Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de werking van de Directie Gewestelijke Huisvestingsinspectie en de Directie Huurtoelagen en Leegstaande Woningen.

Indiener(s)
Mathias Vanden Borre
aan
Nawal Ben Hamou, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegd voor Huisvesting en Gelijke kansen (Vragen nr 334)

 
Datum ontvangst: 24/09/2020 Datum publicatie: 11/11/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 20/21 Datum antwoord: 09/11/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
01/10/2020 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Iedereen heeft het recht op een behoorlijke huisvesting. Alle woningen in Brussel die niet aan de minimale kwaliteitsnormen voor basiscomfort, veiligheid en gezondheid voldoen, kunnen via een administratieve procedure ongeschikt of onbewoonbaar verklaard worden.

Volgens de website
huisvesting.brussels moet de Directie Gewestelijke Huisvestingsinspectie (DGHI) erop toezien dat het recht op een behoorlijke huisvesting gegarandeerd wordt voor alle huurders in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De DGHI heeft als opdracht te controleren of de criteria inzake veiligheid, gezondheid en uitrusting (zoals bepaald in de artikelen 4 t.e.m. 17 van de Brusselse Huisvestingscode) worden nageleefd alsook conformiteitscontroleattesten af te leveren (op verzoek van de verhuurder wanneer die de nodige werkzaamheden heeft uitgevoerd aan een woning waarvoor een verhuurverbod werd opgelegd door de DGHI omdat voormelde kwaliteitsnormen niet werden nageleefd). Daarnaast is de Directie Huurtoelagen en Leegstaande Woningen (DHLW) bevoegd voor de strijd tegen leegstaande woningen.

Op mijn vragen over enerzijds het gebruik van de administratieve procedure ‘ongeschiktheid en onbewoonbaarheid’ en anderzijds de toepassing van de belasting op ongeschikte of onbewoonbare panden, hebt u op 7 juli 2020 onder meer het volgende geantwoord:
“Wat de waarschuwingen over de non-conformiteit betreft, moet worden opgemerkt dat in de loop van 2018 een veel systematischer informatieoverdrachtsysteem is ingevoerd tussen de Directie Huurtoelagen en Leegstaande Woningen en de Directie Gewestelijke Huisvestingsinspectie, hetgeen de snelle stijging van het aantal waarschuwingsdossiers inzake non-conformiteit in 2019 verklaart.
Op het gebied van inventarisatie, is elke gemeente er immers toe gehouden de inventaris van de leegstaande woningen die ze op haar grondgebied heeft geïdentificeerd, aan het Gewest door te geven. Deze verplichting wordt in feite slechts gedeeltelijk nagekomen en de volledigheid van de inventarissen varieert van gemeente tot gemeente. Bovendien zijn de gevolgde methode en de verzamelde gegevens niet afgestemd tussen de gemeenten.
Het opstellen van deze inventarissen laat dus niet toe een echt gewestelijk kadaster van leegstaande woningen op te stellen of een duidelijke en globale visie op het fenomeen te krijgen. Er moet overigens op worden gewezen dat deze verplichting voor de gemeenten tot het opstellen van een inventaris niet gepaard gaat met sancties. Er is dus geen enkele maatregel van toepassing op gemeenten die zich niet aan deze bepaling houden, behalve dat zij worden herinnerd aan het feit dat zij hun verplichting niet nakomen.
In plaats van gemeenten die hun verplichting niet nakomen te bestraffen, is het tegenwoordig de bedoeling om
de identificatie en inventarisatie van leegstaande woningen op gewestelijk niveau te heroriënteren. Zoals u tijdens de commissie huisvesting op 2 juli 2020 werd meegedeeld, loopt er bij Brussel Huisvesting momenteel een dienstenopdracht om de haalbaarheid en de operationaliteit van een inventarisatie van de leegstaande woningen te analyseren.
Het Gewest zal ook zijn steun aan de gemeenten kunnen heroriënteren naar deze lokale initiatieven, in het kader van
de huisvestingscontracten die tussen het Gewest en de gemeenten zullen worden gesloten.

Graag had ik u hieromtrent de volgende additionele vragen gesteld:

1. De snelle stijging van het aantal waarschuwingsdossiers inzake non-conformiteit in 2019 (van 5 naar 135!) wordt volgens u verklaard door de invoering in de loop van 2018 van een veel systematischer informatieoverdrachtsysteem tussen de DHLW en de DGHI.
Hoe zit dat informatieoverdrachtsysteem precies in elkaar en waarom werd dit slechts in 2018 ingevoerd? Kan dit systeem ook naar andere diensten getransponeerd worden als dit dan toch zo efficiënt is?

