Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de ontwikkeling van het Brussels Droogteplan - intergewestelijke samenwerking

Indiener(s)
Bianca Debaets
aan
Alain Maron, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie (Vragen nr 391)

 
Datum ontvangst: 07/07/2020 Datum publicatie: 07/09/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 27/08/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
09/07/2020 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Begin juni berichtte Bruzz over het eerste Brusselse Droogteplan dat ontwikkeld wordt door een werkgroep onder leiding van Brussel Leefmilieu. Er zullen onder meer preventieve maatregelen opgenomen worden in het plan en er wordt voorzien te finaliseren begin oktober.

Er zitten experts van Vivaqua, de Brusselse Maatschappij voor Waterbeheer (BMWB), de Haven en Brussel Preventie en Veiligheid in de werkgroep en het Droogteplan zal ook opgenomen worden in het Brussels waterbeheerplan.

Ook de andere regio’s kampen met een droogte en probleem voor watervoorziening.

Vandaar dat ik u graag volgende vragen stel:

- Kan u toelichten welke preventieve en curatieve maatregelen er worden genomen? Welke doelstellingen stelt men in deze voorop? Kan u dit in bijzonder toelichten voor de bomen die het zwaarst hebben afgezien? Welke schade hebben zij opgelopen en hoe wordt dit hersteld?

- Welke initiatieven neemt Leefmilieu Brussel om de droogte te meten? Welke expertise bestaat er hieromtrent binnen de administratie? Hoe en op hoeveel meetpunten wordt dit opgevolgd? Wordt dit verder uitgebreid?

- De werkgroep zal zich baseren op wat Vlaamse droogtecommissie heeft uitgeschreven en de richtlijnen die in Wallonië van kracht zijn. Welk overleg is er reeds geweest met de andere Gewesten? Zo ja, welke afspraken werden er gemaakt? Zo neen, wanneer staat dit overleg ingepland?

- Welke intergewestelijke afspraken bestaan er momenteel omtrent de te nemen maatregelen wanneer drempelwaarden omtrent waterreserves bereikt worden? Wordt deze problematiek opgevolgd en behandeld in een structurele werkgroep?

- Beschikt Brussel over, naar analogie van elektriciteit, een afschakelingplan om de voorrang te bepalen bij watergebruik bij toekomstige schaarste? Zo neen, wordt de ontwikkeling hiervan meegenomen in het Droogteplan?

- Bestudeert Brussel de ontwikkeling van een watertoets naar analogie met Vlaanderen (de impact bouw van een woning of een infrastructuurproject op het watersysteem)? Bent u hierover in overleg met de bevoegde collega in de Regering?
 
 
Antwoord    1)


Op dit moment zijn er geen preventieve, noch herstellende structurele maatregelen die duidelijk werden geïdentificeerd om deze periodes van droogte aan te pakken.


Dit is nu juist de uitdaging van het toekomstig 'droogte'-luik dat zal worden geïntegreerd in het Waterbeheerplan (WBP) voor de periode 2022-2027.

De werkgroep beoogt een reeks antwoorden aan te brengen en voorstellen te doen voor zowel preventieve als herstellende acties die vervolgens aan de regering zullen worden voorgelegd als onderdeel van de goedkeuring van het WBP.

Toch is elke actor zich al goed bewust van de risico's van droogte en past hij zijn beheer aan rekening houdend met deze factor, met op de eerste plaats VIVAQUA voor wat de risico's op drinkwatertekorten betreft.

De operator vooziet in een dagelijkse opvolging van de beschikbaarheid van zijn waterwinningssites (zowel in Wallonië als in het Brussels Gewest) om de watervoorziening van het Gewest te garanderen.

Daarnaast voeren de deskundigen van VIVAQUA korte-, middellange- en langetermijnprognoses uit om de capaciteit van het productieapparaat om op structurele wijze in de waterbehoefte te blijven voorzien, te beoordelen.

Dit project wordt het Water Quantity Plan (WQP) genoemd.

De 1e fase (2020-2025) van het WQP is net afgerond en toont aan dat het productieapparaat is afgestemd op de beoogde leveringen (mits er geen ernstige operationele incidenten plaatsvinden).

