seuls une cinquantaine d’utilisateurs bénéficiaires des quotas spéciaux, tous statuts confondus, achetaient plus de 1.000 titres-services par an.

Pour rappel, cette réforme est menée en priorité partagée avec les partenaires sociaux et Brupartners depuis la fin de l'année 2021. S'agissant des concertations avec les organisations représentatives, Brupartners ne souhaite pas impliquer de conseils d'avis lors des travaux menés en priorité partagée. Il conserve le « monopole » de la représentation économique, sociale et autre.

De heer Bernard Clerfayt, minister.- De hervorming van de prijzen van dienstencheques is al sinds 1 januari 2023 van kracht. Daarbij werd een specifieke aankooplimiet behouden voor eenoudergezinnen en personen met een handicap, maar die werd wel teruggebracht tot 1.000 dienstencheques per jaar tegen 10 euro per stuk. Voor andere gebruikers stijgt de prijs per stuk immers vanaf 300 dienstencheques per jaar.

Voorheen waren er een vijftigtal gebruikers die in aanmerking kwamen voor de specifieke aankooplimiet en die meer dan 1.000 dienstencheques per jaar kochten.

Over deze hervorming werd sinds eind 2021 overlegd met de sociale partners en Brupartners.

Partager
12:16 § 313 → Vidéo
Partager

En parallèle, j’ai rencontré le Conseil bruxellois des personnes handicapées (CBPH). Même si cette décision a semblé difficile à certains ménages, il convient de souligner qu’une aide ménagère n’est pas formée pour assurer les mêmes missions qu’une aide familiale ou un aide-soignant. Les prestations en titres-services autorisées pour une aide ménagère sont strictement encadrées par la réglementation et beaucoup moins larges que celles prises en charge par un aide-soignant ou une aide familiale.

Le point problématique identifié par le CBPH relève plutôt de la non-indexation du budget d’assistance personnelle relevant des compétences communautaires. Ce budget est attribué à la personne handicapée, ou à son représentant, afin d'organiser l'aide et l'accompagnement en fonction de ses besoins et de ses attentes. Les personnes peuvent ainsi décider elles-mêmes de l'aide dont elles ont besoin et comment elles désirent l'organiser. Ce budget permet de rémunérer un ou des assistants qui aident la personne handicapée à effectuer des activités de la vie quotidienne telles que se lever, se laver, préparer les repas, nettoyer, aller travailler ou être accompagnée sur des lieux de loisir.

Ces différents gestes d'accompagnement à la vie quotidienne d'une personne porteuse d'un handicap ne font pas partie de ce qu'une aide ménagère est autorisée à faire. La totalité des besoins spécifiques des personnes en situation de handicap ne peuvent être couverts par les prestations autorisées en titres-services.

C'est pourquoi le gouvernement a maintenu les quotas spéciaux en gardant la possibilité de commander 1.000 titres-services. Ainsi, la Région maintient un soutien important aux familles monoparentales et aux familles dont un membre est porteur d’un handicap, tout en évitant certains détournements du dispositif. Elle garantit ainsi aux familles concernées un accompagnement professionnel plus adapté aux besoins spécifiques des personnes handicapées.

Daarnaast heb ik de Brusselse Raad voor Personen met een Handicap ontmoet.

Huishoudhulpen zijn niet opgeleid om dezelfde taken uit te voeren als een gezinshulp of een ziekenverzorger. De opdrachten die dienstenchequewerkers mogen uitvoeren, zijn wettelijk omschreven en veel minder uitgebreid dan die van gezinshulpen en dergelijke.

Het grootste knelpunt volgens de Brusselse Raad voor Personen met een Handicap is dat het persoonlijk assistentiebudget niet wordt geïndexeerd. Het betreft een gemeenschapsbevoegdheid. Personen met een handicap ontvangen dat budget net om te betalen voor de dienstverlening die ze nodig hebben in hun dagelijks leven. De meeste van die taken, bijvoorbeeld de persoon in kwestie wassen, mogen niet door een huishoudhulp uitgevoerd worden. Zij mogen enkel huishoudelijke taken verrichten.

Daarom behouden we een specifieke aankooplimiet voor eenoudergezinnen en personen met een handicap, maar verlagen we die om het risico te beperken dat ze gebruikt worden voor andere taken dan waarvoor ze bedoeld zijn.

Partager
12:19 § 315 → Vidéo
Partager

Mme Farida Tahar (Ecolo).- Vous avez bien expliqué les difficultés, mais je ne suis pas sûre que vos réponses soient de nature à rassurer les familles inquiètes devant l'abaissement de ce seuil de 2.000 à 1.000 titres-services. Et cela, même si je prends note de la volonté d'améliorer les conditions de travail des aides ménagères et autres, et de proposer des assouplissements aux familles en situation de vulnérabilité, telles que les familles monoparentales, ou aux personnes en situation de handicap.

Encore une fois, je n'ai pas obtenu de réponse directe à certaines de mes questions, et notamment cette situation ne qui concerne pas beaucoup de familles. Je ne comprends pas les raisons de cette mesure, alors que seules 53 familles sont touchées par l'abaissement de ce taux. Certes, elles conservent le montant à 10 euros, amis nous manquons d'autres éléments pour les rassurer.

Je vais investiguer et reviendrai sur cette spécificité de la réforme. Vos réponses restent très peu convaincantes pour le public concerné.

Mevrouw Farida Tahar (Ecolo).- Ik betwijfel dat uw antwoorden de bezorgde gebruikers zullen geruststellen. Ik begrijp ook nog steeds niet goed waarom de aankooplimiet beperkt moest worden terwijl slechts 53 gebruikers meer dan 1.000 dienstencheques per jaar bestellen.

Ik kom hier ongetwijfeld nog op terug.

Partager
12:20 § 317 → Vidéo
Partager

Mme Delphine Chabbert (PS).- Je me réjouis du gel du prix des titres-services pour ces familles, et j'entends que les associations du secteur du handicap ne sont pas représentées chez Brupartners, mais que vous en avez rencontré les représentants.

J'entends également que le budget d'assistance personnelle ne relève pas de vos compétences. Cela dit, comme l'a précisé ma collègue, le nombre de familles concernées est peu élevé, et leur situation doit, selon moi, faire appel à l'ensemble des compétences. Il vous appartient de trouver des solutions avec les autres personnes concernées, afin de permettre à des personnes en difficulté de conserver le même niveau de vie.

Cela doit rester une priorité et faire l'objet d'une collaboration entre différentes administrations actives dans les domaines de l'économie sociale, de l'aide familiale et de l'assistance personnelle. En tout état de cause, cette question mérite l'attention de tous et de toutes en vue de trouver des solutions concrètes.

- Les incidents sont clos.

Mevrouw Delphine Chabbert (PS).- Ik begrijp dat u niet bevoegd bent voor het persoonlijk assistentiebudget, maar zoals mevrouw Tahar zei, gaat het over zeer weinig gezinnen. De verschillende beleidsniveaus en betrokken besturen moeten samen oplossingen vinden om ervoor te zorgen dat die mensen hun levenskwaliteit kunnen behouden.

- De incidenten zijn gesloten.

Partager
12:22 § 321 → Vidéo
Partager

Mondelinge vraag van de heer Gilles Verstraeten

aan de heer Bernard Clerfayt, minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Werk en Beroepsopleiding, Digitalisering, Plaatselijke Besturen en Dierenwelzijn,

betreffende de strategie kwalificatie voor werk en de hervorming van de tewerkstellingssteun.

Question orale de M. Gilles Verstraeten

à M. Bernard Clerfayt, ministre du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale chargé de l'Emploi et de la Formation professionnelle, de la Transition numérique, des Pouvoirs locaux et du Bien-être animal,

concernant la stratégie qualification-emploi et la réforme des aides à l'emploi.

