Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende het incident waarbij de politie een antifascistische vlag wegnam bij Union Saint-Gilloise.

Indiener(s)
Julien Uyttendaele
aan
Rudi Vervoort, Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke regering, belast met Territoriale Ontwikkeling en Stadsvernieuwing, Toerisme, de Promotie van het Imago van Brussel en Biculturele Zaken van gewestelijk Belang (Vragen nr 183)

 
Datum ontvangst: 17/01/2020 Datum publicatie: 03/06/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 02/06/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
13/03/2020 Ontvankelijk Uitgebreid Bureau van het Parlement
 
Vraag    Tijdens de wedstrijd tussen Union Saint-Gilloise (de grootste Brussels club) en OHL werd op politiebevel een vlag verwijderd met het opschrift “Toute ma vie, unioniste antifasciste”. Gezien de clubgeschiedenis en de jarenlange strijd van veel supporters tegen het fascisme en extreem-rechts is dat een schokkende beslissing, te meer dat er een politiedienst bij betrokken was.
 
De politiezone Zuid heeft de feiten bevestigd. Aanvankelijk verklaarde ze dat dergelijke boodschappen niet thuishoren in een voetbalstadion omdat “zij kwetsend kunnen zijn voor bepaalde gevoeligheden”, waarna ze op een nogal onbeholpen manier duidelijk maakte dat ze ook een spandoek met het opschrift “ik ben unionist en antiracist” zou verwijderd hebben.
 
In tweede instantie heeft de politiezone haar uitgangspunt verder uit de doeken gedaan via een persbericht. Daarin zegt zij “dat het bestuur van Union zelf verantwoordelijk is voor wat toegelaten is tijdens de wedstrijden van hun club en vooral wat niet. Zij bepalen zelf waar de tolerantiegrens ligt voor de supporters in het stadion. De politie moet ervoor zorgen dat de wedstrijden zonder problemen verlopen.”
 
Het persbericht brengt ook welwillend in herinnering dat de politiezone altijd het respect voor de democratische waarden verdedigd heeft. Na hun eerste verklaring had men dat kunnen betwijfelen…
 
De politiezone verduidelijkt verder dat “tijdens de match van 11 januari de politieagenten gehandeld hebben op vraag van de veiligheidsverantwoordelijke van de club en niet van hun eigen overste. Ze zijn tussenbeide gekomen na overleg met dezelfde verantwoordelijke, met de bedoeling om de wedstrijd in de beste omstandigheden te laten verderzetten. Het is nooit de bedoeling geweest om te verhinderen dat er een antifascistische boodschap zou verkondigd worden; de politiezone schaart zich daar trouwens volledig achter.”
 
Het persbericht verduidelijkt alleszins de chronologie van de gebeurtenissen. De politie is dus tussenbeide gekomen op initiatief van de clubverantwoordelijken. Het lijkt verrassend dat de politie in een dergelijke situatie al haar kritische zin verliest. Een dergelijke vlag verbieden gaat uiteraard in tegen de fundamentele waarden van onze samenleving, die eigenlijk zouden verdedigd moeten worden door onze politiediensten.
 
Deze situatie is des te verbijsterender als je weet dat de politie nog nooit tussenbeide gekomen is als er racistische kreten of gezangen weerklonken.

Onder deze omstandigheden wilde ik u de volgende vragen stellen:
 
- Is het normaal dat de politiezone tussenbeide komt, zodra de clubverantwoordelijke dat vraagt en duidelijk zonder analyse van de situatie?
 
- Is de vlag terugbezorgd aan de eigenaar?
 
- Bestaat er een richtlijn zodat de politie niet een tweede maal ingrijpt, wanneer de bewuste vlag opnieuw te zien is tijdens een volgende match?
 
- Is er binnen de opleiding aan de Gewestelijke en Intercommunale Politieschool (GIP) aandacht voor het antifascisme en het cruciale onderscheid tussen een oproep tot onverdraagzaamheid en de strijd tegen onverdraagzaamheid?
 
 
Antwoord    Uw vraag gaat over het incident waarbij de lokale politie een supportersvlag uit het stadion van Union Saint-Gilloise verwijderde.

Deze aangelegenheid valt niet onder mijn bevoegdheid, maar onder die van de Minister van Binnenlandse Zaken en van de politieraad van de zone in kwestie. Ik verwijs u voor meer informatie dan ook door naar die instanties.

De opleidingen voor aspirant-inspecteurs van de GIP besteden in de clusters “deontologie”, “misdaden en wanbedrijven tegen personen” en in een specifieke cursus over “racisme en xenofobie” aandacht aan de onderwerpen discriminatie en haatmisdrijven.