We moeten ons in de nabije toekomst dan ook geen zorgen maken.

Voor de acties die onder haar bevoegdheid vallen, wil Leefmilieu Brussel pleiten voor een doordachte besproeiing van de groene ruimten die zij beheert en een rationeel waterbeheer in de stedelijke moestuinen aanmoedigen (recuperatietanks, teelttechnieken die de besproeiing beperken, ...).

Bij een verantwoord gebruik van waterbronnen wordt prioriteit gegeven aan besproeiingen; het gaat hier vooral om bomen en struiken die in de afgelopen twee jaar werden geplant en waarvan de aangroei aldus wordt gewaarborgd, en om eenjarige of meerjarige plantbedden en manden.

Bijzondere aandacht wordt besteed aan verzamelbomen of aan de inrichting van beschermde parken.

Daarnaast krijgen gewestelijke groene ruimten een steeds natuurlijker karakter.

Met een hoge mate van natuurlijkheid van een groene ruimte is de weerstand (veerkracht) tegen watertekort dus des te groter.

Dit jaar is er geen bijzondere schade aan de bomen te betreuren.

In het algemeen en voor oudere bomen is het moeilijk om de exacte impact van een droogte te bepalen.

Het is eerder de herhaling en de duur van de droogteperiodes die het bomenerfgoed kunnen verzwakken.

De omvang van het fenomeen is moeilijk te kwantificeren omdat het aantal bomen dat afsterft multifactorieel is.

Droogte kan het afsterven van bomen die verzwakt zijn door reeds aanwezige pathologieën versnellen en/of de proliferatie van ziekteverwekkers/plagen die zelf tot het afsterven van de bomen leiden, in de hand werken.

Steeds meer studies richten zich op de duurzaamheid van bomen langs wegen die waarschijnlijk gevoeliger zijn voor watertekorten.

In de nieuwe inrichtingen van Leefmilieu Brussel (Groene Ruimten) is er altijd een verliespercentage dat als normaal wordt beschouwd.

Door de aandacht voor jonge planten, werd dit plafond nooit overschreden.

Tot slot, ontwikkelt Leefmilieu Brussel in nauwe samenwerking met de gemeenten en andere gewestelijke actoren een referentiekader voor ecologisch beheer dat op termijn de harmonisering van de praktijken van de beheerders, met name op het vlak van watergebruik, mogelijk moet maken door de goede praktijken die moeten worden toegepast te specificeren.

De Haven van Brussel heeft ook een reeks maatregelen genomen om het risico op een daling van het waterpeil in het Kanaal tegen te gaan (pompen bij de sluizen, vaststelling van de minimumniveaus).

2)
Leefmilieu Brussel beschikt momenteel over een netwerk van een vijftigtal piëzometers om de kwantitatieve toestand van het grondwater op te volgen, alsook over hydrogeologische modellen om de impact van de druk, die wordt veroorzaakt door onttrekkingen en door de gevolgen van de klimaatverandering, op de waterreserves te beoordelen.

Het netwerk van piëzometrische metingen wordt geleidelijk aan uitgebreid om de piëzometrische kennis te vergroten waar deze ontbreekt en om de duurzaamheid ervan te waarborgen.

Leefmilieu Brussel beschikt ook over FlowBru-gegevens van het BMWB-netwerk dat het mogelijk maakt om, dankzij een twintigtal sensoren, de debieten en niveaus van de Brusselse waterwegen (Zenne, Woluwe, Neerpedebeek, Linkebeek, Vogelzangbeek, Molenbeek, enz.) op te volgen en, dankzij 16 regenmeters, lokale neerslagstatistieken op te stellen.

De gegevens van het KMI worden ook tijdig gecommuniceerd en geanalyseerd door mijn administratie.

De expertise van Leefmilieu Brussel werd stap voor stap opgebouwd en evolueert in functie van de techniciteit van de te behandelen dossiers.

3)
Tijdens de opeenvolgende hittegolven in de zomer van 2019, kwamen op initiatief van het federale crisiscentrum de verschillende gewestelijke en federale deskundigen voor het eerst bijeen om deze gemeenschappelijke bezorgdheid te bespreken.