Partager
12:22 § 323 → Vidéo
Partager

De heer Gilles Verstraeten (N-VA).- Op 1 maart hebben we gedebatteerd over de aangekondigde strategie kwalificatie voor werk en de hervorming van de tewerkstellingssteun. De strategie kwalificatie voor werk moet in een stappenplan voorzien om vraag en aanbod op de arbeidsmarkt op elkaar af te stemmen. Daarnaast moet ze helpen om vast te stellen welke vaardigheden de werkgevers verwachten, welke opleidingen ontwikkeld of uitgebreid moeten worden en welke steun daarvoor nodig is. Na de bekrachtiging door de sociale partners hoopte u de strategie nog voor het einde van het eerste kwartaal ter goedkeuring aan de regering voor te leggen. Die deadline is allang voorbij en ik heb daarover in de gepubliceerde beslissingen van de regering niets zien staan. De strategie en het bijhorende stappenplan moesten nochtans al in juni 2022 - meer dan een jaar geleden dus - klaar zijn.

Tijdens het vorige debat benadrukte u dat het belangrijk is om de doeltreffendheid van het overheidsbeleid te evalueren met betrekking tot de doelstellingen en de toegewezen budgetten. Dat hoor ik graag, want in Brussel voert de regering al te vaak een struisvogelpolitiek, ook inzake het werkgelegenheidsbeleid. Zo voert de regering makkelijk nieuwe maatregelen in, maar ze gaat niet altijd snel genoeg na of die maatregelen ook goed werken en voert slecht werkende maatregelen maar zelden af. Een voorbeeld zijn de inschakelingscontracten. Uit de studie van het Federaal Planbureau blijkt dat die niet de verwachte resultaten opleveren, maar de Brusselse instellingen doen er maanden over om te beslissen welke richting ze verder willen uitgaan met die maatregel.

Ik hoop dat u zult aankondigen dat de evaluatie van de huidige tewerkstellingssteun door het externe adviesbureau afgerond is en dat er op basis daarvan een hervorming komt. Vandaag gaan er honderden miljoenen euro's naar gesubsidieerde tewerkstellingsmaatregelen, zoals de artikel 60- en inschakelingscontracten, en naar premies, zoals de Activa- en Phoenixpremie. Er komt dit jaar ook een premie voor personen met een handicap, die ook meteen onderworpen wordt aan een evaluatie.

De conclusies en aanbevelingen over de huidige tewerkstellingssteun zouden tegen het einde van het eerste kwartaal aan Brupartners voorgelegd worden. Ik hoop dat de evaluatie vooral duidelijk maakt in welke mate werkzoekenden doorstromen naar de reguliere arbeidsmarkt. Dat zou de hoofddoelstelling van om het even welke maatregel moeten zijn.

M. Gilles Verstraeten (N-VA).- Le 1er mars, nous avons débattu de la stratégie qualification-emploi et de la réforme des aides à l'emploi. La stratégie qualification-emploi doit être assortie d'une feuille de route pour faire correspondre l'offre et la demande sur le marché du travail. Elle devrait également permettre d'identifier les compétences attendues par les employeurs, les formations requises et le soutien nécessaire. La stratégie et la feuille de route qui l'accompagne étaient censées être prêtes en juin 2022.

Lors du précédent débat, vous avez souligné l'importance d'évaluer l'efficacité des politiques publiques au regard des objectifs et des budgets alloués, ce qui est contraire aux habitudes de ce gouvernement.

J'espère que vous annoncerez que l'évaluation de l'aide à l'emploi actuelle par le bureau d'études externe est terminée et qu'une réforme sera entreprise sur cette base.

J'espère aussi que l'évaluation montrera clairement dans quelle mesure les demandeurs d'emploi ont accès au marché du travail ordinaire, ce qui devrait être l'objectif principal de toute mesure.

Partager
12:25 § 325 → Vidéo
Partager

Ook moet elke vorm van mogelijke dubbele subsidiëring worden opgespoord.

Hoe dan ook staan wij kritisch tegenover dergelijke inefficiënte en dure vormen van gesubsidieerde tewerkstelling. Ze kunnen de werkloosheidscijfers op korte termijn opsmukken, maar zullen de structurele problemen op de Brusselse arbeidsmarkt niet rechttrekken. Hopelijk kan de regering met de nieuwe strategie kwalificatie voor werk aantonen dat ze dat inziet en dat ze volop inzet op opleidingen die mensen aan het werk helpen, en dan liefst in de privésector en niet in allerlei gesubsidieerde statuten.

Heeft de regering de strategie kwalificatie voor werk ondertussen al goedgekeurd? Wanneer wordt ze in het parlement voorgesteld? Kunt u de overeengekomen elementen toelichten?

Welke conclusies en aanbevelingen heeft het externe adviesbureau over de tewerkstellingssteun geformuleerd? Wat zijn de conclusies betreffende de doorstroming naar de arbeidsmarkt en mogelijke dubbele subsidiëring? Over welk extern adviesbureau gaat het? Wat was de feedback van Brupartners?

Wanneer zal de aangekondigde hervorming van de tewerkstellingssteun van kracht worden? In welke mate zal de focus verschuiven van gesubsidieerde tewerkstelling naar opleiding en jobcreatie in de privésector?

Toute forme de double subventionnement devrait également être détectée.

Dans tous les cas, nous critiquons ces formes inefficaces et coûteuses de mises à l'emploi subventionnées.

Le gouvernement a-t-il approuvé la stratégie qualification-emploi ? Quand sera-t-elle présentée au Parlement ? Pouvez-vous en expliquer les éléments ?

Quelles conclusions et recommandations le bureau d'études externe a-t-il formulées ? Quelles sont les conclusions concernant le flux vers le marché du travail et le double subventionnement ? De quel bureau d'études s'agit-il ? Quel était le retour de Brupartners ?

Quand la réforme annoncée de l'aide à l'emploi entrera-t-elle en vigueur ? Dans quelle mesure l'accent sera-t-il mis sur la formation et la création d'emplois dans le secteur privé plutôt que sur les emplois subventionnés ?

Partager
12:27 § 327 → Vidéo
Partager

De heer Bernard Clerfayt, minister.- Het belang dat de Brusselse regering hecht aan sociaal overleg komt tot uiting in de strategie Go4Brussels 2030. De tewerkstellingsmaatregelen komen aan bod in de doelstellingen 2.1, 2.2 en 2.3 en worden samen met de sociale partners uitgewerkt. Het tijdschema voor de tewerkstellingsmaatregelen hangt dus samen met de procedures voor de besprekingen met de sociale partners en voor de raadpleging van de wettelijke adviesorganen, waaronder Brupartners.

De strategie kwalificatie voor werk werd op 6 juli 2023 in eerste lezing goedgekeurd door de Brusselse regering en het college van de Cocof. Vandaag is de raadpleging van de verschillende adviesorganen bijna afgerond. Zowel Brupartners als de beheerscomités van Actiris, Bruxelles Formation en Instance Bassin werden om advies gevraagd.

Op basis van de verstrekte adviezen zal ik een definitieve versie van de strategie kwalificatie voor werk voorstellen aan de regering. Het doel van de strategie is om Brusselse werkzoekenden in staat te stellen tegen 2030 het competentieniveau te bereiken dat vereist is op de grootstedelijke arbeidsmarkt.

Het belangrijkste doel van de strategie kwalificatie voor werk bestaat erin om alle betrokken instanties te laten werken aan gemeenschappelijke doelstellingen en met gemeenschappelijke indicatoren.

De strategie is momenteel opgebouwd rond drie onderdelen en 25 maatregelen. Het eerste onderdeel is gebaseerd op een sectorale aanpak, en in het bijzonder op de kmo’s, om passende opleidingen te ontwikkelen als antwoord op de behoeften aan vaardigheden van bedrijven en werkzoekenden in een voortdurend veranderende arbeidsmarkt.

Het tweede onderdeel betreft het veiligstellen van de trajecten, om ervoor te zorgen dat mensen die een opleiding volgen, begeleid worden naar werk.

Het derde onderdeel betreft tot slot de versterking van de transversale, taalkundige en digitale basisvaardigheden, die voor een meerderheid van de werkzoekenden in Brussel nog steeds een obstakel vormen bij het betreden van de arbeidsmarkt.

M. Bernard Clerfayt, ministre.- La stratégie qualification-emploi a été approuvée en première lecture le 6 juillet dernier par le gouvernement régional et le Collège de la Cocof. La consultation des différents organes d'avis est presque achevée.

