Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de toename van het aantal begunstigden van een verhoogde tegemoetkoming.

Indiener(s)
Viviane Teitelbaum
aan
Elke Van den Brandt en Alain Maron, leden van het Verenigd College bevoegd voor Welzijn en Gezondheid (Vragen nr 714)

 
Datum ontvangst: 13/04/2023 Datum publicatie: 06/06/2023
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 22/23 Datum antwoord: 30/05/2023
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
05/05/2023 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    De Christelijke Mutualiteit heeft onlangs een studie gepubliceerd1 over het statuut van de begunstigde van de verhoogde tegemoetkoming (VT). Uit de resultaten blijkt dat het aantal mensen dat dit statuut geniet de laatste jaren aanzienlijk is toegenomen. Ter herinnering: het VT-statuut wil de gezondheidszorg toegankelijk houden voor mensen met een laag inkomen, maar niet enkel voor hen. In het kader van de energiecrisis hebben immers alle VT-begunstigden het recht op het sociaal tarief kunnen genieten.

Sinds de invoering ervan precies 60 jaar geleden is het VT-statuut verschillende keren hervormd, waarbij de criteria om in aanmerking te komen zijn verruimd. Dit is een van de redenen voor de toename van het aantal begunstigden. Maar de verarming van de bevolking, vooral in ons gewest, neemt voortdurend toe.

Volgens de gegevens van het Intermutualistisch Agentschap (IMA) is het aantal VT-begunstigden in België van 2002 tot 2021 gestegen van 1.385.000 tot 2.137.000, een stijging van 54%. Volgens de studie van de Christelijke Mutualiteit zou het aantal begunstigden in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 31,6% bedragen. Deze cijfers houden alleen rekening met mensen die van dit recht gebruik maken. Dat doet niet iedereen, want volgens een studie van het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) uit 2016 “geniet een derde van de mensen met een armoederisico niet van dit voordeel, waaronder ook mensen met ernstige materiële deprivatie”.

Tot slot wil ik uw aandacht vestigen op het grote aantal jongeren (0 - 18 jaar) in ons gewest dat VT’er is. In 2022 was dat 37%. Ter vergelijking: in de provincies Luik, Henegouwen en Antwerpen schommelt het aandeel VT-jongeren tussen 19 en 21%. In de andere provincies ligt dat percentage tussen 9,1% en 12,7%.

Ik heb de volgende vragen:

  • Het VT-statuut is een indicator van bestaansonzekerheid. De cijfers zijn alarmerend, vooral bij jongeren. Hoe biedt het armoedebestrijdingsplan - dat we nog steeds niet hebben kunnen inkijken - hierop een antwoord?

  • Beschikt u over recentere cijfers om de mate van niet-gebruik van het recht op verhoogde tegemoetkoming in de gezondheidszorg in ons gewest te meten? Zo ja, is er een studie hierover gepland?

  • Om het niet-gebruik van dat recht te bestrijden hebben het OCMW van de stad Brussel en de mutualiteiten hun krachten gebundeld om de Brusselse gezinnen van hun recht bewust te maken en te begeleiden bij de nodige stappen. Zijn er nog andere acties van dit type op gewestelijk niveau?

1 https://www.mc.be/media/sante-et-societe-5-davantage-de-personnes-avec-le-statut-BIM_tcm49-78100.pdf

 
 
Antwoord    Ik dank u voor uw vraag.

Wat uw eerste vraag betreft, hadden we op 27 april de gelegenheid om u de genomen maatregelen op het gebied van armoede voor te stellen die voorkomen in het derde deel van het GWGP. We hebben dus al kunnen uitleggen hoe dit derde deel, net als het hele GWGP, gedeeltelijk, met de hefbomen waarover we beschikken, inspeelt op de problemen in verband met de bestaansonzekerheid in het Brussels Gewest. Kortom konden dankzij het Geïntegreerd Welzijns- en Gezondheidsplan (deel 1 en 2) al talrijke acties en hefbomen in de strijd tegen armoede en sociale en gezondheidsongelijkheden worden gebundeld en geïntegreerd, waardoor de samenhang en de coördinatie van het welzijns- en gezondheidsbeleid van de GGC en de FGC kunnen worden gewaarborgd.
Het derde deel, dat ik u op 27 april heb voorgesteld, omvat dus de aanvullende bijdragen van de Brusselse regeringen. De vier Brusselse overheden (het Gewest, de GGC, de FGC en de VGC) hebben allemaal hoofdstukken opgenomen in hun algemene beleidsnota's over de bestrijding van armoede en sociale en gezondheidsongelijkheden. Dankzij convergenties of complementariteiten kan een gemeenschappelijk beleid ten behoeve van de Brusselse burgers worden uitgevoerd.

