Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de verduurzamingsstrategie binnen het Brusselse huisvestingbeleid.

Indiener(s)
Arnaud Verstraete
aan
Alain Maron, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie (Vragen nr 211)

 
Datum ontvangst: 10/02/2020 Datum publicatie: 19/05/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 15/05/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
13/03/2020 Ontvankelijk Uitgebreid Bureau van het Parlement
 
Vraag    Deze regering bevestigt met haar Klimaatplan haar ambities en schaarst zich volop achter de doelstellingen van het Klimaatakkoord van Parijs. Een klimaatneutraal Brussel tegen 2050 is hierbij het doel. Het plan reserveert een bijzondere plaats voor de huisvestings- en bouwsector om haar doelstellingen te bereiken. Het stelt immers dat "om de middellange- en langetermijndoelstellingen voor het klimaat (2030 en 2050) te bereiken, maar ook om de totale kosten van de huisvesting in Brussel te verminderen en de kwaliteit ervan te verbeteren, de duurzame renovatie van gebouwen een belangrijke uitdaging in de ecologische transitie is". Duurzaam en innovatief bouwen en renoveren wordt dus omarmd. Naast de energieprestaties gaat het ook over werf- en gebouwbeheer, mobiliteit, materialen, menselijke en fysieke omgeving, water, (akoestisch) comfort en welzijn en gezondheid. Het spreekt voor zich dat er in het huisvestingsbeleid heel sterke hefbomen beschikbaar zijn om de voornoemde transitie stevig in te zetten.

Over de integratie van de doelstellingen rond verduurzaming heb ik voor u de volgende vragen:

· Wat is uw strategie om de in het regeerakkoord en Klimaatplan uitgesproken doelstellingen te integreren in de lopende en komende bouw- en renovatieprojecten? Op welke manier past u het renovatie-, bouw- en aankoopbeleid aan, om bij te dragen aan een circulaire economie, de creatie van meer lokale jobs en de genoemde klimaat- en milieudoelstellingen?

· Welke specifieke maatregelen en innovaties plant u m.b.t. de volgende parameters:

o Energieprestaties: welke normen op vlak van isolatie, energieprestaties en  energieproductie?

o Materiaalkeuze, oa met oog op minimalisering van ecologische impact, van transport en verhogen van de gezondheid van de bewoners? In dit verband zijn op de website van BGHM “typedocumenten” te vinden, waaronder een technisch bestek, dat dateert van de jaren ’70 (!) en waar nog sprake is van het gebruik van asbest, (p.47 en volgende). Kunt u verduidelijken waarom dit document nog in die vorm op de website staat en bevestigen dat er geen sprake meer is van het gebruik van asbest in de gebouwen van BGHM of andere openbare operatoren?

o Bouwconcept: welke nieuwe bouwconcepten worden gehanteerd om sneller en ecologischer te bouwen en gebouwen te hebben die langer meegaan? Heel veel gebouwen worden nog opgetrokken in gewapend beton, ook al is dit zeer energie-intensief en levert dit steeds vaker “wegwerpgebouwen” op, die er al na enkele decennia zo slecht aan toe zijn dat ze alweer afgebroken worden. Wordt houtskeletbouw bvb toegepast?

o Mobiliteit: zijn er aangepaste voorschriften om een bijdrage te leveren aan de mobiliteitsdoelstellingen, door bvb te zorgen voor voetgangersdoorsteken, fietsenstallingen voor alle bewoners en bezoekers en een beperkt aantal autoparkings?

o Watergebruik: zijn er ervaringen met hergebruik van regenwater en/of grijs water (licht vervuild water) in sanitair edm?

o Groenvoorzieningen: zijn er specifieke instructies voor aanplantingen van groen en de versterking van de biodiversiteit?

· Op welke manier worden de prestaties op bovengenoemde parameters van de verschillende betrokken privé en openbare operatoren opgevolgd?
 
 
Antwoord    De gewestelijke EPB-normen moeten worden toegepast en nageleefd voor elke constructie, inclusief woningen.

Deze normen worden beschreven op de website van Leefmilieu Brussel.

https://leefmilieu.brussels/themas/gebouwen-en-energie/verplichtingen/de-energieprestatie-van-gebouwen-epb

Ik heb geen informatie van de staatssecretaris voor Huisvesting ontvangen over de toepassing van criteria die eventueel strenger zijn dan de gewestelijke criteria voor de renovatie of bouw van openbare woningen.


De gewestelijke strategie richt zich niet alleen op de huisvestingssector, maar op alle Brusselse gebouwen en beoogt de ontwikkeling en uitvoering van innovatieve ontwerpstrategieën die de omkeerbaarheid en circulariteit van gebouwen ondersteunen, zowel voor nieuwbouw- als voor renovatieprojecten.