La version définitive de la stratégie sera soumise au gouvernement sur la base des avis qui nous seront remis. Le but est que d'ici 2030, les chercheurs d'emploi aient atteint le niveau de compétence exigé sur notre marché du travail. Pour cela, toutes les instances concernées doivent travailler avec des objectifs et des indicateurs communs.

La stratégie est actuellement échafaudée autour de 3 parties et 25 mesures. La première partie est basée sur une approche sectorielle, la seconde a trait à la pérennisation des parcours de formation et la troisième au renforcement des compétences transversales, qu'elles soient linguistiques ou numériques. Pour la plupart des chercheurs d'emploi à Bruxelles, ces compétences forment en effet encore toujours un obstacle à l'entrée sur le marché du travail.

Partager
12:30 § 329 → Vidéo
Partager

De evaluatie van de tewerkstellingssteun werd op 14 juni 2023 aan Brupartners gepresenteerd door Idea Consult, dat de opdracht kreeg na de openbare aanbestedingsprocedures die in 2021 van start gingen.

Het doel van de studie was om aanbevelingen te formuleren teneinde het geheel van tewerkstellingsmaatregelen te verbeteren en de inschakeling op de arbeidsmarkt te maximaliseren. In de evaluatie staan vier aanbevelingen:

- een betere afstemming van de maatregelen;

- de optimalisering van het administratief beheer;

-  globale acties om de impact van de verschillende tewerkstellingsmaatregelen te vergroten, met name op het gebied van communicatie en controle van de begunstigden. Er zijn immers nog veel bedrijven die de maatregelen niet kennen;

- een betere monitoring van de tewerkstellingsmaatregelen.

De dienstverlener heeft geen risico op dubbele subsidiëring vastgesteld. Ik herinner u eraan dat Actiris en Brussel Economie en Werkgelegenheid over inspectiediensten beschikken die de tewerkstellingsmaatregelen strikt controleren.

Ik werk nauw samen met Brupartners om binnenkort een aanpassing van de tewerkstellingsmaatregelen voor te leggen aan de regering, in het bijzonder voor doelgroepen als oudere Brusselse werkzoekenden, mensen met een handicap en zeer laaggeschoolde jongeren.

Ik hoor uw oproep om vooruit te gaan, maar u mag niet vergeten dat achter maatregelen zoals activa.brussels en inschakelingscontracten mensen zitten, voor wie de overheid overgangsmaatregelen moet nemen die hun recht op werk en opleiding garanderen. Dat doe ik samen met de sociale partners en de betrokken besturen.

L'évaluation des aides à l'emploi a été présentée le 14 juin 2023 à Brupartners par Idea Consult. Elle comporte quatre recommandations :

- un meilleur ciblage des mesures ;

- une optimisation de la gestion administrative ;

- des actions globales permettant d’augmenter leur impact, notamment en matière de communication ou de suivi des bénéficiaires ;

- des actions permettant un meilleur monitoring des aides.

Le prestataire n’a pas mis en avant de risques de double subventionnement.

Je collabore étroitement avec Brupartners pour proposer prochainement au gouvernement une réforme des aides à l’emploi, notamment pour les chercheurs d’emploi âgés, en situation de handicap, et pour les jeunes infraqualifiés.

Nous avançons, mais n’oublions pas que derrière certains termes, il y a des personnes dont les pouvoirs publics doivent garantir le droit à l’emploi et à la formation, en concertation avec les partenaires sociaux et les administrations concernées.

Partager
12:32 § 331 → Vidéo
Partager

De heer Gilles Verstraeten (N-VA).- U hebt natuurlijk geen kristallen bol, maar u hebt een idee wanneer alles rond zal zijn?

De heer Bernard Clerfayt, minister.- De laatste adviezen lopen binnen. Die moeten we nog verwerken, maar voor het einde van dit jaar zijn we zeker klaar. De evaluatie van de steunmaatregelen heeft budgettaire gevolgen en komt dan ook binnenkort aan bod tijdens de begrotingsbesprekingen.

De heer Gilles Verstraeten (N-VA).- In de evaluatie van Idea Consult staan vooral vanzelfsprekende zaken: maatregelen moeten beter op elkaar worden afgestemd, de administratie moet eenvoudiger, de communicatie over de maatregelen en de controle kunnen beter, de evaluatie en follow-up moeten beter ... Dat is allemaal een kwestie van gezond verstand. Wat ontbreekt, is een diepgravende analyse van wat al dan niet werkt.

(Opmerkingen van minister Clerfayt)

Zo'n analyse hebt u nog niet, of u wilt die nog niet geven. Ik mag dus aannemen dat bepaalde maatregelen worden geschrapt en dat er meer op andere maatregelen wordt ingezet. Met andere woorden, we zullen nagaan wat nog de moeite waard is en wat niet, rekening houdend met de gewestelijke begrotingstoestand.

Ik ben het trouwens met u eens dat we altijd met mensen te maken hebben. Als die een status hebben, mogen we die niet van hen afpakken, maar in de toekomst kunnen we beter vermijden om mensen een status te geven die achteraf weinig zinvol blijkt. We moeten mensen zo snel mogelijk betere kansen op de reguliere arbeidsmarkt geven. Het blijft me allemaal een beetje vaag, maar we zullen zien wat er van komt.

- Het incident is gesloten.

(Mevrouw Farida Tahar, oudste lid in jaren, treedt als voorzitter op)

M. Gilles Verstraeten (N-VA).- Quand le processus sera-t-il bouclé ?

M. Bernard Clerfayt, ministre.- Les derniers avis nous parviennent et nous devrions être prêts d'ici la fin de l'année. Cette évaluation a des conséquences budgétaires dont nous reparlerons bientôt.

M. Gilles Verstraeten (N-VA).- L'évaluation d'Idea Consult comporte surtout des évidences. Ce qui manque, c'est une analyse approfondie.

(Remarques de M. Clerfayt, ministre)

Faute d'une telle analyse, je présume que certaines mesures seront supprimées et que d'autres seront mises en avant, en fonction de la situation budgétaire de la Région.

À l'avenir, nous devons éviter d'octroyer à certaines personnes des statuts qui n'ont que peu de sens, mais plutôt leur donner le plus vite possible de meilleures opportunités sur le marché de l'emploi.

- L'incident est clos.

(Mme Farida Tahar, doyenne d'âge, prend place au fauteuil présidentiel)

Partager
12:36 § 345 → Vidéo
Partager

Question orale de M. Alain Vander Elst

à M. Bernard Clerfayt, ministre du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale chargé de l'Emploi et de la Formation professionnelle, de la Transition numérique, des Pouvoirs locaux et du Bien-être animal,

concernant la réforme du dispositif congé-éducation payé.

Mondelinge vraag van de heer Alain Vander Elst

aan de heer Bernard Clerfayt, minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Werk en Beroepsopleiding, Digitalisering, Plaatselijke Besturen en Dierenwelzijn,

betreffende de hervorming van het betaald educatief verlof.

Partager
12:36 § 347 → Vidéo
Partager

M. Alain Vander Elst (MR).- Le congé-éducation payé permet aux travailleurs, principalement du secteur privé, de se former en journée ou en horaire décalé tout en conservant leur salaire. Leur employeur perçoit un remboursement de Bruxelles Économie et Emploi sur la base de certains critères. Les formateurs, indépendants ou membres d’un organisme, sont quant à eux invités à demander l'agrément de leur formation.

Dans un monde en constante évolution, il est essentiel pour les travailleurs de se former en continu. La rapidité des progrès technologiques, les changements dans les pratiques commerciales et les demandes des consommateurs créent un environnement professionnel hautement dynamique. Dans ce contexte, les travailleurs doivent constamment acquérir de nouvelles compétences et connaissances pour rester pertinents et compétitifs sur le marché du travail.

J'ai appris par voie de presse que votre gouvernement a approuvé fin juin la réforme du congé-éducation payé. Le dispositif prévoira des formations à distance et sur le lieu de travail, adaptées aux personnes souffrant d’un handicap et accessibles aux travailleurs à temps partiel. C’est une excellente nouvelle, car cela permettra à davantage de femmes et de personnes porteuses de handicap de continuer à se former et donc d'améliorer leurs perspectives.

