Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende het verkopen en houden van NGD's in het Brussels Gewest.

Indiener(s)
Victoria Austraet
aan
Bernard Clerfayt, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Werk en Beroepsopleiding, Digitalisering, Plaatselijke Besturen en Dierenwelzijn (Vragen nr 232)

 
Datum ontvangst: 08/04/2020 Datum publicatie: 30/04/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 30/04/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
10/04/2020 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Begin dit jaar heeft mijn collega Gaëtan Van Goidsenhoven de regering vragen gesteld over de problematiek van de nieuwe gezelschapsdieren, die soms achtergelaten worden wegens onder meer de specifieke zorg die ze nodig hebben.

Men kan zich immers afvragen of het redelijk is om reptielen, amfibieën of vogels thuis te houden op plaatsen die ver verwijderd zijn van hun natuurlijke habitat en waar ze geen normaal leven kunnen leiden. In haar antwoord heeft de regering er onder meer op gewezen dat er een positieve lijst van de reptielen wordt voorbereid om de lijst van de soorten die een particulier mag houden, te beperken.

Die maatregel zou een stap in de goede richting zijn, maar men moet bekijken of dat volstaat. Afgezien van de voornoemde problemen, is immers de herkomst van die dieren ook een probleem. Vandaag begint de publieke opinie zich bewust te worden van de ernstige problemen met het intensief fokken van honden en katten, die vaak uit dubieuze circuits in Oost- of Midden-Europa komen. Over de herkomst van de NGD’s is immers zeer weinig geweten en men kan vermoeden dat daarachter veel dierenleed schuilgaat.

Mijn vragen gaan dus specifiek over de commercialisering van de NGD’s.

- De bedrijven die dieren verkopen, moeten periodieke controles door een dierenarts organiseren. Controleert Leefmilieu Brussel het register van die controles in de Brusselse vestigingen die NGD’s verkopen? Zo ja, welke conclusies kunnen daaruit worden getrokken?

- Met welke frequentie controleert Leefmilieu Brussel de naleving van de normen en voorwaarden die van toepassing zijn op de commercialisering van NGD’s in die vestigingen in de zin van het koninklijk besluit van 27 april 2007? Kan het resultaat van die controles worden geraadpleegd om een idee te krijgen van de eventuele overtredingen?

- Bestaat er een telling of raming van het aantal verkochte NGD’s in het Brussels Gewest?

- Heeft de regering kennis van de oorspronkelijke herkomst van die dieren? Kan ze ons er een beschrijving van geven? Controleert Leefmilieu Brussel ook de toeleveringsbedrijven van de commerciële bedrijven om een idee te krijgen van het welzijn van de dieren?

- Gaat de regering, tot slot, na of er geen risico voor de volksgezondheid bestaat in de vorm van een mogelijke overdracht van zoönoses door reptielen, knaagdieren, amfibieën of vogels?
 
 
Antwoord    Vraag 1

In overeenstemming met artikel 6 van het Koninklijk Besluit van 27 april 2007 betreffende de voorwaarden voor de verhandeling van dieren, heeft de verantwoordelijke van de handelszaak de verplichting om de contractdierenarts te ontbieden voor minimaal één bezoek per jaar in handelszaken die alleen vissen houden en één bezoek per trimester in handelszaken die zoogdieren, vogels, reptielen of amfibieën houden.

De contractdierenarts noteert bij elk van deze bezoeken zijn waarnemingen, opmerkingen en eventuele aanbevelingen.

Deze inlichtingen moeten bewaard worden in de inrichting in de vorm van een register en ter beschikking gehouden worden van de controlerende overheid gedurende tenminste 2 jaar.

Wanneer de beheerder en/of de verantwoordelijke de contractdierenarts niet ontbieden voor de regelmatige controle van de inrichting of geen gepast gevolg geven aan zijn opmerkingen en adviezen, heeft de contractdierenarts de verplichting om dit schriftelijk te melden aan Leefmilieu Brussel.

Leefmilieu Brussel ontvangt slechts zeer uitzonderlijk dergelijke melding. Slechts 1 in 2019 en geen in 2020.

Het register van de dierenartsverslagen wordt gecontroleerd om zich ervan te vergewissen dat het volledig is en dat de eventuele opmerkingen van de dierenartsen werden opgevolgd.


Vraag 2

Leefmilieu Brussel voert in het kader van haar inspectieplan regelmatig controles uit op de naleving van de erkenningsvoorwaarden van de 22 erkende handelszaken voor dieren. Ook naar aanleiding van vernieuwingen van erkenningen en volgend op klachten, worden deze inrichtingen gecontroleerd.

Zo werden in 2018 bijvoorbeeld 16 en in 2019 12 controles uitgevoerd op de naleving van de erkenningsvoorwaarden van de handelszaken voor dieren in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

De consultatie van controlerapporten en bij uitbreiding de inhoud van inspectiedossiers van Leefmilieu Brussel valt onder de toepassing van het Gezamenlijk decreet en ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de Franse Gemeenschapscommissie van 16 mei 2019 betreffende de openbaarheid van bestuur bij de Brusselse instellingen.


Vraag 3

Bij mijn weten bestaat er geen enkele telling van het aantal gecommercialiseerde NGD in Brussel.


Vraag 4

Op basis van de wetgeving dierenwelzijn bestaat er geen verplichting voor handelszaken voor dieren om de herkomst van de verhandelde dieren te registreren.

Kwekers van andere gezelschapsdieren dan honden en katten zijn niet onderworpen aan de erkenningsverplichting zoals opgenomen in artikel 5 van de wet van 14/08/1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren. Het Departement Dierenwelzijn van Leefmilieu Brussel voert dus geen systematische controles uit op de herkomstbedrijven van deze dieren.

Wanneer het Departement klachten met betrekking tot inbreuken op het dierenwelzijn ontvangt, worden deze uiteraard behandeld. Tot op heden heeft Leefmilieu Brussel echter nog geen klachten ontvangen over leveranciers die gevestigd zijn in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.


Vraag 5

Bij het houden van iedere diersoort die courant als gezelschapsdier wordt gehouden, ook honden en katten, bestaat een risico voor overdracht van infectieuze agentia die ziekte kunnen veroorzaken bij de mens.

Deze vraag valt overigens niet binnen de bevoegdheid van Dierenwelzijn, maar onder die van de minister van Volksgezondheid.