Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de opvolging van de beveiliging van de historische liften.

Indiener(s)
Carla Dejonghe
aan
Pascal Smet, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bevoegd voor Stedenbouw en Erfgoed, Europese en Internationale Betrekkingen, Buitenlandse Handel en Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp (Vragen nr 118)

 
Datum ontvangst: 02/03/2020 Datum publicatie: 28/04/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 27/04/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
13/03/2020 Verwijzing commissie Territoriale Ontwikkeling p.m.
13/03/2020 Ontvankelijk Uitgebreid Bureau van het Parlement
 
Vraag    Elke lift moet veilig zijn, maar oude liften aanpassen aan de opgelegde moderniseringen op basis van de door de sector opgelegde risicolijst, geeft toch wel wat problemen. In een vorige interpellatie gaven meerdere collega’s en ik reeds aan dat deze liften fantastisch Brussels erfgoed zijn. Ze hebben een grote architecturale waarde. In de commissie werd toen trouwens beslist om eens een terreinbezoek uit te voeren en zo’n aantal oude liften te gaan bekijken.
 
Oude liften kunnen veilig gemaakt worden met een aantal ingrepen op maat.

Om te bepalen of een lift moet aangepast worden, wordt een risicoanalyse uitgevoerd door een Externe Dienst voor Technische Controle (EDTC). Sinds de wijzigingen van het KB laat de regelgeving, ook de ruimte om gebruik te maken van een risico-analyse op maat: de methode Kinney.

Deze methode brengt de waarschijnlijkheidsfactor, de blootstelling en de ernstgraad in kaart en op basis daarvan kunnen de nodige verbeteringen worden uitgevoerd. Er is echter niet genoeg opgeleid personeel aanwezig om deze analyses uit te voeren en de oude liften te renoveren. Nochtans zou dit haalbaar en betaalbaar zijn, met behoud van de esthetische waarde.

Mijn collega René Coppens riep in 2003 reeds op om het beroep van lifthersteller aantrekkelijker te maken. U zou, in samenwerking met uw collega, Actiris, Bruxelles Formation en de Nederlandstalige en Franstalige technische scholen, werk maken van een specifiefe opleiding. Graag wil ik polsen hoever het daarmee staat ? Liftherstellers hebben momenteel vaak een zekere leeftijd, het is tijd om de fakkel (kennis) door te geven.

De controle-instanties (de EDTC’s – Externe Dienst voor Technische Controle) leggen trouwens veel voorzichtigheid aan de dag voor wat de toepassing van alternatieve oplossingen betreft, inclusief deze die via de Kinney-methode zouden kunnen gevalideerd worden. Dit maakt dat veel prachtige liften met vernietiging worden bedreigd worden.Wat de controles betreft, werd de idee opgeworpen dat eventueel het Gewest een eigen dienst zou oprichten deze op oude liften te verrichten of dat eventueel de brandweer de veiligheid van deze liften zou kunnen nagaan. Blijft deze piste een optie ?

Er bestaat geen goede inventaris van deze liften. Urban.brussels zou de opdracht krijgen om alle gegevens te verzamelen om een deftige inventaris op te stellen. Deze kan dan steeds aangevuld worden. Werd de procedure gelanceerd ?

U zou ook de Brusselse situatie laten vergelijken met deze van een aantal andere Europese landen. Deze moeten inderdaad met hetzelfde probleem kampen. Is dit reeds gebeurd en zijn er soms elementen ontdekt die in het buitenland toegepast worden en ook hier een ander licht zouden kunnen werpen op het beveiligen van oude liften.

Naast de vragen die al in deze interpellatie verwerkt zitten, wil ik ook nog graag de volgende stellen:

· Zijn er contacten geweest met de regionale ministers van Vlaanderen en Wallonië ?

· Is er contact geweest met de federale regering of de algemeen directeur van de FOD Economie om eventueel een bijkomende overgangsfase te voorzien na 31 december 2022, die rekening houdt met de problemen op het terrein om de methode Kinney toe te passen?
 