Combien de femmes et de personnes porteuses de handicap seront-elles touchées par ce nouveau dispositif ?

L’impact budgétaire de la réforme du dispositif a-t-il été évalué ? Si oui, quels en sont les chiffres ?

Quelles campagnes de communication mettez-vous en œuvre auprès des employeurs afin de maximiser l’utilisation de ce nouveau dispositif ?

Une majoration du nombre d’heures de formation remboursées est-elle prévue pour les femmes et les personnes en situation de handicap ? Ou sera-ce d’application pour l’ensemble des travailleurs ?

Enfin, quels partenaires ou organismes permettent d’offrir des formations adaptées pour les personnes souffrant d’un handicap ?

De heer Alain Vander Elst (MR).- Dankzij het betaald educatief verlof kunnen werknemers zich bijscholen tijdens de werkuren zonder loon te verliezen. Hun werkgevers krijgen daarvoor een subsidie van Brussel Economie en Werkgelegenheid. In tijden waarin de technologie voortdurend evolueert, is die permanente bijscholing essentieel.

Eind juni keurde de regering een hervorming van het betaald educatief verlof goed, waardoor het ook zal gelden voor opleidingen op afstand of op de werkplaats. Zo wordt permanente vorming toegankelijker voor mensen met een handicap of mensen die halftijds werken.

Hoeveel personen die halftijds werken of mensen met een handicap halen voordeel uit de nieuwe regeling? Welke impact heeft de regeling op de begroting? Welke communicatiecampagnes plant u? Zullen er meer opleidingsuren toegelaten worden en voor wie? Welke partnerorganisaties bieden gespecialiseerde opleidingen aan voor mensen met een handicap?

Partager
12:38 § 349 → Vidéo
Partager

M. Bernard Clerfayt, ministre.- La réforme du congé-éducation payé (CEP)est entrée en vigueur le 1er septembre 2023. C'est le seul dispositif régional soutenant la formation continue des travailleurs. Cette réforme a été menée en priorité partagée avec Brupartners. Sur la base de la concertation sociale et de ma proposition, le gouvernement a veillé à adopter un cadre réglementaire soutenant l’accès des travailleurs à temps partiel - majoritairement des femmes - et des travailleurs en situation de handicap au CEP. Auparavant, ces profils étaient souvent exclus du dispositif en raison du critère du temps plein.

Il est difficile d'estimer le nombre de personnes touchées par ce nouveau dispositif. A priori, le mécanisme est ouvert à tous les travailleurs, soit 800.000 Bruxellois. Il est impossible de déterminer lesquels souhaiteront entreprendre des études dans les domaines qui les intéressent. J'ai cependant mandaté Bruxelles Économie et Emploi pour collecter dorénavant les données de genre et de handicap éventuel au sujet de ceux qui feront usage du mécanisme. Mesurer, c'est savoir, comme disent nos amis néerlandophones. Nous aurons ensuite une meilleure image de ceux qui bénéficient du système pour améliorer leurs compétences et se réorienter professionnellement.

Ce qui est sûr, c’est qu’avant la réforme, les femmes étaient sous-représentées dans l’utilisation du dispositif puisqu’elles constituaient seulement 40 % des bénéficiaires du CEP, alors qu'elles forment près de 50 % de la masse des travailleurs.

Quant aux travailleurs en situation de handicap, c’est une première d’ouvrir ce dispositif à leurs besoins spécifiques. Nous ne disposerons donc de données les concernant qu'à la fin de l’année 2024.

Au sujet de l’impact budgétaire de la réforme, un montant de 13,5 millions d’euros est réservé annuellement à ce programme. Des balises ont été mises quant à l’imposition d’un plafond de remboursement du CEP par employeur et par année scolaire. Par le passé, certains employeurs recouraient énormément à ce mécanisme. J'ai souhaité le démocratiser en le partageant avec un plus grand nombre d'employeurs et, partant, de travailleurs.

Concernant la communication, dès le mois de juin 2023, des campagnes ont été lancées aussi bien auprès des employeurs que des syndicats et secrétariats sociaux. Une information a également été assurée auprès de nos partenaires que sont le SPF Emploi et hub.brussels.

Bruxelles Économie et Emploi a en outre organisé la communication à l’intention des travailleurs par ses propres canaux de communication tels le site web et les réseaux sociaux.

Afin de soutenir l’accès au CEP pour les travailleurs à temps partiel et/ou en situation de handicap, le droit au CEP est dorénavant accessible :

- dès une occupation à quart temps ;

- pour des formations à distance, étant donné que la charge familiale et les difficultés de mobilité pénalisent souvent les femmes et les personnes en situation de handicap ;

De heer Bernard Clerfayt, minister.- De hervorming van het betaald educatief verlof is op 1 september 2023 in werking getreden. Op basis van sociaal overleg hebben we gekozen voor meer toegankelijkheid van het systeem voor deeltijdwerkers - voornamelijk vrouwen - en werknemers met een handicap.

In principe staat het mechanisme open voor alle Brusselse werknemers, zo'n 800.000 personen. De precieze stijging van het aantal mensen die een opleiding volgen, is moeilijk in te schatten. Ik heb Brussel Economie en Werkgelegenheid wel gevraagd om voortaan gegevens bij te houden waarin rekening gehouden wordt met het geslacht en de eventuele handicap.

Wat vaststaat, is dat vrouwen voor de hervorming ondervertegenwoordigd waren: ze vertegenwoordigen 50% van de werknemers, maar slechts 40% van diegenen die betaald educatief verlof namen. Voor personen met een handicap is dat systeem zelfs voor het eerst toegankelijk.

Voor dit programma is een jaarbudget van 13,5 miljoen opzijgezet. Om de middelen over zoveel mogelijk werkgevers en werknemers te spreiden, hebben we een maximumbedrag per werkgever ingevoerd.

Sinds juni 2023 voeren we communicatiecampagnes, gericht aan de werkgevers, de vakbonden, de sociale secretariaten, de FOD Werkgelegenheid en hub.brussels. Brussel Economie en Werkgelegenheid communiceert ook over de maatregel via zijn website en sociale media.

Het betaald educatief verlof is voortaan toegankelijk vanaf een werkduur van 25% van een voltijdse job en ook voor opleidingen op afstand en op de werkplek.

Partager
12:42 § 351 → Vidéo
Partager

Enfin, ce droit est accessible pour des formations se déroulant sur le lieu de travail spécialement prévues pour les travailleurs en situation de handicap, afin de leur éviter de devoir se déplacer une nouvelle fois.

C'est la commission d'agrément pour les congés-éducation payés, hébergée au sein de Brupartners, qui est l’organe d’avis pour l’octroi des agréments aux programmes de formation pertinents et adaptés aux personnes en situation de handicap. Ce n'est donc pas moi qui choisis les formations, puisque cet organe indique quelles formations sont pertinentes. Ne disposant pas d'élément supplémentaires pour refuser ou accepter telle ou telle formation, je suis généralement l'avis de cet organe.

Il fallait ainsi se saisir des possibilités offertes par le congé-éducation payé pour renforcer l’accès à la formation continue de tous les travailleurs, peu importe leurs caractéristiques propres ou leur temps de travail.

Le gouvernement bruxellois a veillé à permettre la montée en compétence des travailleurs et travailleuses à temps partiel et en situation de handicap en portant une réforme ambitieuse coconstruite avec les partenaires sociaux.

Nous aurons l'occasion de voir si les intentions qui étaient les nôtres produisent les résultats attendus au regard des besoins de ces travailleurs spécifiques.

De specifieke opleidingen voor personen met een handicap moeten erkend worden. Ik volg daarbij systematisch het advies van de erkenningscommissie, die deel uitmaakt van Brupartners.

Partager
12:43 § 353 → Vidéo
Partager

M. Alain Vander Elst (MR).- Comme la formation de base, la formation continuée est une très bonne chose. Mais sur quelle base ce budget de 13,5 millions d'euros a-t-il été établi, puisque vous n'avez pas encore de retours sur le projet ?

