Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de e-fuels als brandstof van de toekomst.

Indiener(s)
Aurélie Czekalski
aan
Alain Maron, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie (Vragen nr 210)

 
Datum ontvangst: 06/02/2020 Datum publicatie: 11/05/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 07/05/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
13/03/2020 Ontvankelijk Uitgebreid Bureau van het Parlement
 
Vraag    We hebben het in deze commissie meermaals gehad over elektrische voertuigen. Het transport elektrificeren is een goede zaak, maar het is niet mogelijk voor voertuigen die lange afstanden moeten afleggen, zoals vliegtuigen of schepen, omdat de batterijen in dat geval te omvangrijk zijn.

Men heeft het vandaag vaak over de opkomst van koolstofarme brandstoffen, zoals de e-fuels (waterstof en synthetische diesel, benzine en kerosine), die het gebruik van motoren moeten verduurzamen ... In elk van die gevallen moeten we mikken op energie-efficiëntie.

Of ze nu e-fuels, e-brandstoffen, elektrobrandstoffen of synthetische brandstoffen worden genoemd, deze koolstofarme alternatieven voor olie hebben dezelfde gemeenschappelijke bron: hernieuwbare elektriciteit. De ontwikkeling van deze hernieuwbare energieën kan bijvoorbeeld gebeuren via windturbines of fotovoltaïsche panelen.

Volgens sommige experts zullen e-fuels vóór 2030-2040 geen competitieve oplossing bieden. Ze zullen pas rond 2035, wanneer de productie door windmolens en fotovoltaïsche panelen een significante piek heeft bereikt, een veralgemeende oplossing zijn.

De productie van deze ontkoolde brandstoffen zijn op dit moment nog kostelijk! De energie die door windturbines of fotovoltaïsche panelen is geproduceerd, wordt via elektrolyse in groene waterstof omgezet. Door deze waterstof te verbinden met koolstof dat in de lucht wordt opgevangen, is het mogelijk om synthetisch methaan te produceren. En uit dit methaan kunnen allerlei synthetische brandstoffen worden geproduceerd: methanol, benzine, diesel en zelfs kerosine. De ontkoling komt voort uit het feit dat je koolstof uit de lucht moet halen om synthetisch methaan te produceren. Deze brandstoffen worden e-fuels genoemd omdat elektriciteit aan de basis ligt van het productieproces van waterstof.

Het aandachtspunt inzake het stockeren op grote schaal van hernieuwbare energieën, blijft bestaan wanneer er momenten zijn dat er weinig of geen wind is, of geen of te weinig zon.

Deze e-fuels zouden kunnen worden ingezet voor alles wat niet elekrificeerbaar is …

Staat u me toe, mijnheer de minister, u de volgende vragen te stellen:

· Noch in de algemene beleidsverklaring, noch in het NEKP bespeur ik een verwijzing naar deze ontkoolde brandstoffen. Hoe integreert de Brusselse regering e-fuels in haar besprekingen en welke strategie volgt de Brusselse regering op dit vlak?

· Loopt er een studie van Leefmilieu Brussel inzake de opkomst van koolstofarme brandstoffen, zoals de e-fuels (waterstof en synthetische diesel, benzine en kerosine), die het gebruik van motoren kunnen verduurzamen?

o Zo ja, wat zijn de resultaten?

· Hoe promoot de Brusselse regering research en de ontwikkeling inzake de ontkoling van brandstoffen?

· Het is moeilijk om elektrische vrachtwagens te vinden en er is bovendien het probleem van de huidige kostprijs van dergelijke voertuigen. Gaan Net Brussel en Leefmilieu Brussel eerder voor e-fuels dan voor elektrische oplossingen?

· Welke middelen heeft het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ingezet voor de ontwikkeling van deze hernieuwbare energieën?

· Welke middelen heeft het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ingezet voor het stockeren van deze hernieuwbare energieën?
 
 
Antwoord    In het algemeen is de strategie van de Brusselse regering om de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen en broeikasgassen door het vervoer terug te dringen, zoals u al zei, vooral gericht op energie-efficiëntie en dus op het verminderen van het aantal autokilometers. In dit verband heeft de Good Move-strategie zich zeer ambitieuze doelstellingen gesteld en streeft zij onder meer naar een vermindering van het modale aandeel van de auto met 25% tegen 2030 en een verschuiving naar actieve vervoersmodaliteiten (lopen, fietsen) en openbaar vervoer.

