Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de studies en wetenschappelijke elementen over de druk van honingbijen op wilde bijen.

Indiener(s)
Jonathan de Patoul
aan
Alain Maron, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie (Vragen nr 550)

 
Datum ontvangst: 27/10/2020 Datum publicatie: 14/01/2021
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 20/21 Datum antwoord: 04/01/2021
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
13/11/2020 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Tijdens de commissie voor het Leefmilieu van 14/10/2020, maakte u in het antwoord op mijn vraag over het verwijderen van de bijenkorven in de Natura 2000-zone gewag van het feit dat een hoge dichtheid van honingbijenkasten een druk kan betekenen voor wilde bijen in ieder geval geen veronderstelling is. Dit is een erkend feit binnen de wetenschappelijke gemeenschap, waarmee mijn administratie in nauw contact staat, met name via de Interfacultaire School voor Bio-ingenieurs van de Université Libre de Bruxelles (ULB), het Zoölogisch Laboratorium van de Universiteit van Bergen (UMons), de Belgische Koninklijke Vereniging voor Entomologie en het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN), alsook via de Franse vereniging Arthropologia of het “Agence régionale de la biodiversité” van Île-de-France. Deze convergerende wetenschappelijke elementen hebben aanleiding gegeven tot de adviezen van de Brusselse Hoge Raad voor Natuurbehoud en de “Conseil supérieur wallon de la conservation de la nature”.

Kunt u mij de convergerende wetenschappelijke elementen doorgeven die aanleiding hebben gegeven tot de adviezen van de Brusselse Hoge Raad voor Natuurbehoud?
 
 
Antwoord    Ik nodig u uit om het initiatiefadvies van de Brusselse Hoge Raad voor Natuurbehoud rechtstreeks te raadplegen of om contact op te nemen met het secretariaat van de Raad. https://environnement.brussels/sites/default/files/avi_csbcn_abeilles.pdf

Daarnaast is een overzicht van 170 studies beschikbaar in het Frans op de website van het Observatoire des Abeilles (Vereecken, Dufrêne & Aubert, 2015). Het omvat de ‘baanbrekende’ studies die vanaf de jaren 2000 de aanzet hebben gegeven tot deze bezorgdheden, met name Steffan-Dewenter & Tscharnke (2000) en Goulson (2003).

Mijn administratie volgt dit thema al enkele jaren op de voet en heeft sinds 2015 ook verschillende gepubliceerde studies gecompileerd, waaronder de onderstaande, die wijzen op de negatieve effecten van de bijenteeltpraktijken. Ze voeden het gewestelijke voorzichtige standpunt, dat is opgebouwd rond drie belangrijke effecten op de populaties en ecosystemen; het is beter om de samenvattingen en conclusies te lezen, aangezien de complexe en weloverwogen nuances van de auteurs uiteraard niet naar voren komen in de weinige samenvattingsregels die hier voor elk van hen worden gegeven. Ze moeten natuurlijk worden geïnterpreteerd in het licht van hun respectieve grenzen (bestudeerde soorten, betrokken milieus, methodologische beperkingen, enz.).

