Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende het investeringsniveau in zachte mobiliteit in vergelijking met de auto in Brussel.

Indiener(s)
Martin Casier
aan
Elke Van den Brandt, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit, Openbare Werken en Verkeersveiligheid (Vragen nr 476)

 
Datum ontvangst: 01/07/2020 Datum publicatie: 21/09/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 18/09/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
14/07/2020 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Zoals u weet wordt in de Gewestelijke Beleidsverklaring bijzonder veel aandacht besteed aan de ondersteuning van zachte mobiliteit in Brussel. Zij stelt een kader voor de stedelijke transformatie van ons Gewest en de geleidelijke overgang van de vervoerspatronen voor.

“Het mobiliteitsbeleid sluit aan bij de uitdagingen op milieu- en sociaal vlak. Daarbij is het van essentieel belang om de overgang naar duurzame mobiliteit te doen slagen door massaal te investeren in een beleid dat actieve mobiliteit promoot en in het openbaar vervoersnet om de verkeersdruk in Brussel te verminderen en de leefomgeving (luchtkwaliteit, geluidshinder, enz.) te verbeteren. Het verkeersveiligheidsbeleid ten behoeve van de actieve vervoerswijzen sluit volledig aan bij deze doelstelling. Mobiliteit moet het mogelijk maken om wijken te ontsluiten, de verplaatsingen van eenieder te vergemakkelijken en iedereen in staat te stellen om volledig en ongehinderd in Brussel te wonen.” ABV, p. 73.

Ondanks de in de ABV geuite ambities lijkt het me dat het deel dat gewijd is aan de infrastructuur voor de auto een groot deel van de investeringen (nieuwe asfaltering, parkeerplaatsen, wegen, enz.) van het Gewest en de gemeenten blijft opslokken. Dit gaat waarschijnlijk ten koste van de investeringscapaciteit in infrastructuur voor alternatieve vervoerswijzen en zachte mobiliteit (fietspaden, voetgangerszones, verbreding van trottoirs, enz.).

Om het succes van de in de ABV vastgelegde koers te garanderen, lijkt het mij noodzakelijk om het aandeel van de investeringen ten gunste van de auto in vergelijking met de investeringen voor alternatieve vervoersmiddelen te kennen en te registreren.

In het geval van grote wegenbouwprojecten zoals de Reyerslaan of het Brusselse voetgangersgebied, die veel mobiliteitselementen bevatten en gevolgen hebben voor alle soorten gebruikers, moet het aandeel aan reële investeringen worden berekend voor elk type gebruiker dat het meest waarheidsgetrouw is (bijvoorbeeld aan de hand van een verdeelsleutel).
In ieder geval is het opzetten van een dergelijke investeringsmonitoring net zo cruciaal als noodzakelijk, omdat we op die manier een totaalbeeld van de ontwikkeling van onze stad kunnen behouden.

Graag een antwoord op volgende vraag ter zake:

Wat is het aandeel en het bedrag van de middelen voor voorzieningen voor de auto in vergelijking met de middelen voor zachte en voetgangersmobiliteit op ons grondgebied, zowel in termen van gewestelijke als gemeentelijke investeringen, voor de jaren 2018 en 2019? En in de investeringen die gepland zijn voor 2020?
 
