Schriftelijke vraag betreffende de cumulatie van beroepsactiviteiten voor bepaalde functies in de Brusselse OCMW's
- Indiener(s)
- Marc Loewenstein
- aan
- Elke Van den Brandt en Alain Maron, leden van het Verenigd College bevoegd voor Welzijn en Gezondheid (Vragen nr 755)
Datum ontvangst: 21/09/2023 | Datum publicatie: 16/11/2023 | ||
Zittingsperiode: 19/24 | Zitting: 23/24 | Datum antwoord: 15/11/2023 |
Datum | behandeling van het stuk | Indiener(s) | Referentie | Blz. |
29/09/2023 | Ontvankelijk | Uitgebreid Bureau van de Verenigde vergadering |
Vraag | Op 4 december 2008 heeft het Verenigd College, op initiatief van mevrouw Huytebroeck en de heer Smet, het besluit goedgekeurd tot vaststelling van de algemene bepalingen inzake het administratief en geldelijk statuut van de secretarissen en de ontvangers van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. |
Antwoord | Het antwoord op de eerste vraag is ja. Aangezien de Brusselse OCMW’s niet wettelijk verplicht zijn om dergelijke vrijstellingsaanvragen in te dienen bij de toezichthoudende autoriteit, moeten de OCMW’s zelf nagaan of aan de voorwaarden van artikel 6 van het besluit is voldaan. Wat betreft de specifieke redenen voor de toelating van het Verenigd College voor de cumulatie van beroepsactiviteiten, kan ik u niet vertellen wat die waren toen het besluit in 2008 werd opgesteld. Ze worden niet vermeld in het besluit zelf en werden ook niet toegelicht in het eerdere voorbereidende werk voor de ordonnanties tot wijziging van artikel 42 van de organieke wet betreffende de OCMW’s, de rechtsgrondslag van het besluit. Het is echter zeer waarschijnlijk dat toen het besluit werd opgesteld, het gebaseerd was op artikel 13 zoals het stond in de oude federale regelgeving die de cumulatie van de functie van secretaris of ontvanger met een andere beroepsactiviteit regelde. In artikel 13 van het koninklijk besluit van 20 juli 1993 tot vaststelling van de algemene bepalingen inzake het administratief en geldelijk statuut van de secretarissen en de ontvangers van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, werd namelijk het volgende bepaald: “Het voltijds uitgeoefend ambt van secretaris of ontvanger mag niet worden gecumuleerd met een andere beroepsactiviteit, behoudens de afwijkingen die door de raad worden toegestaan volgens de regeling geldend voor het personeel van de plaatselijke besturen en met dien verstande dat de samengevoegde prestaties niet meer mogen bedragen dan 1,25 maal de arbeidstijd van het voltijds ambt.” Die bepaling werd bijna integraal overgenomen in het huidige artikel 6 van het besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 4 december 2008 tot opheffing van voormeld federaal koninklijk besluit. |