1) Concurrentie (voedsel), bescheidener - maar waarschijnlijk aanwezig - in gebieden waar Apis mellifera inheems is, rechtstreeks voortvloeiend uit de ecologie van de soorten en de kenmerken van het milieu (met name de versnippering van het landschap) - met een over het algemeen meer uitgesproken impact op grote soorten:
­ Maneke & Klein (2015): significante vermindering van het voortplantingssucces van Osmia bicornis in de aanwezigheid van Apis mellifera (gecontroleerde omstandigheden, onder beschutting).
­ Torné-Noguera et al. (2016): Spanje, aanwezigheid van A. mellifera negatief gecorreleerd met wilde populaties bij de waargenomen dichtheid van bijenkasten (3,5 bijenkasten/km²).
­ Herbertsson et al. (2016): Zweden, hommelgemeenschappen - vooral soorten met een beperkte actieradius - beïnvloed door A. mellifera in gefragmenteerde habitats met verarmde flora.
­ Thomson (2016): Californië (niet-inheemse Apis), negatieve correlatie tussen A. mellifera en Bombus spp. vastgesteld sinds 1999, coherent met voedselconcurrentie in verband met andere klimaatfactoren.
­ Lindström et al. (2016): Zweden, aanzienlijke vermindering van de dichtheid van wilde, op bloemen levende insecten (bijen, zweefvliegen, vliegen, enz.) in de aanwezigheid van bijenkasten op koolzaadvelden, waarschijnlijk als gevolg van een verplaatsing van populaties (vermijding).
­ Henry & Rodet (2018a, 2018b, 2020): Zuid-Frankrijk,
Natura2000, reductie van bijna 50% van de rijkdom aan wilde soorten in een straal van 900 m rond bijenkasten (invloed tot 1100 m), en concurrentie tussen bijenkasten (-44% in opbrengst en -33% in stuifmeeloogst).
­ Wojcik et al. (2019) - review van 19 studies (niet allemaal in het natuurlijke verspreidingsgebied): 2 studies komen niet tot een conclusie, 7 studies concluderen dat er geen concurrentie is en 10 dat er concurrentie is, in het voordeel van de honingbij; voorzorgsbeginsel voor hommels (concurrentie voldoende gedocumenteerd), nood om kennis over andere wilde soorten te vergroten.
­ Ropars et al. (2019): Parijs, negatief effect van bijenkasten op hommel- en bloemenkeverpopulaties tot 1 km rond bijenkasten.
­ Hansson (2020): Zweden, de voorkeuren van A. mellifera overlappen grotendeels met die van bijna bedreigde en kwetsbare wilde bijen op de Rode Lijst van de IUCN.
­ Jeavons, van Baaren & Le Lann (2020): Bretagne, in landbouwomgevingen met monoteelt, zal de aanwezigheid van A. mellifera waarschijnlijk meer gespecialiseerde bestuivers benadelen en meer algemene ruimten bevoordelen; bij de exploitatie van bronnen wordt een ruimtelijke en/of temporele verdeling waargenomen.
­ Ropars et al. (2020): Zuid-Frankrijk, negatieve correlatie tussen A. mellifera en grote soorten wilde bijen, voorzorgsprincipe aanbevolen.
­ Wignall et al. (2020): VK, onder gecontroleerde omstandigheden, op lavendel, concurrentie waargenomen tussen A. mellifera en hommels, met seizoensgebonden schommelingen (sterkere impact in de zomer).


2) Overdracht van parasieten en ziekten van de honingbij naar wilde soorten.
­ Greystock et al. (2016): sterk verband tussen de introductie van beheerde soorten en de achteruitgang van wilde bijensoorten.
­ Tehel, Brown & Paxton (2016): sterk vermoeden van overdracht van het misvormdevleugelvirus van A. mellifera op wilde soorten, en waarschijnlijk risico voor 10 andere virussen.
­ Bailes et al. (2018): observatie van besmetting van zweefvliegen (vliegen) met virussen van de honingbij, bezorgdheid voor andere bestuivers.
­ Alger, Burnham & Brody (2019): gedocumenteerde overdracht rechtstreeks naar bloemen, draaischijven van virusverspreiding.
­ Müller, McMahon & Rolff (2019): besmetting van Osmia door Nosema ceranae (schimmelparasiet van de honingbij) in de buurt van bijenkasten.
­ Strobl et al. (2019): observatie van infecties van Osmia door Crithidia mellificae, een andere ziekteverwekker van de honingbij.


3) Wijziging van plantengemeenschappen door wijziging van bestuivingsnetwerken, waardoor exotische (inclusief invasieve) soorten kunnen worden bevoordeeld ten koste van inheemse wilde soorten.
­ Geslin et al. (2017): Parijs, effect van A. mellifera op bestuivingsnetwerken, mogelijk in het voordeel van invasieve exotische planten (Robinia, Ailanthus, enz.); coherent met de door Lemoine (2010) gerapporteerde gegevens voor de reuzenbalsemien (Impatiens glandulifera) of de slipbladige rudbeckia (Rudbeckia laciniata).
­ Magrach et al. (2017): Spanje, vermindering van het voortplantingssucces van wilde planten aan de rand van landbouwgebieden met bijenkasten.
­ Ropars et al. (2019): Parijs, verhoogde frequentie van A. mellifera op tuinbouwgewassen met mogelijk concurrentievoordeel in stedelijke gebieden.
­ Valido, Rodriguez-Rodriguez & Jordano (2019): Spanje, een 3 jaar durende interventionistische studie in de natuurlijke omgeving, toont de ernstige negatieve effecten aan van de introductie van bijenkasten op planten-bestuiversnetwerken.
­ Milner et al. (2020) - modellering: de introductie van bijenkasten zou populaties wilde soorten verdringen en het voortplantingssucces van geassocieerde planten verminderen (en de selectie van functionele kenmerken met betrekking tot A. mellifera in de populaties bevorderen).

