Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de vele begrotingsfondsen.

Indiener(s)
Juan Benjumea Moreno
aan
Sven Gatz, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt, de Promotie van Meertaligheid en van het Imago van Brussel (Vragen nr 31)

 
Datum ontvangst: 19/12/2019 Datum publicatie: 10/02/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 04/02/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
08/01/2020 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    We beleefden de afgelopen weken de eerste begrotingsbesprekingen van de huidige regering en daaruit bleek alvast dat meerderheid en oppositie een zeer verschillende interpretatie hadden over de lopende en geplande investeringen en schulden, alsook over het spijzen en het aanwenden van de verschillende begrotingsfondsen.

Kan u om die reden:

-       
een overzicht geven van alle fondsen;
-       
een overzicht geven van initiatieven genomen om deze fondsen te rationaliseren;
-       
eventuele plannen om deze rationaliseringen effectief door te voeren of verder te bestuderen, toelichten?
 
 
Antwoord    - een overzicht geven van alle fondsen;
Antwoord
De begrotingsfondsen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffen:
BFB 01: Fonds voor hulp aan ondernemingen
BFB 02: Fonds ter bevordering van de buitenlandse handel
BFB 03: Fonds voor uitrusting en verplaatsingen
BFB 04: Fonds voor het financieel herstel van de gemeenten en van de Agglomeratie
BFB 05: Fonds voor stedenbouw en grondbeheer
BFB 06: Fonds voor investeringen en aflossing van de schuldenlast in de sector van de sociale woningbouw

BFB 07: Brussels Fonds voor de economische ontwikkeling van het gewest
BFB 08: Brussels sociaal fonds
BFB 09: Fonds voor de bescherming van het milieu
BFB 10: Fonds bestemd voor het onderhoud, de aankoop en de aanleg van groene ruimten, bossen en natuurgebieden alsmede het opnieuw bepoten en
noodingrepen ten behoeve van de fauna
BFB 11: Fonds voor het beheer van afval- en regenwater

BFB 12: Fonds voor het beheer van de gewestschuld
BFB 13: Fonds inzake energiebeleid
BFB 14: Gewestelijk begrotingsfonds voor solidariteit
BFB 15: Fonds van het onroerend erfgoed
BFB 16: Fonds openbaar beheersrecht
BFB 17: Sociaal fonds voor energiebegeleiding
BFB 18: Fonds voor grondinvesteringen
BFB 19: Klimaatfonds
BFB 20: Fonds voor de preventie, sortering, hergebruik, recycling en nuttige toepassing van afvalstoffen
BFB 21: Fonds Maatregelen voor Tewerkstelling
BFB 22: Fonds voor Statistiek en Analyse
BFB 23: Verkeersveiligheidsfonds van het Brussels
Hoofdstedelijk Gewest
BFB 24: Fonds voor de opsporing, de vaststelling en
de vervolging van de stedenbouwkundige overtredingen
BFB 25: Regionaal fonds voor de behandeling van weesverontreinigingen in de bodem

VRAAG
- een overzicht geven van initiatieven genomen om deze fondsen te rationaliseren;
Antwoord
Vooreerst is er het artikel 8 van de organieke ordonnantie van 23 februari 2006 houdende de bepalingen die van toepassing zijn op de begroting, de boekhouding en de controle (OOBBC) dat duidelijk omschrijft waarvoor een begrotingsfonds dient alsook de te volgen regels. Dit artikel bepaalt:

“§ 1. In afwijking van artikel 4, § 3, kan een organieke ordonnantie begrotingsfondsen oprichten door voor uitgaven, waarvan zij het voorwerp vaststelt, sommige op de middelenbegroting geïnde ontvangsten toe te wijzen.

Met dat doel wordt er bij de kassier, per begrotingsfonds, een rekening geopend waarop de toegewezen ontvangsten worden gecentraliseerd met het oog op het verrichten van uitgaven ten laste van de kredieten op de daartoe geopende basisallocaties in de algemene uitgavenbegroting.

De begrotingsfondsen kunnen niet worden gestijfd met kredieten van de algemene uitgavenbegroting.

Er mag geen vastlegging, noch vereffening worden gedaan ten laste van een basisallocatie boven de op het fonds beschikbare ontvangsten.

§ 2. De toegewezen ontvangsten worden verdeeld over de met het begrotingsfonds verbonden
basisallocaties van de algemene uitgavenbegroting op basis van een door de bevoegde ordonnateur bepaalde verdeelsleutel. Op deze basisallocaties zijn ze beschikbaar voor vastleggingen en vereffeningen.

Op het einde van het begrotingsjaar worden de op elk begrotingsfonds beschikbare ontvangsten overgedragen naar het volgende begrotingsjaar.


Vanaf het begin van het begrotingsjaar worden de op deze wijze overgedragen beschikbare
ontvangsten over de met het begrotingsfonds verbonden basisallocaties van de algemene uitgavenbegroting verdeeld volgens de verdeelsleutel, vastgesteld door de bevoegde ordonnateur.

Vanaf het begin van het begrotingsjaar kunnen de overgedragen beschikbare ontvangsten waarvoor nog geen vastleggingen plaatsvonden, benut worden voor nieuwe vastleggingen.