 
Antwoord    De problematiek aangaande de beveiligingseisen van de oude historische liften krijgt alle aandacht van mij en mijn administratie. Urban is volop bezig met het op punt stellen van de toewijzing van de opdracht aan Homegrade voor het opmaken van een urgentie-inventaris waarin alle reeds beschikbare informatie zal worden verwerkt. Homegrade is het advies- en begeleidingscentrum voor huisvesting in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de vroegere stadswinkel, en zij hebben al heel wat ervaring opgebouwd in deze materie. De inventarisatie van de historische liften is belangrijk om te weten over welke omvang we spreken in verband met de aanpassingswerken en om strategieën te kunnen uitzetten.

De benchmarking om de wetgeving in andere Europese landen en steden te vergelijken is ook aan de gang. Het is ook Homegrade dat hiermee belast wordt. Zij zullen zich hiervoor richten tot de meest gepaste studiebureaus voor deze oefening. Vaststelling is wel reeds dat onze wetgeving of de omzetting van de Europese richtlijnen in de Belgische wet veruit de strengste is van de ons omringende landen en dat de vergelijking waarschijnlijk weinig praktische tips zal opleveren.

Ook het contact en overleg met de Vlaamse en Waalse overheidsdienst loopt en er wordt een samenwerking opgezet. Hoewel ook zij evenzeer geconfronteerd worden met dezelfde problematiek, zien we op dit vlak nog geen andere studies of ontwikkelingen in de andere gewesten.

In het Brussels Gewest blijven inzetten op het toekennen van een certificaat van erfgoedwaarde voor historisch waardevolle liften. Het is een belangrijke vorm van informatievergaring over het liftenbestand in Brussel, die aan de inventaris wordt toegevoegd. Het oproepen tot het indienen van de aanvragen en de verwerking van de ingediende aanvragen, is ook aan Homegrade toevertrouwd.

De problematiek is echter dat het toekennen van een erfgoedwaarde aan een oude lift op heden in de wetgeving geen voorwaarde is voor een andere technische benadering. Enerzijds moet het bereikte veiligheidsniveau van alle liften gelijk zijn. Anderzijds moeten de alternatieve technieken en methodes om die veiligheid te bereiken, kunnen worden toegepast op alle liften, oud en jong. Daarom wordt door Urban ook gewerkt aan het promoten of ingang laten vinden van die alternatieve werkwijzen.

Er is ook al meermaals contact geweest met de bevoegde FOD en een samenwerking is afgesproken om de technische blokkades te kunnen wegwerken. Er wordt een oplossing gezocht voor een toepassing van alternatieve technieken, niet enkel wat betreft de risicoanalyse, maar ook wat betreft de methodes en technieken voor de uitvoering van de beveiliging. Een specifiek werkpunt daarbij is het laten goedkeuren van het gebruik van elektronische veiligheidsgordijnen. Want de belangrijkste opdracht blijft wel degelijk de liftinstallateurs te overtuigen om deze alternatieve technieken die verenigbaar zijn met de erfgoedwaarde van de liften, toe te passen. Dat kan enkel door hen te garanderen dat de controleorganismen de aanpassingswerken in kwestie zullen certifiëren. Daarvoor wordt parallel aan de inventaris een technisch dossier uitgewerkt. Dit dossier wordt door Urban zelf uitgewerkt in het kader van de begeleiding voor gevrijwaarde liften, door de technische dossierbeheerders die restauraties van bouwkundig erfgoed begeleiden. Een aantal oude liften, representatief voor een bepaalde problematiek, zullen worden behandeld in een case study. Bedoeling is zowel de technische specificaties van de elektronische gordijnen te definiëren en de verschillende wijze van toepassing bij de verschillende lifttypes te evalueren. De resultaten van deze case study zullen worden voorgelegd aan en besproken met de controleorganismen en de bevoegde federale overheidsdienst.

