Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de manier waarop de problematiek van "embodied carbon" opgenomen wordt in het beleid van de Bouwmeester.

Indiener(s)
Bianca Debaets
aan
Pascal Smet, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bevoegd voor Stedenbouw en Erfgoed, Europese en Internationale Betrekkingen, Buitenlandse Handel en Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp (Vragen nr 210)

 
Datum ontvangst: 10/07/2020 Datum publicatie: 07/09/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 02/09/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
16/07/2020 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Op maandag 22 juni laatstleden kwam Dhr. Kristiaan Borret, Bouwmeester van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, tijdens een hoorzitting de krachtlijnen van zijn tweede mandaat toelichten in de commissie voor de Territoriale Ontwikkeling. Dhr. Borret legde daarbij de nadruk op een meer klimaatgericht beleid. Zoals hij zelf stelde, verandert het kerncijfer omtrent zijn beleid van 10.000 (het jaarlijks aantal nieuwe inwoners in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest) naar 2 (het aantal graden Celsius dat onze planeet dreigt op te warmen).

Ondanks de daaraan gekoppelde doelstellingen die Dhr. Borret daaraan koppelde (zoals het creëren van meer groene ruimtes bij grootschalige projecten en het promoten van circulair bouwen), lijken de concepten van ‘embodied carbon’ en CO2-neutrale bouwmaterialen onderbelicht te blijven. Desalniettemin vormen dit wel twee elementen die een belangrijke bijdrage kunnen leveren in het verduurzamen van het stedenbouwkundig beleid.

Vandaar dat ik u graag volgende vragen stel:

- Welke visie heeft deze Regering omtrent ‘embodied carbon’ en het gebruik van CO2-neutrale bouwmaterialen? Hebt u maatregelen genomen om dergelijke concepten te stimuleren in de toekomstige of te renoveren gebouwen binnen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest? Hoe stimuleert u het gebruik hiervan?

- Hebt u over het gebruik van deze materialen al overleg gepleegd met de Bouwmeester en hoe deze kunnen ingepast worden in zijn werk? Zo ja, welke conclusies kwamen hieruit voort?

- Op welke manier zijn deze concepten (voldoende) opgenomen in zowel het beleid van de Bouwmeester als in het bredere stedenbouwkundige beleid?

- Kan u toelichten op welke manier er binnen de aflevering van vergunningen reeds aandacht is voor CO2-neutrale bouwmaterialen? Welke maatregelen onderneemt u opdat dit concept de nodige aandacht krijgt bij nieuwbouwprojecten? Pleegt u hieromtrent overleg met enkele projectontwikkelaars en grote bouwbedrijven?

- Kan u bevestigen dat deze concepten in het bijzonder vooropgesteld worden bij gewestelijke stedenbouwkundige projecten, om zo de voorbeeldfunctie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest te benadrukken? Zo ja, om welke eigen gewestelijke bouwprojecten gaat het?

- In het Energie-Klimaatplan 2030 van Leefmilieu Brussel wordt het concept van circulair bouwen kort aangeraakt. Kan u toelichten welk afspraken en doelstellingen zijn vooropgesteld omtrent de concrete invulling? Bestaat hierover structureel overleg tussen Leefmilieu Brussel, urban.brussels en de Bouwmeester?
 
 
Antwoord    De geïncorporeerde CO2 - embodied CO2 – is de CO2-uitstoot die vrijkomt bij het productieproces van een materiaal, constructie-element of gebouw, vanaf de grondstofwinning en productie van materialen tot en met het transport naar de bouwplaats en het in elkaar zetten van het gebouw. In het geval van een gebouw is belichaamde koolstof de CO2 die tijdens de bouw wordt uitgestoten.

Er dient gekeken te worden naar de totale opgenomen koolstof in de levenscyclus van gebouwen. Een volledige doorlichting en inventarisatie van de broeikasgasimpact van een gebouw moet zowel de opgenomen koolstof als de emissies van de exploitatie en een eventuele afbraak omvatten. Voor de constructie dienen er materialen gebruikt te worden die goed scoren wat betreft hergebruik, locatie (vermijden van ver transport), bewerking, gewicht en gebruik. De bedoeling daarbij is om alle koolstofemissies te evalueren met betrekking tot een product of dienst, van de productie van de grondstoffen over het gebruik en de uiteindelijke verwijdering.