Naast de Brusselse Hoge Raad voor Natuurbehoud hebben verschillende wetenschappers en instellingen aanbevelingen geformuleerd voor het beheer van natuurgebieden (reservaten en Natura 2000), met name op basis van de bovengenoemde studies.
­ In Nederland heeft van der Spek al in 2012 aanbevolen om de bijenkasten te verwijderen, zich te beperken tot historisch gedocumenteerde bijenteeltactiviteiten, uitsluitingszones van 1,5 km rond zeldzame of bedreigde soorten in te stellen en de bijenteelt alleen toe te staan in gebieden van 50 ha of meer, waarbij drempels worden voorgesteld die afhankelijk zijn van de aard van de dominante vegetatie en die worden vastgesteld op 25% van de waargenomen concurrentiedrempels: bv. 0,003 bijenkast/ha gevarieerde vegetatie.
­ In Frankrijk beveelt het INRAE (Henry & Rodet, 2018b, 2020) voor het beheer van de natuurreservaten en de Natura 2000-gebieden een reflectie aan op het gebied van de bijenteeltzones (van 600 en 1100 m), die met name een minimumafstand van 2,5 km tussen bijenkasten en de instelling van ‘beschermde’ zones zonder bijenkasten en ver van bijenkasten impliceert.
­ Voor Vlaanderen beveelt Natuurpunt ook het verwijderen van bijenkasten aan en, gezien hun relatieve kleinschaligheid, hun afstand tot beschermde gebieden (Vanormelingen et al., 2020).