Ook wat betreft de huidige termijnen en een mogelijk uitstel, wordt overleg gepleegd.

Wat betreft de registratie van de historische liften sinds december 2019, werden 4 bijkomende liften toegevoegd aan de inventaris van historische liften (in totaal 42). Sedert 2019 hebben wij 8 attesten geteld die de historische waarde van een lift bevestigen. Voor de evaluatie van de erfgoedwaarde van een lift wordt niet enkel naar de waarde van de lift zelf gekeken, maar eveneens naar de omgeving waarin hij zich bevindt. In eerste instantie gaat het hierbij om de ruime omgeving, met andere woorden het gebouw zelf (typologie van het gebouw (appartementsgebouw, administratief gebouw, industrieel gebouw,… )) en de erfgoedwaarde ervan (gebouw opgenomen in de inventaris van het bouwkundig erfgoed,…). In tweede instantie wordt ook naar de directe omgeving van de lift gekeken: wat is de erfgoedwaarde van de vestibule of het trappenhuis waarin de lift zich bevindt, zijn er wijzigingen aan gebeurd, vormt de lift een eenheid met de plaats waarin hij zich bevindt,…

Voor wat betreft de waarde van de lift worden onder meer de typologie (dienstlift,..), de datum van de constructie en de staat waarin hij zich bevindt (eventuele transformaties) in aanmerking genomen, in het bijzonder de volgende drie elementen:

1) De liftkoker: wat is de kwaliteit ervan (trapleuning, overloopdeuren, bedieningselementen,…)
2) De liftcabine: materiaalgebruik, accessoires (banken, verlichting,…)
3) De machinerie: karakteristieken, authenticiteit, transformaties,…

Het is uiteraard in eerste instantie de lift zelf die in dit kader geëvalueerd wordt, deze wordt ook in zijn ruimere context geplaatst om tot een globale evaluatie te komen die erfgoedwaarde aan de lift kan toevoegen.

Het is mogelijk dat een lift waarvan het gebouw zich niet in de inventaris van het bouwkundig erfgoed bevindt toch opgenomen wordt in de inventaris van historische liften. Dat zal echter eerder uitzonderlijk zijn. Als er aandacht werd besteed aan de lift, zal vermoedelijk het volledige gebouw een kwalitatieve uitwerking gekregen hebben en dan ook erfgoedwaarde hebben. Het tegenovergestelde komt ongetwijfeld veel meer voor: bij een gebouw met erfgoedwaarde werd minder aandacht besteed aan de uitwerking van de lift, of werd die in de loop der tijden al gewijzigd.

Voor wat betreft de liften die expliciet deel uitmaken van een bescherming kunnen we er 5 onderscheiden (3 appartementsgebouwen, 1 bureaugebouw en 1 industrieel gebouw) en 2 die niet expliciet opgenomen of vermeld zijn in het vrijwaringsbesluit. Een bijkomende screening van de vrijwaringsbesluiten is echter noodzakelijk.

Voor wat de beschermde liften betreft zijn er een tiental gevrijwaard omdat ze expliciet vermeld worden in een vrijwaringsbesluit. Andere maken deel uit van in totaliteit gevrijwaarde goederen. De meeste liften bevinden zich in appartementsgebouwen (6), er zijn er ook terug te vinden in kantoorgebouwen (3) of in gebouwen voor diensten of handel (5). (zie M. Muret, Beschermde liften in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, in Erfgoed Brussel nr. 13, december 2014, p. 102-103)

Wettelijk gevrijwaarde liften onttrekken zich niet aan de regelgeving voor beveiliging. Urban heeft tot nu toe echter nog maar weinig aanvragen met betrekking tot deze categorie van liften behandeld tot hier toe. Er zijn op dit ogenblik 2 dossiers open, de voorstudies zijn nog aan de gang. De oplossingen die moeten worden geëvalueerd zijn niet verschillend van degene voor de niet-gevrijwaarde exemplaren.