Enerzijds betekent dit het stimuleren van het hergebruik van bouwmaterialen en bouwproducten. Anderzijds wordt ook de nadruk gelegd op een preventieve aanpak van de afvalproductie door gebouwen zo te ontwerpen dat ze gemakkelijk kunnen worden aangepast aan de toekomstige behoeften (van de gebruikers en door de veranderende sociale context) en dat, in geval van ontmanteling, het hergebruik van producten en systemen haalbaar lijkt.


Deze aanpak heeft de volgende voordelen:

- De gebouwen kunnen gemakkelijk worden onderhouden, aangepast en getransformeerd zodat ze langer en met een hogere kwaliteit kunnen worden gebruikt, en zodat ze een aangepaste en hogere gebruikskwaliteit kunnen bieden.

- De milieu-impact van gebouwen op materialen wordt aanzienlijk verminderd.

Enerzijds wordt het gebruik van natuurlijke grondstoffen en de productie van bouw- en sloopafval sterk gereduceerd. Opgemerkt moet worden dat wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat 2/3 van de broeikasgasemissies in verband met het gebruik van materialen in gebouwen wordt veroorzaakt door de productie van bouwmaterialen (winning van grondstoffen, transport naar de fabriek en het productieproces).

- De levenscycluskosten van gebouwen worden gereduceerd door een intensiever gebruik (minder leegstaande woningen, langer kwalitatief gebruik), maar ook door de toegevoegde waarde die aan het einde van de levenscyclus wordt gecreëerd door het kunnen hergebruiken en/of verkopen van waardevolle materialen en anderzijds door het minimaliseren van de kosten voor afvalbeheer.

- De stad kan worden beschouwd als een ‘stadsmijn’ (stadsmijnbouw) en het gebouw kan worden beschouwd als een materiaalbank die leidt tot een groter behoud en beheer van grondstoffen, materialen en producten op het grondgebied van het Gewest. Alle bijbehorende activiteiten (onderhoud, logistiek, vernieuwing, dienstverlening, enz.) zullen de werkgelegenheid ondersteunen.

Deze ontwerpstrategie en diverse kwantitatieve ontwerp- en beoordelingsinstrumenten zijn ontwikkeld en getest in het kader van het BAMB-project (EU Horizon 2020 Buildings As Material Banks) onder leiding van Leefmilieu Brussel. Twee proefprojecten in het Brusselse gewest hebben met succes de strategie en de voorgestelde instrumenten toegepast op een nieuw gebouw en een renovatieproject.


De ontwikkelde instrumenten betreffen:

- Ontwerptool voor omkeerbare gebouwen: een ontwerpprotocol en een gids om ontwerpers te ondersteunen bij de implementatie van deze strategie; een tool die de aanpasbaarheid en het transformatievermogen van het ontwerp kwantitatief beoordeelt; een tool die het herbruikbaarheidspotentieel van het ontwerp (en de manier waarop de producten worden geïmplementeerd) kwantitatief evalueert.

- Evaluatietool van circulaire gebouwen: een ontwerp- en beoordelingsinstrument dat het circulaire ontwerp, het beheer en de ontmanteling van gebouwen mogelijk maakt door gegevens over hergebruik en recyclage, omkeerbaar ontwerp, milieu-impact, levenscycluskosten, gezondheid (via materiaalpaspoorten) en sociale impact te combineren.

- Materiaalpaspoorten: een methodologisch kader dat de ontwikkeling van materiaalpaspoorten en informatiebeheer op productniveau definieert en ondersteunt.

De materiaalpaspoorten zoals ontwikkeld in het BAMB-project bevatten informatie over de gezondheidsaspecten van de materialen. De gedetailleerde beschrijving van informatie over de stoffen in de producten in combinatie met de gezondheidslabels helpt bij het identificeren van de gezondste materialen in het ontwerp. Aan het einde van de levensduur van een gebouw geeft het materiaalpaspoort voor elk product dus informatie over de voorzorgsmaatregelen die moeten worden genomen bij hergebruik of recyclage.

Het gebruik van deze instrumenten en de ontwikkelingsbehoeften zullen verder worden onderzocht door middel van bijkomende tests op proefprojecten.

Verdere stappen op weg naar een grootschalige implementatie zijn de invoering van de instrumenten en criteria die voor de omkeerbaarheid en circulariteit zijn ontwikkeld, in de projectoproepen voor duurzaam en circulair bouwen, alsmede het gebruik ervan in de beoordelingskaders voor duurzaamheid (zoals de GRO-duurzaamheidsmeter), en de ontwikkeling van criteria voor circulaire overheidsopdrachten voor diensten en werken.

In het dossier Circulair en Omkeerbaar Bouwen van de Gids voor Duurzame Gebouwen worden de verschillende concepten en indicatoren beschreven en geïllustreerd met concrete voorbeelden. Deze voorbeelden omvatten verschillende bouwconcepten en verschillende materialen die voldoen aan de criteria voor circulaire en omkeerbare constructies.

