Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de werking van de verschillende sociale kredietvennootschappen die erkend zijn in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Indiener(s)
Bianca Debaets
aan
Nawal Ben Hamou, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegd voor Huisvesting en Gelijke kansen (Vragen nr 163)

 
Datum ontvangst: 24/03/2020 Datum publicatie: 24/04/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 24/04/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
30/03/2020 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Tijdens een eerdere schriftelijke vraag (nr. 69) vroeg ik u reeds naar het aantal verstrekte hypothecaire leningen door de sociale kredietvennootschappen. Daarbij gaf u aan dat er vijf erkende dergelijke sociale kredietmaatschappijen bestaan binnen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (‘Crédit Immobilier Ouvrier SA’, ‘Krediet voor sociale woningen NV’, ‘Le Petit Propriétaire de Bruxelles SA’, ‘Socodix – Le Foyer SRCL’ en ‘Gewestelijke Maatschappij voor Huisvestingskrediet NV’. Samen met het Woningfonds zijn dit de enige operatoren die actief zijn in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor de sector van de hypotheekleningen met een sociaal doel.

De sociale kredietsector is de afgelopen jaren echter duidelijk gedaald qua activiteit. Zoals u zelf stelt: “Na de renteval die nu al meerdere jaren aanhoudt, is de sociale kredietsector kwetsbaar gebleken. De activiteit van de sociale kredietinstellingen staat nu al een aantal jaren op een zeer laag pitje. Ze bedroeg in 2017 0,3% van de hele hypotheekmarkt.”

Cijfers uit uw antwoord bevestigen dat, aangezien de vijf erkende vennootschappen in 2018 in totaal amper 46 hypothecaire leningaanvragen kregen (waarvan 31 toegekend), gevolgd door 63 aanvragen in 2019 (waarvan 45 toegekend).

Vandaar dat ik u graag volgende vragen stel:

- Bent u bereid te onderzoeken hoe deze instellingen beter met elkaar kunnen samenwerken en hun activiteiten beter op elkaar kunnen afstemmen? Zo ja, hoe zal u dit onderzoek inrichten en welke parameters zullen daarbij in acht genomen worden?

- Hebt u reeds beslist hiertoe te onderzoeken of er een apart Brussels filiaal toe opgericht kan worden of om enkele sociale kredietmaatschappijen te doen opheffen of in elkaar te laten overgaan?

- Welke middelen kent het Brussels Hoofdstedelijk Gewest jaarlijks toe aan deze sociale kredietvennootschappen? Kan u deze kosten (zowel op globaal niveau als opgesplitst per sociale kredietmaatschappij) opsplitsen per post waaronder deze vallen (overhead, personeel, werking, investering …)?

- Kan u bovenstaande middelen per sociale kredietmaatschappij afzetten tegenover de uitgave van leningen die men verstrekt? Op welke manier onderzoekt u hoe deze kosten teruggedrongen kunnen worden in deze tijden van lage rentevoeten?
 
 
Antwoord    Ik wil er allereerst op wijzen dat de sociale kredietinstellingen privé-vennootschappen zijn die een autonomie in hun werking genieten.

Het is dus niet aan mij om over hun eventuele fusie te beslissen of om hun werk te organiseren.

Op 10 februari 2020 vond er een vergadering plaats met vertegenwoordigers van de vijf sociale kredietinstellingen, vertegenwoordigers van het kabinet en de administratie, en met de nieuwe regeringscommissaris (mijnheer Youcef Hammani) om de toekomst van de sector te bespreken.

Er loopt momenteel een overheidsopdracht voor een herschikking van het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 24 april 2014 betreffende de sociale kredietinstellingen en een wijziging van artikelen van de Brusselse Huisvestingscode met betrekking tot de sociale kredietinstellingen (artikelen 129 tot 132).

Deze teksten bevatten effectief leemtes en tekortkomingen die moeten worden rechtgezet, met name in het licht van de ontwikkeling van de vastgoedsector.

Ook al is er strikt genomen geen fusie geweest omdat het nog steeds twee aparte entiteiten zijn, is er wel een samenvoeging geweest tussen Socodix – Le Foyer SRCL en de Gewestelijke Maatschappij voor Huisvestingskrediet nv (GMHK).

Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kent geen werkingssubsidie toe aan de sociale kredietinstellingen.

Het Gewest vergoedt enkel het bedrag van de zitpenningen van de Regeringscommissaris voor de vergaderingen waarop hij aanwezig was.

In 2019 werden op basis van de ontvangen bewijsstukken de volgende bedragen effectief aan elk van de sociale kredietinstellingen betaald:

Instelling

Bedrag

Crédit Immobilier Ouvrier SA

4.800,00 €

Krediet voor sociale woningen NV

2.160,00 €

Le Petit Propriétaire de Bruxelles SA

960,00 €

Socodix – Le Foyer SRCL

960,00 €

Gewestelijke Maatschappij voor Huisvestingskrediet NV

960,00 €

Totaal:

9.840 €



Daarnaast verleent het Gewest garanties op leningen die de sociale kredietinstellingen indien nodig afsluiten bij andere financiële instellingen.

Het betreft een garantie op passiva.

Artikel 113 van de Ordonnantie van 17 december 2019 houdende de Algemene Uitgavenbegroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor het begrotingsjaar 2020 bepaalt het volgende: “De Brusselse Hoofdstedelijke Regering wordt gemachtigd om de gewestwaarborg te verlenen aan de leningen aangegaan in 2020 door de door het Gewest erkende instellingen voor sociaal krediet, volgens de controleregels en ten belope van een maximumbedrag van 25.000.000 euro; in voorkomend geval kan een bijkomend waarborgbedrag vastgelegd worden door de Regering op voorstel van de Minister van Begroting en de Minister voor Huisvesting”.

Deze waarborg werd tot op heden nooit geactiveerd.

Wat uw laatste vraag betreft, lijkt het niet haalbaar om het aantal vergaderingen die de regeringscommissaris bijwoont, te verlagen.