Sur les types de formation, vous avez répondu.

Mais ce qui est important vis-à-vis des employeurs, c'est la communication via les partenaires sociaux. Souvent, les entreprises ne sont pas informées des mesures en place. Il faut travailler sur ce point.

M. Bernard Clerfayt, ministre.- De mémoire, le budget est le même que les années précédentes, ou a un peu augmenté. Par le passé, il était intensivement utilisé par un très petit nombre d'entreprises, notamment de très grosses entreprises qui, connaissant bien le système, en profitaient davantage. Nous avons donc instauré des plafonds par entreprise. Ces marges ouvrent des possibilités à de nouveaux bénéficiaires potentiels.

Concernant les formations mêmes, le congé-éducation payé n'est pas là pour payer la formation continue du travailleur, qui est de la responsabilité de l'entreprise. Il s'agit, au contraire, de permettre au travailleur d'acquérir de nouvelles compétences, peut-être dans un tout autre secteur. Certains fonctionnaires font des études de photographie, de webdesign, de mode, etc. Cela permet au travailleur de viser une tout autre carrière que celle pour laquelle il est employé. C'est un droit, et il ne revient donc pas à l'entreprise de choisir quelle formation il peut suivre. Nous, nous finançons le droit à acquérir des compétences qui permettent de viser un autre poste dans l'entreprise ou d'en gravir les échelons, mais aussi de se reconvertir dans un domaine radicalement différent.

Comme elles ont peur de perdre leurs travailleurs, les entreprises ne sont pas toujours le bon vecteur pour diffuser cette information. Il faut donc utiliser d'autres voies : syndicats, organisations, etc. Ce droit du travailleur ne converge en effet pas toujours avec les intérêts de l'employeur.

De heer Alain Vander Elst (MR).- Waarop is het budget van 13,5 miljoen euro gebaseerd?

De communicatie via de sociale partners is erg belangrijk, want al te vaak zijn ondernemingen niet op de hoogte van de maatregelen.

De heer Bernard Clerfayt, minister.- Het budget is ongeveer hetzelfde als de voorbije jaren. Vroeger werd het intensief gebruikt door een klein aantal, doorgaans zeer grote ondernemingen, die het systeem goed kennen. Doordat we een maximumbedrag per onderneming hebben ingevoerd, komt er ruimte voor andere begunstigden.

Permanente vorming valt onder de verantwoordelijkheid van de werkgever. Betaald educatief verlof daarentegen stelt de werknemers in staat nieuwe vaardigheden te verwerven, waarmee ze eventueel ook in een compleet andere sector aan de slag zouden kunnen gaan. Dat is een recht en het is dan ook niet aan de werkgever om de opleiding te kiezen.

Omdat ze bang zijn werknemers te verliezen, zijn de ondernemingen niet altijd even geneigd om hun personeel te informeren. Daarom moeten we ook via de sociale partners en andere organisaties communiceren.

Partager
12:47 § 357 → Vidéo
Partager

M. Alain Vander Elst (MR).- Ce sont généralement les grosses entreprises qui profitent de tous ces avantages, je vous encourage donc à tabler sur les petites. Par contre, comme vous venez de le dire, il est vraiment paradoxal de constater que les PME ont peur de voir leurs travailleurs se diriger vers d'autres professions.

M. Bernard Clerfayt, ministre.- Je vous rappelle que, lors de la visite au Danemark avec le Roi, nous avons été impressionnés d'apprendre que tous les travailleurs suivaient une formation continue, et ce en permanence. Nous avons interrogé les membres d'organisations représentatives des travailleurs et des salariés, et demandé aux entreprises si elles n'avaient pas peur de voir leurs salariés se former pour ensuite les quitter.

Tous les patrons interrogés nous ont répondu que le cas échéant, ils trouveraient un autre travailleur qui aura été formé par une autre entreprise et qui possédera les compétences souhaitées. Il s'agit donc d'un système où toutes les parties sont gagnantes. Si personne ne se forme, tout le monde y perd.

- L'incident est clos.

(M. Alain Vander Elst, doyen d'âge, reprend place au fauteuil présidentiel)

De heer Alain Vander Elst (MR).- Het zijn altijd de grote ondernemingen die het meest van dit soort maatregelen profiteren, al begrijp ik ook wel dat kmo's hun werknemers niet graag zien vertrekken.

De heer Bernard Clerfayt, minister.- In Denemarken volgen veel meer werknemers opleidingen. De Deense werkgevers gaan ervan uit dat ze, als werknemers vertrekken, er nieuwe zullen vinden die eventueel in andere ondernemingen een opleiding gevolgd hebben. Het is een systeem waarbij iedereen wint.

- Het incident is gesloten.

(De heer Alain Vander Elst, oudste lid in jaren, treedt opnieuw als voorzitter op)

Partager
12:48 § 365 → Vidéo
Partager

Question orale de Mme Véronique Lefrancq

à M. Bernard Clerfayt, ministre du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale chargé de l'Emploi et de la Formation professionnelle, de la Transition numérique, des Pouvoirs locaux et du Bien-être animal,

concernant l'avis de la Fédération des CPAS bruxellois sur l'avant-projet d'ordonnance « Bruxelles numérique ».

Question orale jointe de Mme Farida Tahar

concernant l'état d'avancement de l'avant-projet d'ordonnance « Bruxelles numérique » à la suite de sa validation en seconde lecture.

Mondelinge vraag van mevrouw Véronique Lefrancq

aan de heer Bernard Clerfayt, minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Werk en Beroepsopleiding, Digitalisering, Plaatselijke Besturen en Dierenwelzijn,

betreffende het advies van de federatie van Brusselse OCMW's over het voorontwerp van ordonnantie Digitaal Brussel.

Toegevoegde mondelinge vraag van mevrouw Farida Tahar

betreffende de stand van zaken met betrekking tot het voorontwerp van ordonnantie Digitaal Brussel na de goedkeuring ervan in tweede lezing.

Partager
12:49 § 369 → Vidéo
Partager

Mme Véronique Lefrancq (indépendante).- Je suppose que monsieur le ministre est bien conscient que cette question est sous les feux de l'actualité, et je comprends, dès lors, la volonté de Mme Tahar de s'y joindre.

Le 21 juin 2023, la Fédération des CPAS bruxellois s’est, à son tour, positionnée sur l’avant-projet d’ordonnance « Bruxelles numérique » et sur sa transposition aux pouvoirs locaux, et en particulier aux CPAS bruxellois. La fédération a formulé sept observations quant aux aspects de gouvernance, de protection des données et de confidentialité, ainsi que sur l'incidence potentielle sur les personnes les plus vulnérables de notre société.

Au sein de cette commission, nous avons déjà évoqué cette problématique puisque vous nous aviez présenté en primeur l’avant-projet d’ordonnance « Bruxelles numérique ». Je vous rappelle que quatre Bruxellois sur dix se trouvent en situation de vulnérabilité numérique. Mon souhait est que notre Région avance avec son temps en matière de numérique - notamment en ce qui concerne la numérisation des administrations-  tout en veillant au maintien des services physiques pour les citoyens de notre Région.

Avez-vous pris connaissance de ces observations émises par la Fédération des CPAS bruxellois et les autres associations quant à cet avant-projet d’ordonnance ? Dans l'affirmative, quelles suites réservez-vous à ces observations et demandes ?

Pouvez-vous fournir des informations supplémentaires sur les mesures prévues pour assurer le maintien des guichets physiques dans les CPAS ? Quel est le nombre actuel de guichets physiques par CPAS et à combien s’élèvera ce chiffre après la finalisation de votre ordonnance ?

Hier, vous avez rencontré des associations qui ont manifesté place de l'Albertine pour exprimer leur inquiétude. Quel est le bilan de cette rencontre ? Vous avez également tweeté pour répondre aux « fake news » et vous affirmez que l’avant-projet d’ordonnance « Bruxelles numérique » impose des solutions autres que les procédures en ligne.

Mevrouw Véronique Lefrancq (onafhankelijke).- Op 21 juni 2023 heeft de Federatie van Brusselse OCMW's bedenkingen geformuleerd bij het voorontwerp van de ordonnantie Digitaal Brussel, onder meer wat de bescherming van vertrouwelijke gegevens en van de digitale geletterdheid betreft.