Wat uw vraag over de cijfers inzake de non-take-up betreft, weet u dat het per definitie ingewikkeld is om over dergelijke schattingen te beschikken en dat de non-take-up slechts bij benadering kan worden gemeten. Niet alle personen die hun rechten niet benutten, zullen zich immers bekendmaken.
Verschillende kwalitatieve studies over het Brussels Gewest hebben echter de aandacht gevestigd op dat fenomeen en op de onderliggende mechanismen, zowel voor de sociale rechten in het algemeen als voor de gezondheidszorg (cf. infra).

Zo heeft het Brussels Observatorium voor Gezondheid en Welzijn in 2017 een gedetailleerd verslag opgesteld over de omvang van
de non-take-up van sociale rechten en de vormen/oorzaken ervan in het Brussels Gewest. Daaruit blijkt bijvoorbeeld dat de omvang van de non-take-up in het Gewest zeer groot is en rechtstreeks verband houdt met de bestaansonzekerheid van een groot deel van de bevolking en de verzadiging van de diensten/administraties. Daarom versterken wij deze diensten aanzienlijk en werken wij in overleg aan verschillende aspecten die intrinsiek met elkaar verband houden (DGH, overmatige schuldenlast, ziekteverzekering, vergoeding, enz.).

Wat meer bepaald het gebruik van eerstelijnszorg betreft, werd de kwalitatieve studie, met als titel "De toegang tot en het gebruik van eerstelijnszorg door kwetsbare personen in het Brussels Gewest", onlangs gepubliceerd. Ze werd in opdracht van het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn (GGC) uitgevoerd door het Institut de Recherche Santé et Société (UCL). In deze studie wordt aangekaart dat het lage gebruik van zorg door de Brusselaars, naast de financiële en administratieve toegankelijkheid, door andere, met name sociale en culturele factoren kan worden verklaard. Ook hier houden we rekening met die factoren in de geïntegreerde welzijns- en gezondheidscentra die we oprichten door bijvoorbeeld een onthaal en een onvoorwaardelijke toegang te bevorderen op basis van voorzieningen voor outreaching, ruimere uren, langere consultatietijden, enz.

Wat uw vraag betreft over het partnerschap tussen het OCMW van de stad Brussel en de ziekenfondsen voor de bewustmaking rond de initiatieven die nodig zijn om het niet-gebruik tegen te gaan, bestaan er inderdaad andere acties van dat type op gewestelijk niveau.
Zo wordt in september een bewustmakingscampagne gelanceerd voor eenoudergezinnen, die, zoals u weet, deel uitmaken van het publiek dat zijn rechten niet opneemt.
We hebben ook samengewerkt met het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn om de website "Sociaal Brussel" te verbeteren en te ontwikkelen, zodat die voor de eerstelijnswerkers van groter nut kan zijn bij het doorverwijzen en heroriënteren van de gebruikers naar de gepaste diensten. In september zal ook een communicatiecampagne voor die werkers en de eerstelijnssectoren van start gaan.
Daarnaast hebben wij een werkgroep “Toegang tot rechten” opgericht met een groot aantal actoren: de ziekenfondsen, de OCMW's, de bevoegde administraties, andere ministeriële kabinetten en actoren uit het werkveld zoals Bruss'Help of de FdSS.
Aan de hand van die werkgroep kan dus met de verschillende betrokken actoren aan de problematiek van de toegang tot rechten en de non-take-up ervan worden gewerkt en kunnen er mogelijke oplossingen worden uitgewerkt.
Wij steunen ook het project
Boutique de droit social van verschillende verenigingen (Collectif Solidarité contre l'Exclusion, Atelier des Droits Sociaux), waarvan het doel is om de gebruikers te informeren en te begeleiden bij de toegang tot hun rechten.
Ten slotte hebben wij samen met de GSOB een opleiding ontwikkeld rond de toegang tot rechten voor de OCMW-medewerkers, zodat zij bepaalde specifieke groepen gemakkelijker kunnen doorverwijzen en heroriënteren naar de gepaste diensten. Die opleiding is in april van start gegaan en loopt tot december.