Deze vergadering heeft aanleiding gegeven tot discussies over de manier waarop elke entiteit met droogteperiodes omgaat en welke maatregelen er worden genomen.

Zij heeft ook geleid tot het plaatsen van gezamenlijke aanbevelingen op de portaalsite van het Federale Crisiscentrum:
https://www.risico-info.be/nl/risicos/natuurlijke-risicos/droogte.

Sindsdien onderhouden de gewesten informele contacten.

Het doel van het Brussels Droogteplan is te putten uit de ervaringen van de andere twee Gewesten en alleen datgene op te nemen wat echt relevant is in de specifieke context van ons Gewest.

Een intergewestelijk overleg zal plaatsvinden in de marge van het openbaar onderzoek naar het toekomstig Waterbeheerplan (2022-2027) dat in de lente van volgend jaar van start moet gaan.

4)
De intergewestelijke besprekingen over de watervoorziening en de drempelwaarden vinden momenteel vooral plaats op het niveau van de waterproducenten.

Aangezien de meeste waterwinningssites van VIVAQUA in Wallonië liggen, neemt VIVAQUA deel aan de maandelijkse vergaderingen van het CRC-W (centre régional de crise de la Région wallonne - gewestelijk crisiscentrum van het Waals Gewest).

Het CRC-W stelt immers maandelijks een verslag op over de droogte in Wallonië op basis van de informatie die wordt verstrekt door alle leden van de opvolgingscel (Overheidsdienst van Wallonië, AQUAWAL, drinkwaterproducenten en -distributeurs met de andere wateroperatoren).

Er zijn geen (of zeer weinig) drempelwaarden voor de grondwaterlagen in Wallonië.

Wat de situatie van VIVAQUA betreft, verloopt de watervoorziening, met uitzondering van Tailfer (Maaswater) en enkele waterwinningsreserves, via watervoerende lagen, die veel minder gevoelig zijn voor droogte dan rivieren en kanalen.

In Vlaanderen is de situatie heel anders.

VIVAQUA heeft hooguit drempelwaarden voor de waterwinningen in Bergen, maar deze hebben betrekking op een andere droogteproblematiek (het vermijden van de desaturatie van het veen, aangezien dit tot aardverzakkingen leidt).

Zo moet Vivaqua bijvoorbeeld haar grondwateronttrekking uit de krijtlaag van het Bekken van Bergen beperken als het waterpeil onder het veenniveau daalt.

Op het niveau van het oppervlaktewater en voor wat VIVAQUA betreft, zijn er drempelwaarden op het debiet van de Maas bij Tailfer die het debiet bepalen waarvoor VIVAQUA gemachtigd is over te gaan tot onttrekkingen.

Het debiet dat uit de Maas kan worden onttrokken, neemt dus af met het debiet van de Maas wanneer dit laatste onder een bepaalde drempelwaarde ligt.

De studie naar de effecten van de klimaatverandering op het peil van de Maas bij lage waterstand (en dus de effecten op de debieten die in Tailfer kunnen worden onttrokken) maakt deel uit van een bredere studie binnen VIVAQUA: het Water Quantity Plan, een studie die nog steeds loopt en waarvan de resultaten in 2021 worden verwacht.

Het laatste voorbeeld van drempelwaarden heeft betrekking op het Modave-gebied.

Onder een bepaalde drempelwaarde, heeft VIVAQUA de verplichting de Hoyoux te ondersteunen om zijn goede ecologische toestand te behouden.

Het gaat hier om een van de zeldzame drempelwaarden voor VIVAQUA.

Los van het bovenstaande, is het ook belangrijk te benadrukken dat de groothandelscontracten tussen VIVAQUA en andere wateroperatoren (in Vlaanderen, met name Farys, en in Wallonië, met name SWDE, in BW, IDEA en CILE) ook voorzien in de mogelijkheid om de aangekochte volumes te verhogen in geval van een acute behoefte ("nood"-volumes).

Deze acute behoeften zijn vaak, maar niet uitsluitend het gevolg van droogte.