Daarnaast is begin februari 2020 een aanvraagdossier voor Europese financiering binnen H2020 (EC - SC 5 - 31 - 2020) ingediend om de ontwikkeling van de instrumenten voort te zetten in samenwerking met Belgische en Europese experts om de hierboven beschreven concepten uit te breiden.

Met name op het niveau van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij (BGHM) worden de minimumeisen van de BGHM in het kader van ontwikkelingsprojecten vastgesteld door middel van de gunning van overheidsopdrachten voor de aanwijzing van projectontwerpers of door middel van een ‘Design and Build’-procedure.

In het kader van het Gewestelijk Huisvestingsplan en van de Alliantie Wonen, stelt de BGHM regelmatig aanpassingen van haar modelbestekken voor. Het is inderdaad van essentieel belang dat de duurzaamheidsprincipes vanaf de offertefase worden geïntegreerd.

In de versie van 2019 van het bestek is een volwaardig duurzaamheidscriterium opgenomen. Dit criterium omvat 9 thema’s die op de thema’s uit het Referentiekader Duurzame Wijken van Leefmilieu Brussel zijn gebaseerd. Het belang van elk van deze thema’s en de daarmee samenhangende uitdagingen worden specifiek voor elk project herbekeken.

De kwestie van de gebruikte materialen op de bouwplaats is opgenomen in het duurzaamheidscriterium van het nieuwe modelbestek 2019.

De BGHM verbiedt uiteraard het gebruik van asbest. In de technische en functionele bepalingen waarin de minimumeisen van de BGHM zijn vastgelegd, is het principe opgenomen dat voor instromende materialen eerst de voorkeur wordt gegeven aan hergebruikte materialen, daarna aan gerecyclede materialen en pas dan aan nieuwe materialen.

Op dit moment worden voor vele projecten gerecyclede of hergebruikte materialen gebruikt. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de renovatiewerken voor Le Logis-Floreal waarbij de daken geïsoleerd werden met hergebruikte materialen.

Het is ook een kwestie van wenselijkheid en interesse van de actoren om de tafel, in functie van elk project.

Er wordt momenteel overwogen om in alle opdrachten voor werken een minimumdrempel op te nemen voor materialen uit hergebruiksketens of uit hergebruik in situ. Er wordt eveneens bekeken of de verplichting kan worden opgenomen om tijdens het projectontwerp een TOTEM-simulatie uit te voeren.
Op gewestelijk niveau en wat het fietsbeleid betreft, wordt het aantal ter beschikking te stellen fietsplaatsen vermeld op de website van Leefmilieu Brussel, in het kader van milieuvergunningsaanvragen. https://leefmilieu.brussels/de-milieuvergunning/algemene-exploitatievoorwaarden/verplichtingen-inzake-parkeervoorzieningen-voor

Voor nieuwe woonprojecten moet worden voorzien in minstens 1 plaats per kamer en minstens 2 m² parkeerzone per fiets (stalplaats en zone om te manoeuvreren inbegrepen). De fietsen in individuele bergingen worden niet meegerekend. Als er geen 2 m² parkeerzone per fiets wordt voorzien, moet de kwaliteit van de fietsfaciliteiten worden verantwoord in de milieuvergunningsaanvraag.

Voor bestaande gebouwen wordt van de aanvrager verwacht dat hij een inrichtingsvoorstel opmaakt, geïllustreerd met een plan. Dit voorstel moet gebaseerd zijn op objectieve elementen zoals het aantal personen dat de site bezoekt en de oppervlakte van de beschikbare ruimte. Voor woningen moet er worden gestreefd naar 1 plaats per woning.

Voor nieuwe woonprojecten (bouw, renovatie) is het aantal parkeerplaatsen bepaald in Titel VIII van de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening, namelijk minstens 1 parkeerplaats en maximaal 2 parkeerplaatsen per woning.

Uitzonderingen op deze verhouding kunnen worden toegepast op basis van de volgende 5 criteria:

1. de verzadigingsgraad van het wegennet;
2. de bereikbaarheid van het gebied met het openbaar vervoer;
3. de motorisatiegraad van de bewoners, bijvoorbeeld op basis van gelijkaardige vastgoedprojecten of het mobiliteitsprofiel van de huurders;
4. de maatregelen die zijn genomen om het gebruik van alternatieve vervoersmiddelen voor de auto aan te moedigen: deelauto's, extra fietsruimten, cargofietsen, enz.;
5. de nabijheid van diensten, voorzieningen en handelszaken die een leven zonder auto mogelijk maken.