Volledige referenties:
Alger, S.A., Burnham, A., Boncristiani, H.F., & Brody, A.K. RNA virus spillover from managed honeybees (Apis mellifera) to wild bumblebees (Bombus spp.). PLOS ONE, 14(6).
Bailes, E.J., Deutsch, K.R., Bagi, J., Rondissone, L., Brown, M.J., & Lewis, O.T. (2018). First detection of bee viruses in hoverfly (syrphid) pollinators. Biology letters, 14(2).
Geslin, B., Gauzens, B., Baude, M., Dajoz, I., Fontaine, C. Henry, M., Ropars, L., Rollin, O., Thébault, E., & Vereecken, N.J. (2017). Massively Introduced Managed Species and Their Consequences for Plant–Pollinator Interactions
. Advances in Ecological Research, 57 ,147-199.
Goulson, D. (2003). Effects of Introduced Bees on Native Ecosystems, Annual Review of Ecology, Evolution, and Systematics, 34. 1-26
Graystock, P., Blane, E.J., McFrederick, Q.S., Goulson, D., & Hughes, W.O.H. (2015). Do managed bees drive parasite spread and emergence in wild bees? International Journal for Parasitology: Parasites and Wildlife,5(1). 64-75.
Hansson, C. (2020). Competition between wild bees and managed honeybees – a review of floral preferences. Uppsala: SLU, Dept. of Animal Environment and Health.
Henry M., & Rodet G. (2018a). Controlling the impact of the managed honeybee on wild bees in protected areas. Scientifc Reports, 8. 9308.
Henry M., & Rodet G. (2018b). Étude des interactions écologiques entre l’abeille domestique et les abeilles sauvages dans un espace naturel protégé : le massif de la Côte Bleue, site du Conservatoire du Littoral. Rapport d’étude, convention Recherche & Développement n°2014CV18. INRA-ADAPI. 
Henry, M., & Rodet, G. (2020). The apiary influence range: A new paradigm for managing the cohabitation of honey bees and wild bee communities. Acta Oecologica, 105.
Herbertsson, L., Lindström, S.A.M., Rundlöf, M., Bommarco, R., Smith, H.G. (2016). Competition between managed honeybees and wild bumblebees depends on landscape context. Basic and Applied Ecology, 17(7). 609-616.
Jeavons, E., van Baaren, J., & Le Lann, C. (2020). Resource partitioning among a pollinator guild: A case study of monospecific flower crops under high honeybee pressure. Acta Oecologica, 104.
Lemoine, G. (2010). Faut-il favoriser l’Abeille domestique Apis mellifera en ville et dans les écosystèmes naturels ? Le Héron, 43(4). 248-256.
Linström, S.A.M., Herbertsson, L., Rundlöf, M., Bommarco, R., & Smith, H.G. (2016). Experimental evidence that honeybees depress wild insect densities in a flowering crop. Proceedings of the royal society B, 283(1843).
Magrach, A., González-Varo, J.P., Boiffier, M., Vilà, M., Bartomeus, I. (2017). Honeybee spillover reshuffles pollinator diets and affects plant reproductive success. Nature Ecology & Evolution, 1. 1299-1307.
Maneke, A., & Klein, A. (2015). Red mason bees cannot compete with honey bees for floral resources in a cage experiment. Ecology and Evolution, 5(21). 5049-5056.
Manley, R., Temperton, B., Doyle, T. Gates, D., Hedges, S., Boots, M., & Wilfert, L. (2019). Knock-on community impacts of a novel vector: spillover of emerging DWV-B from Varroa-infested honeybees to wild bumblebees. Ecology Letters, 22(8). 1306-1315.
Milner, J.R.D., Bloom, E.H., Crowder, D.W., & Northfield, T.D. (2020). Plant evolution can mediate negative effects from honey bees on wild pollinators. Ecology and Evolution, 10(10). 4407-4418.
Müller, U., Mcmahon, D.P., & Rolff, J. (2019). Exposure of the wild bee Osmia bicornis to the honey bee pathogen Nosema cerana. Agricultural and Forest Entomology,
Ropars, L., Dajoz, I., Fontaine, C., Muratet, A., & Geslin, B. (2019). Wild pollinator activity negatively related to honey bee colony densities in urban context. PLoS ONE, 14(9).
Ropars, L., Affre, L., Schurr, L., Flacher, F., Genoud, D., Mutillod, C., & Geslin, B. (2020). Land cover composition, local plant community composition and honeybee colony density affect wild bee species assemblages in a Mediterranean biodiversity hot-spot. Acta Oecologica, 104.
Steffan-Dewenter, I; & Tscharntke, Y. (2000). Resource overlap and possible competition between honey bees and wild bees in central Europe. Oecologia, 122(2). 288-296.
Strobl, V., Yanez, O., Straub, L, Albrecht, M., & Neumann, P. (2019). Trypanosomatid parasites infecting managed honeybees and wild solitary bees. International Journal of Parasitology, 49(8). 605-613.
Tehel, A., Brown, M.J.F., & Paxton, R.J. (2016). Impact of managed honey bee viruses on wild bees. Current opinion in virology, 19(16-22).
Thomson, D. (2016). Local bumblebee decline linked to recovery of honeybees, drought effects on floral resources. Ecology Letters, 19(10). 1247-1255.
Torné-Noguera, A., Rodrigo, A., Osorio, S., & Bosch, J. (2016). Collateral effects of beekeeping: Impacts on pollen-nectar resources and wild bee communities. Basic and Applied Ecology, 17(3). 199-209.
Valdo, A., Rodriguez-Rodriguez, M.C., Jordano, P. (2019). Honeybees disrupt the structure and functionality of plant-pollinator networks. Scientific Reports, 9:4711.
van der Spek, E. (2012). Effecten van honingbijen, Apis mellifera, op insecten in natuurterreinen. Entomologische berichten, 72(1-2). 103-111.
Vanormelingen P., Schelfhout S., Foubert O., Eeraerts M., & D’Haeseleer J. (2020). Honingbijen in natuurgebieden: Mogelijke voedselcompetitie noopt tot voorzichtigheidsprincipe. Natuur.focus 18(4). 154-161.
Vereecken, N.J., Dufrêne, E., & Aubert, M. (2015). Sur la coexistence entre l’abeille domestique et les abeilles sauvages. Rapport de synthèse sur les risques liés à l’introduction de ruches de l’abeille domestique (Apis melliferaà vis-à-vis des abeilles sauvages et de la flore. Observatoire des Abeilles (OA).
Wignall, V.R., Campbell Harry,I, Davies, N.L., Kenny, S.D., McMinn, J.K., & Ratnieks, F.L.W. (2020). Seasonal variation in exploitative competition between henybees and bumblebees. Oecologica, 192. 351-361.
Wojcik, V.A., Morandin, L.A., Davies Adams, L, & Rourke, K.E. (2018). Floral resources competition between honey bees and wild bees: Is there clear evidence and can we guide management and conservation? Environmental entomology, 47(4). 822-833.