Het Brussels Gewest mag de trein van de digitalisering niet missen, maar moet er ook voor zorgen dat de dienstverlening fysiek beschikbaar blijft. Vier op de tien Brusselaars is kwetsbaar door een gebrek aan digitale geletterdheid.

Wat is uw reactie op de commentaar en vragen van de federatie? Hebt u meer informatie over de mogelijke ingrepen om een fysieke dienstverlening in de OCMW's te behouden? Hoeveel fysieke loketten zijn er nu? Hoeveel zullen er overblijven na de uitvoering van de ordonnantie?

Wat is de uitkomst van uw ontmoeting van gisteren met de organisaties die betoogden op het Albertinaplein? In een tweet sprak u over "fake news" en bevestigde u dat er een alternatief is voor online procedures.

Partager
12:51 § 371 → Vidéo
Partager

Si je comprends bien, la norme devient le numérique tandis que l'accueil physique, le service téléphonique et la voie postale constitueront dorénavant des solutions alternatives. Est-ce bien votre vision des choses ? J'ai le sentiment qu'il faudrait plutôt adopter une approche inverse, même si elle n'est que transitoire.

Quel est le calendrier prévu pour la finalisation de l'ordonnance « Bruxelles numérique » et comment le gouvernement s'engage-t-il à prendre en considération les retours et préoccupations des acteurs locaux avant son adoption définitive ?

Klopt het dat de digitale weg de norm wordt en dat fysiek onthaal, de telefoon en briefwisseling de alternatieve oplossingen zijn? Naar mijn aanvoelen zou het, in een overgangsperiode, beter andersom zijn.

Wat is het tijdspad voor de uitvoering van de ordonnantie en hoe zal de regering daarbij rekening houden met de geuite bekommernissen?

Partager
12:52 § 373 → Vidéo
Partager

Mme Farida Tahar (Ecolo).- Ma question remonte à un certain temps et doit donc être actualisée. Hier encore, une action a mobilisé toute la journée durant plusieurs associations dans le cadre de votre projet d’ordonnance « Bruxelles numérique ».

Je vous rappelle que le 9 mars 2023, l'avant-projet d’ordonnance a été approuvé en première lecture. D’emblée, le secteur associatif, notamment les organisations en faveur des droits humains, ont exprimé des réserves et inquiétudes légitimes et ont plaidé pour le maintien de solutions alternatives telles que des guichets physiques et des contacts téléphoniques, qui n’étaient pas explicitées dans le texte.

Depuis lors, le texte a fait du chemin, comme nous le confirme le secteur. Le 22 juin 2023, une nouvelle mouture de cet avant-projet a été validée en seconde lecture et le texte a été envoyé au Conseil d’État, lequel a rendu son avis le 17 août.

Le secteur n'est toujours pas rassuré car le texte, sous sa forme actuelle en troisième lecture, garantit des guichets physiques et des contacts téléphoniques ou « tout autre moyen ». Cette expression, toujours vague, inquiète légitimement le secteur. Elle est en outre anticonstitutionnelle quant à l’accès aux droits pour les personnes en situation de vulnérabilité numérique.

Ma collègue l’a rappelé et je n’ai eu de cesse d’en faire de même : quatre Bruxellois sur dix et 46 % des Belges souffrent aujourd'hui de l'inégalité numérique. Vous connaissez la situation du terrain et la réalité des personnes vulnérables : aux barrières linguistiques s’ajoutent, toujours plus souvent, des barrières numériques à mesure de la transition de la société en ce sens.

Mevrouw Farida Tahar (Ecolo).- Na de eerste lezing van het voorontwerp van de ordonnantie Digitaal Brussel, in maart 2023, hebben mensenrechtenorganisaties hun ongerustheid geuit. Ze pleitten toen om alternatieven, zoals fysieke loketten en telefonische contacten, te behouden.

De tekst is intussen aangepast, maar de sector maakt zich nog altijd zorgen over de vage formulering. Die is ongrondwettelijk doordat de rechten van digitaal kwetsbare mensen geschonden worden.

Vandaag zijn vier Brusselaars op de tien en 46% van de Belgen digitaal kwetsbaar. Ik zal het blijven herhalen. Er is niet alleen een taaldrempel, de digitalisering van de samenleving zorgt voor een nieuwe drempel.

Partager
12:55 § 375 → Vidéo
Partager

En cela, vous n'êtes pas directement responsable. Mais en tant que ministre de la transition numérique et de la simplification administrative, sachez que dans la réalité, les démarches en ligne sont tout sauf simples pour les personnes qui ne maîtrisent pas l'outil informatique.

Nous espérons que votre texte, qui nous sera présenté prochainement, intégrera bien cette garantie des pouvoirs publics de maintenir les guichets physiques parallèlement au guichet numérique - qui est inéluctable.

Dès lors, avez-vous pris connaissance des dernières demandes des organisations du secteur - je pense notamment à Lire et Écrire et à la Fédération des services sociaux ?

Il m'est revenu que votre cabinet les avait reçues hier. Comprenez-vous leurs demandes ? D'une part, elles se félicitent vraiment - et je me joins à elles - des avancées contenues dans le texte, car vous êtes soucieux de permettre à chacun d'être au fait du numérique et de disposer d’outils pour effectuer les démarches en ligne. D'autre part, votre texte contiendrait des passages flous et ne garantirait pas complètement l'accès aux guichets physiques et aux contacts téléphoniques. Vous devez donc les rassurer.

Daar bent u niet direct verantwoordelijk voor, maar als bevoegd minister moet u zich ervan bewust zijn dat online procedures allesbehalve gemakkelijk zijn voor mensen die minder digitaal onderlegd zijn.

We hopen dus dat in de tekst die we binnenkort onder ogen krijgen, de garantie opgenomen is dat fysieke loketten blijven bestaan.

Bent u op de hoogte van de verzoeken van de sector, met name van Lire et Écrire en van de Federatie van de Maatschappelijke Diensten? Ze zijn, zoals ook ik dat ben, verheugd over de aanpassingen aan de tekst, maar u zou ze moeten geruststellen over die vage passages.

Partager
12:57 § 377 → Vidéo
Partager

M. Bernard Clerfayt, ministre.- Vos questions me permettent de faire le point sur un sujet qui soulève beaucoup de réactions et d'interpellations. J'ai lu le document de la Fédération des CPAS bruxellois, tout comme des tonnes d'autres prises de parole. J'ai été très attentif à la manifestation, aux prises de parole, aux suggestions émises hier. Une visioconférence était organisée le matin avec des personnes venues exposer les difficultés qu'elles rencontrent dans le cadre de l'accès numérique à certains services publics ou privés. C'était en quelque sorte un florilège de difficultés numériques exposées par des citoyens, à travers leur cas concret, dans différents aspects de la vie sociale. J'ai par ailleurs reçu hier, en fin d'après-midi, une délégation à mon cabinet. Je reste donc très soucieux de répondre aux remarques qui me sont transmises.

Les inégalités numériques sont partout. Aucun Bruxellois ne se trouve dans une situation identique, entre les quelques geeks parfaits et les personnes totalement rétives ou incapables, au même titre que les inégalités de littératie marquent la société. Comme je le rappelle sans cesse, alors que la lecture et l'écriture sont enseignées depuis près d'un siècle et demi dans l'enseignement obligatoire, près de 10 % des gens ont encore des difficultés de littératie et donc, parfois, des difficultés à remplir un formulaire écrit.

Il nous faut en tenir compte dans les différents modes de communication entre administrations et administrés. Mais ce n'est pas parce que 10 % connaissent des problèmes de littératie que l'on a supprimé les formulaires. L'écrit prend une autre forme, en l'occurrence numérique, et nous devons continuer à tenir compte de la partie de la population en difficulté. La noblesse du service public est de s'adresser à tout le monde, sans laisser personne au bord du chemin.