De BGHM heeft echter opdracht gegeven tot een proefstudie over de uitrusting en de mobiliteitspraktijken van huurdersgezinnen in de Brusselse sociale-woningsector (ULB, juli 2018) die het onder meer mogelijk maakt om het huidige mobiliteitsprofiel van huurders van sociale woningen te objectiveren. Op basis van deze studie wordt een verhouding van 0,4 autoparkeerplaatsen per woning aanvaard voor woningen van het type ‘sociale huurwoning’, bedoeld in artikel 2, §2, punt 1, van de Huisvestingscode.

Op gewestelijk niveau zijn het hergebruik van regenwater en het hergebruik van grijs water twee thema's die aan bod komen in het Waterbeheerplan dat van toepassing is in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (WBP II, 2016-2021). Er zijn dus prioritaire acties gedefinieerd om het gedrag en de voorzieningen waarbij niet-drinkbaar water wordt gebruikt, te bevorderen en het gebruik van regenwater of water van het tweede circuit (hergebruik van grijs water) aan te moedigen.

Zo hebben de diensten van de Facilitatoren Water en Duurzaam Bouwen beide als taak ervoor te zorgen dat de thema’s ‘regenwatergebruik’ en ‘tweede circuit’ beter in aanmerking worden genomen bij bouw- of renovatieprojecten.

Wat de privéwoningen betreft, moet er ook aan worden herinnerd dat de GSV voor elk nieuwbouwproject een waterrecuperatiesysteem met een volume van minstens 33 l/m² horizontaal geprojecteerd dakvlak voorschrijft. Bovendien kan de reparatie, vervanging of installatie van een regenwatertank worden gesubsidieerd via de gewestelijke premie voor woningrenovatie en worden in sommige gemeenten ook extra financiële stimulansen gegeven om het hergebruik van regenwater te bevorderen.

Aangezien de stedenbouwkundige vergunning (die over het algemeen door de gemeenten wordt toegekend) het belangrijkste instrument is, heeft Leefmilieu Brussel niet echt een overzicht van het aantal geïnstalleerde recuperatietanks in het hele Gewest. Bovendien is de invoering van een dergelijk kadaster geen taak van Leefmilieu Brussel.

De staatssecretaris voor Huisvesting heeft geen informatie verstrekt over het waterbeleid dat wordt toegepast bij de renovatie of bouw van openbare woningen.

Op gewestelijk niveau en op het niveau van Leefmilieu Brussel is de integratie van biodiversiteitsvriendelijke inrichtingen in en rond gebouwen een van de prioriteiten van het Natuurplan. 42% van de zogenaamde groene ruimten in Brussel zijn immers privé-domeinen en -tuinen. Het Natuurplan heeft hier dus een prioriteit van gemaakt door middel van de volgende acties:

- ontwikkeling van een samenvattende indicator om de aandacht voor de natuur in de bouw- en renovatieprojecten van privé- en openbare gebouwen te evalueren via de onlinetool CBS+ op de website van Leefmilieu Brussel (gids voor duurzaam bouwen) en die al door een groot aantal operatoren is getest;

- typische technische aanbevelingen die in elk stedenbouwkundig ontwerp worden aanbevolen. Deze aanbevelingen zijn niet alleen zeer nuttig voor het ontwerp van de gebouwen, maar ook voor de bouwheer om de werven te kunnen volgen en evalueren. Zie link:
https://leefmilieu.brussels/news/gebouwen-en-biodiversiteit-fiches-om-concreet-actie-te-ondernemen-uw-gebouwen

- ondertekening van ‘biodiversiteitsovereenkomsten’ met verschillende gewestelijke partners (Citydev, BGHM, Haven en Brussel, Perspective, NMBS) om aandacht voor de biodiversiteit in hun inrichtingen te stimuleren, met een bijzondere focus op de zogenaamde kwetsbare groepen (scholen, kinderdagverblijven, sociale woningen);

- de engagementscharters ‘Natuurgebouwen toegelaten’ en ‘Bomen’ die het mogelijk maken de acties te erkennen die door de privésector en de overheid worden uitgevoerd met het oog op het behoud en de bevordering van de biodiversiteit in hun inrichtingen;

- ondersteuningsopdracht om de omgevingsinrichting van gebouwen en de opmaak van een ad-hocbeheerplan te verbeteren. Voorbeeld van de specifieke begeleiding die voor bedrijven wordt uitgevoerd.

De staatssecretaris voor Huisvesting heeft evenmin informatie verstrekt over het biodiversiteitsbeleid dat wordt toegepast bij de renovatie of bouw van openbare woningen.

De bovenstaande antwoorden hebben betrekking op het algemene beleid van Leefmilieu Brussel via elk van de thema's die betrekking hebben op alle gebouwen in het Brusselse gewest.

Wat de toepassing van de criteria voor de renovatie of bouw van openbare of private woningen betreft, heeft de staatssecretaris voor Huisvesting geen specifieke informatie verstrekt.