Er is momenteel nog geen algemeen aanvaarde en eenvoudig toepasbare berekeningsnorm voorhanden die elk element in de cyclus meeneemt en die kan gebruikt worden bij de behandeling van de stedenbouwkundige vergunning. Dit vergt een grote hoeveelheid data en kennis over de reeds aanwezige en de te gebruiken materialen, hun herkomst, transport etc. De Brusselse Regering heeft echter op het einde van de vorige legislatuur beslist om mee in te stappen in een pilootproject voor de CO2 performantieladder samen met de andere gewesten en hiervoor dient elk gewest een aantal proefprojecten te lanceren. Daarnaast heb ik contacten gehad met instanties die bij de Europese instellingen pleiten voor proefprojecten voor “Zero emission construction sites”.

Het BWRO preciseert ondermeer in de doelstellingen dat de ontwikkeling en de ruimtelijke ordening van het Gewest dient te gebeuren op een duurzame manier door het zuinig gebruik van de bodem en zijn rijkdommen en door een verbetering van de energieprestatie van de gebouwen. Zowel het regeerakkoord als de bouwmeester in zijn intentienota preciseren dat dit aspect sterker onderzocht dient te worden. In de toekomst zal de GSV hier sterker op inzetten, en meer focussen op duurzaamheid.
Het stedenbouwkundig vergunningenbeleid beoordeelt of een project conform is met de stedenbouwkundige regelgeving en voldoet aan de goede ruimtelijke ordening. Op dit schaalniveau van de ruimtelijke ordening worden er dan ook keuzes gemaakt die invloed hebben op de totale koolstofemissies van een gebouw. Een groot verschil kan gemaakt worden bij de doorlichting van de keuzes voor het programma en van de ruwbouw. Dit kan bijvoorbeeld door een flexibel of mutueel gebruik van ruimten, door te stimuleren om onnodige afbraak van gebouwelementen te vermijden of door te zorgen dat nieuwe gebouwen flexibel genoeg zijn zodat ze bij een nieuwe bestemming/functie niet dienen afgebroken te worden.

Tijdens de begeleiding van wedstrijden en bij het voortraject van een vergunningsaanvraag voor grote projecten wordt het thema van indirecte CO2 uitstoot indien nodig ter sprake gebracht, afhankelijk van het type project en de opportuniteit. In het bijzonder gebeurt dit in de schoot van de projectvergadering, waar er samen met de specialisten van Brussel Leefmilieu over het opzet en de projectkeuzes gesproken wordt. Een nauwkeurige analyse over al dan niet behoud van een gebouw wint sterk aan belang. Daarom wil ik samen met de bouwmeester dit aandachtspunt veralgemenen en ook professionaliseren. Samen met Brussel Leefmilieu, Urban en de Bouwmeester zal de ontwikkeling van een berekeningsmethode voor “grijze energie” bij de vraag van behoud of sloop van bestaande gebouwen bekeken worden.

Het team van de bouwmeester is vanwege haar vroege aanwezigheid in het proces en haar brede expertise vaak goed geschikt om de bouwheer bij te staan bij een doorlichting van het programma. Ik ondersteun de bouwmeester in zijn voornemen om de bouwheer te ondersteunen bij een nauwere verifiëring van de haalbaarheid van het programma, niet alleen op het vlak van volumetrie en vergunbaarheid, maar ook qua juiste schatting van het budget en correcte analyse van de technische en financiële mogelijkheden van hergebruik van bestaande gebouwen en structuren.

Het vergunningenbeleid kan hier maar deels op inspelen. Ze behandelt niet alle keuzes die gemaakt worden bij de constructie van een gebouw. De beoordeling van bijvoorbeeld de opportuniteit van de gebruikte isolatiematerialen of constructiemethoden vallen buiten haar scope. De voorschriften wat betreft het milieu- en energiebeleid dienen hier toegepast te worden. Er dient opgemerkt te worden dat er vele kleine werken zijn die niet vergunningsplichtig zijn. Deze dienen wel te voldoen aan bepaalde voorschriften van de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening, maar er gebeurt op deze werken geen voorafgaande doorlichting door mijn diensten.

Tot slot is er een rol weggelegd voor de projectoproep be-exemplary. Deze analyseert, beoordeelt en ondersteunt projecten op basis van kwaliteits- en duurzaamheidsaspecten. Ondermeer in het kader van deze projectoproep hebben mijn diensten en de bouwmeester over dit thema en over circulair bouwen in het algemeen, reeds sinds enige tijd regelmatig overleg met specialisten bij Brussel Leefmilieu. De opgedane kennis hiervan zal verder ingezet worden om de komende jaren een strikter beleid te voeren wat betreft duurzame constructiewijzen en materiaalgebruik.