Il est évident que le projet d'ordonnance « Bruxelles numérique » n'est pas là pour accroître les inégalités numériques ni pour supprimer l'accès à des services. Son intention initiale était bien d'ajouter le mode de communication numérique aux modes actuels de communication entre les administrations et les citoyens (contact direct au guichet, appel téléphonique, courrier écrit), en imposant aux services publics de garantir que tous les services soient numériquement accessibles. Cette ordonnance n'est pas là pour supprimer quoi que ce soit !

De heer Bernard Clerfayt, minister.- Ik ben op de hoogte van al deze opmerkingen. Er was een ontmoeting waarop mensen kwamen vertellen welke moeilijkheden ze ondervinden bij online communicatie met publieke of private instellingen. Gisteren nog heb ik een delegatie op mijn kabinet ontvangen. Ik heb dus zeker aandacht voor hun bedenkingen.

Digitale ongelijkheid zit overal in de samenleving, zoals ook de klassieke ongeletterdheid nog bestaat, ondanks alle inspanningen via het onderwijs. Ongeveer 10% van de burgers ondervindt moeilijkheden bij het invullen van een gedrukt formulier.

De overheid moet daarmee rekening houden in de communicatie met de burger. Een openbare dienst werkt pas voortreffelijk als die ook iedereen bereikt, zonder iemand in de kou te laten staan.

Het is uiteraard niet de bedoeling van deze ordonnantie om de digitale ongelijkheid te versterken of om bepaalde communicatievormen met de administratie af te schaffen. De oorspronkelijke bedoeling was om de digitale weg als communicatiemiddel toe te voegen aan de bestaande middelen als loketten, telefonisch onthaal en briefwisseling. Met deze ordonnantie willen we dus helemaal niets afschaffen.

Partager
13:00 § 379 → Vidéo
Partager

La réaction est forte parce que le numérique est parfois utilisé par d'autres acteurs que les services publics comme un élément discriminant. Personne ne peut nier que les banques discriminent par le numérique, que des citoyens ont éprouvé des difficultés avec une mutualité ou un syndicat fermés durant la crise sanitaire. Personne ne peut nier que dans une série de services privés, le numérique pose question.

Ce n'est pas l'objet de Bruxelles numérique. Nous n'avons pas la faculté de réglementer une matière qui relève d'autres niveaux de pouvoir. Bruxelles numérique n'a jamais visé à supprimer les modes d'interaction actuels ni à forcer les citoyens à utiliser le numérique comme mode d'interaction. Jamais !

L'expression « numérique par défaut » est inappropriée, puisqu'elle ne se trouve pas dans le texte, et même si le numérique était proposé par défaut, cela ne signifierait pas qu'il soit obligatoire. Il reste possible d'interagir avec l'autorité publique par le biais d'autres modes de communication.

Le texte porte sur le numérique, mais son objectif n'est pas de réglementer les modes d'interaction. Cette matière ne relève d'ailleurs pas des compétences du ministre chargé de la Transition numérique, mais bien de l'autonomie des communes, des CPAS, des organismes d'intérêt public ou des ministres, s'agissant des services publics.

Premièrement, le texte vise simplement à dire que, parallèlement aux modes de communication actuels, toute offre numérique doit être universelle. Il n'est pas possible de numériser certains services et pas les autres. Les citoyens qui aiment le numérique ne doivent pas être limités en matière de services accessibles par ce biais. Actuellement, tous les services sont accessibles au guichet, par téléphone ou par voie postale. De même, le numérique doit être universel.

Deuxièmement, quand du numérique est développé, il doit être inclusif et pas seulement destiné aux geeks. Il faut penser aux citoyens qui sont prêts à l'utiliser, mais qui ont besoin d'être accompagnés. Le numérique doit être le plus inclusif possible, mais cela n'autorise pas à supprimer d'autres modes de communication.

Niemand kan ontkennen dat er een probleem is met de online dienstverlening bij banken, en tijdens de coronacrisis ook bij ziekenfondsen en vakbonden. Daarom zijn de reacties ook zo heftig, want er bestaat echt wel een gevaar op discriminatie.

Nooit heeft de ordonnantie Digitaal Brussel bepaalde manieren van interactie met de overheid willen schrappen. Nooit was het de bedoeling om de burger te verplichten tot online communicatie. De andere communicatielijnen blijven bestaan.

De interactie met de burger behoort overigens niet tot mijn bevoegdheid. Ze valt wel onder de bevoegdheid van de gemeenten, de OCMW's, de instellingen van openbaar nut en de ministers die bevoegd zijn voor de openbare diensten.

Ten eerste moet er, naast de bestaande communicatiemiddelen, een integraal online aanbod komen. Wie dat wenst, moet online kunnen communiceren, en dat met alle diensten. Zo staat het in de tekst.

Dat online aanbod moet, ten tweede, inclusief zijn, en niet alleen bestemd voor computerfreaks. Er moet dus begeleiding komen voor wie dat nodig heeft.

Partager
13:03 § 381 → Vidéo
Partager

Troisièmement, il s'agit de ne pas oublier l'accessibilité pour les personnes porteuses d'un handicap visuel, auditif ou autre. Une partie du public est concernée par ces handicaps et le numérique doit être inclusif pour ces personnes également, tout comme doit l'être le guichet à la commune pour un fauteuil roulant ou une personne sourde qui parle la langue des signes.

Quatrièmement, il ne faut pas en profiter pour supprimer les modes de communication classiques que sont le guichet, le téléphone ou la voie postale. Il ne s'agit pas uniquement d'une question de compétence : si certaines personnes ne savent pas utiliser le numérique, d'autres ne le veulent tout simplement pas. Même si je suis un geek, j'ai le droit de m'adresser à quelqu'un au guichet. Le texte prévoit donc explicitement l'obligation de maintenir, voire de mettre en place des solutions alternatives au numérique. Les modes classiques de communication ne doivent pas être supprimés.

Voici donc ce que prévoit le texte approuvé en troisième lecture. Je demanderai prochainement au Parlement de prévoir une date pour qu'on puisse en discuter.

J'ai encore rencontré les délégations des manifestants pas plus tard qu'hier soir. Elles accueillent positivement un certain nombre d'éléments du texte, comme ceux que je viens de vous exposer. Il subsiste encore une divergence d'interprétation, mais pas d'intention. Nous voulons obtenir le même résultat : le numérique ne doit pas être un outil de suppression des modes d'interaction traditionnels que sont le guichet, le téléphone et la voie postale. Seule subsiste la question de la manière de rédiger l'ordonnance. Il faut éviter toute ambiguïté et nous voulons consulter des juristes à cet égard.

Récapitulons : Bruxelles numérique consiste à ajouter un mode de communication utilisé par une majorité de Bruxellois et à garantir l'accès, grâce au numérique, à tous les services existants et accessibles par les autres modes, sans supprimer ces derniers.

Ten derde mogen de mensen met een visuele, auditieve of andere beperking niet uit het oog verloren worden. Voor hen behelst inclusiviteit ook de digitale toegang tot de administratie.

Ten vierde staat in de tekst expliciet dat de klassieke communicatiemiddelen behouden moeten blijven. Ook de grootste geek moet aan een loket terechtkunnen, als hij dat wil.

Zo luidt de derde lezing van de tekst, die we binnenkort in het parlement zullen bespreken.

De delegatie van de betogers die ik gisteren ontving, staat positief tegenover al die elementen. Onze intenties lopen gelijk, alleen de interpretatie verschilt soms. We hebben hetzelfde doel voor ogen. Er is alleen nog wat redactiewerk nodig om elke dubbelzinnigheid te vermijden.

Samengevat: Digitaal Brussel voorziet in een extra manier van communiceren voor een meerderheid van de Brusselaars, namelijk de online toegang tot alle bestaande diensten. Dat zal echter gebeuren zonder de bestaande contactmogelijkheden te schrappen.

Partager
13:06 § 383 → Vidéo
Partager

Cela n'interdira pas à une quelconque administration de modifier la proportion en fonction de son organisation, mais, en tout état de cause, il ne sera pas question de suppression.

Nous indiquerons clairement que chaque administration et chaque service public doit continuer à proposer une offre adéquate, à publier tous les modes de communication et à rendre publiques des informations telles que les heures d'ouverture des guichets, les noms des personnes de contact et les formulaires à compléter en ligne.