Dankzij de diversiteit van haar waterwinningssites, die goed verdeeld zijn over het Waalse grondgebied, en haar vermaasdheid aanvoersysteemnetwerk, is VIVAQUA in staat om andere waterproducenten/distributeurs te ondersteunen tijdens deze acute behoeften.

Op de schaal van het internationaal stroomgebieddistrict van de Schelde, heeft Leefmilieu Brussel vertegenwoordigers van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in de Internationale Scheldecommissie.

Voor elk thema worden daar werkgroepen opgericht en er vinden uitwisselingen plaats tussen de partijen over de 'droogte'-plannen en de coördinatie van de maatregelen.

Dit is de gelegenheid bij uitstek om te leren van de ervaringen van autoriteiten die verder gevorderd zijn op dit gebied (zoals Frankrijk voor droogte of Nederland voor overstromingen).

5)
Het Brussels distributienet van de operator VIVAQUA is een vermaasd netwerk dat verdeeld is in zones (zogenaamde DMA‘s of District Metered Areas) die gevoed worden door een aantal reservoirs die op een dusdanige hoogte worden geplaatsts dat de afvoer steeds door zwaartekracht geschiedt.

VIVAQUA beschikt niet over de technologische middelen om de debieten in het netwerk te controleren en te verminderen.

Daarom is het op dit moment technisch onmogelijk om de geleverde debieten te verminderen.

Er werd 's nachts (de periode waarin het verbruik het laagst is) een drukverlagingstest uitgevoerd om na te gaan of de geleverde debieten konden worden verminderd terwijl de bevolking nog steeds werd bevoorraad.

Er is gebleken dat de winst op het vlak van de geleverde volumes onbeduidend was.

VIVAQUA blijft aandacht besteden aan elke technologische ontwikkeling in dit opzicht, maar blijft ook de prestaties van het systeem verbeteren via een proactiever beheer van lekken door een grotere opdeling (tegen 2024) van het systeem in DMA's, en een diepgaandere controle van de nachtdebieten zodat lekken gemakkelijker kunnen worden opgespoord en hersteld.

6)
Het doel blijft een homogene toepassing van de stedenbouwkundige regels met betrekking tot het waterbeheer op gewestelijk niveau.

Sinds 2007, bevat de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening (GSV) een aantal bepalingen op dit gebied dat in het kader van de lopende herziening zou moeten worden aangevuld.

Mijn administratie werk hieraan en heeft herhaaldelijk de wil geuit om bij toekomstige inrichtingen en constructies beter rekening te houden met het vraagstuk van het waterbeheer, dit zowel in de private als in de openbare ruimte.

Daarom zijn er op dit moment geen plannen om een instrument in het leven te roepen zoals de watertoets die de te volgen regels zou aangeven in functie van de positie van een project op het grondgebied.

Tijdens de lopende herziening van de GSV zal deze basis van precieze regels worden vastgesteld zodat het waterbeheer beter in overweging wordt genomen in de projecten.

Bovendien voorziet het Waterbeheerplan 2016-2021 van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in een actie (PA 1.16) om particulieren te informeren en te begeleiden bij hun aansluiting op de riolering.

Het doel is om een certificaat te creëren - vergelijkbaar met het EPB-energiecertificaat - waarmee de koper van een onroerend goed op ondubbelzinnige wijze kan worden geïnformeerd over de toestand van zijn woning met betrekking tot de vraag of deze al dan niet voldoet aan de bepalingen van de regelgeving inzake stedelijk afvalwater (collectieve behandeling, mogelijkheid tot aansluiting op het rioleringsnet, verplichting tot individuele zuivering, enz.).

Een vergelijkbaar systeem wordt ook in het Waalse Gewest ingevoerd in de vorm van de 'CertIBEau'.

Om een dergelijk systeem in te voeren is het echter noodzakelijk om eerst een inventaris op te maken van de openbare netten en de gebieden in kaart te brengen waar de autonome saneringsregeling kan worden toegepast.

Deze cartografie wordt momenteel ontwikkeld door de operator Vivaqua, overeenkomstig artikel 40/1 van de Kaderordonnantie “Water”.

Een eerste versie zal tegen het einde van dit jaar beschikbaar zijn.