Vanaf het begin van het begrotingsjaar kunnen de overgedragen beschikbare ontvangsten waarvoor nog geen vereffeningen plaatsvonden, benut worden voor nieuwe vereffeningen.


§ 3. Binnen de grenzen van de in de algemene uitgavenbegroting ingeschreven administratieve

kredieten op de met de begrotingsfondsen verbonden basisallocaties, variëren de met elk begrotingsfonds verbonden beschikbare vastleggings- en vereffeningskredieten volgens de werkelijk geïnde bedragen van de toegewezen ontvangsten.

Het bedrag van de verminderde of geannuleerde vastleggingen van de begrotingsfondsen wordt terug bij de beschikbare ontvangsten gevoegd.”


De begrotingsfondsen vormen dus een afwijking op het beginsel van de universaliteit van de begroting, vastgelegd in het artikel 4, §3 van de OOBBC, en het daaruit voortvloeiende beginsel van de niet-toewijzing van de ontvangsten aan bepaalde uitgaven.

Het artikel 4, § 3, bepaalt:
“Het geheel van de ontvangsten is bestemd voor het geheel van de uitgaven en alle ontvangsten en uitgaven zijn op waarachtige wijze terug te vinden in de begroting. De waarachtigheid ervan wordt beoordeeld door rekening te houden met de beschikbare informatie en de vooruitzichten die er redelijkerwijze uit kunnen voortvloeien.”
De begrotingsfondsen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werden hoofdzakelijk door de ordonnantie van 12 december 1991 houdende oprichting van begrotingsfondsen en door haar latere wijzigingen opgericht.


In de beschikkende gedeelten van de jaarlijkse begrotingsordonnanties staan een hele reeks afwijkingen ten overstaan van de bepalingen van de ordonnantie van 12 december 1991.

Bij de GOB’s zijn er verschillende begrotingsfondsen in gebruik. Ieder fonds is samengesteld uit een aantal specifieke ontvangsten- en uitgavenbasisallocaties.
Uitgaven kunnen maar worden verricht, als er aan volgende voorwaarden is voldaan:

- ten eerste moeten er voldoende ontvangsten werden geïnd op de desbetreffende ontvangstenbasisallocaties van het fonds,

- ten tweede is er de maximale limiet, per basisallocatie, die de uitgaven beperkt tot het bedrag van de gestemde begroting dat voor de uitgavenbasisallocaties van het fonds werd voorzien (kredieten e en f).

De verdeling van de ontvangsten over de uitgaven gebeurt volgens een systeem van verdeelsleutels. Een verdeelsleutel geeft aan welke ontvangst wordt gebruikt om een bepaalde uitgave (gedeeltelijk) te dekken (en voor welk percentage).

De ontvangsten geïnd op de ontvangstenbasisallocatie X gaan bijvoorbeeld voor 50% naar uitgavenbasisallocatie Y en voor 50% naar uitgavenbasisallocatie Z. Deze verdeelsleutel moet dus toegepast worden op elke ontvangst die op deze basisallocatie wordt geïnd.


Begrotingsfondsen bieden geen specifiek budgettair voordeel. De uitgavenkredieten van de begrotingsfondsen (e- en f-kredieten) worden op dezelfde manier behandeld als de uitgavenkredieten die niet verbonden zijn aan begrotingsfondsen (b- en c-kredieten). Beide types van uitgavenkredieten zijn limitatief en worden (voor wat de vereffeningskredieten b en e betreft) mee opgenomen voor de berekening van het begrotingssaldo. Wanneer men gedurende jaren middelen in een begrotingsfonds opspaart om er dan in een gegeven jaar belangrijke uitgaven mee te doen, dan zullen deze uitgaven hun impact hebben op het begrotingssaldo van dat jaar.
De middelen die toegewezen zijn aan een begrotingsfonds zitten geblokkeerd in dat fonds en mogen enkel uitgegeven worden in het kader van het precieze voorwerp van het fonds. Ze kunnen dus niet voor andere prioriteiten worden aangewend. Begrotingsfondsen zijn dus eerder rigide als budgettair instrument.
In ieder geval moet er over gewaakt worden dat begrotingsfondsen niet de regel worden, maar een uitzondering op het beginsel van de universaliteit van de begroting blijven en dat het aantal fondsen beperkt blijft tot wat strikt noodzakelijk en echt nuttig is.

Alle begrotingsfondsen (en de verdeelsleutels) worden in functie van het voorwerp van ieder fonds beheerd door de functioneel bevoegde ministers en staatssecretarissen. Zij zijn de bevoegde ordonnateurs voor hun begrotingsfondsen. U kunt mijn collega’s uiteraard bevragen met betrekking tot de toekomstige rationaliseringen van hun begrotingsfondsen.

VRAAG
- eventuele plannen om deze rationaliseringen effectief door te voeren of verder te bestuderen, toelichten?
Antwoord
Voor uw vraag betreffende de bestudeerde en geplande rationaliseringen, verwijs ik u door naar de verschillende functioneel bevoegde ministers en staatssecretarissen.