Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de studies over de uitbreiding van het metronet.

Indiener(s)
Marc Loewenstein
aan
Elke Van den Brandt, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit, Openbare Werken en Verkeersveiligheid (Vragen nr 661)

 
Datum ontvangst: 25/11/2020 Datum publicatie: 22/01/2021
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 20/21 Datum antwoord: 18/01/2021
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
08/12/2020 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    In 2020 werd de studie over de uitbreiding van het metronet naar het westen afgerond, in 2021 zal een haalbaarheidsstudie opgestart worden over de uitbreiding van het metronet naar het zuiden.

1. Welke zijn de conclusies van de studie voor de uitbreiding van de metrolijn naar het westen? Welke trajecten werden bestudeerd?

2. Kunt u mij meer vertellen over de geplande haalbaarheidsstudie voor de metro zuid? Welke zijn de termijnen? Welke trajecten werden bestudeerd?
 
 
Antwoord    De studie over de uitbreiding van de metro naar het westen omvat twee fasen:
­ een eerste fase met een algemene analyse van de behoeften inzake mobiliteit op lange termijn;
­ een tweede, meer fijnmazige onderzoeksfase inzake de keuze en analyse van een tracé.

Tijdens die tweede fase heeft een eerste multicriteria-analyse plaatsgevonden, waarbij rekening gehouden werd met de performantie en bruikbaarheid van het aanbod, de inbreng die de nieuwe bediening van de sector biedt en de technische en financiële beperkingen, en daardoor zijn er vijf uit te diepen scenario's overgebleven.

Deze scenario's dragen bij aan de uitbouw van de mazen van het structurerende netwerk, die een kernelement vormen in de ontwikkeling van het netwerk en passen binnen een geheel van maatregelen om een modale verschuiving in de hand te werken, geformuleerd in het plan Good Move.

Deze scenario's stemmen overeen met drie grote bedieningscorridors:
­ corridor A: Simonis - Berchem, met varianten inzake de uitbating van tram- en buslijnen met een hoog dienstniveau;
­ corridor B: Zwarte Vijvers - Berchem;
­ corridor C: Beekkant - Berchem.

Voor scenario's B en C zijn enkel de metroalternatieven overwogen, aangezien er in feite al een tramoplossing bestaat op zeer gelijkaardige trajecten (tram 82).

Aan elk scenario zijn eindhaltevarianten in het westen (Groot-Bijgaarden) toegevoegd.

De conclusies van de studie zijn te vinden in de netwerkontwikkelingsprojecties die Good Move in kaart brengt: corridor A biedt het meest potentieel voor een metro-uitbreiding. Dit potentieel bestaat tot aan Basiliek, in het bijzonder met het oog op een versterking van de middelste ringweg. Meer in het westen neemt het potentieel snel af, en begint er een concurrentie-effect te spelen met het S-aanbod voor verplaatsingen naar het stadscentrum, en met tram 19 voor lokalere verplaatsingen. Een uitbreiding tot aan de gewestgrens of zelfs iets verder valt slechts op heel lange termijn te overwegen.

In dit stadium bevestigt de studie dat er reizigerspotentieel is en dat een dergelijke verlenging technisch haalbaar is.

Voor de metro naar het zuiden wordt de studie aan Beliris toevertrouwd.