2. U stelt dat u de gemeenten, die flagrant hun verplichting om een inventaris van de leegstaande woningen te bezorgen niet nakomen, op geen enkele manier kan bestraffen, hetgeen nogal wraakroepend is. Het is daarentegen de bedoeling om de identificatie en inventarisatie van leegstaande woningen op gewestelijk niveau te heroriënteren.
Wat is de stand van zaken van de dienstenopdracht om de haalbaarheid en de operationaliteit van een inventarisatie van de leegstaande woningen te analyseren? Binnen welke termijn zou deze dienstenopdracht opgeleverd worden?

3. Wat de huisvestingscontracten tussen het Gewest en de gemeenten betreft, heb ik begrepen dat er met elke gemeente een contract zal worden gesloten waarin de gedeelde doelstellingen en de middelen om ze te verwezenlijken worden vastgelegd. Er kunnen ook financiële stimulansen of sanctiemechanismen aan worden verbonden.
Wat is de stand van zaken van deze contracten? Hoeveel contracten werden er al afgesloten? Wordt er, gelet op het risico van financiële transfers naar de gemeenten zonder tegenprestatie, voorzien in de mogelijkheid tot terugvordering dan wel in sancties?
 
 
Antwoord    Artikel 22 van het besluit van 28 november 2013 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bepaalt dat als er tijdens een inspectie van een woning vermoed wordt dat de woning niet conform is aan de normen bepaald op grond van artikel 4 van de Huisvestingscode, de gewestelijke inspectiedienst hiervan op de hoogte wordt gebracht.

Vóór 2018 werden enkel de meest ernstige inbreuken gemeld aan de gewestelijke inspectiedienst. Vanaf 2018 werd deze voorwaarde opgeheven en werd elke inbreuk systematisch aangetoond en gemeld aan de gewestelijke inspectiedienst, zonder enige beoordeling van de aard of de ernst van de inbreuk.


Wat betreft het transponeren van het systeem naar andere diensten, moet worden opgemerkt dat de DGHI reeds bevoegd is om de conformiteit van woningen te controleren naar aanleiding van klachten van vastgoedoperatoren, zoals gemeenten, of van verenigingen die ijveren voor de integratie via huisvesting. De DGHI onderhoudt regelmatige contacten met een groot aantal van deze diensten om een vlotte en efficiënte informatieoverdracht te verzekeren, zodat er voorrang kan worden gegeven aan gebouwen in zeer slechte staat of aan situaties waarin bijvoorbeeld het optreden van de gemeente alleen onvoldoende blijkt. De DGHI is altijd bereid om dit soort partnerschappen op te zetten, die overigens niet noodzakelijkerwijs geformaliseerd hoeven te worden in regelgevingen of protocollen. Elke openbare dienst of elke vereniging van welke aard dan ook die geconfronteerd wordt met woningen die niet voldoen aan de veiligheids-, gezondheids- en uitrustingsnormen, kan contact opnemen met de DGHI om meer informatie te verkrijgen over mogelijke samenwerkingsverbanden.

Om de dynamiek van omvorming tot woningen van leegstaande gebouwen en kantoren voort te zetten, heeft de regering onlangs een opdracht van diensten gelanceerd om de haalbaarheid en de operationaliteit van een inventarisatie van leegstaande woningen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest te onderzoeken.

De opdracht in kwestie werd op 31 augustus 2020 gegund aan de Université Libre de Bruxelles (ULB) en de Vrije Universiteit Brussel (VUB), die samenwerken in het kader van het Brussels Studies Institute (BSI), voor een bedrag van 166.089,44 euro (incl. BTW).

De vergadering met de verschillende betrokkenen voor de lancering van de opdracht vond plaats op 4 september 2020. De opdracht zal naar verwachting 9 maanden duren. Op 15 september 2020 vond ook al een technische vergadering plaats om de problematiek van de toegang tot gegevens te bespreken.

Na de eerste fase van de opdracht, die 9 maanden zal duren, zal er een eerste inventaris aan Brussel Huisvesting worden meegedeeld. In de opdracht is ook bepaald dat de inventaris twee maal zal worden bijgewerkt door de dienstverlener op basis van nieuwe beschikbare gegevens: een eerste keer een jaar nadat de inventaris is opgesteld en een tweede keer twee jaar nadat de inventaris is opgesteld.


Ik kan u meedelen dat ik elk van de Brusselse gemeenten heb ontmoet. Er werd een eerste ontwerp van het gemeentecontract opgesteld. Dit ontwerp moet nog worden goedgekeurd door de regering. In 2021 zal dan opnieuw contact worden opgenomen met de gemeenten om dit contract aan te passen aan de lokale realiteit van elke gemeente. Het contract zal een protocolakkoord zijn, met de bedoeling om de samenwerking tussen het Gewest en de gemeenten te versterken. Tijdens de gesprekken met de gemeenten werd snel duidelijk dat de verschillende overheden vele gedeelde doelstellingen hebben. Dit protocolakkoord moet de middelen vastleggen die nodig zijn om deze gemeenschappelijke doelstellingen te verwezenlijken.