Een bepaalde dienst kan dus wel organisatorische aanpassingen doorvoeren, maar afschaffen is niet aan de orde.

Elke openbare dienst moet een passend aanbod ter beschikking stellen, alle communicatiemogelijkheden en informatie over openingsuren, contactpersonen en online formulieren bekendmaken.

Partager
13:06 § 385 → Vidéo
Partager

Mme Véronique Lefrancq (indépendante).- Monsieur le Ministre, j'ai eu des palpitations du début à la fin de votre intervention. Vous avez d'abord évoqué qu'aucune suppression ne serait envisageable, ce qui m'a rassurée vis-à-vis de ma question. Plus tard, vous avez déclaré être dans l'incapacité d'empêcher qu'une administration pose un choix à la suite de l'application du texte. Or, nous savons bien que les administrations font souvent des choix pour des raisons budgétaires. Il est clair que le coût potentiel entraîné par le passage au numérique pourrait de facto pousser une administration à modifier la proportion.

Cela explique sans doute l'inquiétude des opérateurs venus vous voir. La carte blanche, les cinq manifestations et les débats auxquels nous avons assisté s'expliquent par le contenu du texte dont nous discutons. Vous nous rassurez en disant ne jamais avoir souhaité de suppression, mais l'application de ce texte poussera les administrations à poser des choix d'ordre budgétaire avec des suppressions à la clé.

En précisant dans le texte qu'il n'y aurait en aucun cas de suppression, vous auriez fait montre d'une véritable volonté politique. Mais vous parlez à raison de la liberté laissée aux structures de pouvoir faire le choix de réduire le nombre de leurs guichets pour faire face à l'investissement qu'elles devront opérer.

Au fur et à mesure de votre prise de parole, j'ai mieux compris votre philosophie et volonté politique. J'attire simplement votre attention sur le danger des traumatismes collectifs survenus à la suite des changements dus à la numérisation des services bancaires. Une bonne partie de la population est aujourd'hui sur le carreau et je ne sais pas quel citoyen connaît encore le nom de son banquier ou a accès à un service bancaire de qualité. Il est donc tout à fait normal que des représentants d'associations ou du secteur public soient en demande de balises qui font encore défaut dans votre texte. Celles-ci sont indispensables au bon déroulement d'un projet nécessaire au fonctionnement de nos administrations et, sans elles, nous risquons de faire un autre constat dans dix ans.

Mevrouw Véronique Lefrancq (onafhankelijke).- U bezorgt me hartkloppingen. Eerst zegt u dat er geen sprake is van afschaffen, maar daarna beweert u dat u niet kunt verhinderen dat een bepaalde dienst bepaalde keuzes maakt. Iedereen weet dat zulke keuzes vaak om budgettaire redenen gemaakt worden. De kosten van de digitalisering kunnen dus wel een impact hebben.

Dat verklaart wellicht ook de onrust bij uw gesprekspartners. Op basis van deze tekst zullen de diensten keuzes moeten maken, en dan dreigen er zaken geschrapt te worden.

U hebt gelijk dat de administratie over die keuzevrijheid beschikt. Maar als u in de tekst duidelijk gezegd had dat er geen sprake kan zijn van afschaffingen, had u blijk gegeven van een duidelijke politieke wil.

De digitalisering van de banken heeft veel schade aangericht: een groot deel van de bevolking staat nu in de kou. Het is dus normaal dat men op het terrein duidelijke richtlijnen vraagt. Zoniet zullen we daar binnen tien jaar heel anders naar kijken.

Partager
13:09 § 387 → Vidéo
Partager

Mme Farida Tahar (Ecolo).- J'entends que vous maintiendrez les guichets existants, mais il en reste tellement peu qu'il faudrait peut-être aussi s'interroger sur la nécessité de les renforcer. Et je parle de guichets et de contacts téléphoniques de qualité, ce qui nécessite des moyens ! On ne peut laisser toute latitude à des organisations qui, demain, pour des questions budgétaires, pourraient décider de ne pas mettre en place de guichet physique dans leur administration. C'est là que le bât blesse, car certains passages dans le texte - mentionnant, par exemple, des guichets physiques, des contacts téléphoniques « ou toute autre mesure » - sont encore légitimement sujets à interprétation. Nous ne remettons pas en cause vos intentions, mais vous comprendrez l’inquiétude des secteurs pour les personnes en situation de vulnérabilité numérique face à ce choix donné. Le risque est d'aller vers le plus facile et le moins cher.

On en parle depuis un an et cela concerne des milliers de personnes. Vous les avez entendues en direct. Quant à moi, j'étais présente à la manifestation d'hier, car je viens de ce secteur. Demain, la charge sera reportée sur les associations.

Je connais la situation budgétaire de la Région, mais nous devons poursuivre ce travail. Il y a déjà des avancées dans le texte et je suis rassurée de savoir que ce n'est peut-être pas terminé. J'entends que vous proposez de faire intervenir des juristes pour préciser certains passages. Je vous engage donc à lever les ambiguïtés sur ces « autres mesures » qui inquiètent le secteur.

Mevrouw Farida Tahar (Ecolo).- De bestaande loketten blijven behouden, maar misschien zijn er nog meer nodig. Daar zijn middelen voor nodig, net zoals voor een efficiënt telefonisch onthaal.

De tekst is nog altijd vatbaar voor interpretatie en daar wringt het schoentje. De vrees op het terrein is terecht dat er zal worden gekozen voor de gemakkelijkste en goedkoopste oplossing.

Ik kom zelf uit de sector die protesteert. De verantwoordelijkheid mag niet op de schouders van die organisaties terechtkomen.

We moeten verder aan de tekst blijven schaven en ik heb begrepen dat u juristen wilt inschakelen om bepaalde passages te verduidelijken.

Partager
13:12 § 389 → Vidéo
Partager

M. Bernard Clerfayt, ministre.- Nous poursuivrons ce débat en commission, mais je voudrais souligner que, sans même que le texte Bruxelles numérique ne soit adopté, bon nombre de services publics numérisent déjà énormément de données sans que l'on n'ait un regard sur leur qualité, leur quantité, le type de solution alternative élaboré ou les informations conservées et supprimées. Bruxelles numérique permettra de définir des règles claires. Si le Parlement vote en faveur du texte et si - cas fictif - celui-ci était appliqué aux banques, aux mutuelles, aux opérateurs privés en général, nous n'aurions plus cette discussion.

Bruxelles numérique est conçu pour établir des règles et protéger les droits des citoyens, même si la discussion des détails doit être permise pour lever les craintes éventuelles. L'idée est d'apaiser une angoisse largement répandue en permettant au secteur public de créer des règles pour éviter la numérisation spontanée, qui est problématique. Bruxelles sera peut-être la première Région à mettre aux voix un texte qui encadre le volet numérique pour protéger des victimes potentielles.

De heer Bernard Clerfayt, minister.- Het debat zal in de commissie worden voortgezet. Ik wil er wel op wijzen dat veel openbare diensten nu al aan een ingrijpende digitalisering werken, zonder een duidelijk zicht op de precieze gevolgen.

Dankzij Digitaal Brussel worden er duidelijke regels uitgevaardigd. De ordonnantie beschermt de rechten van de burgers en gaat in tegen ongecontroleerde digitalisering. Zo worden we misschien de eerste regio waar digitalisering gereguleerd is.

Partager
13:14 § 391 → Vidéo
Partager

Mme Farida Tahar (Ecolo).- Je vous encourage à poursuivre dans ce sens. Vous savez que le diable se cache dans les détails. Dès lors, allez jusqu'au bout, je suis sûre que d'autres prendront exemple sur vous.

Vous devez impérativement lever toutes ces ambiguïtés dans le texte si vous voulez que demain, ce contrôle et ces garanties soient réellement effectifs. Soyez assuré de notre soutien à cet égard.

- Les incidents sont clos.

Mevrouw Farida Tahar (Ecolo).- De duivel schuilt in de details. Alle dubbelzinnigheid moet uit de tekst. We steunen u daarin.

- De incidenten zijn gesloten.

Partager
Traduction
Sync
Agenda
Orateurs