 
Antwoord    De investeringsbudgetten van het Gewest voor Brussel Mobiliteit zijn de volgende:
Voor 2018: 224 miljoen euro
Voor 2019: 271 miljoen euro
Voor 2020: 222 miljoen euro (dit betreft de aangepaste initiële begroting en niet de uitvoeringen, aangezien het jaar nog lopende is).
Deze budgetten bevatten zowel de investerings- als de onderhoudsuitgaven, met inbegrip van het MIP “Tunnels”, maar zonder het ondergrondse netwerk van de MIVB.
Ze omvatten de subsidies die aan de gemeenten worden toegekend voor het uitvoeren van werkzaamheden op hun wegen, maar we hebben helaas geen overzicht van het totaal van de budgetten die de gemeenten besteden aan investeringen op hun wegen: de gemeenten doen ook investeringen met hun eigen budgetten, ze ontvangen subsidies uit andere bronnen dan Brussel Mobiliteit, enz.
Het is niet mogelijk een volledig - en al zeker geen eenvoudig - antwoord te bieden wat de verdeling van deze budgetten over de gebruikers betreft.
Soms zijn de gegevens eenvoudig en duidelijk: er is bijvoorbeeld een jaarlijks budget van 7,5 miljoen euro dat enkel aan fietspaden wordt besteed. Als we het daarbij laten, bedraagt dit 3,5% van het totaal, wat inderdaad zeer weinig is.
Maar enerzijds zijn fietspaden niet de enige manier om een fietsnetwerk uit te bouwen en anderzijds worden er ook fietspaden aangelegd met andere budgetten, waarbij ze in het algemene budget van het project zijn ondergebracht.
Voor grote projecten zoals die welke u aanhaalt, bestaat er momenteel in het BHG geen systeem met verdeelsleutels voor het budget van een project volgens het aandeel van de inrichting dat aan elke gebruiker is toegewezen.
Het opzetten van een dergelijk systeem zal zowel praktisch als wat de opportuniteiten betreft, heel wat vragen doen rijzen.
Wat de praktische kant betreft: als we de investeringen voor de fiets los van die voor de auto willen zien, waar plaatsen we dan bijvoorbeeld de fietsstraten?
Wat de opportuniteiten betreft, moet erop gelet worden de juiste boodschap door te geven. Kwalitatieve inrichtingen die aantrekkelijk zijn voor voetgangers en fietsers zouden de norm moeten zijn, en zelfs het uitgangspunt voor een investering op een weg. Het is geen bonus die los van de rest van het project, en dus ook het budgettaire aspect, moet worden gezien.
Vanuit dit perspectief kan u er zeker van zijn dat de Gewestelijke beleidsverklaring in de praktijk wordt omgezet: de gedane investeringen worden eerst aan voetgangers en fietsers besteed.
Voetgangers en fietsers nemen ook minder ruimte in dan de auto. In een verstedelijkt gewest als het onze, waar de ruimte beperkt is, is dit een van de redenen waarom we deze vervoersmodi moeten stimuleren. Als we kijken naar de oppervlakte of breedte die de actieve modi innemen, lijken ze de grote verliezers te zijn, terwijl de weinige ruimte die ze nodig hebben net een van hun kwaliteiten is.
U haalt terecht aan dat we nood hebben aan duidelijkere verbanden en een grotere samenhang tussen de doelstellingen van het Gewest en de toewijzing van de budgetten. Daarom volgen de oriënteringsnota en de beleidsbrieven zoveel mogelijk de structuur van het Gewestelijk Mobiliteitsplan Good Move, zodat de bijdrage van de acties en projecten aan de strategische doelstellingen van het Gewest duidelijk gevolgd kan worden.
De MIVB investeert ieder jaar in zachte mobiliteit en dit op verschillende vlakken (voertuigen, infrastructuur, systemen, enz.).
Wat de budgetten betreft die speficiek naar infrastructuur gaan (remises, werkplaatsen, verlenging en onderhoud van het net), zijn de bedragen de volgende:
- In 2018: 183.532.431 euro
- In 2019: 179.995.560 euro
Voor 2020 (bedrag opgenomen in het Meerjareninvesteringsplan – MIP): 225.106.597 euro
Een opsplitsing tussen de investeringen in openbaar vervoer en actieve modi is niet mogelijk. Het is bijvoorbeeld onmogelijk om bij nieuwe metrostellen de plaatsen voor fietsers apart te berekenen.
Het grootste deel van de begroting van parking.brussels lijkt voor de wagen bestemd te zijn (parkings, P+R, parkeerautomaten voor het betaald parkeren op de openbare weg ...). Niettemin is het doel van de activiteiten van het Parkeeragentschap niet in het minst het bevorderen van een zachte mobiliteit, met name door gebruikers te ontmoedigen om voor hun verplaatsingen een privéwagen te gebruiken. We zouden dus kunnen stellen dat de volledige begroting van parking.brussels, waarvan de omzet € 32.274.575,63 bedroeg in 2019, de zachte mobiliteit ten goede komt.
De installatie van een reeks openbare en overdekte fietsparkings is bovendien een van de specifieke opdrachten van parking.brussels. Als we het budget voor deze post in hetzelfde jaar loskoppelen, zien we dat er € 1.550.000 aan fietsenstallingen werd besteed (fietsparkings Beurs en De Brouckère - dagelijks beheer + fietspunt Beurs - dagelijks beheer + installatie van fietsboxen + communicatie).
In 2018 bedroeg dit specifieke budget € 850.000 (voor een omzet van € 23.939.437,66). Voor boekjaar 2020 werd voor deze post ongeveer € 980.000 vastgelegd.