Voor de restvoertuigen richt de strategie van de regering zich op de geleidelijke uitsluiting van de meest vervuilende voertuigen op het vlak van de impact op de luchtkwaliteit. Zo heeft de regering in haar algemene beleidsverklaring en in de Brusselse bijdrage aan het Nationaal Energie- en Klimaatplan (NEKP), het verbod op dieselvoertuigen uiterlijk in 2030 en dat op benzine- en LPG-voertuigen uiterlijk in 2035 gevalideerd. Deze maatregel zou de opkomst van bepaalde e-brandstoffen in Brussel kunnen bevorderen.

Zoals u al zei, wil de regering er echter voor zorgen dat deze ambitieuze transitie op geordende wijze geschiedt op basis van feitelijke vaststellingen en met passende begeleidende maatregelen. Er zijn dan ook verschillende studies gestart die het mogelijk zullen maken een duidelijk stappenplan op te stellen voor het geleidelijk koolstofvrij maken van de vervoerssector. Deze studies zijn gericht op de impact op (i) de luchtkwaliteit en het klimaat, (ii) de volksgezondheid, (iii) de overheidsbegrotingen en op (iv) de socio-economische en mobiliteitsaspecten van deze belangrijke maatregel. Zij moeten het met name mogelijk maken om de verschillende soorten voertuigen en motorisering te identificeren die tegen 2030-2035 zullen bestaan (met inbegrip van e-brandstoffen), zodat de meest geschikte maatregelen kunnen worden genomen om onze vervoerswijzen duurzamer te maken. Aangezien het onderzoek nog maar enkele weken geleden is gestart, is het uiteraard nog te vroeg om de (gedeeltelijke) resultaten te kennen.

Het Brussels Gewest ondersteunt ook verschillende onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten op het gebied van het koolstofvrij maken van brandstoffen, voornamelijk via Innoviris. Zo werden de voorbije drie jaar verschillende onderzoeksprojecten op het gebied van alternatieve brandstoffen gefinancierd, voor een bedrag van bijna 10 miljoen euro. Het gaat onder meer om toegepaste doctoraatsstudies en de financiering van verschillende onderzoeksplatformen.

Innoviris neemt ook deel aan het Europees batterijproject IPCEI (Important Project of Common European Interest), dat innovatie op het gebied van batterijtechnologieën sterk ondersteunt. Deze steun moet met name leiden tot vooruitgang op diverse gebieden die verband houden met de voertuigen van de toekomst, zoals de ontwikkeling van innovatieve duurzame processen die de winning, concentratie, raffinage en zuivering van ertsen voor de productie van hoogzuivere grondstoffen mogelijk maken, de verbetering van bestaande materialen die kunnen worden gebruikt in innovatieve batterijcellen, de ontwikkeling van innovatieve batterijsystemen, enz.

Uw vraag over het huidige gebruik van e-brandstoffen in het Brussels Gewest is relevant, maar helaas moet ik u teleurstellen: ondanks de aankondigingen in de pers van de afgelopen maanden die ertoe zouden kunnen leiden dat men een ander beeld van de situatie krijgt, zijn er op dit moment geen e-brandstoffen beschikbaar op de Brusselse markt vanwege de prohibitieve kosten ervan. Er kan dus moeilijk worden overwogen om de vloot van Leefmilieu Brussel of het ANB op dit type brandstof te doen overschakelen, hoewel de vlootbeheerders de markt nauwlettend in de gaten houden om de beste optie voor hun vloot te kiezen.

Wat de energieopslag betreft, heeft het Gewest geen specifieke doelstelling of maatregel om de opslag van energie in Brussel te ontplooien. Het Gewest beschikt immers niet over het potentieel om "warmte", d.w.z. hernieuwbare energie in gasvormige of vloeibare vorm, op te slaan, terwijl, wat de elektriciteit betreft, de in Brussel geproduceerde hoeveelheden hernieuwbare elektriciteit te klein zijn en het elektriciteitsdistributienetwerk te sterk onderling verbonden is om investeringen in deze sector te rechtvaardigen. Bovendien fungeert het net als een buffer om overtollige elektriciteitsproductie op te vangen. Het Gewest ondersteunt echter verschillende onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten met betrekking tot energieopslag via Innoviris.

Tot slot wil ik uw aandacht vestigen op het feit dat Richtlijn 2014/94 betreffende de invoering van een infrastructuur voor alternatieve brandstoffen werd omgezet in de elektriciteitsordonnantie en het besluit van de Brussels Hoofdstedelijk Regering van 28 maart 2019.